De val van Dassen

Politieke radiostilte. Dat is voorlopig de eerste reactie op het plotse ontslag van Koen Dassen als chef van de staatsveiligheid. Omdat de parlementaire waakhonden bekendmaakten dat Dassen zijn voogdijminister Laurette Onkelinx (PS) onjuiste informatie had verschaft over de betwiste uitvoer van een mogelijk voor nucleaire doeleinden bruikbare machine naar Iran, werd zijn positie onhoudbaar.

Een chef van de staatsveiligheid heeft een bijzonder delicate functie en kan alleen maar functioneren als hij het volledige vertrouwen heeft van zijn minister. Als zwart op wit bewezen wordt dat hij zijn minister heeft voorgelogen, zijn er maar twee mogelijkheden: hij wordt de laan uit gestuurd of de minister komt in moeilijkheden. Het Comité I en de parlementaire begeleidingscommissie, die toezicht houden op de inlichtingendiensten, hebben met deze zaak bewezen dat het systeem van parlementaire controle efficiënt kan werken.

Vooralsnog voelt niemand zich geroepen om Dassen te verdedigen. Ingewijden twijfelen al langer aan zijn competentie als grote baas van de inlichtingendienst. Als kabinetschef van een Nederlandsonkundige MR-minister van Binnenlandse Zaken maakte hij nochtans een sterke en mediagenieke indruk.

Maar zodra de trouwe VLD’er benoemd werd tot topman van de inlichtingendienst, kantelde dat beeld. Impulsief, opvliegend, licht ontvlambaar, dat zijn geen goede eigenschappen voor de baas van een geheime dienst. Dassen werd ook verweten dat hij zich vastklampte aan een voorbijgestreefde cultuur van geheimhouding en toegaf aan de ingebakken neiging van ‘zijn’ dienst om zoveel mogelijk informatie voor zichzelf te houden.

Hoe moet zo’n man straks functioneren in een vernieuwde intelligence community? Precies omdat de staatsveiligheid geen gegevens uitwisselt met de militaire inlichtingendienst en beide diensten niet willen samenwerken met de antiterreureenheid van de federale politie, wil de regering nog dit jaar een centraal zenuwcentrum oprichten. Alle diensten zullen dan verplicht worden om hun informatie aan dat Coördinatieorgaan voor Dreigingsanalyse (Coda) door te geven, op straffe van sancties. Dat is een revolutie in het wereldje en de interne weerstand is bijzonder groot.

Tegen die achtergrond maakt de CD&V zich klaar voor een groot offensief. Vandaag in de Senaat en de volgende dagen wellicht ook in de Kamer en het Vlaams Parlement, zal de zaak-Dassen aanleiding geven tot grote manoeuvres. De christendemocratische partij wil belangrijke posities veroveren op het terrein van de steeds belangrijker wordende ‘markt’ van terrorismebestrijding.

Straks moet er niet alleen een nieuwe baas van de staatsveiligheid benoemd worden, maar ook een nieuwe voorzitter van het Comité I én een baas van het superbelangrijke Coda. Voor elk van deze sleutelposities heeft de CD&V haar mannetjes in gedachten. Kamerlid Tony Van Parys (CD&V) fulmineerde vorige week niet voor niets tegen de volgens hem al te dominante greep van vooral de PS en in mindere mate de VLD op de inlichtingendiensten. Tijd om het ‘evenwicht’ te herstellen, menen de CD&V-strategen. De val van Dassen lijkt dat proces in een stroomversnelling te brengen.

Bron » De Morgen

Comité I ontdekt leugens, gebrek aan efficiëntie en regelrechte tegenwerking

Justitieminister Laurette Onkelinx (PS) kreeg van de staatsveiligheid foutieve informatie over de uitvoer naar Iran van een isostatische pers die ook voor nucleaire doeleinden kan worden gebruikt. “De staatsveiligheid is onbetwistbaar in gebreke gebleven en heeft blijk gegeven van een gebrek aan efficiëntie.”

Tot die conclusie komt de parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I in een rapport dat gisteren werd vrijgegeven. De aankondiging van de publicatie van dit rapport veroorzaakte maandagavond het ‘preventieve’ ontslag van Koen Dassen als chef van de staatsveiligheid.

Op 15 juli 2004 ontving de staatsveiligheid een alarmerende nota van de VS-ambassade in Brussel. De CIA waarschuwde ervoor dat een Iraanse onderneming pogingen ondernam om een isostatische pers te kopen bij de Belgische firma EPSI. De Amerikaanse dienst vroeg om de export van “gevoelige uitrusting voor de Iraanse raketprogramma’s” vanuit België te verhinderen en deed hiervoor een beroep op de Belgische regering.

Pas twee maanden later, op 6 september, stroomde die waarschuwing eindelijk door naar het adviesorgaan voor niet-verspreiding van kernwapens (Canvek), dat de regering adviseert over dergelijke exporten. Maar de informatie was gebrekkig. Een hoofdcommissaris van de staatsveiligheid verklaarde op een vergadering “dat hij beschikte over informatie, beschermd door het beroepsgeheim, waaruit bleek dat een exporteur zou pogen het toezicht op de uitvoer van kernmaterialen te omzeilen”. De naam van de firma, noch het land van bestemming werd genoemd.

De Amerikanen waren intussen ongerust omdat ze merkten dat er niets gebeurde. Ze besloten een tweede waarschuwing te lanceren, dit keer rechtstreeks gericht aan de douane. Op 28 oktober bezorgde een attaché van de US Customs bij de VS-ambassade in Brussel een nota aan de douane, waarin stond dat EPSI op het punt stond nog diezelfde dag een isostatische pers naar Iran te versturen.

“Pas op deze datum kreeg de douane volledige informatie en kon ze gerichte maatregelen nemen ten opzichte van EPSI”, noteert het Comité I. De vijf douanekantoren die gewoonlijk door EPSI werden gebruikt voor de aangifte van de uitvoer van hun producten, kregen meteen het verzoek het konvooi tegen te houden.

Toch wist EPSI op 3 november een isostatische pers uit te voeren. Het transport ging per vrachtwagen de grens over via het douanekantoor van Eynatten (dat normaal nooit door die firma werd gebruikt en dus ook niet was verwittigd) om via Duitsland en Turkije te arriveren bij Iran Aircraft Industry in Teheran.

Een andere poging van EPSI om een gelijkaardige pers naar Iran te exporteren mislukte omdat Vlaams economieminister Fientje Moerman (VLD) een uitvoervergunning weigerde, zich baserend op een negatief advies van Canvek.

“Betrouwbare informatie, afkomstig van een bevriende dienst, had de export van dit materiaal moeten verhinderen. Maar dat gebeurde niet”, stelde Senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin (PS) gisteren bij de presentatie van het rapport. “Er was blijkbaar een breuk in de informatiestroom. Dat kan gebeuren, niemand is perfect. Maar in een materie als deze is dat gevaarlijk.” Volgens senator en lid van de begeleidingscommissie Hugo Vandenberghe (CD&V) heeft dit rapport wellicht belangrijke politieke dimensies. “Het gaat over het niet respecteren van het non-proliferatieverdrag”, zei hij. “Dat is ernstig.”

Toen het Comité I in het voorjaar van 2005 op verzoek van het parlement aan een onderzoek begon, naar aanleiding van persartikels en parlementaire vragen, stootte het op grote weerstand. Voor het eerst in zijn twaalfjarig bestaan moest het ComitéI zelfs dwangmiddelen gebruiken om bepaalde documenten die de staatsveiligheid niet wou afgeven, in beslag te nemen.

De speurders van de enquêtedienst van het Comité I kregen ook van Koen Dassen, de chef van de staatsveiligheid, te horen “dat ze heel omzichtig te werk moesten gaan bij het gebruik van bepaalde documenten om de minister niet in moeilijkheden te brengen tegenover het parlement”. Morgen volgt in de Senaat een debat over de zaak.

Bron » De Morgen

Ex-kabinetschef van Duquesne stond 3,5 jaar aan het hoofd van geheime dienst

Een droge aankondiging van de persdienst van de Senaat bezegelde het lot van Koen Dassen als topman van de Staatsveiligheid. ‘De pers wordt uitgenodigd op een persconferentie op dinsdag 31 januari 2006 op 9.30 uur in zaal M van de Senaat’, zo luidde de nieuwsflash met als onderwerp ‘nucleaire proliferatie naar Iran’. Insiders wisten meteen dat de dagen van Dassen geteld waren.

Gisteravond liet minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) in een persbericht weten dat Dassen ontslag had genomen. Na een gesprek met de minister, in de loop van de namiddag, besloot Onkelinx om hem eervol ontslag te verlenen. Hij wordt nu bijzonder expert Europese en internationale aspecten van het veiligheids- en migratiebeleid op het kabinet van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD). Wie Dassen zal opvolgen is nog niet bekend.

Dassen stond sinds oktober 2002 aan het hoofd van de Staatsveiligheid. Hij was de opvolger van Godelieve Timmermans, die het twee jaar had volgehouden in die functie. Timmermans nam ontslag na een vertrouwensbreuk met toenmalig minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD). Dassen doet nu hetzelfde, eveneens na een vertrouwensbreuk met zijn voogdijminister.

De ironie van het lot wil dat Dassen nota bene struikelde over een rapport van het Comité I, de instelling die namens het parlement controle uitoefent op de werking van de inlichtingendiensten, en dit terwijl Dassen altijd een felle tegenstander is geweest van parlementaire controle op de geheime diensten.

Koenraad Dassen behaalde een licentiaat in de rechten aan de Universiteit van Antwerpen en begon als advocaat in Antwerpen, waar hij zich vooral bezighield met georganiseerde criminaliteit en herverzekeringsrecht. Hij was ook assistent in het Centrum voor Rechtssociologie aan de Universiteit van Antwerpen. In 1982 werd hij kabinetschef van Andries Kinsbergen, de toenmalige liberale gouverneur van de provincie Antwerpen. In die functie legde hij zich toe op de operationele organisatie van de politie en rampenplanning.

Vanuit zijn provinciale ervaring werd hij benoemd tot arrondissementscommissaris van Sint-Niklaas en Dendermonde. Tussendoor werd hij door de minister van Binnenlandse Zaken belast met de oprichting en het opstarten van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering. Vanaf 1999 kreeg Dassen nationale bekendheid als de mediagenieke kabinetschef van Antoine Duquesne (MR), toenmalig federaal minister van Binnenlandse Zaken.

Voor zijn benoeming tot chef van de Staatsveiligheid had Dassen maar één belangrijke concurrent: magistraat Jean-Claude Leys, de vroegere Brusselse onderzoeksrechter die beroemd werd als onderzoeksrechter van de KB Lux-fraude. Leys kon rekenen op de politieke steun van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR) en de PS-top. Dassen had echter de steun van premier Verhofstadt en de VLD. Van zijn partijpolitieke voorkeur maakte hij geen geheim. Ook als baas van de Staatsveiligheid bleef Dassen bijvoorbeeld bestuurder van het Liberaal Huis aan de Antwerpse Sint-Aldegondiskaai.

Dassen erfde een ontredderde Staatsveiligheid, verscheurd door rivaliteit tussen verschillende clans en geteisterd door een klimaat van willekeur, angst en demotivatie. Een externe audit had de malaise in de dienst pijnlijk scherp blootgelegd. Er circuleerden in die periode ernstige plannen om de Staatsveiligheid op te doeken, bijvoorbeeld door de dienst samen te smelten met de antiterreureenheid van de federale politie of met de militaire inlichtingendienst. Sommigen meenden dat Dassen door de regering naar de Staatsveiligheid was gestuurd om er ‘het licht uit te doen’.

Nauwelijks was de nieuwe chef van de Staatsveiligheid evenwel geïnstalleerd of hij lanceerde een frontale aanval tegen het Comité I. “Mijn dienst wordt verlamd door de vele controleonderzoeken”, zei Dassen in een interview. “En dit terwijl we aan de vooravond van een oorlog staan. De Staatsveiligheid moet op volle kracht en met groot zelfvertrouwen kunnen werken. Zoals het nu gaat, kan het echt niet langer. Ik stel vast dat er grote frustratie en onzekerheid bestaat bij het personeel van mijn dienst. Nog vooraleer ze een onderzoek aanvatten, zitten ze al met angst voor de mogelijke reactie van het Comité I. Waar zijn we dan in godsnaam mee bezig?”

Bron » De Morgen

Senaatsrapport bezwarend voor koen dassen

Koen Dassen heeft onverwachts ontslag genomen als administrateur-generaal van de Staatsveiligheid. Dassen anticipeert daarmee op de publicatie van een rapport over de rol van België in de nucleaire proliferatie van Iran, waarin zware kritiek wordt geformuleerd op de Staatsveiligheid.

Het rapport werd opgesteld door het Comité I, dat in opdracht van het parlement toezicht houdt op de werking van de inlichtingendiensten. De Staatsveiligheid blijkt onjuiste informatie verstrekt te hebben aan bevoegd minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) over de levering van isostatische persen door de firma EPSI in Temse aan Iran. Die machines kunnen gebruikt worden voor de bouw van raketten en militaire gevechtsvliegtuigen of voor het zeer omstreden programma voor atoomwapens van Iran.

Het rapport werd gisteren besproken in de begeleidingscommissie van het Comité I van de Senaat. Na afloop besloot de commissie om de integrale, gedeclassificeerde versie van het rapport vandaag op een persconferentie openbaar te maken. Meteen werd ook aangekondigd dat de aanbevelingen van de parlementaire begeleidingscommissie, “gelet op het belang van het dossier”, nog deze week donderdag tijdens een debat in plenaire vergadering zullen worden besproken.

Deze procedure is hoogst ongebruikelijk. Normaal worden dergelijke rapporten en aanbevelingen gepubliceerd in het jaarverslag van het Comité I, zodat het soms meer dan een jaar kan duren vooraleer de buitenwereld iets verneemt over wat er achter gesloten deuren in de begeleidingscommissie werd besproken. Volgens insiders bevat het rapport “politiek explosief materiaal”.

Diverse bronnen dicht bij het dossier bevestigen aan De Morgen dat het rapport zware kritiek bevat aan het adres van de Staatsveiligheid. Die is onder andere bevoegd voor de strijd tegen de verspreiding van chemische, biologische en nucleaire wapens. Zo zou de inlichtingendienst onjuiste informatie gegeven hebben aan minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS). Het gevolg was dat Onkelinx op 3 mei vorig jaar op haar beurt onjuiste informatie zou hebben gebruikt in haar antwoord op een parlementaire vraag van Ecolo-Kamerlid Muriel Gerkens over de uitvoer van Belgisch nucleair materiaal naar Iran.

Minister Onkelinx verklaarde toen in de Kamercommissie Justitie dat de Staatsveiligheid niet op de hoogte was van het feit dat de CIA in juli 2004 de Belgische autoriteiten had gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat een Belgische firma nucleair materiaal naar Iran zou proberen te exporteren. Het enige bedrijf dat dergelijk materiaal produceert is Engineered Pressure Systems International (EPSI) in Temse.

“Het kan zijn dat de Amerikaanse autoriteiten via hun verbindingsofficieren bij de douanediensten rechtstreeks informatie doorspelen die niet voor de Staatsveiligheid bestemd is”, zo nam de minister de geheime dienst in bescherming. “Het ministerie van Financiën (bevoegd voor de douane, GT) heeft de Staatsveiligheid niet op voorhand ingelicht.”

Op basis van een negatief advies van de Commissie van advies voor de niet-verspreiding van kernwapens (Canvek) had Vlaams minister van Economie Fientje Moerman (VLD) in januari 2005 een exportvergunning voor een isostatische pers van EPSI bestemd voor Iran geweigerd. Maar enkele maanden voordien, in november 2004, dus maanden nadat de CIA een waarschuwing verstuurd had, wist dezelfde firma een gelijkaardige, weliswaar kleinere pers te leveren aan Iran Aircraft Manufacturing Industries. Voor die kleinere pers was geen uitvoervergunning nodig.

Bron » De Morgen

Commentaar over inlichtingendiensten: Disfuncties

Het Vast Comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingendiensten, roept op tot meer samenhang en samenwerking in de strijd tegen het terrorisme. Het Comité I ziet het niet zitten dat haar tegenhanger voor de politiediensten, het Comité P, de federale politie het monopolie van de strijd tegen het islamitisch fundamenstalisme wil bezorgen.

Dat staat haaks op wat in heel de wereld wordt gezegd: in de strijd tegen terreur wordt het best zoveel mogelijk samengewerkt en zoveel mogelijk informatie uitgewisseld. Er worden het best geen eilandjes gecreëerd. Volgens het Comité I gaat die boodschap blijkbaar aan ons land voorbij.

De voorbije maanden leidde de manke samenwerking al tot wrevel tussen politie en staatsveiligheid. Dat nu ook beide comités mogelijk tegenover mekaar komen te staan, is een spijtige zaak. De toezichtsorganen werden opgericht nadat een parlementaire onderzoekscommissie tot de vaststelling kwam dat politie en staatsveiligheid in de jaren 80 voor mekaar informatie hadden verborgen gehouden in de onderzoeken naar de Bende van Nijvel.

Met de oprichting half 1991 van beide comités zouden dergelijke disfunties tot het verleden behoren. De werkelijkheid was anders. Enkele jaren na hun oprichting moest het Comité P vaststellen dat de politiediensten zelfs voor mekaar informatie achterhielden. De politieke klasse reageerde met een politiehervorming die eindelijk een einde zou maken aan alle rivaliteiten.

Blijkbaar hebben onze politie- en inlichtingendiensten die les nog altijd niet geleerd. Op een ogenblik dat de hele wereld verwacht dat België de thuisbasis van internationale instellingen als NAVO en de Europese Commissie tot in de puntjes beveiligd, dreigt een nieuwe stammentwist tussen het Comité I en het Comité P. Dat is het laatste wat België zich kan veroorloven. Het parlement, de werkgever van beide comités, doet er best aan deze ontluikende ruzie in de kiem te smoren.

De regering van haar kant moet de nodige maatregelen nemen opdat politie en inlichtingendiensten alle middelen ter beschikking krijgen om samen terreur te voorkomen. De burger wil niet weten wie er uiteindelijk voor zorgt dat er geen onschuldige slachtoffers vallen. De burger vraagt dat alle overheidsdiensten optimaal werken. Ook de hulpdiensten.
De waarschuwing van Brussels gouverneur Véronique Paulus du Chatelet dat Brussel niet opgewassen is om een terreurdaad op te vangen, mag zomaar niet in de wind geslagen worden.

De voormalige federale minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne, kondigde bij zijn aantreden in 1999 al een hervorming van de hulpdiensten aan. Vandaag herhaalt zijn opvolger Patrick Dewael dat met een Zwitserse regelmaat. Hopelijk hoeft de burger niet opnieuw te leven met de regelmaat van de onderzoekscommissie die morgen de conclusies trekt die vandaag al getrokken kunnen worden.

Bron » De Tijd | Stephan Verheyden