Brussels parket moet onthoofd verder

Het grootste parket van het land dreigt het nog tot na 2024 zonder procureur te moeten doen.Met dank aan het deels vernietigde politieke akkoord over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde.

Op 1 april stapte de 47-jarige Brusselse procureur des Konings Jean-Marc Meilleur over naar de privésector. Zo kwam het Brusselse parket, met zo’n 300.000 zaken per jaar het grootste van de 14 parketten van dit land, meteen zonder chef te zitten. Tot vandaag is het Tim De Wolf, Meilleurs Nederlandstalige adjunct en eerste substituut-procureur, die leiding geeft aan een kleine 500 medewerkers die misdrijven vervolgen.

Het Brusselse parket dreigt nog jaren zo onthoofd verder te moeten. Dat heeft alles te maken met het politieke akkoord over de beruchte splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde van 2011. Behalve de kieskring werd ook het gerechtelijke arrondissement BHV opgedeeld in twee afdelingen. Halle-Vilvoorde werd volledig Nederlandstalig – Ine Van Wymersch is er momenteel procureur.

In ruil daarvoor verkregen de Franstalige partijen dat de procureur van Brussel steeds een Franstalige – zij het met een grondige kennis van het Nederlands – zou zijn, benoemd door de Franstalige benoemingscommissie van de Hoge Raad voor Justitie. De adjunct zou steeds een Nederlandstalige zijn. Hetzelfde gold voor de arbeidsauditeur.

Onder meer de N-VA, Vlaams Belang en de Nederlandstalige advocatenordes trokken naar het Grondwettelijk Hof, dat de regel in 2014 vernietigde. Volgens het Hof was het niet verantwoord dat een kandidaat met een Nederlandstalig diploma nooit in aanmerking kon komen voor de functie van procureur in het tweetalige Brussel, of een Franstalige voor die van adjunct. De toen pas aangestelde Meilleur mocht blijven, maar zonder wetswijziging is er in principe geen nieuwe vacature en benoeming mogelijk.

Het probleem is dat zo’n wijziging raakt aan de delicate Belgische communautaire evenwichten en daarom allicht alleen politiek haalbaar is als deel van een reeks staatshervormende stappen. De regering-Michel bevroor in 2014 het institutionele debat en de huidige regering is van plan om een staatshervorming voor te bereiden, waarover pas na de verkiezingen van 2024 effectief onderhandeld zal worden. Ook na 2024 kan een nieuw communautair compromis nog lang op zich laten wachten.

‘Bijzonder taalgevoelig’

Voor de Brusselse procureur-generaal Johan Delmulle, die aan het hoofd staat van het Brusselse parket op het niveau van het Hof van Beroep, is de benoeming ‘noodzakelijk en dringend’, zei hij tijdens zijn mercuriale rede woensdag. ‘We kunnen niet wachten op het einde van de legislatuur. Het is niet verantwoord dat het grootste parket van het land gedurende drie jaar zonder een korpschef zou functioneren.’ Delmulle stelt dat de legitimiteit van de procureur van een tweetalig korps in een tweetalig gebied ‘dat bijzonder taalgevoelig is’, een volwaardige procureur vereist.

‘Het voor zich uit schuiven zou geen daad van goed en verantwoord bestuur zijn’, zegt Dermulle nog. Hij pleit ervoor dat de Brusselse procureur en arbeidsauditeur elke tien jaar afwisselend van de Nederlandse en Franse taalrol zouden komen en dat ze tegelijk grondig tweetalig zijn, zoals geldt voor de Brusselse procureur-generaal en de federale procureur. De adjunct zou dan telkens van de andere taalrol zijn.

Het kabinet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) zegt zich bewust te zijn van de problematiek. ‘De kwestie ligt communautair bijzonder gevoelig, maar we proberen pragmatisch te zijn en zullen proberen zo snel mogelijk een tweetalige procureur te benoemen’, klinkt het, zonder meer details. ‘Ook voor ons is het cruciaal dat een van de belangrijkste parketten van het land wordt geleid door een procureur op volle kracht. We werken in stilte aan een oplossing.’

