Proces

Agusta-proces en de Belgische politiek

Het Agusta/Dassault-proces heeft tot nu toe slechts tegenstrijdige verklaringen, uitvluchten en een enkele bekentenis opgeleverd. De politieke kopstukken in het Belgische omkoopschandaal lijken daarom de dans te zullen ontspringen. De vele dranghekken voor het Paleis van Justitie in Brussel bleken al snel overbodig en de prominente verdachten in het Agusta/Dassault-proces konden de afgelopen weken doorgaans ongehinderd naar de statige zaal van het Hof van Cassatie wandelen. Maar de uiterlijke rust was schijn. Binnen vonkte en knetterde het geregeld.

Oplichters, gladakkers, zakkenvullers; het is slechts een greep uit de kwalificaties waarmee de voorheen gezworen kameraden van de Socialistische Partij en de Parti Socialiste elkaar vandaag de dag te lijf gaan in de pogingen hun aandeel in het omkoopschandaal te bagatelliseren. Vandaag begint procureur-generaal Eliane Liekendael haar requisitoir.

Ze had van tevoren aangekondigd haar pijlen te zullen richten op de politiek verantwoordelijken, maar na bijna anderhalve maand van ondervragingen en getuigenverhoren lijkt het onomstotelijk bewijs tegen hen nog niet boven water. De procureur is voortdurend gestuit op een kluwen van tegenstrijdige verklaringen, een muur van uitvluchten en op slechts één enkele bekentenis: voormalig adjunct-secretaris Luc Wallyn van de SP gaf toe dat hij van de rente op de miljoenendonaties van de wapenfabrikanten Agusta en Dassault een fraaie villa in de Provence had laten bouwen.

Een patroon is wel duidelijk: de voormannen – de oud-ministers Willy Claes, Guy Coëme en Guy Spitaels – beweren niet te hebben geweten wat hun fondsenwervers eind jaren tachtig uitspookten om de partijkas en, zo willen sommige getuigenissen, ook hun eigen portemonnee te spekken. De waterdragers ervaren dat verweer als verraad en houden vol slechts in opdracht van hun superieuren te hebben gehandeld. Daarbij doet zich wel een opvallend verschil tussen de SP en PS voor. In de gelederen van de Franstalige partij is het oorlog. Volgens de gewezen partijsecretaris François Pirot en oud-secretaris-generaal van de Franse gemeenschap Merry Hermanus wist Spitaels alles van de giften van de bedrijven.

Op aanwijzing van de oud-premier van Wallonië zou een deel van de boekhoudig zijn vernietigd. Spitaels liet verantwoordelijkheden echt niet over aan zijn ondergeschikten, vertelde Pirot, ‘hij is wantrouwig als een slang’. Spitaels liet zijn hooghartige houding al snel varen en antwoordde met een spervuur van beschuldigingen. Pirot zou de bankrekening van de partij in Luxemburg hebben geplunderd, Hermanus zou zelfs 26 miljoen frank in eigen zak hebben gestoken. Volgens de adjunct-kabinetschef van Guy Coëme, Jean-Louis Mazy, manipuleerde zijn baas de concurrentiestrijd tussen de helikopterfabrikanten, Coëme zegt slechts zakelijke afwegingen te hebben gemaakt.

In tegenstelling tot de PS beschikt de top van de SP over een schild dat veel venijn van justitie pareert. Met zijn verklaring dat hij bij het aanvaarden van de 51 miljoen frank van Agusta – let wel, als partijfinanciering, niet als smeergeld – op eigen houtje handelde, beschermt oud-penningmeester Etienne Mangé de toenmalige ministers. Afgelopen vrijdag bood hij een inkijkje in de heersende cultuur.

‘Politici informeerden nooit waar het geld vandaan kwam. Het was: dit is mijn budget voor de campagne, kunt u ervoor zorgen? Heel soms vroegen ze: is het bonafide? Over financiële zaken maakten ze zich niet druk. Als het politiek maar was opgelost.’ Dat hij met het accepteren van donaties door een defensiebedrijf in strijd handelde met de gedragslijn van de partij geeft hij toe. ‘Daar voel ik me moreel verantwoordelijk voor.’ Hij trekt overigens niet voor alle aantijgingen in het proces het boetekleed aan. De 60 miljoen aan commissiegeld van vliegtuigbouwer Dassault zegt hij nooit te hebben ontvangen.

Achter Mangés vangnet kreeg voormalig secretaris-generaal van de NAVO Willy Claes de kans zich te verdedigen. Claes, die hypernerveus aan het proces was begonnen, bleek over de motoriek van Houdini te beschikken. Liekendael probeerde hem een aantal keren vast te pinnen. ‘Ik zou willen dat u een aannemelijke uitleg verschaft over het bedrag van anderhalf miljoen frank dat u op 15 december 1988, vier dagen voor de ondertekening van het Agusta-contract, op uw persoonlijke rekening kreeg gestort.’

Op videoschermen lichtten zijn bankafschriften en die van zijn echtgenote op. Er waren opnames te zien van een toespraak waarin Claes zelf gewag maakt van een ontmoeting met ‘de voorzitter van Agusta’, terwijl hij later ontkende Raffaelo Teti, die vlak voor het proces overleed, ooit te hebben gesproken. Telkens had Claes een verhaal. De 1,5 miljoen was een ‘overschotje’ uit de campagnepot voor de raadsverkiezingen. Een latere storting, in 1992, van drie miljoen frank was afkomstig van zijn vrouw, die buiten zijn medeweten een spaarpotje had aangelegd.

En inderdaad, het was niet Teti die hij had gesproken, maar de tweede in rang bij de helikopterfabrikant, Enrico Guerra. Maar dat wist hij toen niet. Verklaringen over een later onderonsje met Teti, op zondag 9 januari 1989 op zijn departement, verwees hij ook naar de prullenmand. Hij speelde immers piano in de televisiestudio’s voor het programma De Zevende Dag. En voor de lunch van die dag kon hij nog een btw-bonnetje tonen.

Het Agusta/Dassault-proces biedt tot dusver een tamelijk ontluisterend beeld van de politieke mores destijds. Enveloppen met geld werd grif geaccepteerd, bleek uit verklaringen. PS-fondsenwerver Merry Hermanus ontving 12,5 miljoen frank van Dassault in een plastic zak. Pirot zeulde dagen achtereen met 30 miljoen in een koffer, afkomstig van een geliquideerde bankrekening in Luxemburg. Of de hoogste regionen van de partij de zoektocht naar de fondsen zelf regisseerden of ervan wisten dat daarbij medewerkers de grenzen van de wet opzochten, blijkt mogelijk pas januari volgend jaar. Dan wordt een uitspraak van het Hof verwacht.


Bron » De Volkskrant | Rob Gollin | 13 Oktober 1998