De man die dacht nooit koning te worden: Albert II draagt een aantal geheimen met zich mee

Albert heeft het stormriempje van zijn altijd net iets te kleine kepie aandoenlijk onder zijn kin vastgemaakt. Er is een officiële herdenking aan de gang, hij probeert zijn gezicht in een passende plooi te leggen, maar tegelijkertijd zie je hem denken: ‘Tiens, wat eten we vanavond?’. Hij bulderlacht altijd te hard als hij een schuine kwinkslag heeft gemaakt met een minister. Hij is de Belg der Belgen, de meest Belgische van al zijn onderdanen, de volmaakte verpersoonlijking van zijn eigen land. Een Lambik, een Lamme Goedzak, een man waar je niet boos op kunt worden. Een gezellige opa, een plantrekker, een pragmatische vent die zich amuseert en er het beste van probeert te maken. Toch sleept de zesde koning der Belgen, verborgen in de plooien van zijn verleden, enkele geheimen met zich mee.

Het grootste deel van zijn leven was Albert de eeuwige tweede. Hij bleef in de schaduw, eerst van zijn dominante vader koning Leopold III, daarna van zijn vier jaar oudere broer koning Boudewijn. Hij scheen voorbestemd om zijn bestaan te slijten als de prins-die-het-autosalon-opent en leek best tevreden met die tweederangsrol. Slechts af en toe gehinderd door het protocol en andere verplichtingen kon hij zich toeleggen op zijn passies: snelle auto’s, motoren en boten. Naar verluidt interesseert hij zich ook voor fotografie, geografie en navigatie. De eerste zestig jaar van zijn leven heeft Albert gedacht dat hij nooit koning zou worden.

De knappe jonge prins kon evenwel zijn nut bewijzen als wandelende promotie voor de monarchie. Dat bleek al bij zijn huwelijk, op 2 juli 1959, met de Italiaanse donna Paola Ruffo di Calabria. De golden sixties hingen in de lucht en de gewone man kon het zich permitteren om een auto en een ijskast te kopen. En een televisie, want met dat wonder der techniek kon men vanuit zijn living het trouwfeest van Albert en Paola meemaken van op de eerste rij, alsof men er zelf bij was.

“Zoals het bij dergelijke gelegenheden past”, noteerde royaltykenner Louis De Lentdecker, “verdrongen de journalisten elkaar op de overtreffende trappen van het enthousiasme. De zwartwitbeelden bewezen dat zij geen ongelijk hadden: de sympathie van het volk voor Albert en Paola was buitengewoon. Zij waren jong, fris, mooi, verliefd, men zei dat met hen en voor hen het geluk over de koninklijke familie en over België was weergekeerd, geluk dat met de dood van koningin Astrid (1935) voor een lange sombere periode verdwenen was.”

De pracht en praal van het sprookjeshuwelijk deed vergeten dat aan het evenement een politieke rel van formaat was voorafgegaan, een lelijke en gevaarlijke uitloper van de koningskwestie. Leopold III was weliswaar afgetreden ten voordele van zijn zoon Boudewijn, maar hield in het paleis van Laken nog altijd stevig de touwtjes in handen. Hij had het zo geregeld dat het huwelijk door paus Johannes XXIII zou worden ingezegend in het Vaticaan. Aangezien het kerkelijk huwelijk in Italië primeert op het burgerlijk konden op die manier alle plichtplegingen in België worden vermeden. Zo konden er geen protocollaire problemen ontstaan over de aanwezigheid van prinses Lilian, de omstreden tweede echtgenote van Leopold. Volgens sommigen drong Paola erop aan dat haar echtgenoot door de regering zou worden benoemd tot ambassadeur bij de Heilige Stoel, zodat het paar zich in Rome zou kunnen vestigen.

Tegen het plan, waarmee premier Gaston Eyskens zich akkoord had verklaard en dat zo was aangekondigd door kardinaal Van Roey, rees echter politiek verzet. “Het moet nu uit zijn met die procédés”, zei CVP-voorzitter Theo Lefèvre in de Kamer. “De ministers worden door het hof steeds voor voldongen feiten geplaatst en moeten die feiten dan zonder meer met hun verantwoordelijkheid dekken. Dat gaat niet langer. Onze partij wil niet behandeld worden als een kuisvrouw.” Het incident had gevolgen. Een jaar later, na het huwelijk van koning Boudewijn, moesten Leopold en Lilian het kasteel van Laken verlaten, ze werden ‘verbannen’ naar het domein van Argenteuil.

Maar in 1959 hadden de Belgen vooral nood aan romantiek en goed nieuws. De publieke opinie wou dat de stroom van onheilstijdingen die het koningshuis bestookte eindelijk eens ophield. In 1934, vier maanden voor de geboorte van Albert (op 6 juni 1934), had zijn grootvader een dodelijke val gemaakt van de rotsen in Marche-les-Dames. In 1935, goed een jaar na de geboorte van Albert, verongelukte zijn moeder in het Zwitserse Küssnacht in een auto die bestuurd werd door zijn vader. “Hoe anders zou de geschiedenis verlopen zijn als mijn moeder was blijven leven”, mijmerde hij later.

