Staatsveiligheid moet kunnen afluisteren

De staatsveiligheid moet de mogelijkheid krijgen om telecommunicatie te intercepteren, zoals bijvoorbeeld telefoongesprekken afluisteren en e-mails lezen, zij het enkel in het kader van onderzoeken naar georganiseerde misdaad, terrorisme en de bescherming van het economisch en wetenschappelijk potentieel van ons land. Dat staat in de aanbevelingen die gisteren aan de regering werden overgemaakt door de parlementaire opvolgingscommissie van het Comité I, het orgaan dat namens het parlement de inlichtingendiensten controleert.

Volgens de opvolgingscommissie moet de staatsveiligheid een aparte en onafhankelijke dienst blijven, onder voogdij van de minister van Justitie. Het idee van een fusie met de federale politie of met de militaire veiligheidsdienst wordt afgewezen. Voortaan zou de dienst wel maandelijks moeten vergaderen met het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid, dat wordt voorgezeten door de premier en verder bestaat uit de ministers van Justitie, Defensie, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken. Dat comité, dat momenteel een slapend bestaan leidt, zou “duidelijke strategische instructies” moeten geven aan de staatsveiligheid.

Opmerkelijk is dat de opvolgingscommissie ook voorwaarden formuleert waaraan de nieuwe administrateur-generaal van de staatsveiligheid moet voldoen, voorwaarden die strenger zijn dan diegene die de regering liet publiceren in het staatsblad. De nieuwe baas van de burgerlijke inlichtingendienst moet volgens de opvolgingscommissie een “strategische visie” hebben, zin voor organisatie en voor human-resourcesbeleid, maar ook een grondige kennis van de beide landstalen. Bovendien moeten de uitverkoren kandidaat ook voor zijn benoeming een veiligheidsattest behaald hebben. Met die bijkomende voorwaarden willen de parlementsleden een politieke benoeming vermijden.

Van de zes kandidaten die zich gemeld hebben om de ontslagnemende Godelieve Timmermans op te volgen als chef van de staatsveiligheid zijn er drie cabinetards. Jean-Claude Leys, momenteel advocaat-generaal in Bergen en gewezen onderzoeksrechter in Brussel, staat dan weer niet bekend om zijn grondige kennis van het Nederlands.

Bron » De Morgen