“Op de vraag of ik ooit specifieke instructies gekregen heb van de Belgische diplomatie om Lumumba te destabiliseren, moet ik neen antwoorden.” Volgens Etienne Davignon waren de Congolezen aan zet bij de afzetting van Lumumba in september 1960 en zijn transfer naar Katanga in januari 1961, en verleende de Belgische diplomatie enkel advies.
Davignon, ex-voorzitter van de Generale, was in 1960 een jonge diplomaat-stagiair. Op vraag van ambassadeur Robert Rothschild, die de Belgische technische missie leidde in het afgescheurde Katanga van president Moïse Tshombe, werd Davignon officieel in de hoofdstad Elisabethstad geposteerd.
Maar hoewel de diplomatieke relaties met Leopoldstad op 14 juli waren verbroken, bleef Davignon op vraag van president Joseph Kasa-Vubu eerst ook een tijd in de hoofdstad hangen – zonder enig statuut. Het typeerde de “irreële sfeer” die toen in Congo heerste.
Volgens Davignon had de Belgische diplomatie twee doelstellingen: Leopoldstad en Elisabethstad verzoenen en werken aan de geleidelijke hervatting van de normale relaties. In dat plaatje paste Lumumba niet.
Maar hielp Davignon bij de afzetting van Lumumba als premier op 5 september of kreeg hij daarvoor instructies vanuit Brussel, vroeg commissievoorzitter Geert Versnick (VLD). “Mijn absolute overtuiging is dat men zijn wensen wel kan duidelijk maken aan de Congolese overheid, maar dat die doet wat ze beslist heeft.” De Congolezen waren geen marionetten die gemanipuleerd werden.
Versnick moest zijn vragen herhalen. “In gesprekken met Congolezen liet ik verstaan dat het gemakkelijker was om tot redelijke relaties te komen als Lumumba geen premier was”, aldus Davignon. Daarom ook werkte Brussel voor de erkenning door de VN van de regering-Kasa-Vubu, wat in november 1960 lukte. “Op de tweede vraag antwoord ik neen.”
Waarop Versnick Davignon confronteerde met enkele telexen van het kabinet van minister van Buitenlandse Zaken Pierre Wigny over de afzetting van Lumumba en de vorming van een nieuwe regering. “Kasa-Vubu vroeg ons hoe hij op een legalistische manier van Lumumba af kon komen. We gaven hem antwoorden. De stagiair Davignon wist dat niet en vroeg dus Brussel om een antwoord.”
Op 10 en 11 januari 1960, een weekje voor de moord op Lumumba in Katanga, voerde Davignon – intussen weer op post in Brussel – met Rothschild in Parijs onderhandelingen met Justin Bomboko namens de Congolese regering. “Het grootste deel van de discussie ging over de verzoening tussen Leopoldstad en Elisabethstad.” Tshombe zou Kasa-Vubu erkennen als president van heel Congo, in ruil voor het vice-presidentschap.
“Is er daar gesproken over Lumumba”, vroeg Versnick. “Neen. Dat was voor ons niet meer het centrale probleem.” Nochtans hield Brussel zich in die dagen actief bezig met de transfer van Lumumba vanuit zijn cel in Thysstad naar Elisabethstad.
Versnick confronteerde Davignon met een telex van 17 januari van minister Wigny, opgesteld door onder anderen Davignon, over een transfer van Lumumba naar Bakwanga (Mbuji-Mayi). “De Congolezen beschouwden Lumumba als een mythische figuur en ze wilden als in het kaartspel zo snel mogelijk van de zwartepiet af. Ze stelden dat we niet serieus waren als we niet hielpen. Voor mij was het verkeerd om hem naar Elisabethstad over te brengen.”
Maar intussen was minister van Afrikaanse Zaken Harold d’Aspremont-Lynden bij Tshombe aan het aandringen om “het pakje” wel in ontvangst te nemen. Lumumba werd de 17de naar Katanga overgevlogen. Zo ging dat.
Toen Davignon met ambassadeur Georges Carlier op 5 februari in Elisabethstad landde om er het vervolg op Parijs te bespreken en bij Jan Vanden Bloock naar Lumumba informeerde, hoorde hij: “Il n’y a plus de sujet”.
Lumumba was vermoord.
“Het was een schok. Als we het geweten hadden, zouden we niet naar Elisabethstad zijn gegaan.” Uit documenten blijkt nochtans dat minister Wigny al zeker op 3 februari van de dood van Lumumba wist.
“Een krokodil vang je niet zomaar”, liet een commissielid zich na de ondervraging van Davignon ontvallen.
Bron » De Standaard