Van auto-onderdelen via tanks naar vliegtuigen

De Asco-groep is nog steeds volledig in handen van de Brusselse Franstalige familie Boas. Net als BMT (familie Seynaeve) is het een luchtvaartonderneming die niet behoort tot een grote internationale groep (Techspace Aero, Sabca), de overheid (Sonaca) of waarvan het aandeelhouderschap verspreid is bij grote investeerders en het publiek (Barco). De aandelen zijn verdeeld over Christian Boas – die steeds beter Nederlands spreekt – zijn broer Emile en zijn zus Sylvie. Christian is voorzitter van de raad van bestuur en van het directiecomité, Emile heeft geen uitvoerende taak maar is wel bestuurder. Sylvie is niet actief in de onderneming.

De drie zijn kinderen van Roger Boas die tot aan zijn dood vorig jaar de nummer één was. Het is onder Roger Boas dat Asco actief werd in de civiele luchtvaartindustrie. Dat gebeurde in 1979 met de oprichting van Belairbus, waarvan Asco een van de aandeelhouders werd. Tot dan leefde de onderneming vooral van militaire orders, maar in 1990 al was de omzet gelijk verdeeld over burgerluchtvaart en militaire bestellingen. Roger Boas had in 1970 de leiding van het bedrijf overgenomen toen zijn vader Emile, de stichter van Asco, onverwacht overleed. Emile legde in 1951 de basis van Asco toen hij een handeltje begon in wisselstukken voor auto’s.

Snel kwamen daar ook onderdelen van tanks bij. In 1954 werd de onderneming Asco opgericht aan de Handelskaai in Brussel. Zes jaar later besloot Emile Boas van de handel over te stappen naar de productie en werd een werkplaats ingericht aan de Leuvensesteenweg in Evere: machinale precisiebewerking van metalen werd de kernactiviteit van Asco en dat is ze nog altijd. In 1961 leverde Emilie Boas kabelsnijders aan de zeemacht, zijn eerste militaire order. Daarna volgde de fabricage van wisselstuks voor tanks. De activiteiten breiden zich uit en in 1972 werd een nieuwe fabriek geopend in Zaventem. Vandaag staan daar zeven productie- en assemblagehallen.

Buitenland

Asco is sinds 2003 ook aanwezig in het buitenland na de overname van het Duitse PTG en het Canadese Ebco. Om de loonkosten onder controle te houden en de invloed van de dure euro te verminderen, overweegt Asco de bouw van een fabriek in Mexico of India. Christian Boas wil de komende jaren ook de directie versterken met niet-familiale managers omdat een vierde generatie ‘nog even op zich zal laten wachten’. Zijn oudste zoon is 13. Want een verkoop van de onderneming of een verwatering van het familiale belang is voorlopig niet aan de orde.

Eind 2006 beschikte de groep Asco over 62 miljoen eigen vermogen op een balanstotaal van 195 miljoen. Door de problemen met de A380 bij Airbus was de ebit gevierendeeld tot 4 miljoen. Maar andere zoals Sonaca boekten zelfs zware verliezen. Personeelskosten wegen bij Asco veel minder, omdat de productie in hoge mate geautomatiseerd is. Het aantal vaste medewerkers bedroeg 769, maar het zouden er meer kunnen zijn als Boas voldoende geschoold personeel zou vinden. Daarom gaat hij rekruteren in Polen.

Sinds enkele jaren is de cirkel rond bij Asco. Het begon als een handel in autowisselstukken: vandaag zijn de productie- en assemblagelijnen geënt op die van de auto-industrie. Dat is mede te danken aan een faillissement. Dat van Renault Vilvoorde, dat tal van ingenieurs naar Asco bracht.

Bron » De Tijd

Asco-voorzitter Roger Boas overleden

Roger Boas, de voorzitter van het defensie- en luchtvaartbedrijf Asco Industries, is afgelopen donderdag op 68-jarige leeftijd overleden. Dat blijkt uit een overlijdensbericht in enkele kranten.

Boas kwam in 1971 aan het hoofd te staan van het familiebedrijf Asco, gespecialiseerd in de levering van militair materieel. De zakenman kwam eind 1991 volop in de media-aandacht, toen een correctionele rechter hem in Brussel veroordeelde tot 15 maanden voorwaardelijk en een geldboete van 500.000 Belgische frank voor valsheid in geschrifte en fiscale fraude.

