De executie van Bruno Vandeuren: ‘Plots stond hij hier met een Golf GTI en een riotgun’

40 jaar Bende van Nijvel: ‘Bruno zei: een formule die werkt, die verander je niet’

Op zaterdagochtend 24 december 1988 wordt het lichaam van Bruno Vandeuren aangetroffen in het Koningspark in Oostende. Hij is geliquideerd met een nekschot.

Als hem eind 1988 eindelijk twee dagen vrijheid worden gegund, zoekt Bruno Vandeuren contact met een politicus die hij denkt te kunnen vertrouwen. Eerst wil hij nog iets anders doen. ‘Opeens stond Bruno hier, met een Golf GTI en een riotgun.’

Op 30 september 1982 pleegde de Bende van Nijvel haar eerste roofmoord in Waver. In deze zesdelige reeks gaat De Morgen op zoek naar nieuwe puzzelstukjes in het grootste Belgische criminele enigma ooit. Vandaag: de executie van Bruno Vandeuren.

Het was een Franstalige, licht geagiteerde stem, herinnert Hugo Coveliers zich: “Ik ben Bruno Vandeuren en ik wil u spreken.”

Het was december 1988, drie jaar na Aalst. Het onderzoek was een puinhoop en in het parlement was een onderzoekscommissie opgericht. Coveliers, toen bij de Volksunie, de latere N-VA, gold bij het brede publiek als het meest gedreven commissielid. “De naam Vandeuren zei mij op dat ogenblik zo direct niet veel”, weet de nu 75-jarige Coveliers nog. “We maakten een afspraak. Veel is er niet gezegd. Ik hield er in die tijd rekening mee dat mijn telefoon werd afgeluisterd. En ja, de afspraak is dus nooit doorgegaan.”

De dan 26-jarige draaideurcrimineel belt niet alleen Coveliers, ook een speurder bij de Brusselse stadspolitie tegenover wie hij eerder zijn betrokkenheid bij de roofmoord bij Dekaise opbiechtte. Ze spreken af in een café aan de Gentsesteenweg in Molenbeek. “Vandeuren was gehaast”, schrijft Hilde Geens in Beetgenomen. “Hij herhaalde dat hij erbij was bij de overval op wapenhandel Dekaise, maar dat hij later het hele verhaal zou doen.”

Weekend vrij

Bruno Vandeuren heeft volgens gegevens van de FOD Justitie op zaterdagochtend 3 december om 10 uur de gevangenis van Lantin verlaten. Hij wordt verondersteld om zich op maandagochtend om 6 uur ’s ochtends terug te melden in de gevangenis.

Voor het beetje familie dat Vandeuren heeft, is het penitentiair verlof achteraf een verrassing. Een vorige poging om hem een weekendje vrije lucht te gunnen is er op 6 maart 1986 op uitgedraaid dat hij diezelfde dag al in Brussel door de politie staande werd gehouden in een gestolen BMW. “Ik heb geen enkel contact gehad met hem in die periode”, zegt zijn halfzus. “Ook zijn advocaat en zijn moeder niet, wat ons altijd erg heeft verwonderd.”

Sinds de wapenvondst in Ronquières staat de zaak-Dekaise helemaal bovenaan de crime walls van de Bende-speurders. Het onderzoek naar Vandeuren krijgt hierdoor volgens het eindverslag van de tweede bendecommissie “een nieuwe impuls”. Vandeuren, intussen veroordeeld tot vier jaar cel extra voor autodiefstallen, is meermaals uit zijn cel gehaald en ondervraagd over zijn tijdsgebruik op 30 september 1982. Hij schermt met zijn op een toen 18-jarig liefje berustend alibi. Volgens haar lagen ze tot een eind in de voormiddag samen in bed, terwijl de raid in Waver plaatsvond om 10.30 uur. In de zomer van 1988, zegt het verslag, beveelt onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix nieuw onderzoek naar dat alibi – wat erop lijkt te wijzen dat hij er zijn twijfels bij heeft.

Bruno Vandeuren trekt op zaterdagochtend meteen naar Brussel en vindt onderdak bij twee vriendinnen, een zekere Eveline en Marie-Rose F. Eveline is de kersverse weduwe van gangster Ghislain Hinderyckx. Zijn naam valt in politierapporten als een van Vandeurens mogelijke Dekaise-medeplichtigen.

Het lijk van Hinderyckx is op zaterdagochtend 2 juli 1988 in Veurne aangetroffen op een werf van de nog onvoltooide E40 richting Calais. “In zijn hoofd zaten vijf kogels van 9 millimeter”, bericht Le Soir. “Het lichaam van Hinderyckx heeft folteringen ondergaan. De man was de vorige nacht in Brussel vertrokken. Hij zei tegen zijn vrouw dat hij zich ging ontdoen van enkele klootzakken.”

Bijna als vanzelfsprekend keert Vandeuren op maandagochtend niet naar de gevangenis terug. De afspraken met Coveliers en de agent heeft hij voorbij zijn vrije weekend vastgelegd. Hij heeft eerst andere plannen. Hij ontmoet R., de Brusselse topgangster die hij volgens zijn ex-advocaat Etienne Delhuvenne tijdens hun ontmoeting in de gevangenis vermeldde als een van de twee mededaders bij de overval op Dekaise. “Volgens Bruno was het R. die agent Claude Haulotte heeft geëxecuteerd”, zegt Delhuvenne. “Is het waar? Ik kan enkel herhalen wat Bruno me toen in vertrouwen, zijn advocaat zijnde, heeft gezegd.”

Ook R. was goed bevriend met Ghislain Hinderyckx.

De overval

“Ghislain was als een broer voor mij”, zegt R., als we hem op 18 januari 2018 ontmoeten in een zaaltje langs de Louizalaan in Brussel. R. ontkent elke betrokkenheid bij wat voor aan de bende gerelateerd misdrijf ook. “Ik was in die tijd beroepsgangster”, zegt hij, op een toon die klinkt als evident bewijs van zijn onschuld.

R.: “Wij, het overvallersmilieu in Brussel, vormden een gesloten wereld. Wij wisten veel van elkaar. De Bende van Nijvel was slecht voor ons. Wij wilden heel graag weten wie hier achter zat. We wilden ze zelf vinden, zeker na de tweede golf. Kinderen doodschieten, dat was tegen alle regels. Je kon beter niet in de gevangenis belanden als kindermoordenaar. Dan ging je eraan. Ik werkte meestal met mannen als Basri Bajrami of Ramadan Dodack (topcriminelen uit die tijd, DDC). Volgens wat Bruno mij vertelde, had hij in Lantin een ontsnappingsplan van Eric Lammers verklapt aan de gevangenisdirectie. Daardoor had hij zijn penitentiair verlof ‘verdiend’, om het zo te zeggen.”

De detentiefiches van Vandeuren en Lammers, een moordenaar verbonden aan het extreemrechtse Westland New Post, lijken dat laatste tegen te spreken. Beiden zaten het hele jaar 1988 in verschillende gevangenissen.

R. broedt eind 1988 al een poosje op een plan om met P.H. een juwelierszaak te overvallen in de Koning Albertstraat in Sint-Agatha-Berchem. Als hij R. daarover hoort spreken, is Bruno Vandeuren meteen enthousiast. Hij wil meedoen.

R.: “Bruno is me toen zo’n beetje opgedrongen. Na zijn vrijlating was hij boos op zijn familie. Hij wou geen contact met hen. Voor de overval hadden we een wagen nodig en een wapen. Bruno heeft alles geregeld. Hij verdween en drie uur later stond hij daar terug. Met een Golf GTI met verwijderde achterbank.”

Precies zoals de Bende van Nijvel. Een bende waar Bruno Vandeuren hooguit zijdelings, helemaal in het begin, bij betrokken kan zijn geweest. Tijdens alle overvallen, behalve die bij Dekaise, zat hij in de gevangenis.

R.: “Bruno kwam met carnavalsmaskers aanzetten, een riotgun en van die lange mantels. Mijn eerste reactie was: ‘Ze gaan nog denken dat wij de Bende van Nijvel zijn.’ Waarop Bruno zei: ‘On ne change pas une formule qui marche.’ (‘Een formule die werkt, die verander je niet’, DDC). Wat ik daar nu over denk? Het was ridicuul, achteraf bekeken. Bruno was een dikkenek, een stomme kloot. Ik weet nog dat ik heb geëist dat we een paar honderd meter voor die juwelier zouden uitstappen en onze wapens ontladen. We deden die overval pal voor een politiecommissariaat, ook nog. Dat was mijn idee. Ergens wou ik dat mijn loopbaan als overvaller stopte. Ik wou gewoon gepakt worden. Ik was zelfdestructief, speelde weleens Russische roulette. Die Marie-Rose, een kassierster, een heel gewoon iemand, ging als eerste de zaak binnen, zogezegd als klant. Daarna volgden wij.”

De overval vindt plaats op woensdagavond 21 december 1988 en levert volgens krantenberichten van toen een partij juwelen op ter waarde van 8 miljoen frank, zo’n 200.000 euro. Veel plezier wordt daar niet aan beleefd.

R.: “De Golf hebben we voor de kerk achtergelaten, we zijn met een andere wagen weggereden, niet meer dan zeshonderd meter. We hebben ons verstopt bij een meisje dat ik kende. Ze woonde aan Karreveld, aan de Gentsesteenweg in Molenbeek. Daar hebben we de juwelen gesorteerd: goud en edelsteentjes apart, zilver apart. Zilver is waardeloos. Dat ging diezelfde avond het kanaal in. Bruno zei dat hij een heler had aan de kust, Jean V. Marie-Rose is diezelfde avond door de politie hard aangepakt en ging door de knieën. Ze verklapte alles, waardoor P.H. en ik een paar uur later al werden gearresteerd. Bruno niet, die was onderweg naar Oostende.”