Bron » De Standaard

Topmagistratuur haalt uit naar politiek

‘Demagogische’ en ‘onwetende’ politici, tekorten die leiden tot straffeloosheid en ‘onzekere’ wetgeving: de procureurs-generaal trekken aan de alarmbel.

De eerste september markeerde gisteren ook de opening van het gerechtelijk jaar. Daarbij kunnen de parketten bij de vijf hoven van beroep en het Hof van Cassatie (zie hiernaast) zich uitzonderlijk laten horen via hun mercuriale redes. De procureurs-generaal, de hoogste vervolgende magistraten, waren opvallend kritisch voor de politiek.

1. Onafhankelijkheid in gevaar

Het scherpst was Ignacio de la Serna, de procureur-generaal van Bergen. Hij verdedigde de stelling dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in gevaar is, in de eerste plaats door publieke kritiek. ‘Beledigingen, laster, persoonlijke aanvallen, bedreigingen: vanaf een zeker punt moedigen ze ongehoorzaamheid en geweld tegenover de rechterlijke macht aan’, klonk het.

De la Serna viseerde specifiek politici, omdat hun uitspraken volgens hem door de klassieke media overgenomen worden, de bevolking beïnvloeden, magistraten in diskrediet brengen en het vertrouwen in justitie doen afnemen. De la Serna verwees onder meer naar de N-VA-campagne tegen ‘wereldvreemde’ en ‘activistische’ rechters.

Maar ook minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) kreeg de wind van voren, omdat ze beloofde zich altijd burgerlijke partij te stellen bij geweld tegen de politie. ‘Dat is in de praktijk onzin en het getuigt van een diepgaande onwetendheid over de strafprocedure’, klonk het. ‘Alsof het openbaar ministerie die dossiers zelf niet kan behandelen.’

Ook het parlement kreeg een veeg uit de pan, omdat het in de zaak-Chovanec magistraten uitnodigde tijdens een lopend gerechtelijk onderzoek. ‘Als die posities al geen populistische, opportunistische en demagogische wil weerspiegelen, zijn ze het resultaat van een volledige onwetendheid.’

2. Tekort aan middelen

Johan Delmulle, procureur-generaal in Brussel, hekelde het tekort aan middelen voor de aanpak van financiële en fiscale criminaliteit. ‘In 2002 waren er nog 131 gespecialiseerde speurders, vandaag 87.’ Om de grote achterstand bij het Brusselse hof van beroep weg te werken, kondigde Delmulle aan dat alleen nog prioritaire economische misdrijven zullen worden vervolgd. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) belooft wel versterking.

Volgens De la Serna hebben de besparingen, ook nog onder de vorige regering, de onafhankelijkheid in gevaar gebracht. ‘Deze gedwongen besparingen, in combinatie met een decennialange afwezigheid van investeringen, hebben justitie op de rand van de afgrond gebracht, tot het punt dat er stakingen ontstonden en sommigen zich afvroegen of de gerechtelijke macht nog steeds een macht was.’

De Belgische justitie krijgt volgens De la Serna geen frontale aanvallen te verduren zoals in Polen of Hongarije. ‘Het is op een veel subtielere manier dat haar onafhankelijkheid is ondermijnd, door chronische onderfinanciering.’ De Bergense procureur-generaal voegde er wel aan toe dat hij verbetering zag. De regering-De Croo voorziet in een substantiële verhoging van het budget voor justitie.

3. Manke wetgeving

De Antwerpse procureur-generaal Patrick Vandenbruwaene en zijn eerste advocaat-generaal Yves ­Liégeois focusten in hun rede op de nieuwe wet op de spijtoptanten, die voor het eerst gebruikt werd door voetbalmakelaar Dejan Veljkovic in de operatie ‘Propere Handen’.

De wet bevat volgens Vandenbruwaene ‘knelpunten, lacunes en onzekerheden die dringend opgelost moeten worden’. Volgens het Antwerpse parket-generaal moet het ‘weinig leesbaar en verouderd’ wetboek van strafvordering dringend hervormd worden. Zo’n hervorming zit in de pijplijn.

Ook elders was kritiek op manke wetgeving vanwege de politiek. De Bergense procureur-generaal hekelde dat de wetgevende en uitvoerende macht verschillende heikele kwesties te zeer overlaten aan rechters om over te oordelen, wegens gebrek aan politieke consensus. Als voorbeeld geeft hij de hoofddoekenkwestie, waarover geen alomvattende regels bestaan en waarin dus vaak zaak per zaak moet worden geoordeeld. Andere zulke kwesties waar de politiek volgens De la Serna in gebreke bleef zijn de onzekere wettelijke basis voor de coronamaatregelen en de afwezigheid van een wettelijk kader voor draagmoederschap.

‘Journalisten beoefenen schaduwstrafrecht’

De kloof tussen justitie en de burger is voor een groot deel de fout van de media. Dat was de boodschap van de eerste advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie, de hoogste rechtbank van het land. ‘We begeven ons op glad ijs wanneer de principes van de rechtsstaat onvoldoende geduid worden of wanneer de ­bevolking al te vaak met sloganeske taal wordt opgehitst tegen justitie’, zei Ria Mortier in haar mercuriale rede.

Zij hekelde de grote concurrentiestrijd. ‘Vele media zetten daarom niet in op grondige, goed onderbouwde en gestructureerde analyses van het rechtssysteem. Die vergen veel kennis en tijd van redacties. De beginselen van de rechtsstaat zijn moeilijk uit te leggen aan een breed publiek. Over een verwaarloosd gerechtelijk apparaat dat nog verrassend goed werkt dankzij de dagelijkse inzet van velen, wordt structureel weinig tot niet bericht wegens niet interessant.’

Media focussen volgens Mortier te veel op ‘fenomenologie’ en ‘faits divers’. Ze hekelde ook journalisten die nog voor een veroordeling op zoek gaan naar de waarheid. ‘Voordat een rechter heeft geoordeeld, is een zaak veel spectaculairder en sensationeler. Vaak gaan “onderzoeksjournalisten” op eigen onderzoek uit en beoefenen ze een soort schaduwstrafrecht dat niet formeel geregeld is. Zij drijven hierbij op de golven van veranderende gevoelens, houdingen of mentaliteiten en de journalist voelt zich, naar eigen zeggen, niet gebonden door beginselen als “het geheim van het onderzoek” of het “vermoeden van onschuld” die hij strikt formeel-juridisch enkel van toepassing acht op justitiefunctionarissen.’

‘Bovendien is er een duidelijke evolutie merkbaar van informeren naar opiniëren. Hierbij staan niet zozeer de feiten dan wel waardeoordelen centraal, die evenwel naar hun aard niet te bewijzen zijn. Ook het woordgebruik en de ­lichaamstaal van de journalist genereren een niet te onderschatten impact op de perceptie van het publiek.’

Bron » De Standaard

De zaak-Dutroux maakte de rechter sterker

Op 13 augustus 1996, vandaag 25 jaar geleden, is Marc Dutroux gearresteerd. De zaak-Dutroux markeerde het einde van een tijdvak en woog op wat in de plaats gekomen is. Luc Huyse maakt de balans.

Klachten over de werking van het recht en de rechtbanken zijn van alle tijden. Maar de intensiteit waarmee ze komen varieert in een ritme dat aan ebbe en vloed doet denken. Van de vroege jaren 70 tot de late jaren 90 was het ononderbroken hoog water. En altijd keken de politici de andere kant op. Wie de regeringsverklaringen van die periode leest, zal tevergeefs zoeken naar enige aandacht.

De politieke agenda heeft zowat alles wat met justitie te maken had gewoon genegeerd. Ook budgettair was het een ramp. Jaar na jaar kromp het aandeel van het departement in de begroting. Het absolute dieptepunt kwam in het midden van de jaren 80. Van elke 1.000 Belgische frank overheidsgeld gingen er 10 naar justitie en daarvan de helft naar de rechtspleging. Dat was geen verwaarlozing meer, maar plompe vernedering van de derde macht.

Minachting sprak ook uit de bemoeizucht van de politieke partijen bij de benoeming en promotie van rechters. Vanaf de jaren 70 was dat niet langer het werk van individueel dienstbetoon, maar van gulzige partijapparaten. Macht was zo zeer ongelijk verdeeld. Daar zorgde de opgedrongen vermageringskuur al voor. En de klemgreep op de loopbaan van magistraten verlengde tot ver in de toekomst de controle op de beroepsgroep. Neen, rechters zijn toen nooit wereldvreemd genoemd.

De top van de magistratuur heeft zich jarenlang bij deze scheve machtsverhoudingen neergelegd. Dat was het gevolg van een eigenzinnige interpretatie van de scheiding der machten. Het was al vroeg te zien in de reacties op Het beleid van de rechter, een boek uit 1973 van Walter Van Gerven, de Leuvense rechtsgeleerde en latere advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie. De rechter, schreef hij, kiest ‘tussen verschillende, juridisch-technisch even goed verdedigbare oplossingen’ en hij neemt die beslissing op ‘grond van economische, sociologische, filosofische opties, hoe onvolmaakt hij zich daar ook van bewust is’.

In sommige gevallen, vond Van Gerven, kan het zelfs aangewezen zijn dat een rechter uitdrukkelijk de grenzen van de rechtsregel verlegt: ‘Dat betekent in feite dat de rechter, naar mijn smaak, een beleid mag voeren door een waarde, die mogelijk een minderheidswaarde is, boven een andere waarde te verkiezen.’ Rechterlijk activisme avant-la-lettre? Ik was erbij toen Van Gerven zijn visie presenteerde aan een gezelschap van hoge magistraten. Daar bleek hoezeer zij zijn argumentatie als onbespreekbaar beschouwden. Zij ging in hun ogen brutaal in tegen wat nog enkele decennia als een onwrikbaar dogma zou gelden: de rechtsregel is eenvormig en hard en daarom staat een rechter altijd boven het gewoel en zwijgt.

Spaghetti-arrest

Op de arrestatie van Marc Dutroux volgden twee maanden van traumatische gebeurtenissen. De toenmalige regering-Dehaene (1995-1999) probeerde de politieke agenda om te gooien, maar miste kracht, tempo en tijd. Het is de ontsnapping van Dutroux op 23 april 1998 die de politieke klasse uiteindelijk in overdrive zou zetten. De gevolgen daarvan zouden de machtsdeling tussen regering, parlement en magistratuur grondig wijzigen. En alle drie kregen zij te maken met burgers die van het beroep op de rechter een politiek wapen hebben gemaakt.

De zaak-Dutroux maakte de rechterlijke macht sterker. Haar feitelijke degradatie door de fel beperkte budgetten en het slot op de politieke agenda nam, nu justitie alle aandacht trok, aanzienlijk af. Er was voortaan ook constructief overleg tussen het departement en de magistratuur. En bij de benoeming en promotie van rechters is, na meer dan een eeuw, de bemoeiziekte van de politieke partijen grotendeels aan banden gelegd.

Ook binnen het rechterlijk korps zijn de machtsverhoudingen gewijzigd. Persrechters, door de regering-Dehaene ingevoerd, hebben de zwijgcultuur doorbroken. Een nieuwe generatie magistraten erkent nu dat, in de geest van Het beleid van de rechter, recht spreken onvermijdelijk een politieke dimensie heeft. Sommigen onder hen volgen Van Gerven zelfs in de stelling dat grondige herinterpretatie van de wet gerechtvaardigd kan zijn. Het Spaghetti-arrest in het Dutroux-onderzoek heeft in die twee ontwikkelingen een rol gespeeld.

Deze uitspraak van het Hof van Cassatie heeft op 14 oktober 1996 onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte, massaal door het publiek gesteund, na een juridische minizonde tot ontslag gedwongen. De manier waarop procureur-generaal Eliane Liekendael van het Hof de beslissing verdedigde, was een achterwaartse stap te ver. ‘Als ik het gevoel moet volgen’, zei ze toen in Het Nieuwsblad, ‘dan laat ik Connerotte voortspeuren. Maar al wie de deur binnenstapt moet zijn gevoel achterwege laten. Dat is eigen aan de rechtsstaat. Mijn enige taak is de rechtsregels toe te passen.’ Zo had ik het al in 1973 gehoord.

Plaatsvervangend wetgever

De hervormingen hebben ook vrij snel de positie van de burgers in de rechtspleging versterkt. Het slachtoffer kreeg een volwaardiger plaats in de gerechtelijke procedure. Aan laagdrempelige loketten in zogeheten justitiehuizen is informatie over rechtbankzaken aangeboden. Wat later is, dankzij goedkope rechtshulp, de gang naar het gerechtsgebouw vergemakkelijkt. Dat alles versnelde een evolutie die al enige jaren aan de gang was. De bevolking had zich al eerder als een derde speler tussen rechters en politici genesteld. Geregeld vroeg zij de magistratuur, via de Raad van State bijvoorbeeld, om in haar naam overheidsbeslissingen aan te vechten. Ook beroep op Europese rechtsinstanties was al ingeburgerd.

De weg naar de rechter als verzet tegen betwist overheidsbeleid is vandaag zo goed als ingeburgerd. Die route laat toe om, zoals in de nu lopende Klimaatzaak, een abstracte en ongrijpbare macht via de rechter om te zetten in een concrete, mobiliseerbare persoon. Het is ook een alternatief voor de maskerade rond onbevattelijke verantwoordelijkheden in de politiek (de open paraplu’s!). Daar hebben de Antwerpse actiegroepen, stRaten-generaal en Ademloos, in het Oosterweeldossier van gebruikgemaakt. Een dreiging met de inzet van de Raad van State was al genoeg om wat klaarheid te scheppen. (De Vlaamse regering poogt momenteel om voor burgers de weg naar rechtsinstanties een stevig stuk smaller te maken. Dat is nodig, zegt ze, om het bestuur krachtdadiger te laten werken. Maar wat de politici aan slagkracht denken te winnen, verliezen ze gegarandeerd aan legitimiteit.)

De politiek komt ook via de politici zelf de gerechtshoven binnen. Meer en meer slagen parlement en regering er niet in om binnen een redelijke termijn wetgevend werk te voltooien. Het gevolg is dat de rechter als het ware uitgenodigd wordt om, via het vellen van vonnissen en arresten, een algemene gedragslijn uit te zetten. Dat is wat in de late jaren 80 is gebeurd rond de wijziging van de abortuswetgeving. Die terugtred promoveert de magistratuur de facto tot plaatsvervangend wetgever. Een tweede vorm van, zij het ongewilde, uitbesteding volgt uit de overvloedige aanvoer van kreupele en onafgewerkte wetten en decreten. Hoe mistiger een rechtsregel, hoe vaker rechterlijke interpretatie mogelijk en nodig is. Dat was het probleem met het Octopusakkoord, de blauwdruk van het grondig gewijzigd politie- en justitielandschap. In nauwelijks vijf weken na de ontsnapping van Dutroux lag het er. Kort nadien is strijd om de juiste lezing ervan begonnen.

Langs meerdere wegen dringt de politiek de rechtspraak binnen. Voor één ervan zorgen burgers. Twee hebben de politici zelf aangelegd. Rechters spreken recht, met onvermijdelijk politieke gevolgen. Zo is, mede beïnvloed door de zaak-Dutroux, rond het beginsel van de scheiding der machten een wel heel complexe toestand ontstaan. Spelregels en afspraken zijn in beweging. Territoriumtwisten verharden. De uitkomst is onzeker.

Bron » De Standaard | Luc Huyse

Forse investering moet Staatsveiligheid bijna verdubbelen

Over een jaar of drie moet de Staatsveiligheid bijna verdubbeld zijn in omvang. Daarnaast komen er extra investeringen in ICT. ‘Een historische stap’, vindt administrateur-generaal Jaak Raes.

De cijfers van budget en personeel bij de Staatsveiligheid zijn al jaren om rode kaken bij te krijgen, wanneer ze worden vergeleken met die van buitenlandse diensten. Vandaag werken er 583 mensen, het vaste jaarlijkse budget ligt tegenwoordig rond de zestig miljoen euro. Tot na de terroristische aanslagen in Brussel in 2016 zat dat rond de 45 miljoen. ‘De opruiming van zwerfvuil in Vlaanderen kost 61 miljoen euro. Twintig procent meer dan het budget van de Staatsveiligheid’, verklaarde administrateur-generaal Jaak Raes tijdens de parlementaire onderzoekscommissie naar die aanslagen.

Landen als Nederland, Denemarken, Zweden of Kroatië hebben ‘significant meer middelen’ ter beschikking, stelde de dienst vorig jaar nog vast. Regelmatig wordt er ook op gewezen dat Brussel na Washington D.C. de stad is met het meeste diplomatieke activiteit, wat onvermijdelijk ook spionage met zich meebrengt. De te kleine Staatsveiligheid is daar niet altijd tegen opgewassen.

Die spionage en inmenging bij diplomatie identificeert de Staatsveiligheid als één van de drie prioriteiten in haar strategisch plan voor de komende jaren. De twee andere zijn de strijd tegen terrorisme en extremisme, en de bescherming van het wetenschappelijk en economisch potentieel – zeg maar voorkomen dat er wordt gespioneerd bij bedrijven en universiteiten. Zeker dat laatste was jarenlang een ondergeschoven kind.

Om die dreigingen het hoofd te bieden, komt er een forse investering in de capaciteit van de inlichtingendienst. Tegen 2024, wanneer deze regeerperiode ten einde komt, moet het aantal medewerkers van 583 naar duizend zijn gestegen. De Staatsveiligheid mikt op zo’n 135 aanwervingen per jaar in plaats van één keer een grotere instroom. ‘Het duurt algauw twee jaar tot iemand is ingewerkt’, zegt Raes. ‘Nieuwe mensen krijgen hun opleiding van iemand die hier al actief is, en we kunnen hen niet allemaal ineens wegtrekken van hun dagelijkse werk.’

Boter bij de vis

Voor deze inhaalbeweging maakt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) ‘meerdere tientallen miljoenen euro’s per jaar’ vrij. Over de exacte investering op het budget worden voorlopig geen cijfers vrijgegeven.

‘Eindelijk komt er boter bij de vis’, zegt Van Quickenborne. ‘We investeren ook jaarlijks gemiddeld 7,5 miljoen euro extra voor ICT-toepassingen. Deze zomer komen de eerste nieuwe modules voor dataverwerking.’

Jaak Raes sprak bij de bekendmaking van de investeringen van een ‘historisch moment’, en dat is niet overdreven. Er is brede eensgezindheid over dat er jarenlang te weinig geld naar de dienst is gegaan. ‘Dit zal de Staatsveiligheid toelaten om met gelijke wapens te strijden’, zegt Raes. Het moet ook het internationaal profiel van de dienst verstevigen. Raes: ‘Je kunt niet verwachten dat partnerdiensten je overstelpen met informatie als ze niet zeker zijn dat het hier goed wordt verwerkt.’

Forse investering moet Staatsveiligheid bijna verdubbelen

Voor de nieuwe aanwervingen, die via Selor zullen verlopen, volstaat een universitair diploma. ‘Veel van onze analisten zijn bijvoorbeeld geschiedkundigen’, zegt Raes. ‘Voor bepaalde dossiers hebben we wel mensen met een specifieker profiel nodig, bijvoorbeeld beheersing van Berbertalen.’ 135 aanwervingen per jaar lijkt een haalbare kaart, maar zo zeker is het niet dat die vlot ingevuld geraken. De concurrentie van de privésector, die betere voorwaarden kan bieden, is hard, en verschillende veiligheidsdiensten vissen in dezelfde vijver.

Online infiltratie

Behalve de versterking op budgettair en personeelsvlak, worden er ook functies gecreëerd of versterkt. ‘In de strijd tegen terrorisme en extremisme zal het mogelijk worden voor “virtual agents” om online te infiltreren bij bepaalde groepen en misdrijven te plegen om het vertrouwen te winnen’, zegt Van Quickenborne. ‘De ministerraad heeft een wetsvoorstel daarover goedgekeurd op 29 mei, dat gaat nu naar de Raad van State. Die infiltraties gebeuren wel altijd met goedkeuring van de commissie Bijzondere Inlichtingenmethoden.’

De Staatsveiligheid zal ook twee verbindingsofficieren uitsturen, één in Washington en één bij Europol in Den Haag, om korter op de bal te spelen bij informatiewinning en -verspreiding. Als dat goed werkt, komen er op nog meer plaatsen. Voor de contacten met bedrijven, universiteiten en spin-offs zal de inlichtingendienst werken met ‘front officers’, een soort vertegenwoordigers van de Staatsveiligheid die hen moeten wijzen op de risico’s van spionage en hoe ze die kunnen voorkomen.

Bron » De Standaard

Ook met nieuwe wet blijft massale opslag telefoongegevens mogelijk

De regering heeft een nieuwe wet klaar die telecomdata van burgers niet meer overal in het land opslaat. Maar in de praktijk blijft bijna het hele grondgebied gedekt.

Wanneer, waar en met wie u via uw telefoon communiceert – maar niet de inhoud van de gesprekken of berichten zelf – wordt momenteel nog een jaar lang door de telecomproviders opgeslagen. Aan die massale preventieve dataopslag komt binnenkort een einde, wanneer het recente arrest van het Grondwettelijk Hof (DS 23 april) in het Staatsblad verschijnt.

In navolging van het Europees Hof van Justitie oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de Belgische dataretentiewet in strijd is met het recht op privacy.

Die zogenaamde dataretentie is een essentiële tool voor justitie: bij 90 procent van de strafonderzoeken is het een hulpmiddel. De regering werkte dan ook in sneltempo aan reparatiewetgeving. Gisteren keurde de ministerraad een eerste tekst goed. Die moet wel nog langs adviesorganen zoals de Gegevensbeschermingsautoriteit, een publieke raadpleging van vier weken en het parlement.

Lasagne

Zoals aangekondigd wordt er geopteerd voor een ‘gelaagde’ benadering, die minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) vergelijkt met een lasagne. ‘Het is een oplossing die een proportionele en gedifferentieerde bewaring mogelijk maakt, en privacy en veiligheid verzoent’, zegt hij.

Van gebruikers in de buurt van ‘plaatsen die kwetsbaar zijn voor bedreigingen van de nationale veiligheid’ – zoals luchthavens, gebouwen van veiligheidsdiensten, ziekenhuizen, energiecentrales, militaire domeinen, havens of stations – kunnen alle telecomdata een jaar lang worden opgeslagen. Elders verschilt de duur van de bewaring per gerechtelijk arrondissement of politiezone, afhankelijk van hoe vaak er zware criminaliteit voorkomt. Het kan gaan om twaalf, negen of zes maanden of helemaal geen opslag.

De vraag is of er in de praktijk veel verandert. Want concreet betekenen die criteria dat het grondgebied grotendeels afgedekt is. ‘Hier en daar zal een gat vallen, maar veel zullen dat er niet zijn’, zegt een regeringsbron. Daarnaast laat Europa meer gegevensopslag toe in ­geval van een actuele bedreiging van de nationale veiligheid.

Wat met verzameld bewijs?

Het nieuwe wetsontwerp bepaalt daarom dat over het hele grond­gebied alle telecomdata opgeslagen kunnen worden zodra het dreigingsniveau door het Ocad op ­niveau 3 of 4 (het maximum) wordt ingeschat. Momenteel zit België op niveau 2. Van november 2015 tot januari 2018 gold niveau 3 of 4.

De regering kiest er niet voor om data van bijvoorbeeld veroordeelden of andere potentiële daders altijd op te slaan, wat volgens Europa wel zou kunnen. ‘Dan zitten we te snel bij profiling’, klinkt het. De regering hoopt dat dit systeem de grondrechtelijke toets wel doorstaat. Ook de andere Europese landen waar gelijkaardige wetgeving bestaat, werken aan oplossingen. Op termijn pleit Van Quicken­borne voor een eengemaakte Europese aanpak.

Een belangrijke kwestie is wat er moet gebeuren met bewijs dat verzameld is via de vernietigde oude wet in zaken die nog voor de rechter moeten komen. Het is aan de strafrechter zelf om te oordelen of het recht op een eerlijk proces geschonden is, als bewijs via data­retentie dat dateert van na het ­Europese oordeel van oktober ­vorig jaar, gebruikt zou worden.

Bron » De Standaard