Een “advocaat van de oude stempel”, zo noemt Jef Vermassen (77) zichzelf. En daarom is hij zelden te zien in grote drugszaken. De nestor van de Vlaamse strafpleiters heeft een nieuw boek geschreven, Seriemoordenaars: “Ik stel vast dat mensen van nu steeds meer de kenmerken van psychopaten vertonen.”
Vorige maand pleitte hij nog voor assisen in Gent in het kader van een passioneel drama: een man had de echtgenoot van zijn minnares neergeschoten, omdat zij besloten had dat ze haar huwelijk wilde redden. En ook de moordzaak tegen Dave De Kock komt er snel aan. De Kock vermoordde in januari 2022 de vierjarige Dean van wie hij de oppas was. Jef Vermassen is de advocaat van de moeder van Dean. “Dat gaat een heftig proces worden voor assisen. Zaken waarbij kinderen betrokken zijn, pakken me altijd het meest – denk aan Luna in de zaak Hans Van Themsche en de kindjes van de crèche waar Kim De Gelder gemoord heeft. ”
Vermassen mag dan 77 zijn, het heilige vuur van assisen brandt nog steeds. Maar tussen het pleiten door heeft hij ook weer een boek geschreven, Seriemoordenaars. Het is zijn derde boek na Moordenaars en hun motieven en Meester, ik heb geen tranen meer, zijn boek over slachtoffers van gewelddaden.
“Ik doe het nog oldskool. Ik schrijf met een pen op papier. Dan spreek ik die tekst in op een dictafoon. En bij de uitgeverij wordt dat uitgetikt. Ik werk niet op een computer, dat kan ik niet. Maar elke zin die ik schrijf, moet correct zijn. Die liefde voor taal heb ik meegekregen van mijn leraar in het Sint-Lievenscollege in Gent, meneer Gerard, de vader van Wouter Vandenhaute. Hij heeft ons geleerd dat elk woord op zijn plaats moet staan.”
Een dag voor het interview is Vermassen nog gaan spreken over zijn boek aan de Gentse universiteit op uitnodiging van een studentenvereniging. “Ik schrik er altijd van hoe die studenten aan mijn lippen hangen, terwijl ik echt niet meer van hun generatie ben. Ze hebben me op het einde een applaus van vijf minuten gegeven. Ik denk dat ze vooral mijn authenticiteit appreciëren. Of zou het zijn omdat true crime tegenwoordig zoveel succes heeft?”
Waar komt uw fascinatie met seriemoordenaars vandaan?
“Die dateert uit oktober 2002. Toen waren Johan Allen Muhammad en Lee Boyd Malvo actief, de sluipschutters van Washington die drie weken lang willekeurig mensen neerschoten in de stad. De jacht op de moordenaars heeft weken geduurd en er heerste een angstpsychose in de stad. Het was zelfs een hoofdpunt bij ons op radio en tv. Ik vond dat als criminoloog fascinerend en vanaf toen ben ik dat fenomeen beginnen te bestuderen. De VS kampten al een aantal jaar met een plaag van seriemoordenaars. De FBI is zich gaan toeleggen op profiling, dat is soms de enige manier om dat soort moordenaars te vatten.”
“Maar als het in Amerika regent, dan druppelt het in Europa. Bij ons is het besef later gekomen dat ook hier seriemoordenaars kunnen opduiken: zo zijn er Ronald Janssen, Kim De Gelder en Stephaan Du Lion, de glazenwasser die vier vrouwen heeft gedood in de jaren 90, maar pas in 2017 werd opgepakt. Ik heb in al die zaken gepleit voor assisen. Ze staan allemaal in mijn boek. Ik stel vast dat mensen tegenwoordig steeds meer de kenmerken van psychopaten vertonen.”
“Dat komt door onze levenswijze: het leven is anoniemer, mensen kunnen zich makkelijker afzonderen, er is minder sociale controle. En wat uit alle studies over seriemoordenaars blijkt: het gaat vooral weer om jonge mensen die als kind de trein gemist hebben. Meestal hebben ze een verstoorde relatie met hun moeder. Er wordt vaak meewarig gelachen als advocaten pleiten over een slechte jeugd. Maar in heel veel gevallen is dat gewoon zo.”
Waarom zien we u zo vaak op assisen moordenaars en vooral hun slachtoffers verdedigen en zo weinig in de grote drugszaken waar uw confraters goed geld mee verdienen?
“Ik ben van de oude stempel. Het klinkt misschien raar als ik dat zeg, maar ik moet contact hebben met de man of vrouw die ik verdedig. Als iemand tegen mij zegt: ‘Ik heb iets vreselijks gedaan, ik vind dat erg, ik zit daar mee in’, dan wil ik die persoon verdedigen. De drugswereld is een andere wereld. Daar loopt het contact tussen advocaat en cliënt heel anders. Vaak willen de cliënten de zaak in handen nemen. Van spijt is er meestal geen sprake. Het is mijn wereld niet.”
