Proces

Van Miert en Claes in het nauw gedreven

De vroegere top van de Vlaamse Socialistische Partij was in 1988 al op de hoogte van een gift van de Italiaanse fabriek Agusta, nog voordat de contracten over de levering van 46 helikopters waren getekend. Tot die top behoorden destijds de huidige Europees commissaris Karel van Miert, minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback en oud-secretaris-generaal van de NAVO Willy Claes.

Deze beschuldiging kwam uit de mond van de voormalige adjunct-partijsecretaris Luc Wallyn, die gisteren op het Agusta/Dassault-proces door het Hof van Cassatie in Brussel werd ondervraagd. Twaalf verdachten staan terecht op verdenking van corruptie bij de aanbesteding van defensie-orders.

Van de drie toppolitici zit alleen Claes in de beklaagdenbank. Van Miert, die in 1988 partijvoorzitter was, en Tobback beschouwt justitie niet als verdachten. Het tijdstip waarop de SP is geinformeerd over de miljoenendonatie is in de bewijsvoering van cruciaal belang. Als de partijen al akkoord waren voordat de handtekeningen waren gezet, zou er sprake zijn van smeergeld.

Kwam de gift pas later aan de orde, zoals de SP-top volhoudt, geldt de donatie als partijfinanciering. Luc Wallyn verklaarde dat hij half oktober 1988 penningmeester Etienne Mangé, die ook terecht staat, al had geïnformeerd over het aanbod van Agusta en dat ‘hooguit twee of drie weken later’ het sein kwam dat de transactie kon doorgaan.

Volgens Wallyn moet Mangé daarvoor te rade zijn gegaan bij Van Miert. De contracten over de helikopters werden in december van dat jaar getekend. Na een aanvankelijke aarzeling, toonde Wallyn zich zeker van de chronologie van de gebeurtenissen. Veel later konden de contacten met de SP-top niet geweest zijn: in november werd hij aan zijn rug geopereerd en was geruime tijd aan bed gekluisterd.

Ook een advocaat, Alfons Puelinckx, die Agusta met Wallyn in contact bracht, zei dat de financiële operatie al rond was voor het afsluiten van de order. Eurocommissaris Van Miert ontkende gisteren de aantijgingen. Hij beklemtoonde dat giften in ruil voor wederdiensten van de partij toen streng verboden waren en dat hij die stelregel altijd ‘met ijzeren hand heeft toegepast’. Een mogelijke donatie van Agusta was hem nimmer ter ore gekomen. ‘Niemand heeft met mij hierover gesproken.’ Bovendien stond hij op het punt om terug te treden als voorzitter. Hij zou zich nog nauwelijks met de partij hebben bemoeid. “Ik was al weg.”


Bron » De Volkskrant | Rob Gollin | 19 September 1998