Albert groeide op als een broos, stil jongetje. Zo stil dat algauw het gerucht circuleerde dat het prinsje van Luik doofstom was. Koning Leopold III voelde zich verplicht de vierjarige kleuter publiek een tentoonstelling in Luik voor geopend te laten verklaren om het gerucht te ontzenuwen. Dan volgden de traumatische oorlogsjaren, waarin de prins samen met zijn broer en zus heen en weer werd gesleept naar Frankrijk, de Ardennen en uiteindelijk, onder Duits militair escorte, naar Duitsland. Dan volgden de jaren van verbanning in Zwitserland, de koningskwestie, die het land op de rand van de burgeroorlog bracht, de terugkeer van Leopold en zijn dramatische troonsafstand. Op 17 juli 1950, de dag van de eedaflegging van Boudewijn als koninklijke prins, werd Albert kroonprins en eerste opvolger voor de troon.

Wat is er nuttelozer dan een prins die geen uitzicht heeft op de troon? Kijk naar het gedrag van prins Laurent en u kent het antwoord. Om de dagen van zijn jongste zoon te vullen, bedacht de gevallen koning Leopold twee functies: een militaire bij de zeemacht en een civiele bij de buitenlandse handel. Na zijn middelbare studies kreeg Albert bijgevolg een opleiding van vijf jaar bij de marine, in het instructiecentrum Sint-Kruis in Brugge. In volle Korea-oorlog deed hij een stage bij de zesde vloot van de US Navy. Hij werd zeemachtofficier, zonder te passeren bij de Koninklijke Militaire School, en klom vervolgens gestaag op in de rangen tot de graad van admiraal.

Doorslaggevender is zijn rol als handelsreiziger voor de Belgische industrie. In 1962 werd Albert benoemd tot erevoorzitter van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH) en hij bleef die functie uitoefenen tot het overlijden van Boudewijn in 1993. Als dusdanig nam hij deel aan meer dan honderd handelsmissies naar alle hoeken van de wereld. Die economische missies naar het buitenland werden vrijwel steevast begeleid door een discrete maar doeltreffende delegatie van wapenhandelaars. Een van onze belangrijkste exportproducten waren immers wapens van FN en munitie van Poudreries Réunies de Belgique (PRB), onderdelen van de toen nog oppermachtige Société Générale.

Ondertussen werd de prins voorzitter van de ASLK, voorzitter van het Belgische Rode Kruis en senator van rechtswege. Bij zijn inaugurale rede onderhield hij de senatoren over de rol van de Belgische havens in ons transportwezen. Albert en Paola vestigden zich op Belvédère en kregen drie kinderen: Filip (1960), Astrid (1962) en Laurent (1963).

Eind jaren zestig sijpelden de eerste, nog verwarrende berichten naar buiten over de wederzijdse escapades van het paar. Paola maakte steeds meer gebruik van haar appartement in Parijs. Slechts een handvol insiders had destijds weet van de geheime relatie van Albert met barones Sybille de Selys Longchamps, de echtgenote van topindustrieel Jacques Boël en de moeder van Delphine (°1968). De twee ontmoetten elkaar regelmatig in een flat boven het Huis der Notarissen, in het centrum van Brussel. Er is een privé-parkeergarage waarlangs men discreet het pand in of uit kan rijden. Wie alleszins op de hoogte moet zijn geweest, was de Brusselse zakenman-politicus Paul Vanden Boeynants. Hij gebruikte in die periode het Huis der Notarissen zowat dagelijks als kantoor en was ook eigenaar van een van de andere flats in het gebouw.

Het is een detail, maar een detail kan van belang zijn. In de periode dat Albert en Paola totaal gescheiden leefden, van 1967 tot 1978, ontrolde zich een politiek-financieel schandaal zonder voorgaande waarin prins Albert een prominente rol vervulde. “Hoe is het mogelijk”, vroeg toenmalig SP-voorzitter Karel Van Miert op het toppunt van de affaire, “dat de regering, andere hooggeplaatsten en zelfs het hof zich voor de wagen van een gangster hebben laten spannen?”

Begin jaren zeventig bestonden er dynamische ondernemers die geloofden dat er geen limiet stond op hun mogelijkheden. The sky was the limit. Bouwpromotor Charlie De Pauw ontvouwde in de Brusselse Noordwijk zijn plannen om tachtig World Trade Center-buildings neer te poten en een totaal nieuwe, futuristische stad. Roger Boas kreeg zoveel wapenbestellingen van zijn vriend Vanden Boeynants dat hij begon te dromen van een doorbraak op de internationale wapenmarkt. Aldo Vastapane, van wie beweerd wordt dat hij in zijn jonge jaren een affaire had met Paola, keek van op de hoogste verdieping van zijn Martini-toren uit over de skyline en werd steenrijk met de invoer van auto’s en met zijn taxfreeshops op de luchthaven. Brusselse zakenlieden van dat kaliber waanden zich lid van de internationale jetset en werden beste maatjes met Arabische wheelers-and-dealers en wapenhandelaars als Adnan Khashoggi, Akram Ojieh en Samir Traboulsi.

In dat milieu ontstond het idee om een consortium van Belgische ondernemingen te vormen, dat militaire hospitalen zou gaan bouwen voor de Saoedische Nationale Garde. Eurosystem Hospitalier sleepte in 1976 een miljardencontract in de wacht, zij het met de inzet van bedenkelijke methoden als het betalen van enorme bedragen aan steekpenningen, chantage en het gebruik van luxecallgirls van het netwerk van hoerenmadam Fortunato ‘Tuna’ Israël. PRB zat, samen met andere ondernemingen van de Generale Maatschappij, in het consortium. Ook de firma’s van Roger Boas en een paar grote bouwgroepen deden mee. Prins Albert was herhaaldelijk het dossier-Eurosystem gaan bepleiten in Saoedi-Arabië, wat bij de Saoedi’s de indruk versterkte dat het privé-project in België werd beschouwd als een staatszaak.

Het project werd een fiasco, de Saoedi’s staakten hun betalingen en toen het consortium in 1979 op de fles ging, ontdekten het Hoog Comité van Toezicht en de Bijzondere Belastinginspectie allerlei saillante details over een verhaal uit duizend-en-een-nacht, maar dan voor volwassenen. Eurosystem ontvouwde zich als een parade van koningen en prinsen, zware jongens en lichte meiden, corruptie en oliedollars. Ten minste 200 miljoen frank smeergeld kwam via Zwitserse bankrekeningen terecht bij vier Belgen, wier identiteit tot op de dag van vandaag een mysterie blijft. Vreemd genoeg is er niemand veroordeeld in deze zaak.

Michel Didisheim, de kabinetschef van prins Albert, werd verantwoordelijk geacht voor deze ‘onvoorzichtigheid’ en verdween naar de Koning Boudewijnstichting. Toenmalig premier Wilfried Martens (CVP) moest alle zeilen bijzetten om de schade aan de monarchie te beperken en herdefinieerde precies de rol van de prins tijdens handelszendingen.

Het orgelpunt van de Eurosystem-affaire viel chronologisch samen met het hoogtepunt van de huwelijksperikelen van Albert. Volgens anonieme bronnen in Humo had koning Boudewijn er zich bij neergelegd dat het huwelijk niet meer te redden viel en had hij zijn akkoord al gegeven voor een scheiding. “Maar plotseling werden alle scheidingsplannen opgeborgen”, stellen de informanten van het weekblad. “Albert vond dat er te veel voorwaarden werden gesteld. Hij zag het niet meer zitten naar het buitenland te vertrekken, daar een andere naam aan te nemen en zijn dotatie te verliezen. Enfin, de dotatie zou verdeeld worden tussen hem en Paola, die ook het hoederecht over de kinderen kreeg.

En, niet onbelangrijk: Albert zou verzaken aan de troon, dat was al in wetteksten gegoten. Een van de discussiepunten waar geen oplossing voor werd gevonden, was de titel die prinses Paola voortaan zou krijgen. Zij wilde per se hare koninklijke hoogheid blijven heten, niet gravin of prinses of wat dan ook. Paola eiste een residentie met de omvang van een paleis, bijna zo groot toch. Maandenlang heeft die discussie aangesleept, tot Albert het beu werd en bijdraaide. Hij heeft zijn minnares, barones Sybille de Selys Longchamp, de moeder van Delphine, langzaam losgelaten. Zij is naar Engeland verhuisd, waar ze elkaar nog een jaar of twee ontmoet hebben. Daarna was het afgelopen.”

Albert kon gewoon verder functioneren. Hij zorgde ervoor uit de gevarenzone te blijven en toen Boudewijn in de zomer van 1993 plotseling overleed, was Eurosystem al bijna vergeten en stond hij ongeschonden klaar om de troon over te nemen. Veel waarnemers hadden verwacht dat prins Filip zijn oom zou opvolgen als staatshoofd omdat Filip volop werd klaargestoomd voor die taak. Maar Albert had nooit verzaakt aan de troon en toonde zich desgevraagd bereid om zijn broer op te volgen.

Op 9 augustus 1993, twee dagen na de begrafenis van Boudewijn, legde hij de eed af voor de verenigde kamers in het parlement. De plechtigheid werd verstoord door oplichter-provocateur en toenmalig libertijns kamerlid Jean-Pierre Van Rossem, die vlak voor de eedaflegging “Vive la république d’Europe! Vive Julien Lahaut!” riep, als een verre echo van de kreet die weerklonk op de communistische banken bij de eedaflegging van Boudewijn in 1960. De repliek van senaatsvoorzitter Frank Swaelen leek te gevat om niet voorbereid te zijn. “Mijnheer”, riep Swaelen terug, “uw gedrag is onwaardig en schandelijk en gans het land zal u veroordelen.”

‘Het Eurosystem-schandaal berokkende enorme schade aan de monarchie. De rol van prins Albert werd fiks teruggeschroefd’. De knappe, jonge prins kon zijn nut bewijzen als wandelende promotie voor de monarchie.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman