De affaire-Dutroux: het grootste blunderboek ooit voor Belgische politiediensten

We vernamen het met een zeker fatalisme. Wel ja, in de zomer verdwenen er in België weleens kinderen, dat was nu eenmaal zo. Twintig jaar geleden heetten ze Julie en Mélissa, allebei acht. Het begin van het allergrootste blunderboek ooit voor de Belgische politiediensten.

Maandag 26 juni 1995

Het staat op pagina 3 van De Morgen. Het korte, officiële opsporingsbericht zoals het is verspreid door het parket van Luik: “Julie Lejeune was zaterdagnamiddag bij haar vriendinnetje Mélissa gaan spelen. Ze mochten een half uurtje buiten gaan spelen. Dat was om 17 uur. Toen de kinderen om 18 uur nog niet terug waren, ging mevrouw Russo de meisjes zoeken.”

De meisjes, die vriendinnen waren geworden in de dansles, gingen wel eens wandelen in de velden, tot aan de nutteloze brug over de E42 waarvan niemand wist waarom die daar stond. De meisjes wuifden naar de auto’s en lachten als mensen terugzwaaiden.

Paul Jacquet van de rijkswacht van Bastenaken is op zaterdagavond iets voor negenen met zijn snuffelhond in Grâce-Hollogne aangekomen. Op basis van een kussensloop uit de slaapkamer van Julie heeft de hond een geurspoor kunnen volgen tot aan de Rue de Fexhe, tot aan de brug. Daar daalt de hond af door het struikgewas, tot op het asfalt. Daar stopt het. “Mijn eerste idee”, zegt Paul Jacquet later, “was een ontvoering met geweld op de pechstrook.”

Donderdag 29 juni 1995

Als er na vijf dagen nog altijd geen spoor is van de meisjes, verschijnt op pagina 7 van De Morgen een berichtje over de stand van de zoektocht. Het bericht eindigt met een wat enigmatische slotnoot: “De afgelopen jaren kwamen er in België meer mysterieuze verdwijningen van kinderen voor. Zo wordt er nog steeds gezocht naar Nathalie Geijsbregts, die vier jaar geleden verdween in Leefdaal. Ook nog spoorloos is de in 1989 verdwenen Elisabeth Brichet.”

Later zal de lijst worden uitgebreid met namen van kinderen van wie de verdwijning het publiek iets minder wist te boeien: Marc Van Herf, Gevrye Cavas, Ilse Stockmans, Hanim Ayse Mazibas, Loubna Benaïssa, Sylvie Carlin, Liam Vanden Branden. Er schemert een zeker fatalisme door de berichtgeving, alsof het zoiets is als het gat in de ozonlaag of de verkeersdoden. Iets waar we beter mee kunnen leren leven.

Dinsdag 4 juli 1995

Overal waar je komt, is het nu de supermarkt of het postkantoor, overal staren Julie en Mélissa je aan. Gino Russo, vader van Mélissa, is staalarbeider. Zijn collega’s hebben elk een uurloon afgestaan om nog meer affiches te kunnen drukken. Op dinsdagnamiddag richten moeders Carine Russo en Louisa Lejeune zich vanuit een voortuin tot de camera’s: “Wie u ook bent, waar u zich ook bevindt, wij smeken u onze kinderen terug te geven.”

Eerder die dag hebben de ouders een anonieme brief tussen de ochtendpost gevonden. In de envelop zit een krantenknipsel dat beschrijft welke kleren de meisjes droegen. Bij Mélissa was dat een blauwe short met witte stippen. De onbekende heeft het woord ‘short’ gemerkt met een gele fluostift en met een schrijfmachine deze boodschap toegevoegd: “Als men zijn kinderen kleedt als hoeren, moet men niet verwonderd zijn als ze zo eindigen.”

In een verhoor, kort na zijn arrestatie, probeert Marc Dutroux zijn ondervragers ervan te overtuigen dat de kinderen het heus niet zo slecht hadden: “Er waren kussens, dekens en overtrekken. Ik voorzag speelgoed, knuffels, een kaartspel, kleurpotloden, stiften, blocnotes, tekenboeken, leesboeken, knipboeken, poppen en kleertjes voor de poppen. Gegeven het feit dat ik weleens afwezig kon zijn, leerde ik hen om te gaan met de reserves. Er waren altijd minimum 24 flessen melk, 3 kartonnen water, een jerrycan met 20 liter water, kilo’s koekjes en Nic Nacs, conservenblikken en margarine, beschuiten en soms ook chocolade.”

Zaterdag 8 juli 1995

Een hele avond lang heeft Gino Russo witte stippen zitten plakken op een blauwe short. Carine Russo vlecht de haren van Morgane, een klasvriendinnetje van Mélissa, precies zo. Terwijl nogal wat politiemensen en magistraten gewoon op vakantie zijn vertrokken, is vanuit Groot-Brittannië Alan Brazier gekomen. Hij is een gewezen politieman die jarenlang heeft meegewerkt aan opsporingsprogramma’s voor de BBC.

Nu de Luikse onderzoeksrechter Martine Doutrèwe noch de rijkswachtbrigades van Seraing en Grâce-Hollogne plannen in die zin hebben, organiseren de ouders zelf een wedersamenstelling die op tv zal worden uitgezonden. Morgane en Virginie, een tweede klasgenootje, doen de wandeling van Julie en Mélissa over, tot aan de brug. Brazier speculeert op nieuwe getuigenissen, maar vreest dat er minstens een week te lang is gewacht: “Ik vrees dat veel mensen intussen op reis zijn. Aan de andere kant is het onmogelijk dat er niemand iets gezien heeft.”

Maar er hééft iemand iets gezien.

Daags voor de wedersamenstelling is iets voor elven op het faxnummer 041/360986 van de rijkswacht van Seraing een fax binnengerold ter attentie van adjudant Jean Lesage. Hij is een van de leidinggevende speurders in de zoektocht naar Julie en Mélissa en wat hij in zijn handen houdt, is niets minder dan de opheldering. De fax, verstuurd door collega-rijkswachter Christophe Pettens uit Charleroi, maakt melding van ene Marc Dutroux, geboren te Elsene op 6 november 1956.

Hij is in 1989 tot 13,5 jaar cel veroordeeld voor een reeks ontvoeringen en verkrachtingen van jonge tienermeisjes, maar is vervroegd vrij. Over deze man, zo staat er, gaan sinds 1993 geruchten dat hij bezig is met het verbouwen van kelders om er “kinderen in op te sluiten, in afwachting van hun overbrenging naar het buitenland”. De fax eindigt met: “Wij sturen u deze inlichtingen door in verband met de verdwijning van de twee kinderen waarrond u onderzoek verricht.”

De adjudant besluit de fax op te plooien en er met niemand binnen de speurderscel over te praten.

Maandag 7 augustus 1995

De rijkswacht van Grâce-Hollogne gaat op bezoek bij de tante van Mélissa. In de tekst van haar verhoor lezen we: “Ik ken geen vijand van de familie van mijn broer, hij heeft mij over zoiets nooit gesproken.” De tante wordt ook gevraagd waar zij zelf was, zaterdag 24 juni. Of er iemand is die haar tijdsgebruik kan bevestigen.

Eerder is ook Gino Russo op de rooster gelegd. In de tekst van zijn verhoor staat: “U signaleert mij dat ik volgens geruchten in het dorp er een maîtresse op na zou houden. Dat is totaal onwaar.”

De speurders op het terrein lijken het te zoeken in de Siciliaanse achtergrond van de familie Russo, maar diezelfde maandagochtend is in Brussel stiekem een vergadering belegd met speurders en leden van het centraal bureau voor opsporingen (CBO). De rijkswacht lijkt te weten dat Dutroux de enige mogelijke verdachte is, en dat het een kwestie is van hem te observeren. Het CBO start met een eigen, geheime operatie en noemt die Othello.

Vrijdag 18 augustus 1995

Politionele codenamen worden zelden toevallig gekozen. De voornaamste thema’s in de zeventiende-eeuwse Shakespeare-tragedie zijn jaloezie, ambitie en wraak. Dat zijn zo min of meer de gevoelens waarmee een man als Jean Lesage en vele rijkswachters met hem aankijken tegen burgers of, godbetert, speurders van de rivaliserende gerechtelijke politie.

Als later een parlementaire commissie wil trachten te begrijpen waarom Lesage en de mannen van het CBO de kinderen niet gewoon uit hun kelder zijn gaan bevrijden, stoten ze op muren. Of op één rijkswachtofficier die in uniform naar het parlement is gekomen en zegt: “Een rijkswachter aanvaardt alleen orders van een rijkswachter.”

Op een tweede Othello-vergadering in Brussel wordt besproken hoe Dutroux minstens twee figuren uit zijn marginale entourage recent nog heeft aangeboden om hem te helpen bij het ontvoeren van een kind. Hij biedt tot 150.000 frank, een kleine 4.000 euro.

Op vraag van rijkswachter Pettens is buurman Philippe Mahieu al dagenlang alle nummerplaten voor de deur van de Route de Philippeville 128 in Marcinelle aan het noteren.

Hij verklaart later hoe hij met eigen ogen heeft gezien hoe Dutroux en zijn vrouw Michelle Martin op de stoep in het zicht van de hele wijk een hele namiddag lang de metalen schuifpoort van de kinderkooi hebben staan lassen: “Ik weet nog goed wanneer. Dat was in juni 1995. Kort na de geboorte van mijn dochter op 25 mei 1995. Zoals ik destijds al heb uitgelegd aan Pettens.”

Mahieus partner is Béatrice Luyckfasseel. Als buurvrouw van Dutroux ziet zij op een dag halfweg augustus een slecht verzorgd kind in het deurportaal van het nummer 128 zitten. Ze wandelt verder, ziet in de lokale Delhaize de affiche van Julie en Mélissa hangen en weet het opeens zeker. Dat kind, in wie ze eerst nog een ander buurmeisje zag, is Mélissa Russo. Ze weet waarom Dutroux in de gevangenis heeft gezeten. Ze belt het nummer op de affiche. Geen gehoor. Ze probeert het later nog een paar keer, zonder succes.

Béatrice Luyckfasseel belt ook de 101, komt terecht bij de rijkswacht, en vertelt negen jaar later op het proces-Dutroux: “De rijkswachter die ik aan de lijn kreeg, heeft kort daarna een kogel door zijn hoofd geschoten.”

Vrijdag 25 augustus 1995

We vinden het eerste berichtje terug onderaan op de voorpagina van Het Belang van Limburg. Alsof het dramagehalte ergens het midden houdt tussen een kettingbotsing en de geboorte van een babydolfijn: “Twee Hasseltse meisjes, de 17-jarige An M. en de 19-jarige Eefje L., zijn sinds dinsdagavond aan de kust verdwenen. De ouders hebben gisteren aangifte gedaan van de verdwijning.”

Marc Dutroux en zijn aan heroïne verslaafde kompaan Michel Lelièvre hebben de Hasseltse meisjes geschaakt toen die na een gemiste tramverbinding stonden te liften in Oostende. Hoelang Julie Lejeune, Mélissa Russo, An Marchal en Eefje Lambrecks onder één en hetzelfde dak in de Route de Philippeville zullen hebben doorgebracht, weet niemand. Er is enkel een verklaring van Michel Lelièvre.

“Twee dagen na de ontvoering, op 24 augustus, was ik bij Dutroux, in de achterste kamer op het gelijkvloers. Plots zag Dutroux Eefje door het raam wegvluchten. Hij is snel naar boven gerend om haar via het raam van de achterste kamer vast te grijpen. Ze was nog onder invloed van de medicijnen, maar ze had haar kleren gevonden en zich aangekleed.”

Maandag 28 augustus 1995

Paul Marchal heeft zich door zijn broer, actief in het lokale amateurtoneel, bekwaamd in een nijdig gezicht. “Ik voelde dat ze nog leefde”, zegt hij later. “Ik kon niet anders dan daarvan uitgaan. Dus wou ik dat als de ontvoerder mij op tv zag, hij zou begrijpen dat hij deze keer te maken had met de allergrootste ellendeling ooit. Dat hij er alle belang bij had om An nu meteen te laten gaan. Dat dacht ik toen.”

Anders dan Julie en Mélissa zijn An en Eefje geen hartsvriendinnen. Ook hun vaders zullen nooit vrienden worden. Paul Marchal ergert Jean Lambrecks met elke zoekactie die hij in de duinen of elders onderneemt, en vice versa. Wat de vaders niet weten, en achteraf nooit zullen kunnen vatten, is dat er op enkele meters van hun dochters een politiecamera opgesteld staat. Operatie Othello is begonnen. De observatie van Marc Dutroux leidt tot een ellenlange opsomming van automerken, nummerplaten, details: “13.40 uur. Marc Dutroux draagt een blauwe werkmansbroek en een wit hemd.” Aan het eind, deze droge mededeling: “17.51 uur. Opheffing van het dispositief.”

Door besparingen, heet het later, kan de rijkswacht het huis niet de klok rond observeren, enkel af en toe, tijdens de kantooruren.

Dinsdag 5 september 1995

In een interview met het weekblad Télémoustique halen de ouders van Julie en Mélissa uit naar de speurders: “De gerechtelijke politie en de rijkswacht werken compleet naast elkaar. Een vriend van de familie werd door beide partijen ondervraagd zonder dat rijkswacht en politie dat van elkaar wisten.”

De ouders voelen zich geïsoleerd en vestigen nu alle hoop op een grote thema-uitzending van Perdu de vue op de Franse zender TF1.

In het huisje in de Route de Philippeville in Marcinelle wordt de toestand onhoudbaar. Julie en Mélissa zitten in de kelder, An en Eefje op de eerste verdieping. Afgaand op de latere verklaringen van Martin en Lelièvre valt vooral met Eefje Lambrecks geen land te bezeilen. Het meisje is zich perfect bewust van haar lot.

Michel Lelièvre: “Eefje vroeg aan Dutroux of ze naar het toilet kon gaan. Ze gingen samen naar beneden, terwijl ik boven bleef bij An. Ik hoorde de voordeur met een zware klap dichtslaan. Toen Dutroux terug boven kwam met Eefje, vertelde hij dat ze weer had trachten weg te rennen en dat hij haar had kunnen vastgrijpen toen ze naakt op straat stond.” De camera draaide die dag niet, helaas.

De tweede ontsnappingspoging is er voor Marc Dutroux te veel aan. Hij rijdt met An en Eefje naar de Rue Daubresse in Jumet, de woning van zijn vriend Bernard Weinstein. De meisjes worden verdoofd met rohypnol en levend begraven.

Zondag 5 november 1995

Op de brug in Grâce-Hollogne verzamelen 2.000 mensen om de ouders van Julie en Mélissa te steunen in wat stilaan een open oorlog is geworden met de Belgische staat. Ze hebben die voor de rechtbank gedaagd, met een eis tot inzage in het onderzoeksdossier. Ze hebben het gevoel dat hun dochtertjes door justitie al dood zijn verklaard. “We hebben de indruk dat er niets meer gebeurt”, zegt Anny Russo-Gahy, een tante van Mélissa.

Eerder die ochtend zijn Dutroux en Weinstein in de Rue Daubresse in Jumet na een uit de hand gelopen dispuut over een gestolen vrachtwagen verwikkeld geraakt in een schietpartij met enkele jongelui. Dutroux weet dat de politie hem zal willen ondervragen, zijn huizen doorzoeken misschien ook. Hij vraagt Michelle Martin een boterham met paté te smeren voor zijn vriend Weinstein, en strooit er wat rohypnol op. Ook hij wordt levend begraven, deze keer in Dutrouxs tuin in Sars-la-Buissière.

Woensdag 13 december 1995

Met een brief van de dienst Kinderbijslag worden de ouders van Julie en Mélissa er op geattendeerd dat ze “conform de instructies van het bevoegde organisme” niet langer kinderbijslag zullen ontvangen. Het is een standaardprocedure “indien de familie na vijf maanden de aanwezigheid van het kind niet meer kan verantwoorden”.

Diezelfde ochtend zijn politiemensen tot op minder dan een meter van Julie en Mélissa genaderd. Marc Dutroux is gearresteerd vanwege de diefstal en de schoten in Jumet. Opperwachtmeester René Michaux, een politieman met een alcoholprobleem, is binnen de rijkswacht aangeduid als chef voor operatie Othello.

Hij gaat zelf het huis in Marcinelle doorzoeken, perfect wetend dat hij moet zoeken naar verborgen ruimten. Hij hoeft er slechts het grondplan van het huis bij te nemen of wat elektrische draden te volgen. Maar hij zal de kelder niet vinden, ook al horen hij en de slotenmaker op zeker ogenblik de stemmen van de meisjes.

“Des chuchotements”, zal Michaux later verduidelijken. Gefluister. Zodra ze het horen, roept hij zo hard als hij kan: “Stilte!” Dit was waar Marc Dutroux Julie en Mélissa altijd voor had gewaarschuwd. Dat ze zich in geval van onbekend bezoek doodstil moesten maken.

Dinsdag 19 december 1995

Kerst nadert en dan is het uitkijken naar de show van Geert Hoste. Op radio en in kranten woedt een debat over of dat eigenlijk wel kan, grappen over de verdwenen meisjes in de nieuwjaarsconference. Echt niet, vindt Paul Marchal. Geert Hoste reageert: “Ik maak geen grappen over de meisjes zelf, maar over de manier waarop mensen reageren. Bijvoorbeeld over de mensen die de meisjes overal, tot in Spanje, menen gezien te hebben. Vroeger zagen de mensen overal ufo’s, nu zien ze overal verdwenen kinderen.”

Diezelfde dag vindt in de kelder in Marcinelle een tweede huiszoeking plaats. Waarom Michaux is teruggegaan, wordt nooit verduidelijkt. Onder de spullen die Michaux in het huis in beslag neemt, zitten videocassettes met opnamen van de bouwwerken in de kelder en de uitzending van Perdu de vue op TF1. De videobanden worden niet bekeken. Bij de rijkswacht van Charleroi is de recorder namelijk defect.

Eind december 1995 wordt nog ingebroken in het al weken onbewoond lijkende huis. Veel valt er niet te stelen, buiten een oude computer en een spelconsole. Dit is het punt waarop Dutroux zijn vrouw tijdens een gevangenisbezoek opdraagt de twee Duitse herders naar Marcinelle te brengen, zodat die kunnen waken.

Michelle Martin zal de honden eens per week komen voederen. Van Julie en Mélissa wordt aangenomen dat ze na 104 dagen in een kooi van 2 meter bij 90 centimeter de hongerdood zijn gestorven. Na zijn vrijlating, 21 maart 1996, begraaft Marc Dutroux hen in dezelfde put als Bernard Weinstein.

De kelder in Marcinelle zal uiteindelijk pas in augustus 1996 zijn gruwelijke geheimen prijsgeven. Op 15 augustus, twee dagen na de arrestatie van Marc Dutroux, worden twee meisjes uit de kinderkooi bevrijd. Laetitia Delhez (14) was zes dagen eerder ontvoerd in Bertrix, en getuigen hadden daarbij Dutrouxs bestelwagen opgemerkt. Sabine Dardenne (12) – in mei gekidnapt op weg naar school in Doornik – overleefde tachtig dagen gevangenschap.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck