Wapensmokkelaar met legerconnecties

Terwijl ons land zijn soldaten op vredeszending stuurt naar Afrika of de Balkan, zijn er Belgen die in diezelfde gebieden het oorlogsgeweld instandhouden door massale illegale wapenverkoop. Tegen een van de belangrijkste onder hen, Jacques Monsieur, is het Brusselse parket sinds 1980 al minstens zeven strafonderzoeken begonnen. Niet één daarvan bracht Monsieur in de voorbije twintig jaar voor de rechtbank.

Toch leverden het parket van Brussel en de speurders telkens bewijzen van de illegale wapentransacties van Monsieur. Het was boter aan de galg. Al een half dozijn onderzoeksrechters beet zijn tanden stuk op Monsieur, maar de man blijkt onaantastbaar – en dat is lang niet alleen de fout van de justitie. Die werkt in Brussel allang met een chronisch tekort aan manschappen, vooral in financiële dossiers zoals die over de wapenhandel.

Jacques Monsieur is een jurist uit Halle. Hij is ook een kapiteincommandant van de reserve bij de Belgische pantsertroepen. Kort na zijn opleiding als officier, in het begin van de jaren tachtig, dook hij meteen in de wapenhandel. Zijn militaire connecties speelden daarbij duidelijk een belangrijke rol. Hij was namelijk ook bijzonder goed thuis bij de spionagediensten van het leger, meer bepaald de SDRA in Evere. Hij was tevens vertrouwd met de aankoopdiensten van het leger.

Tot Monsieurs eerste zakenrelaties behoorde onder anderen commandant Jos Van Tichelen, een man die na een carrière in de aankoopdiensten van het leger overstapte naar Krauss-Maffei, de Duitse producent van de Leopard-tanks van het Belgische leger. Van Tichelen stapte zelf in de wapenhandel en werd nadien trouwens ook gerechtelijk veroordeeld.

Door zijn relaties wist Monsieur in twintig jaar tijd op te klimmen tot een van de allergrootste private dealers op de internationale wapenmarkt. Erg belangrijk daarbij was zijn vertrouwensrelatie, opgebouwd in de loop van de jaren tachtig, met de SDRA, de inlichtingendienst van de Belgische legerstaf. In die tijd had Brussel zich ontpopt tot voorname internationale draaischijf van de transithandel in wapens en munitie bestemd voor de oorlogvoerende landen Iran en Irak.

Als legerofficier van de reserve kon Monsieur op die markt enkel een rol van betekenis spelen omdat de Belgische en nog andere pro-westerse militaire inlichtingendiensten (waaronder vooral Israël) daar ook hun voordeel mee deden. Zij kregen immers van figuren die tot dezelfde Atlantische club behoorden, zoals wapenhandelaar Monsieur, kostbare inlichtingen over belangrijke politieke en militaire ontwikkelingen in het Midden-Oosten.

Men mag niet vergeten dat Monsieur in ’85 zowel aan de Libanese falangisten als aan Teheran wapens leverde, meestal onder het waakzame oog van de Mossad. Datzelfde jaar verrichtte de Belgische justitie een eerste huiszoeking in het kantoor in Brussel van Monsieur. Dat viel toen samen met het uitlekken van president Reagans geheime operatie Irangate (de wapens-in-ruil-voor-gijzelaarsdeal). Na die eerste huiszoeking schreef de BOB in haar rapport aan onderzoeksrechter De Ruyver dat “Monsieur en zijn vrienden, samen met een Israëlische firma, duidelijk betrokken waren in de verkoop van 6.000 Amerikaanse TOW-raketten” aan de ayatollahs in Teheran. Kostprijs volgens de BOB: 83 miljoen dollar.

Dat de clandestiene activiteiten van kapitein-commandant Monsieur toen al op een hoger echelon in de westerse militaire hiërarchie naar waarde werden geschat, blijkt uit het relaas dat ons werd gedaan door enkele vroegere officieren met een lange staat van dienst bij de SDRA. Volgens hen ondernam Jacques Monsieur vlak voor de val van de Berlijnse Muur, op het einde van de jaren tachtig, in overleg met de SDRA een reeks reizen naar Polen.

Hij voerde toen gesprekken met belangrijke verantwoordelijken van het Poolse ministerie van Defensie. Polen liep toen voorop in de toenadering met het Westen. Een deel van de legerleiding in Warschau ging toen in West-Europa op zoek naar apparatuur om de communicatielijnen van het ministerie van Defensie met de Poolse ambassades in het buitenland te beveiligen tegen de afluisterinstallaties van de sovjets. De vraag van de Polen werd ernstig genomen in Navo-kringen en ook nader onderzocht. De conclusie was dat alleen de Zwitsers zonder problemen de gevraagde coderings- en decoderingsapparatuur aan de Polen konden leveren.

De affaire illustreert dat een man als Monsieur op het einde van de Koude Oorlog in Atlantische kringen een respectabele insider was, in elk geval net iets meer dan een anonieme medewerker. In dezelfde periode bleef hij ook als illegale wapenhandelaar actief deelnemen aan zijn wederoproepingen als kapitein van de reserve. Daarbij mag men niet uit het oog verliezen dat er in ’89 al vier strafonderzoeken tegen Monsieur liepen op vermoeden van grootschalige wapensmokkel.

Dat de militaire inlichtingendiensten van verschillende Navo-landen en in de eerste plaats de Belgische SDRA in Evere daarover toen uit eerste hand geïnformeerd waren lijdt geen twijfel, maar toch behielden ze een blindelings vertrouwen in Monsieur. “Hij behoorde bij ons al die jaren als het ware tot het meubilair”, zo zei ons een officier met bijna tien jaar dienst bij de SDRA.

Die situatie van dienst en wederdienst bleek ook niet zonder gevolgen. Vroeg of laat zou Jacques Monsieur het vertrouwen verzilveren dat hij in westerse militaire kringen al die jaren had opgebouwd. De clandestiene protectie die hij daar zo lange tijd genoten had, kreeg een prijs. Monsieur aarzelde niet om oud-gedienden bijna mee te sleuren in zijn avonturen.

Zo werd een luitenant-kolonel van de SDRA met meer dan twintig jaar dienst er twee jaar geleden door BOB-speurders van verdacht dat hij als compagnon van Monsieur in de illegale wapenhandel was gestapt. En ook bij de concurrentie van de SDRA, de Belgische staatsveiligheid, liep het mis met Monsieur.

Bron » De Morgen | Walter De Bock

Wetgever regelt opvragen persoonsgegevens door inlichtingendiensten

Bestond er tot voor kort onduidelijkheid over het opvragen van persoonsgegevens door de militaire inlichtingendienst, sinds vorige maand weten alle betrokkenen waar ze aan toe zijn. Twee Koninklijke Besluiten bepalen uitdrukkelijk wie de informatie mag opvragen, met welk doel en op welke manier dat dient te gebeuren. Binnenkort volgt een soortgelijke regeling voor informatieverzoeken van de staatsveiligheid.

De besluiten hebben betrekking op het meedelen door de gemeenten van informatie uit het rijks-, bevolkings- en vreemdelingenregister aan de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht, in de volksmond de militaire inlichtingendienst. Zijn taken en bevoegdheden werden eind vorig jaar vastgelegd in een organieke wet. Hij bevat volgens een bron bij Defensie vier opdrachten. Die hebben betrekking op het inwinnen van informatie over elke activiteit die een bedreiging vormt of kan vormen voor de onschendbaarheid van het Belgisch grondgebied, voor de militaire veiligheid en -systemen en voor veiligheidsonderzoeken.

Om die opdrachten naar behoren te kunnen uitvoeren bepalen de twee KB’s dat gemeenten de inlichtingendienst op zijn verzoek informatie moeten meedelen uit de registers met gegevens van natuurlijke personen. Zijn dat het bevolkings- of vreemdelingenregister, dan wordt de informatie schriftelijk verstrekt, enkel aan agenten van de inlichtingendienst. Gaat het om gegevens uit het rijksregister, dan gebeurt de uitwisseling van informatie niet meer schriftelijk maar krijgt de chef van de dienst zelf toegang. Hij kan agenten aanwijzen die hetzelfde voorrecht genieten. De informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor het opgegeven doel.

De KB’s worden binnen de militaire inlichtingendienst beschouwd als de eerste verdienste van de kersverse generaal-majoor José Michaux. Al doen ze in feite niets anders dan de bestaande praktijk vastleggen, toch waren er volgens een ingewijde op bepaalde punten grijze zones die vragen opriepen. “De KB’s maken daar een einde aan. Ze zijn goed voor zowel de dienst als voor de burgers”, reageert hij. “Iedereen weet nu waar hij aan toe is.”

De man herinnert eraan dat de Raad van State zich in het verleden herhaaldelijk uitsprak over het ontbreken van een wettelijke regeling voor het opvragen van informatie uit voornoemde registers door inlichtingendiensten. Een belangrijke materie, omdat met het verstrekken van de gegevens telkens een inbreuk wordt gemaakt op de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 1992, die ook de verwerking van persoonsgegevens regelt.

Bron » De Morgen