“Op assisen heb ik een evolutie doorgemaakt. In het begin – de jaren 70 en 80 – heb ik vaak daders verdedigd. In die tijd ging dat zo. De beschuldigde liet zich verdedigen door een echte strafpleiter, de slachtoffers namen de advocaat van het dorp, omdat ze die kenden en hij niet veel kostte. Later konden de slachtoffers zich door de invoering van verzekering met rechtsbijstand ook een gespecialiseerde pleiter veroorloven. Zo ben ik meer slachtoffers beginnen te verdedigen. Het was een vorm van natuurlijke evolutie.”
Er zijn mensen die zeggen dat assisen een relict van het verleden is en dat het zal sterven samen met Jef Vermassen.
“Als dat klopt, dan wil ik 500 jaar worden (lacht). Trouwens, op mijn kantoor heb ik nu vier jonge medewerkers die dat niet graag zullen horen. Assisen zal altijd zijn nut hebben. Een assisenjury vergist zich zelden. Ze zitten er in 95 procent van de zaken helemaal op. De beroepsrechters halen geen beter resultaat, daar ben ik van overtuigd. En dat de jury te dom zou zijn om alles goed te begrijpen, is al helemaal een fabeltje. Ik herinner me dat we in 2011 in Brussel het proces over de moord op agente Kitty Van Nieuwenhuysen gingen pleiten. Toen het proces gedaan was, kreeg de jury een vierhonderdtal schuldvragen mee om te beantwoorden in het beraad. De verzamelde advocaten van de slachtoffers gingen intussen samen een glas drinken. Toen we terug in de zaal kwamen, stond een van de juryleden recht en zei: ‘Ik geloof dat er een fout staat in de vragen’. En hij had gelijk. Hij had het gezien en wij niet.”
“Als er al discussie is over de jury, dan is dat vaak omdat de pers of mensen die niet op het proces aanwezig waren, er een discussie van maken. En niet omdat er in de rechtszaal twijfel was. In de zaak van de parachutemoord met Els Clottemans is dat gebeurd. Plots heeft iedereen een mening die niet op feiten gebaseerd is.”
Maar moeten processen zoals dat over de aanslagen van Brussel en Zaventem nog voor assisen gevoerd worden?
“Nee, het proces van de aanslagen van Brussel en Zaventem had nooit aan een jury moeten zijn toevertrouwd. Zo een lang, gruwelijk proces mag je die mensen niet aandoen. Dat is niet menselijk. Maar zelfs in dat buitengewone proces heeft de jury haar werk perfect gedaan.”
Wanneer bent u van plan om het kalmer aan te doen?
“Ik probeer al zaken uit te besteden aan mijn medewerkers en ik maak tijd voor mijn kinderen en kleinkinderen. Maar ik ben nog veel te graag advocaat.”
“En als ze me vragen voor lezingen zeg ik ook vaak ja, omdat ik vind dat het mijn plicht is tegenover de maatschappij.”
“Maar dat ik mediageil zou zijn, dat sprookje mag stilaan de vuilnisbak in. Ik zoek de aandacht niet. Programma’s zoals Deslimste menster wereld en De verraders hebben me gevraagd, maar ik doe daar niet aan mee. Ik denk niet dat ik heel geschikt zou zijn voor De slimste mens, maar los daarvan vind ik ook niet dat het past bij de advocatuur.”
U zei ooit dat u na dit boek er nog een wilde schrijven, uw laatste, waarin u een rapport van justitie zal opmaken aan de hand van zaken waarin u gepleit heeft, zoals de parachutemoord en de beerputmoord.
“Ik heb mijn vrouw onlangs beloofd dat niet te doen. Dit boek schrijven is heel zwaar geweest. Maar zeg nooit nooit. Misschien denk ik er over een paar maanden weer anders over.”
“Intussen ben ik wel een sprookjesboek aan het schrijven, gebaseerd op de verhaaltjes die ik vroeger aan mijn kinderen en kleinkinderen vertelde in de auto onderweg naar het zuiden. Ze mochten dan een woord zeggen en daar fantaseerde ik een verhaaltje rond: muisje, citroentje, noem maar op. Dat boek komt er zeker. Het risico dat mijn confraters op het volgende assisenproces pleiten dat ik veel sprookjes en fabeltjes vertel, neem ik er dan wel bij.”
Denk u soms na over het einde?
“Ja, natuurlijk, dat is onvermijdelijk. Maar ik ben niet bang voor de dood. Ik heb al cliënten gehad die een bijna-doodervaring hebben gehad. En die vertellen over het licht dat ze hebben gezien en dat ze niet bang waren. Dat stelt me gerust. Ik denk dat ik kan heengaan met het idee dat ik misschien toch wel een klein steentje heb verlegd in de rivier. Het enige wat me pijn doet, is als ik denk aan het verdriet van mijn dierbaren die ik achterlaat.”
Seriemoordenaars is uitgegeven door Borgerhoff & Lamberigts.
Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut