Onderzoek

De reus herkent

Het bloedbad

Op zaterdag 9 november 1985 rond half acht ’s avonds waren twee zwaar bewapende rijkswachters die het Delhaize-filiaal aan de Parklaan in Aalst bewaakten en al uren op de parking rondlummelden, plotseling verdwenen. Net op dat moment arriveerde de Bende van Nijvel. Toevallig. Via de ingang aan de Ninoofsesteenweg reden de gangsters in een antracietkleurige Golf GTI de Delhaize-parking op. Drie mannen sprongen eruit: één grote, brede vent en twee kleinere kerels. In een hoek zagen ze een kleine Renault R4 geparkeerd staan. De drie gangsters doorzeefden hem.

Het R4-model van Renault werd toen nog als dienstauto gebruikt door de rijkswacht. Maar deze R4 was geen rijkswachtauto. De chauffeur die in de R4 zat te wachten, overleefde de fusillade niet. Daarna liepen de drie naar de supermarkt. Vier mensen kwamen naar hen toe gewandeld: een man, een vrouw en twee kinderen die hun boodschappenkarretje in de richting van hun auto duwden. Ze hadden pech, door op dat moment daar te zijn konden ze drie gangsters duidelijk en van dichtbij zien, en werden ze eerstelijnsgetuigen van een overval van de Bende van Nijvel.

En dus werd de familie uitgeroeid. De grote Bende-man, die duidelijk de leiding over het commando had, schoot de winkelende vader in de buik. De man viel voorover, hij werd afgemaakt met een nekschot afgemaakt. Het dochtertje, dat zich op haar vader gooide, werd even koud afgeschoten.De vrouw en de zoon vluchtten weg. De vrouw kwam niet ver. Een schot raakte haar in de rug.

De lading schroot die op de zigzaggend wegrennende jongen werd afgevuurd, miste grotendeels haar doel. Het gros van de speciale Plastic Legia-munitie versplinterde de ruit naast de deur waardoor de jongen naar binnen rende. Een vijftal stukken schroot schroeide door zijn jas en raakten hem in zijn billen. De jongen voelde het zelfs niet. Huilend rende hij naar een schoolkameraad die hij in de supermarkt aan het rek met stripboeken had gezien.

De gangsters liepen de supermarkt binnen. Ze schoten op alles wat bewoog. Meer mensen werden getroffen door kogels. De Bendelingen dwongen de caissières hun kassa’s leeg te maken en het cash geld in een zak te stoppen. Ze zetten de filiaaldirecteur een revolver tegen de slaap. Hij moest hen naar de kluis brengen, een babykluis die achteraan in de supermarkt stond. Uiteindelijk stapte de Bende met een half miljoen cash geld, voor 240.000 frank cheques en de zware babykluis naar buiten, de parking op. Met opengeplakt achterportier reed de Golf achteruit van de parking weg. In de kofferruimte zat de reus, die een politieman die de auto wilde tegenhouden letterlijk uit de weg schoot. Daarna verdween de Golf richting Ninove.

De ogen van de reus

In de Bende-literatuur wordt steeds opnieuw geschreven dat de overvallers in Aalst carnavalsmaskers droegen. Alle getuigen spreken dat nadrukkelijk tegen, ook David Van De Steen, één van de kroongetuigen. “Ik heb hen duidelijk gezien. Ze droegen absoluut geen carnavalsmaskers. Ze hadden sjaals voor hun mond en hun neus geslagen. Boven die sjaals was hun gezicht onbedekt en zichtbaar. Ze hadden zich ook geschminkt, er lag een laag bruine fond de teint op hun gezicht. Dat viel op, achter hun oren zag je hun witte huid nog. En ze droegen nogal belachelijk uitziende pruiken met dikke, zwarte krullen, van die Zwarte Piet-pruiken.”

“Toen ik ze zag opduiken dacht ik eerst dat het een grap was, dat het Vuil Jeanetten uit het Aalsters carnaval waren. Er was een man bij die een kop boven de twee anderen uitstak. Hij had brede schouders en hij was een meter negentig groot. Hij was duidelijk de baas. Hij liep luid brullend in de richting van de supermarkt. Hij schreeuwde in het Frans en in het Nederlands. Geen correct Nederlands, meer het gebroken taaltje van iemand die nauwelijks Nederlands kent. Hij gaf bevelen aan zijn maats en bleef maar tieren dat iederen op de grond moest gaan liggen, en vooral niet mocht kijken.”

“De reus droeg een lange groene jas. Geen regenjas, maar zo’n stoffen overjas die mannen vaak over een pak dragen. Hij had de jas met de bovenste twee knopen vastgemaakt, zodat die openwaaide als hij liep en dan kon je zien dat hij aan zijn ene zij een revolver in zijn broeksriem had zitten, en aan de andere granaten droeg. Tenminste, ik denk dat het granaten waren, maar het zou ook een lader geweest kunnen zijn. Hij schoot met een tweeloop, een jachtgeweer waarvan de lopen snel en slecht waren afgezaagd. Hij hield het ding in één hand, en zo schoot hij ook, nonchalant met één hand. Toen de gangsters terug naar buiten liepen met hun buit zag de grote man, die de zak met geld droeg, mij opnieuw. Ik lag naast mijn schoolvriendje. “Niet kijken”, riep hij. Ik keek toch. De sjaal was weggezakt van voor zijn gezicht. Ik zag dat hij een pukkel op zijn wang had, naast zijn neusvleugel.”

Een onbelangrijke getuige

Na al die jaren heeft de politie zich nooit echt druk gemaakt om deze belangrijke getuige. Ze is een paar keer met een paar foto’s langsgekomen toen de getuige nog in het ziekenhuis lag. Of hij iemand herkende? Hij herkende niemand. Telkens was de zaak in twee minuten geregeld. Maar de getuige is nooit het gezicht van de reus vergeten. Veel jaren later zag hij op een weekbladcover een foto, en hij herkende het gezicht van de Bende-reus van Aalst. Hij zag opnieuw die koude, lichtblauwe, half open ogen die hij toen ook had gezien. Hij zag de pukkel en het harde gezicht. Op de foto tekende hij zwarte krullen en een sjaal rond de kin, en toen wist hij het heel zeker, het was de moordenaar. De man op de foto was Patrick Haemers.

Rio De Janeiro, 1989

Nadat hij in 1989 in Barra de Tijuca, de dure stadswijk van Rio de Janeiro was gearresteerd, begon Patrick Haemers plotseling honderduit te praten. Hij bekende ongeveer alles wat men hem en zijn bende aanwreef: een reeks overvallen op postauto’s en geldtransporten, een paar moorden, de ontvoering van Paul Vanden Boeynants … Maar één ding bleef hij hardnekking ontkennen, dat hij ook maar iets te maken had met de overvallen en moordpartijen die gemakshalve onder de naam de Bende van Nijvel worden gegroepeerd. Toen twee journalisten hem in oktober 1989 opzochten in de gevangenis van Recife, maakte Haemers zich daar bijzonder druk over.

“Ze beschuldigen me er zelfs van de Reus van de Bende te zijn! Om zes uur ’s ochtends kwamen ze mij met het machinegeweer op scherp uit mijn bed halen. Toegegeven, ze hebben bij mij een riot gun gevonden, maar die was nog nooit gebruikt. ‘Jij bent de Reus’, zeiden ze. ‘Jij was bij de overval in Eigenbrakel’. Maar mijn vrouw kon een alibi voor me opdiepen, een cheque die ik die avond had uitgegeven in het restaurant Le Pagalo. Ik wist het zelf niet. ‘Jij hebt geluk’, zei de flik. ‘Als je dat alibi niet had gehad, dan was jij nu de Reus.’ Daarom ben ik gevlucht. Ik was het kotsbeu. Ze wilde koste wat kost bewijzen dat ik de grootste misdadiger aller tijden ben.”

Maar de verdenkingen die tegen hem bestonden in verband met de Bende werden steeds nadrukkelijker. Al waren ze eerst nog een beetje nevelig en algemeen. Haemers was een grote, brede kerel die lichtjes trekbeende. Dat was ook het profiel van de Bendereus: een grote, brede jongen die mankte. Dus kwam Haemers terecht in de lijst Mogelijke Reuzen van de Bende-onderzoekers. Het feit dat hij zwaar aan de cocaïne zat, maakte hem zelfs favoriet.

Een politieman die in het onderzoek naar de Bende van Nijvel heeft gezeten, zegt: “Voor mij is Haemers altijd verdachte nummer één geweest voor de Bende-overvallen in 1985 op de Delhaize van Eigenbrakel, Overijse en Aalst. Hij was groot, er zijn niet zo heel veel grote gangsters. Bovendien was de reus niet dik, maar atletisch gebouwd. Haemers was dat. De overval in Aalst was ook duidelijk het werk van jongens die zwaar aan de drugs zaten. Ze schoten op alles en iedereen. Op mensen die in de weg liepen, auto’s waar niemand in zat, en zelfs op de muren. Dat wijst opnieuw naar Patrick Haemers. Hij was een cokehead.”

Au Trois Canards

De verdenking tegen Haemers kregen nog meer gewicht toen de politie het cliënteel van het restaurant Au Trois Canards in het Waals-Brabantse Ohain van dichtbij had bekeken. De eigenaar Jacques Van Camp, een gewezen architect uit Sint-Lambrechts-Woluwe die deel uitmaakte van de dubieuze zakenentourage van de grote katholieke staatsman en minister van Staat Paul Vanden Boeynants, was in de nacht van 1 oktober 1983 voor zijn etablissement met een nekschot afgemaakt door de Bende-moordenaars die carnavalsmaskers en legerschoenen droegen. Heel toevallig was het dragen van legerschoenen bij het begaan van criminele feiten een specialiteit van de Bende Haemers, die zeer militair opereerde. Dat was ook Paul Vanden Boeynants zelf opgevallen toen hij in 1989 door de Bende Haemers werd ontvoerd.

Begin 1989 vond de politie in een garagebox waarin wapens, munitie en een gestolen BMW van de Bende Haemers lagen opgeslagen, een aantal carnavalsmaskers. Die waren door de Bende in Aalst niet, maar in Overijse en Eigenbrakel wel gebruikt. Waarvoor hadden Haemers en co die nodig gehad? Bij hun normale bezigheden – overvallen op geldtransporten – trokken ze bivakmutsen over hun hoofd. Ofwel heeft de bende ze echt gebruikt, ofwel heeft iemand ze erin gestopt om de politie voor de Bende-aanslagen op het spoor-Haemers te zetten.

Uit het klanten-onderzoek bij Au Trois Canards bleek dat heel wat figuren uit de entourage van Haemers geregeld kwamen eten in Au Trois Canards, een restaurant dat vooral werd gefrequenteerd door de snobistische beau monde en door de financiële elite van Brussel. Haemers zelf ontkende zelf dat hij ooit een voet in Au Trois Canards had gezet, maar hij en collega-crimineel Philippe De Staerke van de zeer kwaadaardige bende-De Staerke werden er toch van verdacht mee de hand te hebben gehad in de moord op Van Camp.

In oktober 1985 viel de gerechtelijke politie in Lasne in Haemers’ villa binnen op zoek naar gegevens die Haemers in verband konden brengen met de moord op Van Camp en de Bende-overvallen op de Delhaizes in Eigenbrakel en Overijse van 27 september 1985. Men vond niets, op een riot gun na. Die werd in beslag genomen. Een jaar later kreeg hij de riot gun terug. Het was geen Bende-wapen geweest.

Een alibi

De raids op de Delhaize-supermarkten van september 1985 gingen er voor de Bende in één avond en één moeite door. Eerst was het Delhaize-filiaal in Eigenbrakel aan de beurt, twintig minuten later dat van Overijse. De opbrengst van dat avondje hard aanpakken was belachelijk weinig geld en drie doden in Eigenbrakel en vijf in Overijse. Opnieuw was Haemers een verdachte.

Hij is overigens in de loop van de jaren ook door getuigen in Overijse herkend. Daarom kreeg Haemers in oktober 1985 die huiszoeking op zijn dak. Even kwam hij in de problemen, maar zijn vrouw produceerde razendsnel een alibi voor haar man: een betaalbewijs voor het restaurant Le Pagalo, waarze zogezegd waren gaan eten op de avond van Eigenbrakel en Overijse. Een magistraat die in het onderzoek naar Patrick Haemers heeft gezeten, heeft echter grote twijfels over dat alibi.

“Er klopt niets van. Het is getruceerd. Ze zijn de avond voor Eigenbrakel en Overijse in het restaurant geweest, en ze hebben gewoon de datum van de volgende dag op het betaalbewijs gezet.’ De Albanees Basri Basjrami, naast Haemers zelf en Philippe Lacroix de belangrijkste speler in de overvallen op geldtransporten van de bende-Haemers na 1985, zei na zijn arrestatie in 1989 letterlijk tegen de toenmalige Brusselse onderzoeksrechter Jean-Piere Collin, die het dossier-Haemers beheerde: “Wij waren in Overijse aanwezig, maar wij hebben dat kind niet neergeschoten.” In Overijse heeft de Bende effectief een jongetje van veertien van zijn fiets geschoten. Het kind was op slag dood. Maar onderzoeksrechter Collin is niet ingegaan op de Bende-connecties van de groep-Haemers. Uiteindelijk heeft hij zelfs helemaal niets met de verklaringen van Basjrami gedaan. Verbaast het u nog?

Reyniers en Marnette

Een paar jaar na de overval, in februari 1989, herkende een caissière van de Delhaize in Overijse Patrick Haemers ook. Net als de getuige in Aalst zag ze een foto van hem in de pers. Ze stapte met haar ontdekking naar onderzoeksrechter Freddy Troch en substituut Willy Acke, die in het Dendermondse justitiepaleis het dossier van de moordpartij in Aalst behandelden. Troch wist dat herkenning door getuigen juridisch altijd moeilijk ligt, maar hij vond dit spoor meer dan de moeite. Hij zat zelf al een tijdje aan Patrick Haemers te denken als een mogelijk lid van de Bende van Nijvel.

Patrick Haemers was in 1987 uit de gevangenis ontsnapt en hij woonde ondergedoken in Brazilië. Troch liet Haemers internationaal seinen. Hij wilde hem als getuige verhoren. In 1990 werd Haemers door Brazilië aan ons land uitgeleverd. Onmiddellijk nam Troch contact op met de Brusselse onderzoeksrechter Jean-Pierre Collin. Hij vroeg of hij Haemers mocht ondervragen. Er was geen haast bij, Troch zou beleefd wachten tot Collin Haemers eventjes kon missen. Collin had er geen bezwaar tegen. Maar andere lieden in Brussel hadden er duidelijk wel moeite mee. Zij wilden absoluut niet dat een onderzoeksrechter uit de provincie, over wie ze geen controle hadden, zich zou bemoeien met Brusselse dossiers als dat van Haemers.

Die dossiers zaten vol geheimen die geheimen moesten blijven. De vroegere, nu veroordeelde Brusselse hoofdcommissaris van de gerechtelijke politie Frans Reyniers en de nu wegens schending van het beroepsgeheim in beschuldiging gestelde GP-commissaris George Marnette, die allebei zeer dubieuze connecties in het extreem-rechtse CEPIC van de PSC’er Benoît de Bonvoisin en Paul Vanden Boeynants hadden, activeerden hun mannetje bij de krant Het Nieuwsblad, Hans De Ridder.

In Het Nieuwsblad verscheen een kwaadaardig artikel waarin men zich afvroeg wie die boerenkloot Troch wel dacht dat hij was, en waar hij de pretentie vandaan haalde om te denken dat hij zich met gelijk wat kon bemoeien. Tegelijkertijd zetten de heren van het CEPIC hun politieke machinaties tegen Troch in gang. Daarvoor gebruikten ze toenmalig PSC-minister van Justitie Melchior Wathelet en zijn kabinet, die hun schatplichtig waren.

Een paar maanden later waren Troch en Acke hun Bende-dossiers kwijt. Troch heeft dus nooit de kans gekregen om Patrick Haemers op de rooster te leggen. Hij had wel al Achille Haemers ondervraagd, maar die had alle vragen ontweken en vooral niets verteld.

Spoorloos

In Dendermonde is men er altijd overtuigd van gebleven dat topgangster Philippe De Staerke betrokken was bij de overval in Aalst. Niet als effectief uitvoerder, maar als logistiek hulpje dat mee het terrein had verkend, dat tijdens de overval mogelijk als ruggensteun in de buurt van de Delhaize aanwezig was, en dat er later voor heeft gezorgd dat de wapens spoorloos verdwenen. Als onderzoeksrechter Troch Patrick Haemers als uitvoerder in beeld wilde krijgen, moest hij op zijn minst aantonen dat die banden had met de groep-De Staerke. Troch en Acke waren ervan overtuigd dat die banden bestonden, maar dat onderzoek viel ook stil toen de twee Dendermondse magistraten verplicht werden hun dossiers aan het parket van Charleroi over te maken.

