Vandaag – 1 mei – is het dag op dag veertig jaar geleden dat bij een aanslag van de communistische terreurgroep CCC in Brussel twee brandweerlui omkwamen. Het leven van hun collega-pompier Eric Michiels werd toen ook opgesplitst in een deel voor en een deel na de bom. “Ik zie de beelden nog voor me.”
Woensdag 1 mei 1985: om 00.27 uur ’s nachts weerklonk een enorme knal die half Brussel van z’n bed lichtte. “Ik was van 24 uurswacht in de hoofdkazerne langs de Helihavenlaan”, vertelt Eric Michiels, nu 64 en sinds kort met pensioen na een loopbaan van 43 jaar bij de Brusselse brandweer. “Wij hebben die slag toen gehoord tot in ons gebouw. Ik stond van ziekenwagendienst op dat moment. ‘Stuiverstraat. Ontploffing na brand’, riepen ze om. Op zich iets vrij alledaags.” Daarna werd afgekondigd dat alle ziekenwagens die beschikbaar waren, meteen mee moesten gaan. “Amai, dachten mijn collega en ik, wat is dat allemaal? Maar de communicatie was nog niet wat het nu is, in feite wisten we van niks…”
Wagen met explosieven
Twee mannen hadden even na middernacht een witte bestelwagen met explosieven aan de achterzijde geplaatst van het VBO-gebouw in de Stuiverstraat, een verlaten steeg in de buurt van het Centraal-Station. Ze hadden ook pamfletten rondgestrooid en waren vervolgens op de vlucht geslagen. Twee leden van bewakingsfirma Intergarde hadden gezien wat er was gebeurd, en verwittigden om 00.14 uur de toenmalige Brusselse gemeentepolitie, schrijft Paul Ponsaers in zijn nieuwe boek Bloedrood over hoe de CCC in de jaren 80 terreur zaaide in België.
Ook de rijkswacht werd op de hoogte gebracht. Om 00.15 uur belde iemand die zich identificeerde als lid van de CCC naar hun Brusselse district met de melding dat er zich een bomauto bevond in de omgeving van het gebouw van de VBO hoofdzetel. De rijkswacht wist niet dat de politie ook was ingeseind, en vice versa. Door dat gebrek aan communicatie en door een warboel aan discutabele beslissingen ging kostbare tijd verloren. De politie vroeg de brandweer uiteindelijk om een brandend voertuig te gaan blussen in de Stuiverstraat, maar er werd niet bij vermeld dat het om een bomauto zou kunnen gaan.
Helm op de grond geslagen
Toen Michiels en z’n collega rond twintig voor één met de ambulance de omgeving van het Centraal-Station naderden, lagen de straten bezaaid met glas. Een agent hield hen tegen toen ze de Stuiverstraat wilden indraaien. “‘Uw collega’s… Het is niet om aan te zien’, zei hij, maar mijn frank viel nog niet. Ik zag een gebouw, de vlammen sloegen uit de bovenste verdieping, de chef kwam van de pomp naar beneden en sloeg z’n helm op de grond. Hij riep iets van ‘foert, dat ze zelf blussen, wij moeten de collega’s helpen’.”
“Toen zag ik links een camionette en rechts de autopomp (het basisvoertuig van de brandweer, red.). Daarachter waren ze iemand aan het reanimeren… (krijgt het moeilijk) Sorry, die beelden komen weer terug. Rechts naast het brandende gebouw was er zo’n portiershokje. Daarin stond iemand in z’n bloot bovenlijf, helemaal verbrand. Plots merk ik dat hij een brandweerbroek draagt. Ik besef ineens: ‘Dat is Michel, dat is ene van ons’. Ik heb hem vastgepakt en we hebben hem onder politie-escorte naar het Sint-Pietersziekenhuis gereden.”