Nekschot

Daar, in deelgemeente Mariakerke vlak bij het stadion van KV Oostende, heeft de gewezen visser Jean V., alias Jantje, in een voormalig gebouw van de coöperatieve SEO een antiekzaak. Die staat volgestouwd met eiken kasten, wasmachines en oude schilderijen. Jantje V. zal achteraf worden beschouwd als de laatste die Bruno Vandeuren levend heeft gezien.

Op zaterdagochtend 24 december wordt zijn lichaam aangetroffen in het Koningsparkje, vlak bij het stedelijk zwembad. Hij is geliquideerd met een nekschot. In zijn jaszak vindt de politie een adreskaartje en de bankkaart van Jantje V.

R.: “De onderzoeksrechter in de zaak van de juwelier verdacht in eerste instantie mij. Ze zei: ‘Er vallen precies nogal veel doden rondom u.’ Dat was waar, maar ik had een alibi: ik was al gearresteerd toen Bruno werd vermoord. Waarop de onderzoeksrechter zei: ‘Zoiets kan ook over de telefoon.’ Ik heb drie jaar gezeten voor de overval op de juwelier.”

Een paar dagen later wordt Jantje V. gearresteerd. Hij ontkent. De gestolen juwelen zijn in zijn antiekzaak teruggevonden, verdere forensische sporen pleiten hem vrij.

R.: “Die Jantje V. was een informant van de rijkswacht in Aalst. In het strafdossier las ik dat hij bloed van Bruno op zijn jas had zitten. Misschien was het allemaal té. Het voelde als in scène gezet. Als ik iemand zou vermoorden, zou ik in elk geval mijn bankkaart niet in zijn binnenzak achterlaten.”

Jantje V. sticht enkele jaren later brand in een kasteel, wordt daar in 2004 voor veroordeeld tot één jaar effectief, en verhuist naar het zuiden van Frankrijk, waar een vorig team Bende-speurders hem enkele jaren geleden tevergeefs ging zoeken. De moord op Bruno Vandeuren werd nooit opgehelderd. Het is een van de vele cold cases in de periferie van het Bende-dossier.

Cold case

R. zegt ervan overtuigd te zijn dat Bruno Vandeuren wel degelijk deel heeft uitgemaakt van wat men op grond van ballistische sporen de Bende van Nijvel is gaan noemen, maar dan enkel in de beginperiode.

R.: “De overval bij Dekaise, de moord op Jacques Van Camp (uitbater van herberg Au Trois Canards, DDC), die op die taxichauffeur: dat soort dingen. En nu gaat u zeggen dat dat niet kan, omdat hij in de gevangenis zat. Ten tijde van gevangenisdirecteur Jean Bultot was dit in Sint-Gillis de gewoonste zaak: hij liet gedetineerden stiekem vrij om een overval te doen, en dan was het fiftyfifty. Geen beter alibi denkbaar (volgens zijn detentiefiche zit Vandeuren van 17 november 1982 tot 26 januari 1983 inderdaad opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis, DDC). Bruno heeft me in de dagen voor de overval bij de juwelier een geluidsdemper van bij Dekaise laten zien, ik heb die nog in mijn handen gehad. Dat was er een uit die partij die was besteld door de Falangisten.”

Jantje V. zit vijf maanden in voorarrest op verdenking van de moord op Bruno Vandeuren. Hij is nog niet zo lang vrij als ook hij op 11 oktober 1989 rond vier uur ’s ochtends in Oostende wordt beschoten. Zes keer, met een 7.65, hetzelfde kaliber als bij Vandeuren. Jantje wordt tweemaal geraakt, maar overleeft. Ook deze moordpoging draait uit op een cold case.

Het dodenlijstje kan verder worden aangevuld met Jean-Luc Piavaux, de man die Vandeuren op de dag van de overval bij Dekaise een dringende lift bezorgde. Hij kwam in 1986 om het leven op de Seychellen.

In 1988 is het niet evident om op een Europese luchthaven ongemerkt voorbij de identiteitscontrole te geraken. Dat lukt enkel door je last minute te melden voor een chartervlucht. Robert Beijer, de kompaan van de rond die tijd in verband met de moord op Juan Mendez-Blaya gearresteerde Madani Bouhouche, heeft kort gezeten en is terug vrij sinds augustus 1988. Hij staat aan Belgische grensovergangen geseind voor “grondige controle” en “metgezellen identificeren”, maar slaagt er op zaterdag 24 december 1988 om rond 13 uur in aan boord te gaan van een chartervlucht. Dat is enkele uren na de executie van Bruno Vandeuren.

“Naar Torremolinos”, beantwoordt Robert Beijer onze vraag per mail. “Naar het huis van mijn moeder, met het doel er een paar dagen door te brengen en afscheid van haar te nemen. Ik wist dat ik zou gearresteerd worden.”

Beijer zegt dat hij ervan uitging dat de speurders in het onderzoek-Mendez op het punt stonden de door Bouhouche en hemzelf gehuurde garageboxen in parking Beau Site te ontdekken. “Daarom bereidde ik de te volgen strategie voor”, schrijft hij. “Ik heb de Bruno Vandeuren waarover u het heeft nooit gekend, en mijn vertrek had daar dan ook niets mee te maken.”

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck

Nacht na bloedbad Bende van Nijvel zag deze vrouw mannen zakken in kanaal dumpen: ‘Daarna reden ze met gedoofde lichten weg’

De nacht na het bloedbad in Aalst ziet een vrouw mannen nabij het hellend vlak van Ronquières zakken in het kanaal dumpen. Een jaar later vissen speurders er de Bende-wapens op en 3,6 kilo halve frankjes.

Op dinsdag 12 november 1985 rinkelt om 9 uur de telefoon bij de rijkswacht in ’s Gravenbrakel. Eerste wachtmeester Cestaro neemt op. Een damesstem meldt “bizarre feiten” in de nacht van zondag op maandag in de zwaaikom van Fauquez, een driehoek in het kanaal Brussel-Charleroi op een kilometer of twee van het hellend vlak van Ronquières. Ze heeft het over “een komen en gaan van mannen en auto’s”.

11 november is een feestdag, er zijn geen kranten. Op dinsdag zijn die er wel en staan ze bol van het bloedbad in Aalst. De vluchtwagen is ontdekt, in het bos van Houssière in ’s Gravenbrakel, op vijf kilometer van waar de dame die ochtend de rijkswacht belt. Het uitgebrande wrak van de donkergroene Golf GTI is op maandagochtend opgemerkt door een jogger.

Getuige O.

Rijkswachter Cestaro bemant in zijn eentje de brigade en vraagt bijstand aan de collega’s uit Zinnik. Daar worden Jacques Lebacq en Thierry Gondry erop uitgestuurd om te gaan rondneuzen aan de zwaaikom.

Het is een verlaten plek. De enige tekenen van leven zijn een oude frituur en een caravan. De rijkswachters kloppen aan en maken kennis met de 43-jarige Fransman O. Naast frieten bakken repareert O. ook bootjes. Vorige zomer is er een gepikt en sindsdien slaapt hij in de caravan met een .22 karabijn onder zijn matras. “Zeker”, zegt O. als hem wordt gevraagd of hij zondagnacht iets verdachts zag. “Het was rond middernacht”, zo wordt O. geciteerd in het proces-verbaal van de rijkswachters. “Mijn aandacht werd gewekt door twee voertuigen die dicht bij het kanaal stilstonden. Het ene was een Golf GTI, die ik kon herkennen aan zijn vier koplampen. Hij was groen, of blauw. Het andere voertuig was groter en had een lichte kleur. De auto’s stonden met de achterkant naar het kanaal. Daarrond waren mensen bezig iets te doen. Eén gebruikte een zaklamp, de twee anderen liepen heen en weer. Na ongeveer een kwartier zijn ze weggereden.”

O. maakt later een schets van wat hij zag. Links de ene auto, rechts de Golf. Het rechthoekje met de twee streepjes rechtsonder is de caravan van waaruit hij met de deur op een kier en de karabijn in aanslag heeft toegekeken. Hij herkende een Golf GTI, dacht meteen aan Aalst en hield zich stil.

Lebacq en Gondry wandelen wat langs de oever. Hun ogen vallen op snippers karton, in stukjes geknipt. Het zijn restjes van munitiedoosjes van de merken Legia en Remington. De bende heeft drie dagen eerder met Legia-munitie geschoten in Aalst. “De stukjes karton zijn nat”, zegt het pv. “Wat bewijst dat ze meerdere dagen op deze plek hebben gelegen.”

Lebacq en Gondry hebben een vraag voor O. Of hij enig idee heeft wie de dame zou kunnen zijn die die ochtend heeft gebeld. O. wijst naar de overkant van de zwaaikom. Daar staan twee huizen, verder is er geen bewoning. “Ofwel is het dat huis”, zegt O. “Ofwel het andere.”

Zakken in het kanaal

Ja, zegt de dame in een van de huizen, zij was het. Volgens het pv van haar verklaring was het 20 over middernacht: “Mijn aandacht werd getrokken door het geluid van een autoportier. Het kwam uit de richting van het kanaal, een plek die op dat uur meestal verlaten is. Ik zag tussen de Lindenlaan en het jaagpad twee stilstaande auto’s. Zij aan zij, en met de achterkant naar het kanaal. De ene auto was klein en had een donkere kleur. De andere was groter, een soort break. De koplampen brandden niet. Minstens drie mannen waren iets aan het doen. Ik zag een van hen naar het kanaal lopen en het trapje afdalen tot aan het waterniveau.”

“Ik zag iets in het water drijven. Het leek een donkere zak te zijn, het formaat van een vuilniszak. Een lichte zak, want hij bleef drijven en werd door de wind in de richting van Ronquières gestuwd. Na ongeveer een kwartier zijn de auto’s met gedoofde lichten weggereden. Pas toen ze op de weg kwamen hebben ze hun lichten aangestoken.”

De volgende dag wordt Thierry Gondry met een collega in het justitiepaleis van Nijvel ontvangen door procureur Jean Deprêtre. “Het is niet dat hij ons verbood om een duiker in het kanaal te laten gaan”, zegt Gondry op 14 november 2018 in La Dernière Heure. “Maar er kon geen sprake van zijn om een budget vrij te maken. Het was van: trek uw plan.”

Geassisteerd door een kanaalbewaker gaat enkele dagen later een duiker het water in. Het is pikdonker. De kanaalbewaker zal jaren later bij Faroek (VTM) zeggen dat er “toch wel een dag en een half” is gezocht. Een eerder pv van de rijkswacht van Zinnik stelt dat de duiker niet langer dan anderhalf uur heeft gezocht. En niks gevonden.

Zes Dumdum-kogels

Rosières, 7 januari 1986. Rond 16.15 uur bemerkt een automobilist op de pechstrook van de afrit van de E411 een Volkswagen Passat. Vreemd, want die auto stond daar ’s ochtends ook al. Hij stapt uit, gaat kijken. Het lijk achter het stuur is dat van Juan ‘Tonio’ Mendez-Blaya, ingenieur bij de Luikse wapenfabriek FN.

De man is geëxecuteerd met zes kogels: vier in zijn hoofd, twee in zijn borst. De kogels zijn van het type Para Hollow Point 115 hagel. Dumdumkogels, verboden door de Conventie van Genève, omdat ze in het lichaam fragmenteren. “Bij ons, de BOB in Brussel, wisten wij meteen hoe laat het was”, zegt een ex-speurder. “Begin jaren tachtig achtervolgde onze toenmalige collega Madani Bouhouche in Brussel een Griek in een klein Hondaatje. De Griek vluchtte en Bouhouche begon – tegen alle regels in – met zijn eigen Remington op die Honda te schieten. De zaak is toen in de doofpot gestopt, maar toen wij hoorden over dumdumkogels – erg zeldzaam – zei iedereen: Bouhouche. Die gast was choleriek en impulsief, zoals bij de moordaanslag bij zijn eigen overste, majoor Herman Vernaillen.”

Bouhouche en zijn partner Robert Beijer plegen niet enkel op 26 oktober 1981 een aanslag tegen Vernaillen, ze plaatsen ook een tijdbom in de dienstwagen van een andere superieur, Guy Goffinon. Ze zitten achter de wapenroof bij de speciale eenheden (SIE) van de rijkswacht op nieuwjaarsdag 1982 en de roofmoord op Sabena-geldkoerier Francis Zwarts in oktober van dat jaar. In haar boek Het complot van de stilte (2021) ontrafelt Humo-journaliste Hilde Geens hoe het duo tot in 1981 werd verplicht om via Amerikaanse methodes drugsbendes te infiltreren, mateloos gefrustreerd raakte toen ze op de vingers werden getikt en uiteindelijk voor eigen rekening hun diensten aanboden aan de internationale drugsmaffia. “Ze huren flats, postbussen en boxen, doen investeringen die in hen in totaal bijna 25.000 euro hebben gekost”, schrijft Geens. “Ze hebben gestolen auto’s, een bestelwagen, een dinghy, blanco identiteitskaarten.”

Bouhouche was goed bevriend met Mendez-Blaya, bij wie hij thuis in Overijse wel eens op bezoek kwam. Hij was een van de weinigen die wist dat Mendez in zijn kelder een gigantische wapencollectie had liggen van ten dele bij FN verdonkeremaande wapens. Met daarin ook een van de vijftien Heckler & Koch-machinegeweren, gestolen bij het SIE. “Mendez was op de hoogte van de herkomst”, schrijft adjudant Goffinon later in een synthesenota.

Bouhouche wist ook dat Mendez in mei 1985 van plan was om een gepantserde achterdeur te laten installeren. Twee dagen voor de installateur zou komen, werd er op 25 mei 1985 ingebroken en was zijn collectie foetsie. Het kon niet anders of de dader was een kennis van haar echtgenoot, legt de weduwe van Mendez-Blaya de speurders na diens dood uit. Met het oog op die gepantserde poort was het huis in de dagen voor 25 mei toegankelijk via een tijdelijk deurtje van triplex.

Ten behoeve van het onderzoek schetst ze een plattegrondje van de villa in Overijse, met ter hoogte van het triplex deurtje de vermelding “ingang dieven”.

Op de dag van de Bende-raids in Eigenbrakel en Overijse op 28 september 1985 zat Mendez voor het werk in Puerto Rico. “Toen hij het nieuws van de overvallen hoorde, heeft hij vanuit Latijns-Amerika getelefoneerd om te achterhalen met welke wapens die waren uitgevoerd”, schrijven Gilbert Dupont en Paul Ponsaers in hun boek De Bende (1988). “Dag na dag is hij blijven bellen. Mendez vreesde dat de bij hem gestolen wapens gebruikt waren door de Bende.”

Bernard Sartillot

Enkele dagen na de moord op Juan Mendez zendt de RTBf een opsporingsbericht uit. Of iemand die ochtend ter hoogte van de afrit Rosières langs de E411 iets verdachts heeft gezien. Er wordt een foto van Mendez afgebeeld en in Waver veert Bernard Sartillot op uit zijn stoel. Hij heeft op 30 september 1982 na de overval op wapenwinkel Dekaise tijdens een vuurgevecht oog in oog gestaan met de daders.

Bernard Sartillot: “Ik zag dat gezicht op het scherm en ik zei direct: ‘Het is hij.’ Juan Mendez is de man die op mij geschoten heeft. Hij was de bijrijder. We stonden op een paar meter van elkaar. Honderd procent zeker ben je natuurlijk nooit, maar als politieman heb je toch een iets beter oog voor gezichten.”

Bouhouche zou eind januari 1986 worden gearresteerd op verdenking van de moord op Mendez, maar op het assisenproces tegen hem en Beijer in 1995 worden vrijgesproken. Sartillot – en hij niet alleen – betwijfelt of er toen recht is gesproken. Bernard Sartillot: “Mendez was geen flik en ook geen geharde crimineel. Was hij ondervraagd, hij zou hebben gesproken. Hij kon wat Bouhouche betrof niet in leven blijven – te groot risico. Trouwens, stop je zomaar op een oprit als een vreemde teken naar je doet? Nee, je stopt voor iemand die je kent. Ik heb mijn overtuigingen hieromtrent, maar goed.”

Terug naar Ronquières

Een café in Halle, augustus 1986. De Gentse BOB’er Philippe Vermeersch maakt deel uit van de cel-Delta van de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch die de moorden in Aalst onderzoekt. Tegenover hem in zit François Achten, adjudant bij de BOB van Halle en ‘verbindingsofficier’ bij het parket in Nijvel. Er wordt zowel in Dendermonde als in Nijvel gezocht naar de bende, maar info wordt amper gedeeld. Via de officiële weg mag het niet, en dus stopt Achten zijn collega onder een cafétafeltje wat A4’tjes toe. Het zijn de verklaringen van Franc O. en de dame aan de overkant van de zwaaikom.

Je kan het zien aan de bovenranden van de pv’s, zoals die in Dendermonde zijn verwerkt. De getuigenissen dateren van 12 november 1985, maar zijn in Dendermonde bij het strafdossier gevoegd op 20 november 1986.

Freddy Troch is twee weken eerder al meteen beginnen vissen, nu met metaaldetectoren. “Nadat ik alle stukken in mijn bezit kreeg, lieten we de zwaaikom onderzoeken door duikers van het leger”, verklaart Vermeersch als hij in 1997 in de kamer wordt ondervraagd. “Omdat wij honderd procent zeker waren dat er zakken van de bende lagen. Volgens mij was er daarvoor op een amateuristische manier gezocht.”

Troch en Vermeersch hebben meteen beet. In een pv melden Delta-speurders Luc Boeve en Danny Colewaert het boven water hijsen van de eerste zak: “In deze zak worden aangetroffen: patronen, muntstukken, al dan niet in rolletjes, twee spuitbussen, een sleutel, stukken leder, papieren, waaronder cheques, duidelijk afkomstig van het grootwarenhuis Delhaize en een groen metalen koffertje zonder inhoud. Inhoud van de andere zak: twee delen van kogelvrije vesten.”

Opgevist: 1.335 muntjes van een halve frank

Er zal dagenlang worden gezocht. De verknipte jas van de reus komt boven water. Verder: in stukjes gesneden patroongordels, pistooltassen, een lage granaat. De patroongordels zijn handgenaaid. Alsof de bende geen Stock Américain wist te vinden en dan maar aan de slag ging met wat kaki stof en oma’s naaikist. Duikers vissen niet minder dan 1.335 muntstukjes van een halve frank op.

De bende die in Overijse haar neus ophaalde voor biljetten van 1.000 en 5.000 frank had het in Aalst alweer gemunt op waardeloze cheques. En op een collectie halve frankjes ter waarde van (omgerekend) 16,75 euro. Als je 133 van die muntjes op een keukenweegschaal legt, zegt die 363 gram. Maal tien betekent 3,6 kilo aan brons die de bende heeft meegezeuld. Om die een nacht later in het kanaal te pleuren.

Tussen de vangst zitten ook wapens en munitie. Het in stukken gezaagd FAUL-eendenroer, onderdelen van een Beretta, van Ingram-machinegeweren en van een pistool van het type Rüger .357. De Rüger is op 30 september 1982 gestolen bij wapenwinkel Dekaise. Het staat nu vast dat Dekaise moet worden toegevoegd aan het palmares van de Bende van Nijvel.

Het is de enige overval in de hele reeks waarvan iemand ooit claimde dat hij eraan deelnam. Bruno Vandeuren.