De Bendecommissie

Tegenover de tweede Bendecommissie onder leiding van Tony Van Parys heeft de Brusselse substituut Jean-François Godbille, die al jaren lang de banden tussen de criminaliteit, de politiek en de zakenwereld in Brussel bestudeert, gezegd dat de Bende van Nijvel wat hem betreft het product, het zichtbare deel is van een misdadige financieel-economische structuur, van een maffioos zakenmilieu dat in de jaren ’70 en ’80 in Brussel is gegroeid. Godbille zei het niet met zoveel woorden, maar hij verwees duidelijk naar de bende politieke gangsters, criminele zakenmensen, advocaten, rechters en hun relaties in de onderwereld rond Paul Vanden Boeynants en Benoît de Bonvoisin. Patrick Haemers en zijn maats waren het Brusselse verbindingsteken tussen die bovenwereld en de onderwererld.

Michel Nihoul

Alhoewel hij zelf altijd met nadruk bleef ontkennen, had Patrick Haemers meer dan uitstekende contacten met de mensen als de Brusselse financiële advocaat Michel Vander Elst, die mee was betrokken bij de ontvoering van Vanden Boeynants, en Vander Elsts baas: de dubieuze zakenman Leon-François Deferm uit het Agusta-schandaal en het Luik van André Cools. Haemers was een van de koningen van het ranzige, door de misdaad gecontroleerde Brusselse nachtleven. Hij leefde en werkte in de hoerententen, de nachtclubs en de call girl-netwerken. En in die wereld daalde de Brusselse beau monde – de business boys, de rechters, de advocaten, de flikken, de politici – elke nacht af. In Brazilië zei Patrick Haemers daar in 1989 over: “Ik kende in Brussel de nachtraven, de feestneuzen, de pintenpakkers, de advocaten en de zakenmensen die door de nacht swingden.”

Nogal. Patrick Haemers was bijvoorbeeld een geregeld bezoeker van de partnerruiltenten van Michel Nihoul, waar zijn vader Achille ook wel eens wilde binnenwippen. De kans dat Patrick Haemers Nihoul kende is dus niet gering. Serge Frantsevitch, de criminele zakenpartner van vader Haemers, kende Nihoul in elk geval. Volgens een directe getuige was het de pedofiele bediende van Frantsevitch die Nihoul en Marc Dutroux met elkaar in contact bracht, en die dus de aanzet gaf tot die demonische combinatie. In die wereld grepen de burgers boven alle verdenking met graagte naar die artikelen die elk lust of zelfs perversie konden bevredigen: schitterende call girls en -boys die bereid waren eender wat te doen, en, diep weggedoken in de achterkamers, kleine jongentjes en meisjes met wie je tegen betaling ook eender wat mocht doen.

De gangsters die de sekswinkels open hielden zagen de chique heren met plezier komen. De chantage-mogelijkheden spoten de spuigaten uit. En met de hulp van die heren konden zij ongestoord hun belangen in de drugs- en de wapensmokkel organiseren. Via dat nachtleven en de zakenvrienden van zijn vader kreeg Patrick Haemers zeer belangwekkende connecties met de bovenwereld waar VDB de absolute patron was. Die connecties schakelden Haemers in hun financiële criminaliteitscircuits in, waarin ze hun zwart geld witwasten en allerhande frauduleuze activiteiten opzetten.

Patrick Haemers en co werkten voor de Caisse Privée, de bank die VDB gebruikte om zijn frauduleuze centen over de grenzen te manoevreren. Sommige jongens van de Haemers-kliek werkten officieel als bedienden in de bank, andere, zoals Haemers, Smars en Lacroix, waren passeurs, illegale koeriers die het zwart geld van klanten van de Caisse Privée naar het buitenland smokkelden. Zij onderhielden zelfs een vriendschappelijke relatie met de CEPIC’er Guy Cruysmans, de adelijke baas van de Caisse Privée en de financiële vertrouwensman van VDB.

Haemers & De Staerke

In 1989 in Brazilië verklaart Patrick Haemers: “Ik ken Philippe De Staerke niet. Ik heb Philippe De Staerke nooit gezien. Ik ken geen mensen van het milieu in Brussel. Ik weet zelfs niet of er in Brussel een milieu bestaat. Ik kende geen voyous. Gangsters als Basri Basjrami en broertjes Hilger heb ik pas later in de gevangenis leren kennen.” Met ‘later’ bedoelde Haemers na 1985, nadat de Bende was stilgevallen. Haemers loog in Brazilië de stukken van de muren. Hij had wel degelijk relaties met het Brusselse misdaadmilieu, en zeer intense.

Patrick Haemers was niet alleen de flitsende boy uit het nachtleven, de zoon van zijn rijke vader Achille Haemers, de koning van de Brusselse middenstand, die bijna per toeval in het overvallen van geldtransporten was terechtgekomen, maar die voor de rest niet te maken had met de traditionele Brusselse misdaad. Dat was het beeld van Patrick Haemers dat de media aan de bevolking verkochten: geen ruige donkerpoot uit een morsig milieu waar je het crimineel zijn in je genen meekrijgt, maar een welopgevoede, nette burgerszoon die in het nachtleven was terechtgekomen en met wie het op jammerlijke wijze verkeerd was gelopen.

Onzin. Patrick Haemers en zijn vader Achille zaten diep in het Brusselse misdaadmilieu. In de nachtclubs The First en later The Happy Few, die de familie Haemers aan de Brusselse Louisalaanopenhield, kwam het kruim van de onderwereld zich vermeien. Bovendien was er zijn grote vriendin Simonne Menin, de moeder van de Brusselse misdaad in de jaren ’80.

Zij was de vrouw geweest van Michel Dewit, de peetvader van Brussel. Dewit controleerde het milieu en had het monopolie op het ‘racketeeren’ van hoerententen en nachtclubs, tot een hartaanval er een einde aan maakte. Maar zijn weduwe bleef een machtige dame in Brussel. Haar dochter Michèle zou in het begin van de jaren ’80 voor de charmes van Patrick Haemers vallen en hem vervolgens dumpen. Later zou ze affaires beginnen met Patricks broer Eric en Patricks dikke vriend Axel Zeyen. Michèle Dewit woont nu in hetzelfde Zuid-Franse dorp als de familie Haemers. Ze werkt in de bakkerij van Achille.

Dat Patrick Haemers Philippe De Staerke dus niet kende is gewoon niet waar. Ten eerste controleerde De Staerke aan de Waterloosesteenweg een nachtclub waar de Brusselse jeunesse dorée, waartoe Patrick Haemers behoorde, geregeld kwam feesten. Ten tweede had Philippe De Staerke nauwe contacten met Simonne Menin, de vriendin van vader Haemers, en de moeder van Patricks vriendin. Ten derde ging Patrick Haemers, die met een ernstig drugsprobleem zat, zich in het begin van de jaren ’80 bevoorraden in de Brusselse snackbar L’Oeuf à la Coque aan de Charleroisesteenweg. En wie had de drugsverkoop in L’Oeuf à la Coque in handen? Juist, Philippe De Staerke.

Tuig in de aanbieding

Op deze en andere manieren kwamen Patrick Haemers en zijn vrienden Lacroix en Smars in contact met het zwaarste tuig dat het Brusselse milieu in de jaren ’80 in aanbieding had:

  • De misdaadgroepen rond Philippe De Staerke en de Italiaanse misdaad rond de Barrage In Sint-Gillis.
  • Het milieu van drugstrafikanten Marcel Castris en de Libanese wapenhandelaar Maroun Hage.
  • Het Franse milieu van Albert Farcy, waarvan het rijk zich uitstrekte van Marseille tot het zuiden van Nederland.
  • De gewelddadige Joegoslavische en Albanese bendes in Brussel en Amsterdam.
  • Wapenleveranciers als Robert Darville, een maat van de voor moord veroordeelde ex-rijkswachter Madani Bouhouche.

Toen Haemers in Brazilië zei dat hij voyous kende, maakte hij vermoedelijk een grapje. Als, zoals Godbille beweert, in Brussel in de jaren ’80 rechtse politici-ondernemers en criminele zakenlui wel degelijk gangsters hebben gebruikt om afrekeningen en overvallen te organiseren, en als resultaat daarvan de Bende van Nijvel is geworden, dan was Patrick Haemers daarbij absoluut incontournable.


 

Bron » Humo | Raf Sauviller en Hilde Geens