Het kasteel van de Cosa Nostra

‘Geruchten’, zei justitieminister Melchior Wathelet toen de Duitse criminele politie, een RTBF-reportage en diverse maffia-experts er tien jaar geleden op wezen dat de Siciliaanse maffia open en bloot opereert vanuit een goed beveiligd kasteel in Forchies-la-Marche bij Charleroi. De buurtbewoners hoorden de kogels fluiten. Tot vorige week zag of hoorde justitie niks. Douglas De Coninck tracht te begrijpen.

Dinsdagmiddag, en alles is rustig op het commissariaat van de lokale politie in Fontaine l’Evêque. Vier agenten zitten naar het computerscherm van inspecteur Robert Hautenne, de hoogste in rang blijkbaar, te staren, en geven elkaar raadgevingen over hoe je een proces-verbaal met code 5336 moet invoeren. Een gewichtige zaak is dat. Een uur eerder is een patrouille uitgerukt naar het kasteel met de vier torentjes. Daar is een verdacht sujet opgepakt: bovengetekende.

“U weet toch dat u hier niet mag komen?” Nee, dat viel nergens uit op te maken. Zo’n soort discussie. Mee naar het commissariaat dus, want de computer heeft iets gezien over iets met een verkeersboete uit 1998. Tijd voor een praatje dan, misschien. Heeft de politie in al die jaren dan niets gezien?

Agent 1: “We mogen u niks zeggen. Geheim van het onderzoek.”

Agent 2: “Nu, er valt ook niks over te zeggen. Wij wisten van niets, echt van niets.”

Agent 1: “Het was een complete verrassing voor ons.”

Agent 2: “Er zijn nooit klachten gekomen over dat kasteel. Nooit.”

Agent 3: “Nochtans zijn we heel erg attent, hier in Fontaine.”

Inspecteur Hautenne: “Oké, eerst code 5336, dan dit, en dan insert. Wat doe ik nu?”

Voor de lokale politie was het een verrassing, voor de omwonenden iets minder toen zo’n 500 speurders van de federale politie en het parket van Charleroi vorige week woensdag begonnen aan de invasie van het kasteel van Forchies-la-Marche en 24 andere adressen van eigenaar Stefano Di Luciano of zijn clangenoten in het Zwarte Land. Vijf mensen, onder wie Di Luciano zelf, werden gearresteerd. Vier aanhoudingsmandaten werden verlengd.

Er werden meer dan 200 vuurwapens, vooral machinegeweren, in beslag genomen. Verder: tonnen munitie, een installatie voor luchtafweergeschut (MG42), een partij oorlogswapens, een Rolls-Royce, een paar Ferrari’s en twee aanhangwagens vol kunstwerken waarvan wordt vermoed dat die gestolen zijn. In het kasteel werd ook een professioneel atelier voor de productie van geluidsdempers op handvuurwapens ontdekt.

Twee archeologen kwamen ter plaatse en de Civiele Bescherming begon te graven. Op het terrein werd een ijskast uit de grond gehaald. Een aantal wapens bleek verstopt te zitten in een hondenhok of tussen het hooi in de kippenren. Er zijn (niet bevestigde) berichten over bloedsporen die speurders doen denken dat in het kasteel zo nu en dan een eliminatie à la The Godfather werd uitgevoerd. Franse politiemensen kwamen ter plaatse. Zij onderzoeken de diefstal van munitie en politie-uniformen bij de gendarmerie in Amiens.

De speurders in Charleroi kregen felicitaties van premier Guy Verhofstadt. De Siciliaanse maffia in België, zo klonk het, is een zware slag toegebracht. En dat is vast ook zo, maar de mensen in de nabijgelegen rue Grand Mouligneau vragen zich vooral af waarom het zo lang moest duren voor de politie eens een kijkje kwam nemen.

“Ik kan niet zeggen dat we ooit last hadden van de mensen van het kasteel”, zegt de mevrouw, die er net als al haar buren op staat niet bij naam te worden genoemd in de krant. “We willen geen problemen met onze buren, toch niet met deze (lacht). We hadden eigenlijk geen contact met hen, behalve die keer in 1992 toen mijn dochtertje ginds aan het spelen was en midden in een kogelregen terechtkwam. Het viel nog mee. Een politieman in kogelvrij vest hield me op afstand en mijn dochter was zo slim plat te gaan liggen in het gras. Tja, je weet: als de Siciliaanse maffia om de hoek woont, dan kunnen zulke dingen gebeuren.”

Mevrouw en mijnheer gingen begin jaren tachtig een lening aan om in deze verkaveling te komen wonen. Ze konden zich geen verhuizing veroorloven.

De buurman: “Je hoorde regelmatige geweerschoten, maar dat went. Er zitten ook leuke aspecten aan. Twee- tot driemaal per maand hielden ze vergaderingen. Ik ben een autofreak. Dan zag je hier in de straten van ons armzalige dorp Ferrari’s, Lamborghini’s en Porsches met buitenlandse nummerplaten. Soms zat ik ’s zomers in de tuin te kijken en weg te dromen.”

Mevrouw: “Ze reden wel hard.”

Buurman: “De rue de la Marche, de enige weg om tot bij dat kasteel te geraken, is een oude kasseiweg met veel hobbels. Dan kwamen ze wel eens vast te zitten of brak er een as, en hoorde ze je, veelal in het Italiaans, luidkeels de Belgische wegen verwensen.”

Mevrouw: “Dan hielden we de kinderen binnen. Je weet nooit. Het lawaai van de helikopters was ook een beetje hinderlijk. Er moet naast dat kasteel een landingsbasis zijn. De helikopters kwamen ’s nachts en vlogen af en aan. Dan kleurden zoeklichten, van die krachtige lichtbundels, de hemel rood. Er waren veiligheidsmensen die er voor zorgden dat niemand in de buurt kon komen. Drie weken geleden was er nog zo’n bijeenkomst.”

Buurman: “Vergadering van de Cosa Nostra (grijnst). Hier in Forchies-la-Marche. Geef toe, niet iedereen kan dat zeggen.”

Toen Sebastiano Di Luciano en zijn broer Domenico begin jaren tachtig neerstreken in Forchies-la-Marche, was het kasteel nauwelijks die naam waardig. Di Luciano zou er niet meer dan 2,5 miljoen frank voor hebben neergeteld aan de oude schroothandelaar die er zich met zijn autowrakken en andere rotzooi had genesteld. “Het was een ruïne”, zegt de buurman. “Slechts hier en daar stond nog een muur overeind. Ik ging er als kind met mijn vriendjes riddertje spelen. Wij vonden het goed toen die man kwam die zei dat hij de lotto had gewonnen.”

Sebastiano Di Luciano vertoonde, het moet gezegd, een aantal uiterlijke kenmerken van een lottowinnaar. Hij voerde geen klap uit, behalve ritjes maken met zijn Rolls en wat jagen op zijn domein. Bij de lokale RVA stond hij lange tijd geregistreerd als werkzoekend. Hij had wel twee eigen bouwbedrijfjes, de bvba’s Charro en Ideal Constructions. Het gros van de in 1988 voltooide werken aan het kasteel werd uitgevoerd door Charro.

In het centrum van Forchies-la-Marche kocht hij occasioneel wat grond of een krotwoning op en bouwde hij een smaakvol appartementencomplex, zoals laatst nog met het oude tramstation. De uitbater van de speciaalzaak voor Italiaanse voedingswaren vreest nu de winter in te gaan zonder dak. “Sinds de arrestatie van signore Di Luciano liggen de werken stil”, zegt hij.

Weinigen in het dorp kenden Sebastiano Di Luciano. Als iemand hier scheef werd bekeken, dan was het dat malle koppel van de vzw Abrasax in de rue Emile Vandervelde, waar speurders uit Neufchâteau in de avond van 21 december 1996 met veel gedaver kwamen binnengevallen, op zoek satanische mensenoffers. Abrasax had niks te maken met Marc Dutroux, maar ging daarom niet minder over de tongen. In dezelfde straat ging Di Luciano naar de tandarts, bij Philippe Melchior. Hij is een van de arrestanten. Melchior kende wat van financiën en werkte zich op tot ‘adviseur’ van de kasteelheer. Wat later opende hij een tweede praktijk in Leernes en nog een in het Zuid-Franse Nice.

“Daarstraks stond hier nog een mevrouw met barstende tandpijn”, zegt de apothekeres in de rue Emile Vandervelde. “Ze had een afspraak bij Melchior. We legden haar uit dat ze beter op zoek kon naar een andere tandarts (schatert het uit). Het is zo hypocriet. Iederéén hier wist wat voor vlees we in de kuip hadden.”

De lokale politie kan natuurlijk niet alles weten.

Tienduizenden mensen wisten het echter al toen in 1993 het in alle belangrijke Europese talen vertaalde boek Het Europa van de Peetvaders van de Franse onderzoeksjournalist Fabrizio Calvi verscheen. Het was een regelrechte bestseller, een standaardwerk: omdat het midden in Operatie Schone Handen tot in detail de vertakkingen van de Italiaanse maffia door heel Europa blootlegde. Op pagina 171 kon je dit lezen:

‘In de streek van Charleroi kon Pasquale Caruana rekenen op de steun van twee andere oud-inwoners van Siculiana, van wie de levensstijl zelfs de minst achterdochtige Belgische politieman had moeten intrigeren. Ondanks zijn statuut van werkloze arbeider bezat de man een prachtige versterkte burcht van 1.600 vierkante meter, volledig en tegen hoge kosten gerestaureerd (…).’

Fabrizio Calvi vervolgt: ‘Verstopt in de omgeving van het domein waren de agenten van het BKA (Bundeskriminalamt, de Duitse federale politie, DDC) getuige van een uitgebreid defilé van bekende kopstukken, van Caruana’s en Cuntrera’s, en van anderen die bekend moesten zijn bij de Italiaanse en de Duitse politiediensten. Na onderzoek begrepen de agenten van de BKA welke functie het kasteel van Charleroi had. ‘Het is bekend’, schreven zij in hun rapport, ‘dat topontmoetingen van de georganiseerde misdaad op dergelijke, moeilijk te observeren locaties plaatshebben.’ Die panden worden speciaal voor dat doel aangekocht en onderhouden door stromannen.

In het voorjaar van 1992, zo staat er nog, was er een schietincident. En de eerste rapporten van zowel de BKA als de criminele recherche in Rome over het kasteel dateren van 1989.

Van Belgische politiemensen mag je, naar men zegt, niet verwachten dat ze boeken lezen. Televisie kijken schijnen ze af en toe wel te doen. Maar je kunt ook niet alles zien natuurlijk. Op 14 september 1994 zat nochtans heel Franstalig België aan het scherm gekluisterd voor de documentaire ‘Belgica Nostra’. Bij de RTBF was er een jaar aan gewerkt. De reden waarom ze erg veel aandacht kreeg, lag mee vervat in het feit dat de maakster werd beschouwd als de Lynn Wesenbeeck van Franstalig België. Françoise Van de Moortel stond tot dan toe bekend als presentatrice, onder meer van de prestigieuze Koningin Elisabeth-wedstrijd. Ze had nu als journaliste vol overgave gegooid op de vraag in hoeverre de Siciliaanse maffia was doorgedrongen in het maatschappelijke leven.

Vandaag, negen jaar later, zit Françoise Van de Moortel thuis, nog steeds elke ochtend hopend dat er niet weer een deurwaarder komt aanbellen met een dagvaarding. Ze werd op gezag van toenmalig justitieminister Melchior Wathelet (cdH) verketterd door een deel van de Franstalige pers. Door de vloed aan rechtszaken durfde de nochtans in herhalingen gespecialiseerde RTBF haar reportage nooit meer opnieuw uitzenden, ook al kan van weinig journalistieke werkstukken in dit land worden gezegd dat ze een zo profetische waarde hadden. De mensen die Van de Moortel aanwees als vermoedelijke organisatoren van de moord op André Cools zitten vandaag in Luik in de beklaagdenbank. De Italianen die ze aanwees als kopstukken achter een zwendel in gestolen aandelen, werden in 1998 veroordeeld. In het kasteel in Forchies-la-Marche, waar ze ging filmen, denken de speurders nog een week of twee werk te hebben.

Françoise Van de Moortel: “Het was de periode kort na de moord op Cools, de Agusta-affaire en de moord op journalist Stéphan Steinier van La Nouvelle Gazette door de koppelbazenmaffia. Je hoorde in die tijd geregeld theoretische referaten over hoe de maffia ook in België aan een opmars bezig zou zijn. Ik wou dat onderzoeken. Ik kreeg te maken met politiemensen die zeiden: ‘Mais madame, doe dat toch niet. U hebt een leuk gezin, een leuke baan. Zet dat niet allemaal op het spel.’ Politiemensen zeiden me dat het een hopeloze zaak was, zeker in Charleroi. ‘Wij stellen geregeld pv’s op, maar het parket seponeert ze met de ogen dicht.’ Dat was de sfeer, toen.”

U kreeg zeven rechtszaken te verwerken?

“Ja, ook van Stefano Di Luciano. Alle zaken die voor de rechtbank kwamen hebben we gewonnen, ook die van Di Luciano. Maar dat is een magere troost. Zij huren de duurste advocaten in, procederen je plat en zorgen ervoor dat je op de duur aan niks anders meer toekomt dan je te verdedigen. Het werkt ook: je geraakt ontmoedigd. De RTBF mag ik niks verwijten. Ze hebben me door dik en dun gesteund. Gelukkig maar.”

Wat is die Di Luciano voor iemand?

“Ik aarzel zelfs om op die vraag te antwoorden. Telkens als mijn hoofd de voorbije jaren in de media verscheen (Françoise Van de Moortel werd op zeker ogenblik woordvoerster van de vzw Julie en Mélissa, DDC), voelde ik de gevolgen meteen. Wéér een deurwaarder. Wéér zo’n oude klacht die werd gereactiveerd. Dat is zo akelig: ze vergeten je niet. Altijd zo’n signaal van: we zijn er nog.”

Het verhaal is vrij helder. Na drie jaar onderzoek klist de Duitse justitie in 1992 Pasquale Cuntera en Pasquale Caruana, twee peetvaders van de Cosa Nostra. De twee Siciliaanse families hebben in Europa miljarden verdiend met drugshandel, witwaspraktijken en afpersing. Het is een van de grootste politionele successen die ooit tegen de Siciliaanse maffia zijn geboekt. De misdaadorganisatie is volgens de rapporten van de BKA actief in Italië, Duitsland, Canada, Thailand en België. In ons land leidt het spoor naar de pizzeria van Pasquale Di Mora in Charleroi, en van daaruit naar Stefano Di Luciano en een bedrijfje dat Chiaro heet (de vorige benaming van de bvba Charro).

Vooraleer toe te slaan, observeren speurders van de BKA in 1992 maandenlang Cuntrera, Caruana en hun stromannen. Zo komen ze terecht in Forchies-la-Marche, waar ze op een nacht vanuit de struiken nummerplaten noteren. Wanneer buitenlandse politiediensten zoiets doen, horen ze bijstand te vragen. Vermits ze zich begeven op een terrein waar ze geen enkele bevoegdheid hebben, horen ze de lokale justitie in te lichten en zich te laten vergezellen door lokale politiemensen.

François Van de Moortel: “De BKA deed dat dus niet. Volgens wat men mij zei omdat ze politie en justitie in Charleroi voor geen haar vertrouwden. En dat is het nu juist. Een Italiaanse maffia-expert legde in de reportage uit dat we in België niet zozeer bang moeten zijn voor een vlaag van geweld, maar veeleer voor corruptie. De maffia is echt niet zo dom om hier rekeningen te komen vereffenen met kogels. Het gebeurt subtieler, door zich respectabel te maken, door zich op te werken in, bijvoorbeeld, het politieke leven.”

In haar reportage interviewde Van de Moortel Thomas Defourny, de toenmalige procureur des konings in Charleroi. Hij vertelde voor de camera dat de strijd tegen de maffia hem niet echt interesseerde, dat hij te weinig middelen had en dat de opdeling van België in 27 parketten de zaak erg bemoeilijkte. Over het rond die tijd al twee jaar oude BKA-rapport, dat zowel in het boek van Fabrizio Calvi als in diverse Belgische media en het boek Bloedsporen van het toenmalige Humo-duo Sauviller-Ilegems beschreven was, zei hij: “Van dat fameuze BKA-rapport moet ik de eerste pagina nog te zien krijgen.”

Daags na de reportage verschafte justitieminister Melchior Wathelet (cdH) in Le Soir verduidelijking: ‘Betreffende de rol van een bepaald kasteel in de streek van Charleroi – in Forchies-la-Marche – dat zou hebben gediend als draaischijf voor de maffia in België, klopt het dat Duitse politiemensen er tijdens een rogatoire commissie over hebben gepraat tijdens een gesprek op café. Die zouden daarom hebben gelachen, zeggend dat ze de al twintig jaar oude geruchten over dat kasteel wel kenden. Er is, zo bevestigt het kabinet, geen enkel objectief element dat een verdenking of een observatie van dit gebouw wettigt.’

Françoise Van de Moortel: “Het zal u niet verbazen dat de advocaat van Stefano Di Luciano die mededeling van de minister van Justitie aan het dossier tegen mij toevoegde en aangreep om aan te voeren dat ik onzin had verkocht. Die ministeriële reactie vormde ook de hoofdargumentatie waarom de reportage nooit meer kon worden uitgezonden. Er bestaat een vonnis dat de RTBF verbiedt om de reportage opnieuw uit te zenden, tenzij vergezeld van een uitbreid recht van antwoord.”

Dus als de RTBf na de ontdekkingen van vorige week de kijkers wil laten zien dat ze al in 1994 uitgebreid over dat kasteel berichtte, dan kan ze dat niet?

“Zo is dat. De rechtbank hechtte geloof aan wat Wathelet verklaarde. Hij beschuldigde me er in Le Soir ook van te hebben verzuimd om justitie te bellen voor een reactie, met zo’n toon van: ‘Wat kent dat domme blondje van journalistiek?’ Kijk, hier (graait in een stapeltje brieven). Schriftelijk verzoek om toelating om onderzoeksrechters Van Espen en Bulthé te interviewen. Negatief antwoord met de Brusselse procureur Dejemeppe… Hier, een onderhoud met de procureur-generaal. Ik heb ze allemaal aangeschreven of gesproken…”

Wathelet trad op als belangenbehartiger van de maffia?

“Pfft, we zijn nu tien jaar verder. Ik zit thuis en kan alleen in de krant lezen wat ze daar in dat kasteel allemaal naar buiten buiten hebben gesleept. De conclusies laat ik voor een ander.”

Stellen dat Stefano Di Luciano volkomen ongemoeid werd gelaten is onjuist. Hij werd in 1997 door het hof van beroep in Bergen veroordeeld wegens oplichting en frauduleus faillissement met een van zijn bouwbedrijfjes. Hij werd ook geviseerd in een onderzoek naar de koppelbazenmaffia, al leidde dat niet tot een veroordeling.

De actie van vorige week is het gevolg van een tussenkomst van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, die beslag liet leggen op een som van 400.000 euro bij een witwasoperatie. Inmiddels wordt ook in een kasteel in het nabijgelegen Thuin gezocht naar wapens en lijken. Het kasteel, door Di Luciano geschonken aan zijn zoon, fungeerde in 1999 nog als trekpleister op de Open Monumentendag.

Behalve Stefano Di Luciano, zijn broer Domenico (mede-eigenaar van het kasteel in Forchies) en tandarts Philippe Melchior werd Michele Messina gearresteerd. Die laatste haalde al eens eerder de krantenkolommen, toen hij in 1992 werd gearresteerd als kopstuk van een bende die een aantal Henegouwse banken had opgelicht. Een van de overige arrestanten was Eric Di Rupo, neef van Elio Di Rupo.

Als we Stefano Di Luciano mogen geloven, is de PS-voorzitter een persoonlijke vriend. En ook oud-minister van Financiën Philippe Maystadt (cdH). Op 30 april 1996 verstuurde hij namens de bvba Charro een uitnodiging voor een feest in zijn prachtige kasteel: ‘Op zaterdag 4 mei wordt in het kasteel van Forchies-la-Marche een Middeleeuwse Dag georganiseerd door de gemeente Fontaine l’Evêque. Minister Dirupo zal er zijn, minister Ph. Maysdaht, alsook burgemeester Rovillard. 1.500 mensen worden verwacht. Er is een tentoonstelling van Middeleeuwse wapens. Een vriendelijk glas wordt u aangeboden. Een barbecue wordt georganiseerd door de gemeente (…). Ik zal niet nalaten om voor foto’s te zorgen en, indien mogelijk, een video-opname. Mr. Di Luciano.’

Philippe Maystadt is tegenwoordig voorzitter van de Europese Investeringsbank in Luxemburg, de grootste overheidsbank ter wereld. Via zijn woordvoerder laat hij weten geen enkele herinnering te hebben aan een middeleeuws feest bij de Cosa Nostra. Di Rupo wisten we gisteren niet te bereiken. “Maar het feit dat die man niet eens de namen van zijn eminente genodigden juist kan schrijven, geeft ons een idee van de ernst”, zegt de woordvoerder van Maystadt. “Het komt me voor dat die man zich op leugenachtige gronden probeert voor te doen als respectabel.”

Françoise Van de Moortel: “Dat was nu net waar ik voor wou waarschuwen.”

Maar niemand luisterde. Het bijna voltallige college van burgemeester en schepen van Fontaine l’Evêque was op 4 mei 1996 tijdens het middeleeuwse feest present en verstuurde op kosten van de gemeente een officiële uitnodiging. “Het was een leuke avond, er was veel volk en er waren heel veel belangrijke mensen uit de streek”, zegt schepen Michel Demat (PS): “Wat ik me nog herinner is dat bepaalde delen van het kasteel afgesloten bleven voor de gasten. Of Di Rupo en Maystadt daar aanwezig waren? Dat kan ik mij niet herinneren.”

Organiseert het gemeentebestuur vaker feestjes met de Cosa Nostra?

“In die tijd wisten wij dat nog niet. Was er toen trouwens geen andere eigenaar?”

De naam van Di Luciano staat op de uitnodiging.

“Oh, dan vergis ik mij wellicht.”

U kijkt nooit naar tv?

“Jawel, maar wij beschouwden die verhalen over de maffia als geruchten.”

‘We hadden eigenlijk geen contact met hen’, zegt de buurvrouw. ‘Behalve die ene keer in 1992 toen mijn dochtertje aan het spelen was en midden in een kogelregen terechtkwam. Tja, je weet: als de Siciliaanse maffia om de hoek woont, dan kunnen zulke dingen gebeuren’Justitieminister Melchior Wathelet op 15 september 1994 in Le Soir, daags nadat een RTBF-journaliste het bestaan van het kasteel had onthuld: ‘Er is geen enkel objectief element dat een verdenking of een observatie van dit gebouw wettigt’.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Bewaarde Di Luciano het testament van André Cools?

‘Nee, we hebben geen enkel document gevonden dat verband houdt met de moord op André Cools’, zegt substituut Catherine Badot van het parket van Charleroi. ‘Tijdens de huiszoekingen in de kastelen van Sebastiano Di Luciano en op andere adressen werden wel grote hoeveelheden documenten in beslag genomen. Maar het zal nog geruime tijd duren vooraleer we alles hebben onderzocht.’

Toch, zo laat de parketmagistrate uitschijnen, lijkt er een raakvlak te bestaan tussen de Italo-Belgen die momenteel voor het Luikse assisenhof terechtstaan als mogelijke opdrachtgevers van de moord op Cools, en het milieu rond Stefano Di Luciano. “Die milieus kennen elkaar”, zegt Badot. “Zo staat het bijvoorbeeld vast dat Mauro De Santis (een van de beschuldigden op het proces-Cools, GT) zeer dicht in de omgeving van Di Luciano kan worden gesitueerd . Uit politierapporten blijkt dat er contacten waren tussen beide mannen. Het is ook zo dat De Santis werd ontvangen op het kasteel van Di Luciano.”

Was dat voor of na de moord op André Cools?

Catherine Badot: “Erna. In elk geval na de moord. Ik praat over heel recente informatie.”

Dat Mauro De Santis op bezoek is geweest bij Di Luciano wordt ook bevestigd door Jean-Pierre Doraene, de topman van de federale politie in Charleroi. De Santis stond in de streek van Charleroi bekend als een belangrijke heler van gestolen auto’s, valse papieren, juwelen en wapens. Was Di Luciano, die door het gerecht wordt omschreven als een belangrijke caïd van de Siciliaanse maffiafamilie Cuntrera-Caruana, misschien de chef van De Santis in de criminele hiërarchie? Op die vraag kunnen noch Badot, noch Doraene een antwoord geven.

Di Luciano en Di Santis wonen allebei in Thuin, vlakbij de Franse grens. De twee kennen elkaar al minstens tien jaar, zo blijkt uit het strafdossier van de moord op Cools. In dat dossier is sprake van een beschieting van de woning van Di Luciano, die plaatsvond op 12 mei 1992, bijna een jaar na de moord op Cools. Onbekenden vuurden met een machinegeweer op het kasteel van Di Luciano in Forchies-la-Marche.

Achteraf werden op die plek 22 kogelhulzen gevonden, “kaliber 9 mm FN 60”, zo wordt gepreciseerd in een proces-verbaal opgesteld door commissaris Philippe Zangerlé van de toenmalige cel-Cools: ‘Uit ingewonnen inlichtingen blijkt dat Di Luciano bekendstaat bij het gerecht voor wapensmokkel en dat hij deel uitmaakt van een Siciliaanse maffiaorganisatie. Dit individu wordt beschouwd als zeer verdacht en zou reeds het voorwerp geweest zijn van talrijke observatieopdrachten van de politie en de rijkswacht. Betrokkene bewoont het kasteel ‘de la Marche’ in Forchies, een ‘oninneembare burcht’ waarin zich verschillende brandkoffers bevinden. Dit kasteel was het voorwerp van een reportage met als titel ‘Belgica Nostra’, gerealiseerd door Françoise Vandemoortele van de RTBF.’

“U beschikt over pv’s uit het onderzoek naar de moord op Cools?” vraagt substituut Badot geschokt en ongelovig, nadat we haar bovenstaande passage hebben voorgelezen.

Ja, we bekennen de feiten.

“Kunt u mij het nummer van het desbetreffende pv bezorgen?”

Dat doen we met plezier.

De substitute dankt ons uitvoerig. Mogelijk beschikt het parket van Charleroi na dit telefoongesprek over een nieuw spoor, verzekert ze ons.

Proces-verbaal nummer 10.971 van 13 november 1996 is dan ook bijzonder interessant. Commissaris Zangerlé koppelde de informatie over de schietpartij op het kasteel aan de verklaringen van ene Stéphane H., die destijds in de gevangenis verbleef en daar kennis had gemaakt met een medegevangene, Eric Walkowiak.

Die Walkowiak is niet de eerste de beste. Hij is een specialist in het kraken van kluizen, lid van een dievenbende die meer dan honderd brandkastkraken op haar actief heeft. Verschillende partijen aandelen en waardepapieren die her en der in het land door de bende van Walkowiak werden gestolen, werden vervolgens verzilverd door de entourage van minister Alain Van der Biest. In het dossier van die zwendel met gestolen waardepapieren werd De Santis, samen met een reeks andere beklaagden in het moordproces, in 1998 door de correctionele rechtbank van Luik veroordeeld. Walkowiak, die vaak op dievenpad ging in opdracht van De Santis, werd echter in het aandelendossier niet verontrust.

In juni 1991, een maand voor de moord op Cools, zouden Walkowiak en Guy Claes (een van zijn vaste partners in crime) door De Santis zijn aangezocht om een “contract” uit te voeren, zonder dat de naam van het doelwit werd gepreciseerd. Uiteindelijk kwam het niet zover. De Santis vertelde Walkowiak dat er in hun plaats twee andere huurdoders waren gevonden om het contract uit te voeren. “Als we dat contract hadden uitgevoerd”, zei Walkowiak aan Stéphane H., “zouden ze ons teruggevonden hebben in de Maas met een blok beton aan onze voeten.”

Stéphane H. vernam tijdens zijn verblijf achter de tralies van Walkowiak dat er “een soort testament van André Cools” bestond, een pakket documenten dat “compromitterend” was voor Pino Di Mauro, de vroegere chauffeur en lijfwacht van minister Van der Biest. Volgens Stéphane H. vernam hij van Walkowiak dat deze documenten “aanvankelijk waren opgeborgen in een brandkast in Tilff”, maar later terechtkwamen in een brandkoffer in de woning van Di Luciano. Daar zouden de documenten zijn gestolen door Walkowiak.

“Later zouden Walkowiak en Guy Claes met een mitraillette hebben geschoten op die woning, om de eigenaar ervan te intimideren”, verklaarde Stéphane H. aan het gerecht. “De eigenaar (Di Luciano, GT) had lucht gekregen van de identiteit van de daders van de inbraak en maakte aanstalten om hen te gaan chanteren.”

Nog steeds volgens Stéphane H. vernam hij van Walkowiak dat de bij Di Luciano gestolen documenten vervolgens werden verborgen bij De Santis. Walkowiak zou voor zichzelf een fotokopie van de documenten hebben gemaakt en die hebben verstopt op een kerkhof in Neufchâteau.

Het probleem met deze getuigenis is dat ze uit tweede hand komt: Stéphane H. had alles van horen zeggen. In een confrontatie met Stéphane H. ontkende Walkowiak bovendien dat hij ooit bovenstaande ontboezemingen had gedaan: “Ik snap niet waarom Stéphane H. jullie dat allemaal verteld heeft. Hij is knettergek.”

Bron » De Morgen | Georges Timmerman