Slecht Nederlands
Michel Dewit was één van de vijf leden van de interventie-eenheid van de brandweer die als eerste ter plekke was. Het ging om de ploeg van sergeant Marcel Bergen, die in de voorpost aan Pacheco van 24 uurswacht was. Om 00.22 uur parkeerden ze in de Stuiverstraat. Een minuut later kwam de politie aan. Geen van beide teams besefte op dat moment dat het rokende voertuig een bomauto was. De brandweerlui stapten naar de wagen om hem te gaan blussen. Overal waren pamfletten met het logo van de CCC rondgestrooid met daarop in slecht Nederlands: “Gevaar: gepiegeerde wagen. Verwittig uw collega’s en vlucht snel op straat, zo ver mogelijk! Raak vooral de wagens niet aan!”
Michiels: “Als ze ineens doorhebben wat er aan de hand is, loopt sergeant Bergen nog achter z’n collega’s aan om ze te waarschuwen. Net op dat moment ontploft de bom.” De 39-jarige sergeant wordt weggeslingerd en overlijdt bij z’n overbrenging naar het ziekenhuis, Jacques Van Marcke (30) krijgt een scherf in z’n been en overlijdt die nacht om 5 uur in het ziekenhuis. “Francis Ackerman was ook zwaargewond, die heeft nadien nog verschillende operaties moeten ondergaan. Alleen Gastonneke (de Coussemacker, red.) was relatief ongedeerd.”
Eric Michiels was op het moment van de aanslag nog maar drie jaar in dienst bij de brandweer. Toch kende hij alle getroffen collega’s. “Bij de brandweer roteer je op verschillende rollen en op verschillende posten. In het begin van je loopbaan sta je de ene dag op de ziekenwagen, de andere op de pomp. De mannen van de voorpost werkten ook soms vanuit het hoofdgebouw, en omgekeerd.”
Marcel was een sportieve kerel. “Een goeie volleyballer ook. En Jacques, dat was een doodbrave gast. Een echte Brusseleir. Eemand die twie toelen kon melangeren.” (lacht)
Die nacht bleef Michiels lang op de plaats van de ramp. Om daarna terug te keren naar de hoofdkazerne. “Ik zie nog voor me hoe iedereen er stond te wachten. De collega’s wilden weten hoe het geweest was, maar ik ben meteen doorgelopen, ik kon toen helemaal niks meer zeggen.”
Ook de broer van Eric Michiels was er die nacht bij. “Hij heeft nog staan blussen in de Stuiverstraat. Hij had die nacht van dienst gewisseld met Michel Dewit. Mijn broer werkte liever vanuit de hoofdkazerne, terwijl Michel er niks mee in zat om in de voorpost z’n wacht te doen. Michel was zwaar verbrand. Nadien heeft hij nog lang handschoenen moeten dragen. Mijn broer heeft daar nog jaren mee ingezeten. Hij zei dan: ‘In feite had ik in die ontploffing moeten zitten’.”
Schuld van de rijkswacht
De aanslag van 1 mei, symbolisch op de Dag van de Arbeid, was op dat moment al de negende van de CCC, die een oorlog voerde tegen de bourgeoisie, het kapitalisme en de NAVO, maar wel de allereerste waarbij er doden vielen. Een keerpunt, en dat beseften de leden van de organisatie ook. De sympathie van de bevolking waren ze toen definitief kwijt.
Op 6 mei 1985 in de vroege ochtend explodeerde een nieuwe CCC-bom in Brussel. Doelwit dit keer: een gebouw van de rijkswacht. In een opeisingspamflet dat bij de RTBF in Namen onder de deur werd geschoven, legde de CCC uit dat ze de aanslag hadden gepleegd omdat de rijkswacht “verantwoordelijk was voor de dood van de twee brandweerlui bij de VBO-aanslag”.
Er werd geponeerd dat de rijkswacht tijdig was verwittigd van de bomauto en dat er tijdig had ontruimd kunnen worden. “Het klopt dat die communicatie niet goed is gelopen, maar de verantwoordelijkheid voor de doden bij de rijkswacht leggen, was een brug te ver,” reageert Michiels. “Als de CCC geen bomauto had geplaatst, dan waren onze mannen nog in leven. Het was dus hun schuld, en niet die van de rijkswacht.”
De begrafenis, op diezelfde zesde mei nota bene, was groots. 300 brandweerlui in uniform stapten van de hoofdkazerne naar de Basiliek van Koekelberg. “De kisten op de ladderwagen, vol met bloemen, iedereen in uniform, al die korpsen uit binnen- en buitenland, die solidariteit die je voelde, dat was ontzettend aangrijpend. Francis Ackerman lag nog in het ziekenhuis, maar de twee andere overlevenden van de ploeg waren erbij.”
Er volgden nog aanslagen en eind dat jaar werden Pierre Carette, de leider van de CCC, en drie medestanders gearresteerd. Tijdens hun proces in 1988 kregen ze alle vier levenslang. “Toen hij dreigde vrij te komen, zijn we nog met een aantal collega’s en Melinda, de dochter van sergeant Bergen die ook bij ons werkte, bij Goedele Liekens geweest. In haar programma Recht van antwoord hebben we toen geargumenteerd waarom het geen goed idee was om hem vrij te laten. Maar dat heeft niet geholpen.”
In februari 2003 mocht Carette als laatste CCC’er, na een gevangenisstraf van 17 jaar, Leuven-Centraal verlaten.
Carette opnieuw heel populair in extreemlinkse kringen
Pierre Carette (vandaag 72) is weer erg populair in extreemlinkse kringen, zegt Paul Ponsaers, de auteur van Bloedrood. Met name in zijn thuisbasis Sint-Gillis zag de politie de aanhang de afgelopen jaren groeien. Van de geseinde personen op de OCAD-lijst met een extreemlinks gedachtegoed, woont zo goed als iedereen in de gemeente van de voormalige CCC-leider.
“Hij heeft nooit afstand genomen van z’n radicale ideeën. Hij is de gevangenis ingegaan als een rabiaat communist en zo is hij er ook weer uitgekomen. Dat maakt hem gevaarlijk. Ook de voormalige tweede man van de CCC, Bertrand Sassoye, is nog erg actief. Ze proberen via allerlei splintergroeperingen jongeren warm te maken voor hun ideeën en zoeken aansluiting met organisaties als de gele hesjes en de klimaatactivisten. Daar is niks mis mee, zo lang er natuurlijk geen plannen gesmeed worden om aanslagen te plegen. Maar het is wel slim om hem goed in de gaten te houden.”
Het ASTRID-netwerk
Het drama in de Stuiverstraat had vreemd genoeg ook positieve gevolgen. De erbarmelijke communicatie tussen de hulpdiensten kwam op de politieke agenda. Eind mei 1985 vond het Heizeldrama plaats en ook daar bleek dat informatie delen tussen rijkswacht en politie een pijnpunt was. “Het Astrid-netwerk is daar later uit voortgevloeid. Dat is een systeem van radio-communicatie waarbij alle hulp- en veiligheidsdiensten op eenzelfde netwerk zitten en elkaar voortdurend op de hoogte houden. Het wordt nog steeds gebruikt.”
Om het als brandweerman een loopbaan lang uit te zingen, mag je je werk niet mee naar huis nemen. “Anders slaap je niet meer”, weet Michiels. Afstand is daarbij cruciaal. “Zolang je de slachtoffers niet kent, is dat meestal goed te doen. Maar als er kinderen bij betrokken zijn of je moet collega’s afgeven, dan lukt dat meestal niet zo goed. Die valse aanslag van de CCC is één van de meest ingrijpende gebeurtenissen geweest uit m’n carrière. De beelden van daar in de Stuiverstraat, die krijg ik er niet meer uit.”
Bron » Het Nieuwsblad