Yves Liégeois wil parketten hervormen

Liégeois, die het voorbije jaar voorzitter was van het college van procureurs-generaal, bracht een overzicht van de tientallen hervormingsvoorstellen die leven binnen de werkgroepen die het Openbaar Ministerie oprichtte om zichzelf te hervormen. Hij herhaalde dat de expertisenetwerken van de parketten ter beschikking staan van de minister van justitie en het parlement om zo de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren. Hij herhaalde eveneens dat een overlegstructuur met de Gemeenschappen en Gewesten wordt opgestart om het vervolgingsbeleid van de parketten voor de domeinen waarvoor gemeenschappen en gewesten bevoegd zijn te bespreken.

De Antwerpse procureur-generaal kondigde aan dat de interne website van het Openbaar Ministerie Omptranet binnenkort ook thuis zal kunnen worden geconsulteerd. Deze site werd nog maar pas ontwikkeld om informatie te verspreiden – richtlijnen over het strafrechtelijk beleid, adressenlijsten, wachtdiensten, administratieve mededelingen – maar ook om belangrijke rechtspraak voor iedereen ter beschikking te stellen. Via Omptranet kunnen de magistraten ook met elkaar discussiëren.

De procureur-generaal beklemtoonde dat het wegwerken van de gerechtelijke achterstand in strafzaken prioritair is. Toch neemt die achterstand in strafzaken de jongste jaren af. In 2003 duurde het nog 311 dagen voor een zaak voor de correctionele rechtbank kwam, als het parket de dader zelf dagvaardde, in 2007 was dat 253 dagen, 18% sneller. De dreiging dat de achterstand weer zal groeien is groot en daar zijn allerhande oorzaken voor.

De wetten worden almaar ingewikkelder en slechter van kwaliteit; de bevoegdheden zijn versnipperd over meerdere staatsinstellingen waardoor een strafdossier veel moeilijker wordt; er is een chronisch tekort aan personeel omdat werken bij het parket geen interessant carrièreperspectief biedt; de procedure om aan te werven duurt veel te lang, wat bij personeelsverschuivingen en promoties grote problemen geeft; justitie krijgt te weinig geld zodat zelfs deskundigen niet meer betaald kunnen worden. Om deze gerechtelijke achterstand terug te dringen moeten ieder parket en auditoraat nu een plan maken en worden specialisatie en samenwerking bevorderd.

Welke voorstellen leven bij de werkgroepen:

  • Een werkgroep wil de parketten organiseren per provincie in plaats van per arrondissement. Zo kunnen de substituten zich makkelijker specialiseren en de financiële strafzaken daardoor op tijd af geraken. Met een “regio” bedoelt de werkgroep niet noodzakelijk een “gewest”. Ze denkt eerder aan de situatie van de Antwerpse haven, die nu in twee provincies en twee gerechtelijke arrondissementen ligt, maar die in de toekomst best in één regio zou liggen.
  • De parketten zouden in dit voorstel opgesplitst worden in afdelingen en de arbeidsauditoraten zouden in die eenheidsstructuur worden opgenomen. Ieder nieuw parket zou ook zijn eigen financiële middelen moeten krijgen.
  • Een andere werkgroep wil alle partners in de “veiligheidsketen” beter op elkaar afstemmen. De bedoeling is dat niemand overbodig werk verricht. De politie moet dus niet speuren naar misdrijven die het parket toch niet kan afhandelen, het parket moet niet meer vervolgen dan de rechtbanken kunnen afhandelen. Dat is de basisidee. Terzake is “case management” nodig. Daarbij worden per groot dossier afspraken gemaakt tussen het parket, de politie en de onderzoeksrechter over hoelang dit dossier moet duren en ook hoeveel mensen hiervoor worden ingezet.
  • De procureur moet voorzitter worden van een arbitragecommissie. Die moet geschillen afhandelen over het aantal speurders dat een substituut of een onderzoeksrechter op één bepaald dossier willen inzetten. De politiediensten moeten immers niet op alle verzoeken om speurders ter beschikking te stellen ingaan en dat is al vele jaren een doorn in het oog van het gerecht.
  • Het openbaar ministerie zelf mag aan de onderzoeksrechter geen vage opdrachten meer geven, het moet zijn taak heel strikt omschrijven en later niet zomaar kriskras uitbreiden. Bovendien moet het parket de dossiers van de onderzoeksrechter voortdurend opvolgen, zodat het mogelijk is om de zaak onmiddellijk naar de raadkamer te sturen als het onderzoek klaar is. Nu gaan in financiële dossiers soms meerdere jaren verloren omdat de procureur nadat hij een dossier van de onderzoeksrechter kreeg doorgespeeld, eerst nog tienduizenden pagina’s moet lezen om te weten welk crimineel etiket nu precies op de feiten uit het dossier geplakt moet worden.
  • Het parket moet voorts op ieder moment een strafdossier kunnen stopzetten door een minnelijke schikking. Nu kan dit alleen tot beslist wordt over vervolging of seponering. Minnelijke schikking moet in de toekomst mogelijk zijn tot een zaak voor de strafrechter komt. Liégeois zelf acht dit bijzonder aangewezen bij financiële misdrijven. In feite stelt de werkgroep hiermee een lichte vorm van “plea bargaining” voor, waarbij parket en verdachte “onderhandelen” over wat gaat gebeuren.
  • Er moet ook één nationale databank voor ballistiek komen. En de manier waarop de politie vingerafdrukken en foto’s neemt of mensen beschrijft, verschilt overal en laat te wensen over, zo meent het openbaar ministerie. Ze moet dringend verbeteren. Sporen op de plaats van het misdrijf moeten ook overal op één en dezelfde manier komen worden opgenomen. De werkgroep werkt aan een draaiboek waarin alle stappen van een strafonderzoek staan.
  • Om al deze voorstellen te realiseren heeft het openbaar ministerie een stappenplan klaar. In een eerste fase krijgt ieder rechtsgebied een overlegstructuur om de hervormingen te begeleiden. Daarna komen er afspraken om samen te werken op bepaalde deelgebieden (informatica, uitvoering van bepaalde opdrachten, financiële onderzoeken e.d.). Ieder jaar wordt een verslag van de stand van zaken gemaakt, om zo te komen tot verdere integratie. Ten slotte moeten wetswijzigingen bepaalde hervormingen mogelijk maken. In Brussel pleitte advocaat-generaal Pierre Erauw voor een nieuwe wet die moet bepalen wanneer een expertise of een wedersamenstelling in strafzaken volledig tegensprekelijk moet zijn.
  • Nu heerst daarover de grootste onduidelijkheid: de diverse rechtsorganen (Grondwettelijk Hof, Hof van Cassatie, Hoven van Beroep, Europees Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg) spreken elkaar tegen. De enen vinden dat alle partijen altijd bij alle expertises en onderzoeksdaden aanwezig moeten zijn, de anderen alleen als dit technisch nuttig is, nog anderen als de onderzoeksrechter het nodig en haalbaar vindt. Hier moet duidelijkheid worden geschapen door het parlement. Erauw meende eveneens dat een dossier dat door de onderzoeksrechter is afgehandeld rechtstreeks door het parket voor de strafrechter moet kunnen worden gebracht. De schakel van de raadkamer hoeft voor hem dus niet meer.

Bron » Gazet van Antwerpen