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck

De rijkswacht verdween, toen verscheen de Bende van Nijvel. ‘Dat niemand zich afvroeg: ‘Zitten wij hier met een mol?‘’

Op 30 september 1982 pleegde de Bende van Nijvel haar eerste roofmoord in Waver. In deze zesdelige reeks gaat De Morgen op zoek naar nieuwe puzzelstukjes in het grootste Belgische criminele enigma ooit. Vandaag: Marc Geeroms uit Aalst woonde aan de Delhaize. Zesendertig dagen lang was daar elke dag politiebewaking. Op zaterdag 9 november 1985 vanaf 19.30 uur een kwartier lang niet meer. Exact 3 minuten later kwam de Bende van Nijvel.

“Wij woonden in de Parklaan, met zicht op de Delhaize”, zegt Marc Geeroms (52). “Toen we de schoten hoorden zijn we op de grond gaan liggen. Mijn pa kwam overeind en rende naar beneden. Ik ben gevolgd. Daar was Albert, onze buurman. Hij hield een revolvertje in zijn hand en van boven hoorde ik zijn vrouw, tante Mietje, roepen: ‘Ons kinderen zijn dood!’ Ik vond dat wel raar. Albert wou met zijn revolver van in de Congo de straat oversteken. Aan café The Fox, aan het kruispunt, heeft men hem kunnen tegenhouden.”

Marc Geeroms was in 1985 de 15-jarige buurjongen van de in de film Niet schieten (2018) door Jan Decleir vertolkte Albert Van den Abiel, de opa van David Van de Steen. De 9-jarige David werd die avond van dichtbij beschoten, maar overleefde. Vader Gilbert (43), moeder Thérèse (39) en zus Rebecca (14) werden net als vijf andere klanten geëxecuteerd.

“Ik kende David niet zo goed”, zegt Geeroms, 37 jaar later bij een koffie in The Fox. “Ik had meer oog voor Rebecca. Van de overval zelf heb ik niets gezien, wel van wat daarvoor gebeurde. Onlangs, in maart, ben ik gaan getuigen bij het federaal parket.”

Eigenbrakel-Overijse

Marc Geeroms staat op de plek waar toen de ingang van de Delhaize was. “Het is moeilijk uit te leggen aan mensen die die tijd niet hebben beleefd”, zegt hij. “Hoe de sfeer was in de weken na 27 september 1985.”

Na bijna twee jaar stilte heeft de bende op vrijdagavond 27 september 1985 opnieuw toegeslagen. In en rond de Delhaize in Eigenbrakel zijn drie mensen neergeknald. De daders verlaten de supermarkt met een Golf GTI met open achterklep van waaruit de reus achterwaarts schiet op wat beweegt. Nog geen halfuur later overvalt de bende 20 kilometer verder de Delhaize van Overijse. Vijf doden.

In 1985 kan je in de winkel nog niet pinnen. Belgen betalen cash of met cheques. De supermarkt is een goede gelegenheid om van grote biljetten verlost te geraken: in die tijd van 1.000 en 5.000 frank (25 en 125 euro). De daders graaien in Overijse bankbiljetten uit de kassa’s en proppen die in een vuilniszak. Een rijkswachtverslag meldt kort na de feiten: “De biljetten van 1.000 en 5.000 frank worden niet meegenomen.”

In theorie bedraagt de buit 2.511.103 frank, waaronder voor 1.520.000 frank aan cheques. Kassiersters hebben die cheques afgestempeld, wat ze waardeloos maakt. Blijft over: een buit van 1 miljoen frank of 25.000 euro.

Geeroms: “Wij konden er na 28 september onze klok op gelijk zetten. Elke avond stond waar ik nu sta een anoniem beige R4’tje met drie rijkswachters in. Om kwart voor acht werd dat afgelost door de stadspolitie. De ene wagen ging, de andere kwam.”

Marc Geeroms zag, net als meerdere andere getuigen, op zijn 15de een verdachte op de plaats van de misdaad. “Die avond komen wij om kwart over zeven thuis. Wij parkeren. Het R4’tje staat daar, zoals gewoonlijk, en aan het huisnummer 207 zie ik twee mannen met een soort oorlogswapen met een grote lader. Er staat nog een tweede R4’tje, wit met oranje streep. Rijkswacht. Daarnaast staat een lange man met een walkietalkie. Ik breng boodschappen naar boven en ga terug naar beneden voor de volgende. Daar zie ik een beige Ford Taunus komen aanrijden. Een opvallende auto, met op de bumper gemonteerde mistlichten. Er stapt een man uit in een groene lange jas die bovenaan is dichtgeknoopt en met een pruik. Hij heeft zijn gezicht bruin geschminkt. Net als die uitstapt, zie ik het beige R4’tje wegrijden. Het is dan halfacht, een kwartier vroeger dan altijd. Alsof de man met de pruik het signaal is om te vertrekken. Die vent keek naar mij.”

Zoals Marc Geeroms het vertelt zou minstens één dader niet per Golf GTI zijn gekomen, maar onder de ogen van rijkswachters – of mensen die er uitzagen als rijkswachters – tot daar zijn gebracht.

Witte map

Een na de moordpartij opgesteld opsporingsbericht toont schetsen, gemaakt op basis van getuigenissen van overlevenden. Een man met een pruik staat er niet tussen, maar komt wel ter sprake in de eerste verklaring die de 9-jarige David op 20 november 1985 vanuit zijn ziekbed aflegt over de man die hem beschoot: “Zijn gelaat was donkerbruin, naar mijn gevoel geverfd, geschminkt. Hij had een grijze sjaal voor de mond en hij droeg een zwarte pruik met krulhaar.”

Geeroms: “Ik ben niet de enige die de rijkswachters, de R4’tjes en die man hebben gezien. Mijn ouders en onze buren ook, maar in die dagen deed men geen buurtonderzoek.”

Enkele jaren voor zijn dood in 2011 overhandigt Albert Van den Abiel ons een ringmap met achter plastic de doodsprentjes van Gilbert, Thérèse en Rebecca. Het is het archief van zijn jarenlange strijd om opheldering over het R4’tje. Ook Albert zag het wegrijden om 19.30 uur. Drie minuten later vielen de eerste schoten.

Rond zevenen kreeg de Aalsterse vrije radio Mi Amigo tijdens het verzoekplatenprogramma een telefoontje: “Ik zou een plaatje willen aanvragen voor de bende van Hofstade in naam van de bende van Nijvel. De Marlets met ‘Te voet naar Scherpenheuvel’. Liefst draaien voor kwart over zeven of om kwart over zeven, zeker niet later. Anders is het te laat.”

Wie belde? Van waar? Het zoveelste enigma. “Ik geloof er niet meer in”, zei Albert Van den Abiel bij het overhandigen van de map. “Ze willen het niet ophelderen, mijnheer.”

Vooraan in de map zit een op zijn schrijfmachine verwerkte tekst over ‘De zwaarste dag’. Van den Abiel beschrijft hoe hij en tante Mietje de tafel dekten met het oog op Sint-Maarten en hij door het raam keek: “De rijkswacht is voorzichtig geworden. Ik heb met eigen ogen gezien dat er op de parking achteraan 2 rijkswachters staan met een automatisch wapen in de hand.”

Dat lijken de twee te zijn die ook Marc Geeroms heeft opgemerkt, maar die aanname gaat voorbij aan de vraag waarom zij niet in actie kwamen. De enige agent die de Golf achterna rende en onder vuur nam, was agent Eddy Nevens van de Aalsterse stadspolitie.

Perfecte synchronie

Dossierstukken uit 1985 brengen partieel opheldering over het R4’tje. In een die nacht opgesteld proces-verbaal 5337 melden rijkswachters Cornelis, Arijs en De Vlieger dat ze met ‘toezichtsdienst warenhuizen’ belast zijn. Het pv verduidelijkt niet waarom ze van de kwart-voor-acht-gewoonte afwijken. Ze ontvangen de eerste oproep over de overval als ze zich 2 kilometer verder bevinden. Als in een perfecte synchronie met de bende zijn ze weggereden van de Delhaize die ze hoorden te bewaken. Na de overval is er in het parlement discussie over het R4’tje en de in eerste instantie door de rijkswachttop gegeven uitleg, dat er meerdere warenhuizen dienden te worden bewaakt. In 1985 telt Aalst naast de Delhaize twee warenhuizen: een Colruyt en een Aldi. De Colruyt sluit om zeven uur, de Aldi om zes.

David Van de Steen: “Die timing is niet te geloven, en wat ik helemaal niet kan begrijpen is dat men zich daar binnen de rijkswacht zelf geen vragen over stelde. Dat niemand zich afvroeg: ‘Zitten wij hier met een mol?’”

Christiaan Bonkoffsky

Eind 2017 raakt bekend dat de drie jaar eerder overleden Aalsterse oud-rijkswachter Christiaan Bonkoffsky op zijn sterfbed opbiechtte dat hij deel uitmaakte van de bende. Het nieuws leidde tot de grootste reactivering van het Bende-onderzoek in twintig jaar. Onder leiding van federaal magistrate Marianne Capelle kwam er een nieuw onderzoeksteam. Na een jaar meldde het federaal parket: “Christiaan Bonkoffsky is niet de Reus van de Bende van Nijvel.”

Geert Lenssens, advocaat van de familie Bonkoffsky, heeft het lastig met de toen getrokken conclusies: “Mijn cliënten hebben nooit beweerd dat Bonkoffsky de reus was, zij stellen alleen dat hij lid was van de bende. Hij was groot, zeker, maar over zijn precieze rol hebben zij zich nooit uitgelaten. Omdat de man dat zelf ook nooit deed. Ze hebben getuigd dat hij bij elk bericht op tv over opgravingen of huiszoekingen in verband met de bende altijd zei: ‘Dààr gaan ze zeker niks vinden.’ En dat hij op het laatst tegen zijn broer tot tweemaal toe bekende dat hij deel uitmaakte van de bende.”

N.A., twee jaar lang de partner van Bonkoffsky, vroeg het hem een keer op de man af: “Ik zag die affiche met die robotfoto in een café. Ik zeg: ‘Maar dat zijde gij!’ Hij reageerde furieus: ‘Ik zat die dag met mijn voet in het gips.’ Daarna heb ik er nooit meer naar durven vragen.”