De veroordeling had betrekking op het zogenaamde ‘pantsercontract’, dat Asco bij Defensie binnenhaalde voor de levering van ruim 1.000 pantserwagens voor het Belgisch leger. Dat contract was 23 miljard Belgische frank waard. Boas zou het contract binnengehaald hebben omdat hij een goede vriend was van toenmalig minister van Defensie Paul Vanden Boeynants.

Maar dat Boas smeergeld zou betaald hebben aan Vanden Boeynants, zoals sommigen beweerden, werd nooit bewezen. Wel werd hij veroordeeld voor het niet opnemen in de boekhouding van ‘geheime’ commissielonen ter waarde van 163 miljoen Belgische frank en het uitschrijven van valse facturen voor 40 miljoen Belgische frank.

Boas werd voorts gelinkt aan een netwerk van luxecallgirls (Tuna-netwerk), die in de jaren zeventig ‘diensten’ zou hebben aangeboden om bepaalde contracten binnen te rijven onder meer voor de bouw van hospitalen in Saoedi-Arabië. Er liep later een gerechtelijk onderzoek naar het Tuna-netwerk, maar ook dat leverde niets op.

Roger Boas legde in 1992 al zijn mandaten in het familiebedrijf neer, maar via een arrest van het hof van beroep bekwam hij in 1995 herstel in eer en rechten. Nadien werd hij opnieuw voorzitter van de raad van bestuur van Asco.

In 2004 werd de ex-wapenhandelaar benoemd tot Officier in de Orde van Leopold II.

Bron » De Standaard

De man die dacht nooit koning te worden: Albert II draagt een aantal geheimen met zich mee

Albert heeft het stormriempje van zijn altijd net iets te kleine kepie aandoenlijk onder zijn kin vastgemaakt. Er is een officiële herdenking aan de gang, hij probeert zijn gezicht in een passende plooi te leggen, maar tegelijkertijd zie je hem denken: ‘Tiens, wat eten we vanavond?’. Hij bulderlacht altijd te hard als hij een schuine kwinkslag heeft gemaakt met een minister. Hij is de Belg der Belgen, de meest Belgische van al zijn onderdanen, de volmaakte verpersoonlijking van zijn eigen land. Een Lambik, een Lamme Goedzak, een man waar je niet boos op kunt worden. Een gezellige opa, een plantrekker, een pragmatische vent die zich amuseert en er het beste van probeert te maken. Toch sleept de zesde koning der Belgen, verborgen in de plooien van zijn verleden, enkele geheimen met zich mee.

Het grootste deel van zijn leven was Albert de eeuwige tweede. Hij bleef in de schaduw, eerst van zijn dominante vader koning Leopold III, daarna van zijn vier jaar oudere broer koning Boudewijn. Hij scheen voorbestemd om zijn bestaan te slijten als de prins-die-het-autosalon-opent en leek best tevreden met die tweederangsrol. Slechts af en toe gehinderd door het protocol en andere verplichtingen kon hij zich toeleggen op zijn passies: snelle auto’s, motoren en boten. Naar verluidt interesseert hij zich ook voor fotografie, geografie en navigatie. De eerste zestig jaar van zijn leven heeft Albert gedacht dat hij nooit koning zou worden.

De knappe jonge prins kon evenwel zijn nut bewijzen als wandelende promotie voor de monarchie. Dat bleek al bij zijn huwelijk, op 2 juli 1959, met de Italiaanse donna Paola Ruffo di Calabria. De golden sixties hingen in de lucht en de gewone man kon het zich permitteren om een auto en een ijskast te kopen. En een televisie, want met dat wonder der techniek kon men vanuit zijn living het trouwfeest van Albert en Paola meemaken van op de eerste rij, alsof men er zelf bij was.

“Zoals het bij dergelijke gelegenheden past”, noteerde royaltykenner Louis De Lentdecker, “verdrongen de journalisten elkaar op de overtreffende trappen van het enthousiasme. De zwartwitbeelden bewezen dat zij geen ongelijk hadden: de sympathie van het volk voor Albert en Paola was buitengewoon. Zij waren jong, fris, mooi, verliefd, men zei dat met hen en voor hen het geluk over de koninklijke familie en over België was weergekeerd, geluk dat met de dood van koningin Astrid (1935) voor een lange sombere periode verdwenen was.”

De pracht en praal van het sprookjeshuwelijk deed vergeten dat aan het evenement een politieke rel van formaat was voorafgegaan, een lelijke en gevaarlijke uitloper van de koningskwestie. Leopold III was weliswaar afgetreden ten voordele van zijn zoon Boudewijn, maar hield in het paleis van Laken nog altijd stevig de touwtjes in handen. Hij had het zo geregeld dat het huwelijk door paus Johannes XXIII zou worden ingezegend in het Vaticaan. Aangezien het kerkelijk huwelijk in Italië primeert op het burgerlijk konden op die manier alle plichtplegingen in België worden vermeden. Zo konden er geen protocollaire problemen ontstaan over de aanwezigheid van prinses Lilian, de omstreden tweede echtgenote van Leopold. Volgens sommigen drong Paola erop aan dat haar echtgenoot door de regering zou worden benoemd tot ambassadeur bij de Heilige Stoel, zodat het paar zich in Rome zou kunnen vestigen.

Tegen het plan, waarmee premier Gaston Eyskens zich akkoord had verklaard en dat zo was aangekondigd door kardinaal Van Roey, rees echter politiek verzet. “Het moet nu uit zijn met die procédés”, zei CVP-voorzitter Theo Lefèvre in de Kamer. “De ministers worden door het hof steeds voor voldongen feiten geplaatst en moeten die feiten dan zonder meer met hun verantwoordelijkheid dekken. Dat gaat niet langer. Onze partij wil niet behandeld worden als een kuisvrouw.” Het incident had gevolgen. Een jaar later, na het huwelijk van koning Boudewijn, moesten Leopold en Lilian het kasteel van Laken verlaten, ze werden ‘verbannen’ naar het domein van Argenteuil.

Maar in 1959 hadden de Belgen vooral nood aan romantiek en goed nieuws. De publieke opinie wou dat de stroom van onheilstijdingen die het koningshuis bestookte eindelijk eens ophield. In 1934, vier maanden voor de geboorte van Albert (op 6 juni 1934), had zijn grootvader een dodelijke val gemaakt van de rotsen in Marche-les-Dames. In 1935, goed een jaar na de geboorte van Albert, verongelukte zijn moeder in het Zwitserse Küssnacht in een auto die bestuurd werd door zijn vader. “Hoe anders zou de geschiedenis verlopen zijn als mijn moeder was blijven leven”, mijmerde hij later.

Albert groeide op als een broos, stil jongetje. Zo stil dat algauw het gerucht circuleerde dat het prinsje van Luik doofstom was. Koning Leopold III voelde zich verplicht de vierjarige kleuter publiek een tentoonstelling in Luik voor geopend te laten verklaren om het gerucht te ontzenuwen. Dan volgden de traumatische oorlogsjaren, waarin de prins samen met zijn broer en zus heen en weer werd gesleept naar Frankrijk, de Ardennen en uiteindelijk, onder Duits militair escorte, naar Duitsland. Dan volgden de jaren van verbanning in Zwitserland, de koningskwestie, die het land op de rand van de burgeroorlog bracht, de terugkeer van Leopold en zijn dramatische troonsafstand. Op 17 juli 1950, de dag van de eedaflegging van Boudewijn als koninklijke prins, werd Albert kroonprins en eerste opvolger voor de troon.

Wat is er nuttelozer dan een prins die geen uitzicht heeft op de troon? Kijk naar het gedrag van prins Laurent en u kent het antwoord. Om de dagen van zijn jongste zoon te vullen, bedacht de gevallen koning Leopold twee functies: een militaire bij de zeemacht en een civiele bij de buitenlandse handel. Na zijn middelbare studies kreeg Albert bijgevolg een opleiding van vijf jaar bij de marine, in het instructiecentrum Sint-Kruis in Brugge. In volle Korea-oorlog deed hij een stage bij de zesde vloot van de US Navy. Hij werd zeemachtofficier, zonder te passeren bij de Koninklijke Militaire School, en klom vervolgens gestaag op in de rangen tot de graad van admiraal.

Doorslaggevender is zijn rol als handelsreiziger voor de Belgische industrie. In 1962 werd Albert benoemd tot erevoorzitter van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH) en hij bleef die functie uitoefenen tot het overlijden van Boudewijn in 1993. Als dusdanig nam hij deel aan meer dan honderd handelsmissies naar alle hoeken van de wereld. Die economische missies naar het buitenland werden vrijwel steevast begeleid door een discrete maar doeltreffende delegatie van wapenhandelaars. Een van onze belangrijkste exportproducten waren immers wapens van FN en munitie van Poudreries Réunies de Belgique (PRB), onderdelen van de toen nog oppermachtige Société Générale.

Ondertussen werd de prins voorzitter van de ASLK, voorzitter van het Belgische Rode Kruis en senator van rechtswege. Bij zijn inaugurale rede onderhield hij de senatoren over de rol van de Belgische havens in ons transportwezen. Albert en Paola vestigden zich op Belvédère en kregen drie kinderen: Filip (1960), Astrid (1962) en Laurent (1963).

Eind jaren zestig sijpelden de eerste, nog verwarrende berichten naar buiten over de wederzijdse escapades van het paar. Paola maakte steeds meer gebruik van haar appartement in Parijs. Slechts een handvol insiders had destijds weet van de geheime relatie van Albert met barones Sybille de Selys Longchamps, de echtgenote van topindustrieel Jacques Boël en de moeder van Delphine (°1968). De twee ontmoetten elkaar regelmatig in een flat boven het Huis der Notarissen, in het centrum van Brussel. Er is een privé-parkeergarage waarlangs men discreet het pand in of uit kan rijden. Wie alleszins op de hoogte moet zijn geweest, was de Brusselse zakenman-politicus Paul Vanden Boeynants. Hij gebruikte in die periode het Huis der Notarissen zowat dagelijks als kantoor en was ook eigenaar van een van de andere flats in het gebouw.

Het is een detail, maar een detail kan van belang zijn. In de periode dat Albert en Paola totaal gescheiden leefden, van 1967 tot 1978, ontrolde zich een politiek-financieel schandaal zonder voorgaande waarin prins Albert een prominente rol vervulde. “Hoe is het mogelijk”, vroeg toenmalig SP-voorzitter Karel Van Miert op het toppunt van de affaire, “dat de regering, andere hooggeplaatsten en zelfs het hof zich voor de wagen van een gangster hebben laten spannen?”

Begin jaren zeventig bestonden er dynamische ondernemers die geloofden dat er geen limiet stond op hun mogelijkheden. The sky was the limit. Bouwpromotor Charlie De Pauw ontvouwde in de Brusselse Noordwijk zijn plannen om tachtig World Trade Center-buildings neer te poten en een totaal nieuwe, futuristische stad. Roger Boas kreeg zoveel wapenbestellingen van zijn vriend Vanden Boeynants dat hij begon te dromen van een doorbraak op de internationale wapenmarkt. Aldo Vastapane, van wie beweerd wordt dat hij in zijn jonge jaren een affaire had met Paola, keek van op de hoogste verdieping van zijn Martini-toren uit over de skyline en werd steenrijk met de invoer van auto’s en met zijn taxfreeshops op de luchthaven. Brusselse zakenlieden van dat kaliber waanden zich lid van de internationale jetset en werden beste maatjes met Arabische wheelers-and-dealers en wapenhandelaars als Adnan Khashoggi, Akram Ojieh en Samir Traboulsi.

In dat milieu ontstond het idee om een consortium van Belgische ondernemingen te vormen, dat militaire hospitalen zou gaan bouwen voor de Saoedische Nationale Garde. Eurosystem Hospitalier sleepte in 1976 een miljardencontract in de wacht, zij het met de inzet van bedenkelijke methoden als het betalen van enorme bedragen aan steekpenningen, chantage en het gebruik van luxecallgirls van het netwerk van hoerenmadam Fortunato ‘Tuna’ Israël. PRB zat, samen met andere ondernemingen van de Generale Maatschappij, in het consortium. Ook de firma’s van Roger Boas en een paar grote bouwgroepen deden mee. Prins Albert was herhaaldelijk het dossier-Eurosystem gaan bepleiten in Saoedi-Arabië, wat bij de Saoedi’s de indruk versterkte dat het privé-project in België werd beschouwd als een staatszaak.

Het project werd een fiasco, de Saoedi’s staakten hun betalingen en toen het consortium in 1979 op de fles ging, ontdekten het Hoog Comité van Toezicht en de Bijzondere Belastinginspectie allerlei saillante details over een verhaal uit duizend-en-een-nacht, maar dan voor volwassenen. Eurosystem ontvouwde zich als een parade van koningen en prinsen, zware jongens en lichte meiden, corruptie en oliedollars. Ten minste 200 miljoen frank smeergeld kwam via Zwitserse bankrekeningen terecht bij vier Belgen, wier identiteit tot op de dag van vandaag een mysterie blijft. Vreemd genoeg is er niemand veroordeeld in deze zaak.

Michel Didisheim, de kabinetschef van prins Albert, werd verantwoordelijk geacht voor deze ‘onvoorzichtigheid’ en verdween naar de Koning Boudewijnstichting. Toenmalig premier Wilfried Martens (CVP) moest alle zeilen bijzetten om de schade aan de monarchie te beperken en herdefinieerde precies de rol van de prins tijdens handelszendingen.

Het orgelpunt van de Eurosystem-affaire viel chronologisch samen met het hoogtepunt van de huwelijksperikelen van Albert. Volgens anonieme bronnen in Humo had koning Boudewijn er zich bij neergelegd dat het huwelijk niet meer te redden viel en had hij zijn akkoord al gegeven voor een scheiding. “Maar plotseling werden alle scheidingsplannen opgeborgen”, stellen de informanten van het weekblad. “Albert vond dat er te veel voorwaarden werden gesteld. Hij zag het niet meer zitten naar het buitenland te vertrekken, daar een andere naam aan te nemen en zijn dotatie te verliezen. Enfin, de dotatie zou verdeeld worden tussen hem en Paola, die ook het hoederecht over de kinderen kreeg.

En, niet onbelangrijk: Albert zou verzaken aan de troon, dat was al in wetteksten gegoten. Een van de discussiepunten waar geen oplossing voor werd gevonden, was de titel die prinses Paola voortaan zou krijgen. Zij wilde per se hare koninklijke hoogheid blijven heten, niet gravin of prinses of wat dan ook. Paola eiste een residentie met de omvang van een paleis, bijna zo groot toch. Maandenlang heeft die discussie aangesleept, tot Albert het beu werd en bijdraaide. Hij heeft zijn minnares, barones Sybille de Selys Longchamp, de moeder van Delphine, langzaam losgelaten. Zij is naar Engeland verhuisd, waar ze elkaar nog een jaar of twee ontmoet hebben. Daarna was het afgelopen.”

Albert kon gewoon verder functioneren. Hij zorgde ervoor uit de gevarenzone te blijven en toen Boudewijn in de zomer van 1993 plotseling overleed, was Eurosystem al bijna vergeten en stond hij ongeschonden klaar om de troon over te nemen. Veel waarnemers hadden verwacht dat prins Filip zijn oom zou opvolgen als staatshoofd omdat Filip volop werd klaargestoomd voor die taak. Maar Albert had nooit verzaakt aan de troon en toonde zich desgevraagd bereid om zijn broer op te volgen.

Op 9 augustus 1993, twee dagen na de begrafenis van Boudewijn, legde hij de eed af voor de verenigde kamers in het parlement. De plechtigheid werd verstoord door oplichter-provocateur en toenmalig libertijns kamerlid Jean-Pierre Van Rossem, die vlak voor de eedaflegging “Vive la république d’Europe! Vive Julien Lahaut!” riep, als een verre echo van de kreet die weerklonk op de communistische banken bij de eedaflegging van Boudewijn in 1960. De repliek van senaatsvoorzitter Frank Swaelen leek te gevat om niet voorbereid te zijn. “Mijnheer”, riep Swaelen terug, “uw gedrag is onwaardig en schandelijk en gans het land zal u veroordelen.”

‘Het Eurosystem-schandaal berokkende enorme schade aan de monarchie. De rol van prins Albert werd fiks teruggeschroefd’. De knappe, jonge prins kon zijn nut bewijzen als wandelende promotie voor de monarchie.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman

SP-geldloper zat in wapenhandel – Tobback weerlegt verdachtmakingen van Puelinckx in affaires Agusta en Dassault

Het proces over de Agusta- en Dassault-affaire is in aantocht. De verdachten worden zenuwachtig. Zakenadvokaat Alfons Puelinckx liet gisteren via het weekblad Knack verstaan dat hij niet wil opdraaien voor wat is gebeurd. Door bemiddeling van Puelinckx kreeg de SP miljoenen van Agusta en Dassault.

De advocaat wijst overigens met een beschuldigende vinger naar SP-voorzitter Louis Tobback. Op zijn aandringen zou zijn gepoogd om het Belgisch gerecht te beletten inzage te krijgen in de Zwitserse rekeningen, via dewelke het geld naar zijn partij is versluisd. Tobback weerlegt deze verdachtmakingen. “Ze bevestigen mijn vermoedens dat alles door Puelinckx is opgezet om er zelf geld aan te verdienen”, aldus de SP-voorzitter. Hoe dan ook, Puelinckx was erg goed thuis in het wereldje van de internationale wapenhandel. Zelfs in eigen land liet hij niet na de handelaars in wapentuig een handje toe te steken.

Industrieel Roger Boas wist op betrekkelijk korte tijd zijn firma Asco uit te bouwen tot een florisante onderneming. Toen Paul Vanden Boeynants (VdB) nog de scepter zwaaide op Landsverdediging was er nauwelijks een legerbestelling waaraan Asco niet op een of andere manier mocht deelnemen. Eind jaren ’70 sleepte hij via een dochtermaatschappij de levering van 1.189 pantservoertuigen in de wacht. Kwatongen beweerden dat Boas die bestelling dankte aan zijn nauwe banden met VdB. Even dreigde de politicus omwille van die relatie zijn parlementaire onschendbaarheid te verliezen. Maar na de ontvoering van VdB sprak niemand er nog over. Boas werd begin jaren ’90 veroordeeld voor schriftvervalsing en oplichting in verband met dat pantsercontract.

Al die tijd was Boas een gretige kluif voor de media geweest. Maar dat zinde hem niet. Hij zocht en vond een medium om weerwerk te kunnen bieden: het Franstalige weekblad L’Evènement. Dat blad, waarin nooit een slecht woord over VdB heeft gestaan, was eigendom van Christian Tavernier. De man was vroeger huursoldaat in Afrika geweest. Hij hield er een hele reeks relaties aan over. Tavernier was goed geïnformeerd over de Afrikaanse wapenmarkt. Maar van zaken had hij geen kaas gegeten. Zijn uitgeverij kampte voortdurend met geldgebrek. In ruil voor inlichtingen over potentiële Afrikaanse klanten was Boas bereid om Tavernier uit de nood te helpen.

Maar Boas wilde niet dat zijn naam zou worden genoemd. Het moest via een tussenpersoon gebeuren. Daarom schreef Boas op 6 oktober 1982 een aangetekende brief naar advocaat Puelinckx, de man die in september op het beklaagdenbankje van het Agusta- Dassault-proces zal zitten. “Ik bevestig ons onderhoud van vandaag over mijn industriële activiteiten in België en in het buitenland”, aldus Boas. “Ik stel u een bedrag van 3 miljoen frank ter beschikking. Eén miljoen is u vandaag al in contanten overhandigd. En twee miljoen per doorgestreepte cheque, die ik hierbij voeg.”

Die cheque van de Bank Brussel-Lambert (BBL) droeg het nummer 718089403. Nog diezelfde maand sluisde Puelinckx de drie miljoen in verschillende schijven door naar de uitgeverij New Fashion van Tavernier. In november 1982 werd via Puelinckx nog eens twee miljoen overgemaakt. De hele operatie gebeurde onder het mom van een lening, waarin Puelinckx optrad “voor rekening van derden”. Om de naleving van deze transactie te controleren werd een beroep gedaan op Philippe Chauveau, destijds de Franse schoonzoon van Vanden Boeynants.

Onderzoek naar Medico werd nooit afgerond

Advocaat Puelinckx kwam in de internationale wapenhandel terecht via de overleden Nederlandse zakenman Dirk Ykelenstam. Puelinckx vertelde aan het gerecht dat hij een grenzenloze bewondering had voor het zakenvernuft van de Nederlander. Hij werd zijn juridisch adviseur. Ykelenstam was einde jaren ’70 in Brussel neergestreken. Vanuit Brussel gaf hij tegen rijkelijke betaling adviezen aan bedrijven die wilden investeren in het Midden-Oosten. De petrodollars lagen er immers voor het grijpen.

Ykelenstam gebruikte daarvoor zijn firma Middle East Development and Investing Company (Medico). Eén van zijn zakenpartners was de Philippe Chauveau, destijds getrouwd met een dochter van Vanden Boeynants.

In 1978 voerde het Nationaal Bureau voor Drugs van de rijkswacht een onderzoek naar Medico. Aanleiding daartoe was het feit dat Denis Marin, een notoir lid van de Brusselse drugsmilieu, rondreed in een voertuig van Medico. Dit onderzoek is om duistere reden nooit afgerond. Het begrip georganiseerde misdaad moest nog worden uitgevonden.

Bron » Gazet van Antwerpen | Jan Willems