Wat N.A. zich vooral herinnert, is Bonkoffsky’s devote trouw aan het instituut rijkswacht, dat wat hem betrof niet de waardering kreeg die het verdiende. “Hij klaagde over gebrekkig materieel. Hun wagenpark, hun wapens. In zijn hal stond zo’n glazen kast met zijn uniform, zijn insignes en het horloge dat hij bij zijn pensioen kreeg. Dat was een heiligdom, je mocht dat niet aanraken.”

Rijkswachtbudget

De Bonkoffsky-periode werd ingeleid door Jef Vermassen, advocaat van David, die op 15 oktober 2017 op TV-Oost zei: “Ik weet wie achter de Bende van Nijvel zit.” Hij kreeg diezelfde avond telefoon van Patrick De Schutter, destijds brigadecommandant van de rijkswacht in Aalst, tweede hoogste in bevel. Later noemde Vermassen deze conversatie de “gouden tip”. Hij zei: “De rijkswachters mochten die avond niet op de parking van de Delhaize komen. Ik weet niet van wie het bevel kwam, misschien uit Brussel?”

David Van de Steen: “Volgens wat de commandant ons toen vertelde, was er wel degelijk een bevel om de bewaking om halfzeven te stoppen, maar herinnerde hij zich niet of dat per telefoon was gekomen of per telex. Toen hij daar eind 2017 over werd verhoord, zei hij dat hij zich niet herinnerde of er een bevel was geweest.”

De ex-commandant: “Mijn woorden zijn uit hun context getrokken. Ik heb tegen mijnheer Vermassen gezegd dat we moesten kijken naar het dienstbulletin van die avond. Was dat een statische of een mobiele bewaking? Ik weet dat onze mannen enkele minuten voor de komst van de bende zijn weggereden, maar is daar een bevel toe gegeven? Stel dat ik echt zo’n bevel had gekregen, dan zou ik de avond zelf toch zijn gaan rondvragen van wie? Normaal wordt zoiets door de dispatching omgeroepen op de boordradio en dan horen alle operationele leden van de brigade dat.”

Opnames zijn er niet. Het was 1985.

In 1990 verschijnt bij de inhuldiging van de nieuwe kazerne in de Denderstraat het boek Gendarmen en rijkswachters te Aalst. De nieuwe kazerne is een van de antwoorden van de Wetstraat op de terreur van 1985. Die leidde tot een verhoging van het rijkswachtbudget met meer dan 25 miljoen euro. In het boek staat een foto van vier rijkswachters bij de oplevering van nieuw materieel: een VW combi en twee Golf GTI’s. De vier kunnen nu, oktober 1989, ook pronken met nieuwe uzi-machinegeweren. De rijkswachter rechts is Bonkoffsky.

Het boek staat op pagina 137 stil bij “de dramatische gebeurtenissen te Aalst op 10 november 1985 waarbij 10 mensen werden vermoord”. Vreemd: elke Aalstenaar kan je zo zeggen dat de raid op 9 november plaatsvond en er 8 doden vielen. De aanslag wordt in het boek beschreven als een gebeurtenis die “… de regering ertoe heeft genoopt om de rijkswacht aanvullende kredieten toe te kennen voor de transmissie, de bewapening en de algemene uitrusting, zodat de onvoldoende uitrusting waarvan de nefaste gevolgen op de operationele doeltreffendheid duidelijk merkbaar werden, zou worden verholpen”.

In de witte map van Albert Van den Abiel zitten kopietjes van brieven die hij naar diverse instanties schreef: om parkeerboetes aan te vechten voor een BMW die kennelijk met een kopie van zijn nummerplaat rondreed, of takelfacturen. Alsof een onbekende vijandige macht hem na november 1985 specifiek begon te viseren. Marc Geeroms zegt gelijkaardige ervaringen te hebben.

“Ik werd op de dag van mijn achttiende verjaardag opgeroepen bij de rijkswacht in Aalst, waar ze me betichtten van een nagemaakte handtekening voor een lening”, zegt hij. “Wat later werd mijn auto gestolen door de bende van Kapllan Murat (beruchte gangster uit die tijd, DDC). Een paar dagen later visten ze die op uit het kanaal in Neder-over-Heembeek, met achter het stuur het lijk van een voortvluchtige gangster. Dertig jaar later is dat bijna exact de plek waar het federaal parket op aanwijzing van Robert Beijer begint te graven naar het lichaam van geldkoerier Francis Zwarts.”

Het lichaam werd niet gevonden, zoals op aanwijzing van Beijer nooit wat dan ook is gevonden. “Je blijft wel achter met dat akelige gevoel”, zegt Geeroms. “Alsof 9 november 1985 ons altijd blijft achtervolgen.”

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck

‘Hij zei dat hij een van de overvallers van Dekaise was’: een ex-advocaat spreekt over het begin van de Bende

Op 30 september 1982 pleegde de Bende van Nijvel haar eerste roofmoord in Waver. In deze 6-delige reeks gaat De Morgen op zoek naar nieuwe puzzelstukjes in het grootste Belgische criminele enigma ooit. Vandaag: nu hij geen advocaat meer is, denkt ex-advocaat Etienne Delhuvenne vrijuit te kunnen spreken over de draaideurcrimineel die hem in oktober 1982 in vertrouwen nam. ‘Hij vertelde me dat hij deelnam aan de overval bij Dekaise.’

De uitgebrande VW Santana van de overvallers van wapenwinkel Dekaise (zie DM 20/8 voor het verhaal van die overval) wordt diezelfde avond om 22.30 uur teruggevonden in de Tumulidreef in Watermaal-Bosvoorde. Dat is 7,1 kilometer rijden van het kruispunt waar rijkswachters Bernard Sartillot en Roland Campinne elf uur eerder in Hoeilaart in een vuurgevecht verwikkeld raakten met hen.

Bernard Sartillot: “Er zat, bleek achteraf, een kogelgat in de radiator. Ik had goed geschoten.”

Er lijkt maar één verklaring mogelijk voor hoe de Santana voorbij de overal in de regio opgeworpen wegversperringen kan zijn geglipt: hij moet overdag ergens zijn verstopt. De gestolen wapens moeten zijn overgeladen in een andere wagen, waarna iemand ’s avonds met de Santana is weggereden om hem in brand te steken. Iemand is de bende komen depanneren.

Jonge rebel

We praten met Etienne Delhuvenne (70) op het terrasje van een nachtwinkel in Laken. We hebben hem even bevrijd uit het woon-zorgcentrum waar hij zich al twee jaar opgesloten voelt. Het contrast met de topadvocaat die hij ooit was, onder meer van gangster Patrick Haemers, kan niet groter zijn. In 1982 had Delhuvenne een kantoor aan de Guldendallaan in Sint-Pieters-Woluwe. Om hem te spreken te krijgen, moest je een afspraak maken.

Etienne Delhuvenne: “Ik heb die dag, 30 september 1982, op mijn kantoor een afspraak met zakenman Jean-Luc Piavaux. De afspraak is om twee uur ’s middags. Ik ga kijken. De wachtkamer is leeg. Jean-Luc komt pas om kwart voor drie opdagen. Hij zegt dat er iets tussen is gekomen. De broer van zijn secretaresse heeft deelgenomen aan een overval. De jongen heeft Jean-Luc gevraagd om een dringende lift naar de Welgelegenstraat in Elsene. Hij legt me uit dat hij dat heeft gedaan en daardoor vertraging opliep. De broer van die secretaresse heette Bruno Vandeuren.”

Begin jaren ’80 geldt voor Belgische mannen de militaire dienstplicht. Bruno Vandeuren, geboren op 20 juli 1962, had daar geen zin in. “Het statuut van gewetensbezwaarde was hem geweigerd”, zegt zijn halfzus.

De jonge Bruno trekt het leven in als rebel without a cause. Zijn vader heeft hij nooit gekend. De nieuwe partner van zijn moeder verstoot hem en hij groeit op in een home in Schaarbeek waarover later meldingen komen van seksueel misbruik. Op zijn zeventiende vlucht hij naar Spanje. Op 14 maart 1980 belandt hij een eerste keer in de gevangenis wegens desertie, een vergrijp dat hem twee jaar cel zal kosten.

Hij is amper een paar maanden vrij, of in oktober 1980 wordt hij alweer opgesloten. “Wegens onbeschoftheid en de diefstal van 24 lege bierbakken”, post zijn halfzus in 2014 op een onlineforum. Als Bruno op 25 augustus 1981 wordt vrijgelaten uit de gevangenis van Vorst, zit hij daar vier dagen later al terug. Op 26 maart 1982 wordt hij wéér aangehouden en op 14 september van dat jaar – twee weken voor de roof bij Dekaise – ontsnapt hij uit de gevangenis van Saint-Hubert. Hij duikt onder bij zijn halfzus, de secretaresse van mijnheer Piavaux.

Een foto van een foto toont een blonde jongen met een twijfelende snor. De gevangenis is voor Bruno uitgedraaid op een stoomcursus misdaad. “Hij heeft zich toen bekwaamd in het kraken van sloten van BMW’s”, zegt een jeugdvriend.

Als de ene cliënt drie kwartier te laat komt, heeft dat repercussies voor de volgende. In de wachtkamer bij Delhuvenne zit die dag rond drieën Francis Dossogne met z’n vingers te tokkelen. Dossogne is privédetective en leider van de extreemrechtse groep Front de la Jeunesse (FdJ).

Etienne Delhuvenne: “Ik laat Dossogne binnen en zeg: ‘Sorry, mijn vorige cliënt was wat later omdat hij iemand moest gaan helpen in verband met een overval.’ Veel meer denk ik niet tegen Dossogne te hebben gezegd.”

Dossogne is naast detective en FdJ-leider ook informant bij de gerechtelijke politie (GP) in Brussel. Van bij Delhuvenne rept hij zich daarheen. Dossogne blijkt achteraf niet de enige te zijn die denkt info te hebben die kan leiden naar de ontmaskering van de moordenaars van agent Claude Haulotte. In haar boeken Beetgenomen (2013) en Het complot van de stilte (2022) reconstrueert Humo-journaliste Hilde Geens hoe Vandeuren tegenover zeven mensen zijn betrokkenheid bij de Dekaise-overval claimt en hoe vier politiediensten zich op het spoor gooien. Toch zal zijn alibi voor 30 september 1982, aangereikt door een 18-jarig vriendinnetje, nooit fatsoenlijk worden onderzocht.

De Welgelegenstraat in Elsene, de plek waar Bruno Vandeuren dringend naartoe moest, is een zijstraat van de Louizalaan. Daar bevindt zich parkeergarage Beau Site. Er zijn 400 garageboxen. De Brusselse stadspolitie houdt er geregeld controles, want het is een transitplek voor gestolen auto’s. Toevallig doet de politie dat ook op de avond van de Dekaise-overval. Ze houdt een minibusje met een gestolen Honda-brommer staande. De bestuurder, een Vietnamees genaamd Ton Quang Lôc, wordt ingerekend. De passagier naast hem zet het op een lopen. Het is Bruno Vandeuren.

Lôc is een kennis en zakenpartner van rijkswachter Robert Beijer, in die tijd de vaste partner van Madani Bouhouche in wie de collega van Sartillot tijdens de achtervolging een van de drie Dekaise-overvallers herkende. Hoewel ze in dienst zijn bij de rijkswacht, de huidige federale politie, zijn Bouhouche en Beijer in 1982 bezig met het uitbouwen van een eigen misdaadkartel met een enorme logistiek van gestolen wagens, wapens en valse documenten. Om die spullen te verbergen, huurt Bouhouche sinds 10 september 1981 in garage Beau Site onder een valse naam box 179.

Vanuit Pattaya betwist Robert Beijer per mail dat hij Vandeuren ooit zou hebben gekend: “En ik ben zo goed als zeker dat ook Bouhouche hem nooit heeft gekend. Weet u hoeveel boxen er waren in Beau Site? Dat alleen al kan dit toeval verklaren. Ton Quang Lôc heb ik later pas ontmoet, toen hij me kwam vragen of hij bij ARI (detectivebureau van Bouhouche en Beijer, na hun exit bij de rijkswacht, DDC) in dienst kon komen. Op de vraag van de Staatsveiligheid, denk ik. Lôc was een betaalde informant van de Staatsveiligheid.”

Bruno’s Biecht

Volgens oude politierapporten is de Santana op de ochtend van de overval vertrokken vanuit een café in Diegem, De Pomp, uitgebaat door Willy V.C. Daar zouden de wapens ’s namiddags naartoe zijn gebracht. “Bruno was goed bevriend met de zoon van V.C.”, zegt een kennis. “Die zoon is later door de politie doodgeschoten in Molenbeek.” Zijn halfzus zegt: “Bruno was de dag van Dekaise tot de middag bij mij. Daarna is hij naar de Pomp gegaan.”

In Beetgenomen citeert Geens een 20 pagina’s lang verslag van de Brusselse politieman Lucien Vermeir: “Het ging niet meer over de overval zelf, maar over het transport van de buit. Vandeuren zou de wapens in een vermoedelijk gestolen BMW vervoerd hebben in opdracht van Willy V.C.”

Bruno Vandeuren loopt na de arrestatie van Lôc niet ver. Hij wordt op 1 oktober 1982 ’s morgens vroeg in verband met de Honda opgepakt in de woning van zijn halfzus.

Etienne Delhuvenne: “Een paar dagen later staat Jean-Luc Piavaux daar weer. Bruno Vandeuren heeft geen advocaat. Of ik dat wil worden? Ik ga hem opzoeken in de gevangenis. De jongen doet opschepperig. Hij heeft het over een achtervolging, dat er is geschoten. Hij zegt dat hij de chauffeur was en begint over zijn stuurkunsten: ‘Ik ben de beste! Mij krijgen ze niet!’ Natuurlijk wil ik graag van hem horen wie die twee anderen waren, en wie er had geschoten. Je bent advocaat en je denkt: hoe kan ik zijn rol minimaliseren? Vandeuren noemt R., iemand die hij heeft gekend uit zijn tijd in een home, en een Vietnamees, Ton Quang Lôc. Vandeuren zegt me dat hijzelf agent Claude Haulotte heeft neergeschoten en dat R. het genadeschot gaf, achter het oor. Hij legt me ook uit dat hij als beloning een bij Dekaise gestolen pistool heeft gekregen.”

“Ik zeg: ‘Mijn beste, zou het niet beter zijn als je een verklaring aflegt bij de politie? Op een dag gaan ze je vinden en dan sta je er veel slechter voor.’ Vandeuren zegt: ‘Nee, dat durf ik niet, ik heb schrik van R., die is stapelgek.’ Hij vertelt me dat ze ooit samen Russische roulette hebben gespeeld en R. de trekker maar bleef overhalen.”

40 jaar na datum later tonen we Bernard Sartillot de foto van Bruno Vandeuren. “Zegt me niks”, antwoordt hij. “Helemaal zeker kun je na zoveel jaren natuurlijk niet zijn, maar deze persoon was er volgens mij niet bij.”

Het kantoor van Jean-Luc Piavaux bevindt zich in Ukkel. Als de Santana enkele kilometers voorbij Hoeilaart is verstopt, is het daarna volgens Google Maps al snel twee uur te voet. Was Bruno Vandeuren bij Dekaise (10.30 uur) dader, zoals hij zelf beweert, of depanneur achteraf? In beide scenario’s bezit hij unieke kennis over het ontstaan van de Bende van Nijvel.

Taxichauffeur

Halfweg oktober 1982 wordt Delhuvenne op een vrijdagavond ontboden in de lokale rijkswachtkazerne. “Daar zitten veertig mannen rond de tafel”, vertelt hij. “De kapitein spreekt mij toe. Hij wil dat ik de naam van mijn cliënt verklap. Ik zeg: ‘Ik ben advocaat, ik heb beroepsgeheim.’ Hij neemt me apart, zegt dat dit een staatszaak is, dat ik móét praten. ‘Wie waren de opdrachtgevers van Vandeuren?’ Ik zeg: als u weet dat het Vandeuren is, dan hebt u het antwoord op uw vraag toch al?’”

Op 12 oktober wordt Vandeuren ondervraagd door twee leden van de BOB Brussel (rijkswacht) onder leiding van adjudant Guy Goffinon. Hij ontkent, zoals hij dat tegenover de BOB zal blijven doen. Elders blijft hij opscheppen. Als hij op 17 november 1982 wordt getransfereerd naar de gevangenis van Sint-Gillis raakt hij in gesprek met Jean Bultot, de directeur daar. Bultot zal in 1985 zelf in beeld komen als verdachte in het Bende-onderzoek. De man zal tot zijn dood – zomer 2021 – zijn onschuld blijven uitschreeuwen, en beweren dat er vals bewijsmateriaal tegen hem is gecreëerd omdat hij de aandacht van justitie trachtte te vestigen op Vandeuren.

In zijn memoires beschrijft Bultot hoe Vandeuren hem bij hun eerste ontmoeting zo aansprak: “Ja, ik was het die Dekaise aanviel. Dekaise had geld gekregen om een bepaalde klus te klaren, hij voerde die niet uit. We zijn er naartoe gegaan om spullen terug te halen. Als je een opdracht accepteert, moet je die uitvoeren. Het spijt me voor die agent, maar die stierf omdat hij een stuk ongeluk probeerde te verdedigen.”

Twee onderzoekscommissies in het parlement bogen zich in de jaren tachtig en negentig over de Bende van Nijvel. In haar laatste eindverslag beveelt de commissie ‘bijkomend onderzoek’ naar Delhuvenne en “de waarachtigheid van de verklaringen van Bruno Vandeuren”. De advocaat is in 1983 nog aan de tand gevoeld door onderzoeksrechter Pierre Hennuy. Volgens het verslag schermt hij ook dan met zijn beroepsgeheim. Hij zegt: “Ik heb niets meer te zeggen.”

Maar dat was toen, en dit is nu, op een krukje voor een sjofel nachtwinkeltje in Laken. De ex-advocaat draagt een short, hem geschonken door een vriend die tijdens de hittegolf ook een ventilator voor hem regelde. Veel netwerk heeft de eens zo gevierde advocaat zo te zien niet meer.

Etienne Delhuvenne: “Niet zo lang na die convocatie bij de rijkswacht krijg ik een brief van een Bergense advocaat. Hij laat weten dat hij de nieuwe advocaat is van Vandeuren. Ik heb mij verder niet opgedrongen.”

Op 12 januari 1983 wordt in Bergen het lichaam van Constantin Angelou aangetroffen in de koffer van zijn taxi, een Mercedes 220. De 58-jarige taxichauffeur heeft vier dagen eerder een klant opgepikt aan het Flageyplein in Elsene. Angelou is geliquideerd met meerdere nekschoten uit een .22.

De kogels zijn afgevuurd met dezelfde FN long rifle waar drie weken eerder in Beersel José Van Den Eynde mee is gedood. Hij wordt zo, na Claude Haulotte, nummer 2 op de dodenlijst van de Bende van Nijvel. Constantin Angelou is nummer 3. Vandeuren zelf zal in 1988 worden vermoord, waarover meer in deel 5 van deze reeks.

Etienne Delhuvenne: “Het is me jaren later pas opgevallen. Die taxi, met het lijk van die Angelou erin, is achtergelaten pal voor de deur van het kantoor van de nieuwe advocaat van Bruno Vandeuren.”

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck

Deze rijkswachter reed als enige ooit de Bende van Nijvel klem: ‘Eén van de daders heb ik herkend’

Op 30 september 1982 pleegde de Bende van Nijvel haar eerste roofmoord in Waver. In een 6-delige reeks gaat De Morgen op zoek naar nieuwe puzzelstukjes in het grootste Belgische criminele enigma ooit. Vandaag: oud-rijkswachter Bernard Sartillot (80) reed als enige politieman ooit de Bende klem. ‘Een van de drie daders heb ik herkend.’

“Je hebt daar eigenlijk niet zoveel last van”, zegt Bernard Sartillot (80) over de 72 loden balletjes in zijn onderrug. “Het menselijk lichaam bouwt rond elk balletje een vetlaag en op den duur vergeet je ze. Behalve bij de radioloog, waar ik laatst moest zijn. Al die apparaten begonnen te piepen en die arts riep: ‘Wat is dit?!’ Tegenwoordig melden politiemensen zich voor het minste ziek, of komt er een psycholoog. In onze tijd bestond dat allemaal niet. Ik heb drie dagen in het ziekenhuis gelegen. Drie maanden later was ik weer aan het werk. Mijn collega Roland Campinne, die twee kogels ving, ook. Hij is enkele jaren geleden overleden.”

De loden balletjes zitten er op 30 september exact 40 jaar. Nog steeds is het een raadsel wie ze heeft afgevuurd, al heeft Bernard Sartillot zelf meer dan sterke vermoedens. Hij brengt zijn oude dag met zijn echtgenote door in een flatje in Waver langs de N4, de Route Nationale die Brussel met de Ardennen verbindt. Dat is ook de weg waar het die dag in 1982 allemaal begon.

De overval

Begin jaren 80 is de wapenverkoop in België nauwelijks gereglementeerd. De 27-jarige ingenieur Daniel Dekaise heeft zijn winkeltje in 1979 geopend in de Brusselsestraat, hartje Waver. De beenhouwer etaleert verderop in de straat worsten en koteletten, Dekaise doet dat met vuurwapens. Hij wordt onder experts beschouwd als een genie. In zijn atelier freest hij op verzoek van de klant geluidsdempers voor wapens, die de fabrikant niet voorzag.

Het is iets na 10.35 uur als in de kleine rijkswachtkazerne van Waver, zo’n 800 meter verder, de dienstradio knettert.

Bernard Sartillot: “Roland en ik waren rechercheurs bij de BOB (Bewakings- en opsporingsbrigade, red.) en zaten achter onze schrijfmachines processen-verbaal te tikken. We hoorden op de radio roepen: ‘Hold-up bij Dekaise!’ We vertrokken, en op weg naar de garage viel mijn oog op een rij machinegeweren die daar klaarstond. We hadden er beter een meegepakt, maar dat besef kwam pas achteraf. Wij waren geen interventieploeg. Soms denk ik wel: hoe anders had het kunnen lopen? We hadden enkel onze pistolen bij ons, simpele 7.65’s. We hadden zelfs geen reserveladers meegenomen.”

Een intern bericht van het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) van de rijkswacht beschrijft op 1 oktober 1982 de feiten: ‘Twee gewapende individuen, de een met een pistool, de ander met een jachtgeweer, gaan de wapenwinkel binnen waar de wapenhandelaar en twee klanten aanwezig zijn. De daders halen diverse wapens uit de etalage en ladenkasten. Zij knippen de telefoondraden door.’ Dat is wat misdadigers in pre-gsm-tijd doen: telefoondraden doorknippen zodat de politie niet kan worden gebeld.
In een zeldzaam interview (te vinden op YouTube) vertelt Daniel Dekaise in 1986: “Er kwam een man binnen, die trok meteen een pistool en richtte het op mijn gezicht. Hij zei: ‘Je beweegt niet meer.’ Het ging heel snel. Hij werd gevolgd door een tweede man met een jachtgeweer. Hij sloeg me daarmee in mijn gezicht, en ook de klanten. Volgens mij hebben ze zo geslagen dat we niets meer konden zien, in het gezicht en op de neus. Het begon overal te bloeden. We werden tegen de grond gegooid. Ze zeiden dat ik niet mocht kijken.”

De ene overvaller draagt een bivakmuts, de andere niet. Daniel Dekaise moet de sleutels van zijn etalagekasten afgeven. Een van de klanten hoort een dader in het Frans roepen: “Schiet als ze bewegen.” Dekaise raakt bewusteloos en ontwaakt later in het ziekenhuis.

Het jachtgeweer zal vier jaar later – letterlijk – boven water komen bij de nadien veel besproken wapenvondst in Ronquières. Het blijkt een eendenroer te zijn, een 7 kilo wegende tweeloop. Het is ontworpen om langs de rand van een rivier een regen hagelpatronen af te vuren op een zwerm wegvliegende eenden. Van het wapen zijn door de Fabrique d’Armes Unies de Liège (FAUL) slechts zeventien stuks gebouwd.

Het exemplaar dat is gebruikt bij de overval bij Dekaise is op zaterdag 13 maart 1982 gestolen in een wapenwinkeltje in de Adolphe Saxstraat in Dinant, zo wordt later duidelijk. Als de speurders het opvissen, blijken zowel de loop als de kolf van het geweer te zijn afgezaagd. Over de reden kan alleen worden gespeculeerd. De meest logische aanname is dat de FAUL zo makkelijker kon worden gedragen. Een andere zou kunnen zijn dat de drager van dit gigantisch wapen er bedreigender uitziet dan met wat voor ander wapen ook, ook al hoeft een lading hagel niet noodzakelijk dodelijk te zijn.

Een voorbijganger ziet vanaf de straat hoe een man met bakkebaarden en een snor geknield bovenop Daniel Dekaise is gaan zitten en de FAUL op hem richt. De man rent naar een garage om de politie te bellen, maar voor hij dat kan doen komt agent Claude Haulotte van de gemeentepolitie van Waver de straat ingereden. De agent is net terug van de schietles en heeft slechts een paar kogels meer over in zijn pistool. Net op dat ogenblik rennen de twee overvallers naar buiten. Haulotte stapt uit en voor hij verder iets kan doen, wordt hij in het hoofd geraakt door een 7.65-kogel, blijkbaar afgevuurd vanuit een blauwe Volkswagen Santana, de op straat klaarstaande vluchtwagen van de daders.

Een van de twee overvallers stapt op de gevallen agent af en executeert hem van dichtbij. Een van de drie mannen verplaatst de combi en stapt in de Santana.

De 33-jarige Claude Haulotte zal de geschiedenis ingaan als het eerste dodelijke slachtoffer van de Bende van Nijvel, al komt zijn naam pas vier jaar later op de officiële lijst te staan. Op grond van de getuigenis van een passant worden robotfoto’s verspreid van een van de daders. Er is achteraf discussie over de kwaliteit, en of hij wel of niet een bril droeg.

Bergop

Overval bij Dekaise. Meer info hebben Bernard Sartillot en Roland Campinne niet als ze het straatje van de kazerne uitrijden. Die geeft uit op de N4.

Bernard Sartillot: “Aan het kruispunt draai ik links, de N4 op. Meteen zien we hem. Een blauwe wagen die voor ons met hoge snelheid links de Brusselsestraat uitschiet. Ik roep: ‘Daar heb je ze!’”

Sartillot en Campinne rijden met een R4’tje. Dat is een klein voorwielaangedreven autootje dat wordt herinnerd vanwege de atypische versnellingspook ter hoogte van het stuur. De regering bestelde in 1970 duizenden van deze autootjes in de Renault-fabriek in Vilvoorde. Voor de rijkswacht en voor de Regie voor Telegrafie en Telefonie (RTT), het latere Proximus. Eerder met het oog op werkgelegenheid in Vilvoorde dan als doordachte keuze voor meest performante wagen.

De beige R4’tjes van de BOB behoren tot de culturele iconen van die tijd. Ze worden gespot voor- en achteraan elke betoging en op elk muziekfestival. Ze dragen geen zwaailicht of politielogo, ze worden verondersteld anoniem te zijn. Toch worden ze in die tijd door velen in een oogopslag herkend als politievoertuig. De maximumsnelheid van een R4 is in theorie 120 kilometer per uur. Veel R4’tjes van de rijkswacht hebben in 1982 al tot 150.000 kilometer op de teller en halen amper nog 100.

De VW Santana, blijkt later, is in de nacht van 10 op 11 mei 1982 gestolen in de VW-garage Sint-Veroon-Brichau aan de Bergensesteenweg in Lembeek. De daders hoefden enkel in te breken en de sleutel van het haakje te halen. In 1982 is een Santana een zeldzaamheid op Belgische wegen. De eerste exemplaren zijn nog maar net geleverd. Het nieuwe model, vol met voor die tijd nieuwe technische snufjes, haalt 148 per uur.

Bernard Sartillot: “Na ongeveer drie kilometer zag ik hem niet meer. Roland, die op de passagierszetel zat, ving wel nog een glimp op. Ter hoogte van de Mercedes-garage riep hij: ‘Hij is rechtdoor gegaan!’ De daders waren op weg naar Brussel langs de oude baan, en niet langs de E411. Op onze radio hoorden we dat onze oversten bezig waren met het opwerpen van wegversperringen op alle op- en afritten van de autosnelwegen. We vernamen toen pas dat er bij de overval een politieman was gedood en er nationaal alarm was afgekondigd. Daardoor meldde op de radio de ene ploeg na de andere zich. En wij, die het dichtst achter de daders zaten, raakten er op de radio niet meer door. Iedereen riep: ‘Wij komen ter plaatse.’ Wij konden geen contact meer maken, hoe vaak we ook probeerden.”

Vuurgevecht

Met de moord op Claude Haulotte demonstreert de Bende van Nijvel voor het eerst haar handelsmerk. Anders dan klassieke misdaadbendes deinst ze er niet voor terug om het vuur te openen op de politie, en later ook op kinderen.

Bernard Sartillot: “De Santana, dat hadden we gezien, had Franse nummerplaten. Maar nu waren we hem kwijt en reden we op goed geluk over de oude baan Overijse binnen. Daar gebeurde het. Opeens kwam die Santana uit het niets weer tevoorschijn, deze keer met Belgische nummerplaten. Hij reed pal voor ons. De daders moeten ergens in Overijse een schuilplaats hebben gehad om de nummerplaten te vervangen. Doordat ze zich niet langer opgejaagd voelden, reden ze trager. Ze mengden zich gewoon in het verkeer. We zijn achter hen blijven rijden, door de kleine straatjes van Overijse en Hoeilaart. Blijkbaar herkenden zij onze anonieme wagen niet. Nu konden we hun gezichten zien, we zaten vlak achter hen. Ze waren met z’n drieën, zagen we nu.”

“Opeens roept Roland: ‘Zeg, dat is precies Bouhouche!’ Madani Bouhouche was in die tijd rijkswachter bij de drugssectie bij de BOB in Brussel. Een collega van ons dus. Hij en z’n vaste partner Robert Beijer hadden een aparte status. Ze deden allemaal dingen met wapen- en drugstrafieken die voor ons ondenkbaar waren. Ik weet het, dat klinkt nu gek, maar Roland dacht op dat moment gewoon dat het Bouhouche was. Hij kende die (de twee voerden ooit samen een drugsonderzoek, DDC). Het was een overval op een wapenwinkel, en wij kenden ook Dekaise vrij goed. Van Bouhouche en Beijer wisten we dat die constant wapens verhandelden, niet altijd even legaal, en dat ook zij Dekaise kenden.”

Bouhouche en Beijer combineren in die jaren de job van wetsdienaar met die van topcrimineel. Ze plegen meerdere moorden en wapendiefstallen. Ze hebben op 26 oktober 1981 ook een moordaanslag gepleegd op hun eigen overste, majoor Herman Vernaillen, nadat die hen liet verwijderen uit de BOB. Bij hem thuis, in Hekelgem. Bouhouche ‘assisteert’ achteraf bij het ballistische onderzoek. Vernaillen zelf zegt 37 jaar later tijdens een lezing: “Dé manier om de Bende nooit te vinden is natuurlijk de daders zelf het onderzoek te laten voeren.”

Bouhouche en Beijer zullen de aanslag op Vernaillen jaren later bekennen, zodra de zaak juridisch is verjaard. Hetzelfde gebeurt met de wapenroof bij de speciale eenheden (SIE), op nieuwjaarsdag 1982.

Bouhouche kende Dekaise vrij goed. Als hij meer dan tien jaar later tijdens zijn proces wordt aangesproken op zijn mogelijke betrokkenheid bij de overval in Waver, zegt hij: “Dekaise zou me toch direct hebben herkend?”

Bernard Sartillot: “Honderd procent zeker is het natuurlijk nooit. Ik kan enkel navertellen wat Roland tegen mij zei, en wat hij later ook heeft herhaald tegenover de onderzoekers. Wij hadden op dat moment ook geen half idee wat hij en Beijer in die periode verder nog allemaal uitspookten.”

Het is 10.50 uur als aan het kruispunt aan de Biesmanslaan met de Koldamstraat in Hoeilaart het licht op rood springt. De Santana komt tot stilstand achter een rij wachtende voertuigen, maar laat voor zich wat ruimte.

Bernard Sartillot: “Ik zag mijn kans. Ik gooide de R4 dwars over het wegdek en reed de Santana klem. Roland en ik zijn uitgestapt en toen iedereen is beginnen schieten. Zij beschoten ons van achter de Santana. Ik mikte op hun radiator, zoals ons dat in de opleiding was aangeleerd. Ik heb toen het gezicht van de man op de passagiersstoel in me opgenomen. Hij stond maar enkele meters van me. En jaren later heb ik hem ook herkend. Over Bouhouche kan ik niks zeggen, ik heb zelf maar twee van de drie gezichten in m’n geheugen zitten en van één van de drie ben ik zeker. Dat was de enkele jaren later vermoorde FN-wapeningenieur Juan Mendez-Blaya.”

De buit

Met een lekke radiator zal de motorkap van de Santana na ongeveer zeven kilometer gaan stomen en de motor door oververhitting stilvallen. Nadat de twee BOB’ers al hun kogels hebben weggeschoten, kunnen ze enkel nog schuilen.

Bernard Sartillot: “In mijn pistool zaten maar zeven kogels, en met één ervan heb ik hun radiator doorboord. Normaal had ik ter plekke moeten zijn gedood. Achteraf zagen we overal kogel- en hagelinslagen op onze R4, op huisgevels. Roland is geraakt door twee kogels. Ik ving mijn hagelbolletjes. De daders zijn dan weggereden richting Brussel. Door het rood.”

Bernard Sartillot is niet de enige die kan navertellen hoe het voelt om van dichtbij met een FAUL-eendenroer te worden beschoten. Dat kan ook David Van de Steen, die het op 9 november 1985 bij de allerlaatste raid van de Bende van Nijvel in Aalst als joch van 9 op zich gericht krijgt, en sindsdien bij de radioloog dezelfde uitleg moet doen.

Op killersbrabant.be wordt de buit van de wapenroof in Waver geïnventariseerd. Twee Colt-pistolen kaliber 45, een Long Colt-revolver, vier Smith & Wessons, twee Rüger-revolvers, een Bernardelli-pistool, een Beretta-machinegeweer, een FN-pistool kaliber 22, twee gedemilitariseerde Enfield-revolvers, een Schmeisser-machinegeweer en twee Ingram-machinegeweren type M10. Er is die dag bij Dekaise ook een hoop munitie gestolen.

Ex-Bendespeurder: “Daar, in Waver, bewapent de Bende van Nijvel zich. In de jaren 80 is er nog geen sprake van DNA of bewakingscamera’s. Het meest bewijskrachtig in een klassieke moordzaak, is ballistiek. De misdaadwereld is zich daarvan bewust en altijd op zoek naar ‘propere’ wapens, wapens die niet eerder zijn gebruikt bij een misdrijf. Dat leek ons de logica achter de overval bij Dekaise.”

Na de mysterieuze liquidaties van de 70-jarige José Vanden Eynde in Beersel (23 december 1982) en van taxichauffeur Constantin Angelou overvalt de Bende van Nijvel op 11 februari 1983 haar eerste Delhaize in het Waals-Brabantse Genval. De daders maken 692.384 frank buit, zo’n 17.000 euro. Er wordt geschoten, en op de vloer teruggevonden kogelhulzen kunnen achteraf worden gelinkt aan een bij Dekaise gestolen Rüger-revolver, kaliber 357.

Ex-speurder: “Die revolvers en die pistolen, dat was bijvangst. Die moesten ons afleiden van het ware doel van de overval: de twee Ingrams. Dat zijn de zogenaamde riotguns die in de jaren daarna altijd in één adem zouden worden genoemd met de Bende van Nijvel. Behalve die ene Rüger en een van de Ingrams is voor zover we weten geen van de bij Dekaise gestolen wapens achteraf gebruikt. Met die ene Ingram werd bij de laatste drie aanslagen geschoten. De drie grote, die de mensen zich het meest herinneren: Overijse, Eigenbrakel en Aalst.”

Ook Daniel Dekaise zelf lijkt ervan uit te gaan dat de overvallers uit waren op zijn Ingrams. De visie van de later erg discreet geworden wapenhandelaar wordt weergegeven in een synthesenota van de BOB van Waver op 14 juli 1983. Dekaise vertelt de speurders hoe hij in zijn atelier een prototype geluidsdemper heeft ontwikkeld voor Ingrams. Hij heeft een eerste prototype in mei 1982 getoond aan wapenhandelaren Willy Pourtois en Willy Van Baelen.

De twee heren, altijd net in het pak, verhandelen in volle Koude Oorlog alles waar geld aan te verdienen is, zowel in de Amerikaanse als de Russische invloedssfeer. Bazooka’s, telegeleide bommen en eventueel ook uranium. “Van Baelen is teruggekeerd met twee Libanezen die oorlogswapens wensten te bekomen”, zegt de nota. “Pourtois voorziet een bestelling van 250 geluidsdempers voor de Ingram.”

Later, zo gaat de nota verder, is er in de lobby van het Sheraton-hotel aan het Rogierplein in Brussel een ontmoeting geweest tussen Dekaise, Pourtois, Van Baelen en een Amerikaan genaamd Robert Gray, vermoedelijk een agent van de CIA. Die legt daar 1.000 dollar op tafel voor de aanschaf van vijf Ingram-machinepistolen. Pourtois zal die aanleveren en aan Dekaise bezorgen, zodat hij er zijn prototype verder mee kan perfectioneren.

De overhandiging van de vijf Ingrams volgde volgens Dekaise slechts enkele dagen voor de overval. Pas die ochtend, donderdag 30 september, heeft hij ze alle vijf ingeschreven in zijn wapenregister. Nog volgens de nota herinneren twee aanwezige klanten zich dat een van de daders op zeker ogenblik riep: “We hebben wat we zochten.”

Slechts een hoogst beperkt aantal mensen was op de hoogte van de aanwezigheid van de erg zeldzame Ingrams in het kleine winkeltje in Waver. Het is een vraag die vandaag nog steeds door het hoofd spookt van de voltijds met een gewapende bodyguard door het leven gaande Daniel Dekaise: wie zette de Bende op het spoor van zijn Ingrams?

Bernard Sartillot: “Mijn collega’s en ik hebben altijd het gevoel gehad dat Daniel Dekaise niet alles heeft verteld. Het was een gesloten wereldje, dat van de wapenhandel. Het federaal parket heeft nu nog drie jaar voor het Bendedossier definitief verjaard zal zijn. Of ik nog geloof in de opheldering? Ja, je moet altijd blijven hopen.”

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck