Kijk met een open blik naar cold cases

We moeten kritisch omspringen met de bewijzen in het dossier van de Bende van Nijvel. Bij onopgeloste zaken zijn die niet altijd betrouwbaar, schrijven Peter van Koppen en Robert Horselenberg.

Elke rechercheafdeling heeft wel een onopgeloste zaak, een cold case, die de plaatselijke speurders blijft achtervolgen. Ze nemen de zaak steeds weer op en hopen op een doorbraak. Het dossier van de Bende van Nijvel is zo’n zaak, maar dan een die alle Belgen in de ban houdt. Cold cases lijken ingevroren en onveranderlijk, zodat je ze op elk moment weer kan oppikken. Maar de bewijzen veranderen voortdurend.

1. Verouderd bewijs

In alle zaken veroudert het bewijsmateriaal, en dat gebeurt soms erg snel. Dat geldt vooral voor verklaringen van getuigen. Het is een illusie dat je van getuigen na 35 jaren een verhaal krijgt dat op alle belangrijke punten accuraat is. Vakkundige verhoorders moeten getuigen snel na een misdrijf ondervragen en dat gesprek opnemen. Dat is toentertijd bij de aanslagen van de Bende niet gebeurd.

2. Vergankelijk ontlastend bewijs

Niet alleen belastend bewijs wordt oud, ook ontlastend bewijs is vergankelijk. Stel dat u wordt aangehouden als verdachte van de Bende. Weet u dan nog wat u deed op, bijvoorbeeld, 17 september 1983 tijdens de overval op de Colruyt in Nijvel? Kent u de personen nog die u voor die dag een alibi kunnen verschaffen?

3. Potentieel fantasiebewijs

De meeste cold cases raken opgelost door verklaringen van getuigen, niet dankzij forensisch-technische sporen. DNA lost bijvoorbeeld amper 3 procent van de cold cases op. De overige zaken kennen een ontknoping dankzij getuigenverklaringen. Meer specifiek: van dankzij getuigen die hun leven zagen veranderen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vrouw die na een scheiding eindelijk tegen de politie vertelt wie is vermoord door haar ex-man. Dat geldt ook voor de dader die op zijn sterfbed zijn geweten wil zuiveren. Maar hoe zeker zijn we dat de gescheiden vrouw niet gewoon liegt of dat de stervende man niet gewoon fantaseert?

4. Uitzinnig bewijs

Na verloop van tijd gaan speurders, naarmate reguliere manieren van opsporen uitgeput raken, zich steeds meer wenden tot uitzinnige opsporingsmethodes. Daarmee bedoelen we manieren van opsporen die op onbewezen en vaak dubieuze uitgangspunten zijn gebaseerd. Zo is het uitzinnig om getuigen jaren na de feiten onder hypnose te brengen om robotfoto’s te maken, zoals eind jaren 90 gebeurde in het Bende-onderzoek (DS 28 oktober). Dat soort acties doet deskundigen meewarig met het hoofd schudden. Niet alleen heeft het geen zin om jaren na datum nog een robotfoto te maken, het is zelfs schadelijk om in het strafrecht gebruik te maken van hypnose om het geheugen op te frissen.

5. Verondersteld bewijs

Naarmate de tijd voortschrijdt, gaan veronderstellingen, wilde aannames en speculatie een steeds grotere rol spelen. Dat is een natuurlijke menselijke reactie. Als u uw sleutels kwijt bent, kijkt u eerst waar u ze normaal bewaart. Dan kijkt u op het tafeltje in de gang waar u ze ook nog weleens neerlegt. En vervolgens keert u het huis overhoop en zoekt u zelfs op plekken waar die sleutels zeker niet zullen liggen. (Ze blijken dan meestal gewoon nog in de voordeur te zitten.) Dat is natuurlijk gedrag, maar in strafzaken is het niet verstandig.

Historici Emmanuel Gerard en Rudi Van Doorslaer opperden in deze krant om een vorm van historisch onderzoek toe te passen en zo ‘materiaal boven te halen dat tot nu onsamenhangende feiten en figuren kan verbinden’ (DS 28 oktober). Die methode veronderstelt een zekere hypothese, mogelijk zelfs een complot. Het is niet uitgesloten dat er een complot was om uw sleutels te verstoppen, maar het getuigt niet van een open blik als u hiervan uitgaat.

Juist bij een cold case is een open blik essentieel. Je mag best veronderstellingen maken, maar je moet die wel zo goed mogelijk omschrijven en kritisch tegemoet treden. De politie, de procureur des Konings en uiteindelijk de rechter moeten voor elk bewijs vaststellen uit welke bron het komt: is het de historische waarheid of niet?

Joris Van Cauter (DS 30 oktober) stelt voor om het Bende-dossier te laten verjaren en onderzoekers, al dan niet journalisten, het werk te laten overnemen. Hij vergeet dat een finale rechterlijke beslissing meer zal oplossen dan een wetenschappelijk verantwoord rapport. Hij ziet ook over het hoofd dat we alleen essentiële lessen kunnen trekken als een rechter een oordeel velt. Dat is hard nodig, omdat juist de zaak van de Bende van Nijvel laat zien waar het gebrek aan kennis en vaardigheden ligt bij de opsporingsdiensten.

Een analyse van een cold case vergt veel van rechters. Wij hebben er een hard hoofd in of ze daar goed voor zijn toegerust, zeker als wij de voorgaande perikelen met de Bende van Nijvel overzien. Maar een open en kritische blik is broodnodig om recht te doen geschieden voor de komende verdachten, de slachtoffers, de nabestaanden van de slachtoffers en onze rechtsstaat zelf. Wat er in de toekomst met de Bende van Nijvel ook gaat gebeuren, de Belgische samenleving moet erop toezien dat ze beschaafder blijft dan het uitschot dat deze gruwelijke misdrijven pleegde.

Bron » De Standaard | Peter van Koppen & Robert Horselenberg

Laat het Bende-dossier verjaren

Een proces over schuld en onschuld zal nooit meer plaatsvinden, zegt Joris Van Cauter. Laat het dossier dan maar verjaren, dat biedt veel voordelen.

De minister van Justitie bedacht voor de wetswijzigingen die hij doorvoert de naam “potpourri”. Je geesteskind noemen naar een luchtverfrisser: het is een vreemde naamkeuze. Stonk justitie misschien?

Eén van de potpourri wetswijzigingen in 2015 had betrekking op het verlengen van de verjaringstermijn van bepaalde misdrijven. Die wijziging was niet de vrucht van een groot debat over het concept van de verjaring in strafzaken. Neen, de wet moest snel aangepast worden om de verjaring van de misdaden van de Bende van Nijvel te voorkomen.

De eerste zin van de memorie van toelichting bij deze wet luidt dan ook: ‘De bloedige aanslagen van de Bende van Nijvel staan op de rand van de verjaring.’ Duidelijk. Maar, zegt de wetgever verder, leid daaruit toch maar niet af dat ik aan gelegenheidswetgeving doe: ‘dit (is) dus geen gelegenheidswetgeving aangezien zij wel degelijk bedoeld is om in voorkomend geval te worden toegepast op andere bijzondere ernstige misdaden, waarvan de verjaring evenzeer schokkend zou zijn.’ We zijn nu gerustgesteld. Er is een wet gemaakt die niet voor één uniek geval geldt.

Twee bendes

Maar er is meer. De wetgever meent in de memorie van toelichting dat de nieuwe wet de verjaring zal voorkomen van alle feiten die aan de zogenaamde Bende van Nijvel worden toegeschreven. Dat betreft diverse feiten, gaande van diefstal tot (roof)moord, te beginnen in 1982 tot het laatste feit in Aalst op 9 november 1985. De wetgever gaat er gemakkelijkheidshalve van uit dat al die feiten werden gepleegd met eenzelfde misdadig opzet.

Dat is een juridische fictie die toelaat pas te beginnen rekenen vanaf het laatste feit en zo oudere, normaal gezien verjaarde feiten, toch nog te redden van de verjaring. Maar wat is die fictie waard als er – zoals her en der wordt geschreven – sprake zou zijn van twee bendes? In dat geval schiet de wet allicht zijn doel voorbij en is alleen Aalst nog niet verjaard maar de rest wel. Misschien moet iemand dit ook eens durven zeggen.

In plaats van een juridisch bedenkelijke wetswijziging had de minister twee jaar geleden beter de waarheid gezegd. En die is even simpel als pijnlijk: een proces waarbij geoordeeld wordt over schuld en onschuld zal nooit meer plaatsvinden. Dat is uiteraard betreurenswaardig, maar zeker niet uniek. De meest gruwelijke feiten in de menselijke geschiedenis werden nooit aan een rechterlijk oordeel onderworpen.

Na verloop van tijd wint het belang van de historische waarheid het van het belang van de juridische waarheid. Dat moment is aangebroken. In plaats van meer politiemensen op het onderzoek te zetten moet de politie er juist mee stoppen. Laat politiemensen zich bezighouden met actuele feiten die wel nog kans maken om bij de rechter te belanden. De terreurdreiging zorgt al voldoende voor overbelasting van vaak onderbemande diensten. Politiemensen zijn geen geschiedschrijvers maar moeten ervoor zorgen dat verdachten van misdrijven door rechters kunnen worden beoordeeld.

Dat de eventueel te ontdekken waarheid dan niet meer tot straffen leidt, moeten we er maar bij nemen. Maar bestraffing is niet de enige weg naar maatschappelijke rust en herstel. De waarheid die naar boven komt, kan ook een maatschappelijke catharsis teweegbrengen. Waarom niet een soort van waarheidscommissie voor de Bende?

Het is juist dat eerdere parlementaire commissies er niet in geslaagd zijn om de waarheid te achterhalen. Maar naast de vraag of de politici wel competent zijn om een dergelijk onderzoek te voeren mag ook niet vergeten worden dat hun onderzoeksterrein beperkt was door het lopende gerechtelijk onderzoek.

De verjaring zou op dat vlak een bevrijding zijn. Of we die commissie moeten bevolken met historici weet ik, na De Standaard van dit weekend, ook niet meer zeker. De historici die vragen het onderzoek in hun handen te geven, beginnen – nog voor ze er één letter van het dossier hebben gelezen – al met de stelling dat de feiten een politiek karakter hebben in (DS 28 oktober 2017). Zouden ze die conclusie niet beter poneren na hun onderzoek?

Nog een voordeel van de verjaring is dat we dan ook meteen af zijn van dat vervelende geheim van het onderzoek. Dat heeft in deze zaak zijn waarde verloren. Het wordt de facto al niet meer nageleefd en doet alle betrokkenen in een kramp schieten, waardoor alleen maar meer argwaan wordt gewekt.

Of wat moet je anders denken over het feit dat een advocaat verklaart nog twee daders te kennen die de procureur generaal niet kent en dat vervolgens de communicatie stopt vanwege ‘het geheim van het onderzoek’. Het onderzoek is blijkbaar maar een beetje geheim. Dat is voor de perceptie dodelijk en een ideale voedingsbodem voor complottheorieën allerhande.

Het verval van de strafvordering door de verjaring zal bovendien ook een unieke kans bieden aan goede onderzoeksjournalistiek. Laat de Belgische Bernstein en Woodward maar graven naar de waarheid. Dan stopt het actuele blindvaren op de lekken van allerlei betrokken advocaten en/of onderzoekers. De scoops die daar een gevolg van zijn hebben geen maatschappelijke meerwaarde. Ze ruiken onfris en bespaar ons van goedkope luchtverfrissers.

Bron » De Standaard | Joris Van Cauter

Bende-dossier is te groot voor een onderzoeksrechter alleen

De meest bloedige reeks overvallen in ons land blijft na dertig jaar onopgelost. De afgelopen dagen kwam het onderzoek naar de Bende van Nijvel nog maar eens in het nieuws. Het is een constante: met min of meer regelmatige tussenpozen komt het Bende-verhaal aan de oppervlakte met beweerde nieuwe onthullingen. Nu was het mijnheer Vermassen die een tipje van de sluier meende te moeten oplichten waarna de zogenaamde reus in beeld kwam en geïdentificeerd zou zijn. Bij nader inzien is dit allemaal nog niet zo duidelijk. De verschillende mogelijke (complot)theorieën worden ook weer in herinnering gebracht.

Manipulatie!

Wanneer de minister van Justitie dan in de Kamer komt verklaren dat er meerdere pogingen zijn geweest om het onderzoek te manipuleren, wat dan nog bevestigd werd door de procureur-generaal van Luik, is dit meer dan genoeg brandstof om de verschillende pistes te voeden die wijzen in een bepaalde richting. Dat er naar aanleiding van dit alles dan nog plots een vondst van enkele ‘magneetvissers’ wordt overgedragen aan de politie, dan rijzen er nog meer vragen. Zo is ook hier de vraag of er sprake is van manipulatie.

Los van de mogelijke spectaculaire ontwikkelingen de afgelopen dagen die voorlopig nog niet de grote doorbraak betekenen, blijft het verwonderlijk dat een onderzoek dat nu al meer dan dertig jaar loopt nog steeds niet geleid heeft tot meer concrete resultaten. Dit is verontrustend in een rechtsstaat.

Politie-oorlog

In de jaren 80 woedde de politieoorlog volop. De cultuur bij de op militaire leest geschoeide rijkswacht was zo verschillend van de toenmalige gerechtelijke politie dat dit soms ook merkbaar was in de gerechtelijke onderzoeken. Als jonge parketmagistraat heb ik toen meermaals verwonderd staan kijken naar de uiteenlopende invalshoeken van deze politiediensten waarbij het niet ongebruikelijk was dat zaken bewust werden verzwegen. Ook dat was een vorm van manipulatie. We kunnen ons enkel gelukkig prijzen dat de politiehervorming er gekomen is en dat die oude culturen uitgestorven zijn.

Een andere handicap die niemand meer kan oplossen is het aspect tijd. Een onderzoek naar strafbare feiten bevindt zich bij aanvang steeds in een cruciale fase. Hoe meer elementen op dat ogenblik verzameld en ontleed kunnen worden, hoe succesvoller dit kan zijn voor het verder onderzoek en het uiteindelijk vinden van de waarheid. Hoe langer het duurt vooraleer men aan de slag kan, hoe moeilijker het wordt om resultaten te boeken. De tijd is eigenlijk de grootste vijand. Dit is het grootste probleem in een langdurig onderzoek.

Potentieel voordeel van nu is dat het forensisch onderzoek zodanig geëvolueerd is dat er veel meer mogelijk is dan vroeger. Maar als aanvankelijke sporendragers niet op de juiste manier verzameld en bewaard werden, is het risico op contaminatie groot en kan men daar ook geen wonderen meer van verwachten. Een ander voordeel is dat mogelijke getuigen na verloop van tijd misschien geneigd zijn om te praten omdat ze minder risico lopen om met hun onthullingen naar buiten te komen. Maar ook dan wordt het moeilijk om verklaringen op hun waarachtigheid te controleren.

In ons rechtssysteem is het de onderzoeksrechter die als onafhankelijke magistraat het onderzoek leidt. Deze magistraat zou er ook borg voor moeten staan dat eventuele pogingen tot manipulatie aan het licht komen en geblokkeerd worden. Ik vraag me af of het in deze zaak niet nuttig zou geweest zijn om naar Frans voorbeeld meer dan één onderzoeksrechter aan te stellen om degelijk leiding te kunnen geven aan het onderzoek. Dit zou vooralsnog kunnen overwogen worden, voor zover voldoende ondersteuning wordt voorzien.

Als er nu sprake is van manipulatie van het onderzoek of pogingen daartoe lijkt het me meer dan essentieel een antwoord te vinden op de vraag: wie manipuleert er en met welk doel? Hierover zou een afzonderlijk doorgedreven onderzoek moeten gevoerd worden. In het antwoord op deze vraag ligt vermoedelijk ook de oplossing voor het onderzoek naar de mogelijke daders. De toekomst zal het misschien nog uitwijzen, maar na jarenlang onderzoek en twee parlementaire onderzoekscommissies kan men zich afvragen of er ooit nog wel een geloofwaardige oplossing komt.

Bron » De Morgen | Karel Van Cauwenberghe

Het is aan de historici nu

Emmanuel Gerard en Rudi Van Doorslaer denken dat wetenschappers een doorbraak kunnen forceren in het Bendeonderzoek, net zoals bij de zaak-Lahaut.

Het onderzoek rond de Bende van Nijvel staat weer in het brandpunt van de belangstelling. Sommige commentatoren verwezen de afgelopen week naar de zaak-Lahaut. Valt daar iets uit te leren? Misschien wel, als we willen vermijden dat de opflakkering van het Bendeonderzoek niet meer is dan een strovuur.

Op 18 augustus 1950 werd de communistische leider Julien Lahaut door twee onbekenden doodgeschoten aan de deur van zijn woning in Seraing. Het Luikse gerecht was veertien jaar onafgebroken bezig met het onderzoek en verkende tientallen pistes. In 1964 gebeurden de laatste onderzoeken en na verjaring (toen twintig jaar) besloot de raadkamer van Luik de zaak in 1972 met een buitenvervolgingstelling. Zo bleef de enige politieke moord in België in vredestijd onopgelost. Dat was een blaam voor de rechtsstaat.

Vandaag zijn velen verontwaardigd na de recente onthullingen in de zaak van de Bende. Maar toen de moord op Lahaut in 2015 – na een onderzoek dat het federaal Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (Soma) op vraag van de Senaat voerde – eindelijk werd opgelost, was de belangstelling voor de bevindingen al bij al gering. Uit het onderzoek bleek nochtans dat een privénetwerk verantwoordelijk was voor de moord, dat dit netwerk verweven was met de gerechtelijke politie, gefinancierd werd door de bedrijfswereld en de bescherming genoot van sommigen in de administratie en de politiek. De realiteit overtrof in dit dossier de fictie, en toch waren deze vaststellingen de nuchtere conclusies van wetenschappelijk onderzoek, het ging niet om speculaties van complotdenkers. Die conclusies zijn in het licht van de recente onthullingen over de Bende van Nijvel meer dan ooit van belang.

De brandkast van een ceo

Anders dan de Luikse onderzoeksrechters, hadden wij en de collega-historici die het onderzoek in de zaak-Lahaut uitvoerden het voordeel dat wij niet in het keurslijf van een strafonderzoek moesten werken. Het was voor de meeste waarnemers in 1950 duidelijk dat de moord op de communist Lahaut politieke motieven had. Maar dat gaf de Luikse onderzoeksrechters geen vrijgeleide om zomaar alle extreemrechtse of pro-leopoldistische organisaties en figuren te ondervragen, vanuit de overtuiging dat de daders wellicht in die hoek moesten worden gezocht. Daarvoor hadden zij materiële aanwijzingen nodig, getuigenverklaringen of bekentenissen.

Het dossier bevatte reeds de namen van de figuren die we vandaag kennen als de hoofddader van de moord en zijn directe chef (François Goossens en André Moyen). Het zou vreemd zijn, mocht dat na veertien jaar onderzoek niet het geval zijn geweest. Maar het is niet omdat namen worden genoemd, dat je ze ook effectief met strafbare feiten kunt verbinden. Als er niet voldoende materiële aanwijzingen of bekentenissen in het dossier zijn, kunnen alleen externe bronnen nog helpen. Maar daarmee treed je buiten het strafonderzoek.

Je kon moeilijk verwachten van de Luikse onderzoeksrechters – die de namen van Goossens en Moyen kenden, maar niet konden plaatsen – dat zij bijvoorbeeld aan Herman Robiliart, toen ceo van de Union Minière, zouden hebben gevraagd zijn brandkast te openen. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek in de zaak-Lahaut steunen nochtans voor een deel op de combinatie van gerechtelijke informatie met ‘gewone’ historische bronnen, zoals de papieren van de zojuist genoemde topman van de mijnbouwmaatschappij.

Onze modus operandi in de zaak-Lahaut was anders dan die van een onderzoeksrechter. Wij gingen gericht op zoek naar de netwerken rond bepaalde politici, bedrijfsleiders en andere figuren, om uiteindelijk van de buitenkant naar de binnenkant te evolueren.

Zo komen de namen van minister Albert De Vleeschauwer (CVP) of commissaris Georges Block (hoofd van politieke afdeling van de gerechtelijke politie in Antwerpen) niet voor in het dossier van de onderzoeksrechter, omdat zij tot de buitenste schil behoren. Nochtans zijn het deze en andere personen die verantwoordelijk zijn voor het failliet van het onderzoek, door hun stilzwijgen of door de manipulatie van de informatie. Daardoor draaide het onderzoek, via een complexe reeks van oppervlakkige of niet uitgevoerde onderzoeken en wellicht ook door valse sporen, uiteindelijk op niets uit.

Meer dan banditisme

De misdaden van de Bende van Nijvel hebben een karakter dat het pure banditisme overstijgt. Het gaat om misdaden met een rechtstreeks of onrechtstreeks politiek karakter. Behalve de rechtstreeks betrokken daders zijn er waarschijnlijk ook andere figuren betrokken. Het is, voorzichtig geformuleerd, niet uitgesloten dat er lijnen lopen die vertrekken bij oudere extreemrechtse netwerken.

Het onderzoek naar een politieke misdaad vraagt om een andere modus operandi. De slaagkansen van het straf­onderzoek worden na dertig jaar kleiner en kleiner. Misschien identificeren de speurders nog een dader, maar ook niet meer dan dat. Zo blijven de nabestaanden van de slachtoffers, maar ook onze rechtsstaat en onze democratische samenleving met de grote onopgeloste vraag zitten: waarom moest dit gebeuren?

Het is onze overtuiging dat een andere aanpak deze zaak kan vooruithelpen, eventueel complementair met het strafonderzoek. Een taskforce van historici kan bepaalde aspecten van dit complexe dossier bestuderen, zoals ze dat als wetenschappers zouden doen.

Ook bij sommige onderzoekers van de cel Bende van Nijvel in Charleroi leefde in 2015 de overtuiging dat zo’n onderzoek nuttig kon zijn. Concreet zouden bijvoorbeeld Westland New Post, CEPIC, of waarom niet de rijkswacht zelf (Groep G, PIO, Groep Diane) aan een historisch onderzoek kunnen worden onderworpen, gelijkaardig aan dat over de zaak-Lahaut. Op die wijze zou men vanuit de buitenste schil mogelijk kunnen doordringen tot de binnenste schil of materiaal naar boven halen dat tot nu onsamenhangende feiten en figuren kan verbinden.

Vanzelfsprekend moeten over zo’n demarche klare en duidelijke afspraken worden gemaakt in het licht van het lopende strafonderzoek. Maar daarvoor hoeft men geen veertig jaar na het einde van de verjaring te wachten, zoals bij de zaak-Lahaut. In het dossier van de Bende van Nijvel kan de beslissing nu genomen worden.

Bron » De Standaard | Emmanuel Gerard & Rudi Van Doorslaer

Wat een bende, dat nieuws!

Spraakmakend advocaat onthult één non-feit, en alle redactionele alarmen gaan af. De rest bestaat uit vermeende feitjes en speculatie. Er is geen enkele nieuwe en gecontroleerde informatie beschikbaar. Dertig jaar verprutst en/of gemanipuleerd gerechtelijk onderzoek heeft niets opgeleverd, en dat wisten we we al decennia lang. Het non-feit van nu voegt daar niets aan toe. Toch draaiden alle redactionele gebedsmolens door.

In de zaak van de Bende van Nijvel staan sommige zaken vast. Het is de zwaarste serie aanslagen die ons land ooit kende in vredestijd, en met een ongemeen groot aantal doden. Het onderzoek is niet goed gevoerd, en deels bewust gemanipuleerd. Verder strafrechtelijk onderzoek is totaal zinloos, omdat het nu al is aangetast door onwettigheid.

Die komt voort uit de verlenging van de verjaringstermijnen voor feiten uit dit dossier, terwijl dossiergebonden verlengingen onwettig zijn en uit de excessieve lengte van het onderzoek. Nieuwe justitiële hardnekkigheid kan zulke onwettigheid niet retro-actief goedmaken. Parlementaire onderzoekscommissies en expertenopinies hadden geen enkel effect.

Leve de pers?

Wat we vernamen is dat een gevorderd alcoholicus, oud-rijkswachter, op zijn sterfbed in familiekring aangevoerd heeft de gezochte reus van de Bende te zijn. In een krakkemikkig onderzoek waren eerder al ’s mans vingerafdrukken en zo onderzocht, en dat had toen niet tot sluitend bewijs geleid. Het zogenaamde nieuw feit is een non-feit zonder enige daadwerkelijke betekenis. Fake news.

Toch volstond het om op alle redacties van het land alle alarmen te activeren. Dat zegt iets over journalistiek. Het kernidee van journalistiek is controle en dubbele controle van al wat wordt aangevoerd; journalisten lopen niet in elke sloot en struikelen niet over elke steen. Ze onderzoeken wat iemand aanvoert en testen er de relevantie van en de aannemelijkheid. Dàt is het alfa en het omega van het journalistiek métier.

Men moet de moeilijkheidsgraad daarvan niet te licht inschatten, het vergt een grote nuchterheid tegenover wat wordt aangevoerd, een zeker wantrouwen om zich niet om de tuin te laten leiden, koelbloedig vakmanschap om bij groot sensationeel nieuws de juiste vragen te stellen.

Daar hadden we de voorbije week best wat meer van mogen zien.

De zaak van de Bende leidt al 30 jaar, onvermijdelijk, tot allerlei theorieën op basis van meer of minder aannemelijke verbanden of speculaties die rusten op heel grote lekken uit het principieel vertrouwelijk onderzoeksdossier.

Er zijn oude oude Panorama-reportages van de jaren ’90 die toen al de gekende elementen verzamelden, onder de leiding van Walter Zinzen, Flip Voets, en wijlen Walter De Bock en Hugo Gijsels.

Deze generatie van onderzoeksjournalisten ‘avant la lettre’ bracht toen al elementen uit het Bende-onderzoek in verband met gangbare of minder gangbare complottheorieën. Daarbij aarzelden ze geen ogenblik om oud-premier Van den Boeynants met naam en toenaam te noemen, met een franc parler dat vandaag zeldzaam is.

Waren dit journalistieke opinies die op een voldoende feitelijke grondslag rustten?

We weten het niet, de familie VDB schijnt ooit met een klacht te hebben gedreigd wegens laster en eerroof, maar daar is bij mijn weten sedertdien niets meer van vernomen.

En justitie?

We slagen er zelden in om grote en complexe gerechtelijke onderzoeken degelijk te voeren. We slagen er niet eens in om met al onze inlichtingen- en informatiediensten de vele complottheorieën tegen het licht te houden. Dat zijn in een rechtsstaat verontrustende conclusies. Hier is meer nodig dan een onwerkdadige poging om het morsdode Bende-onderzoek te willen reanimeren.

En de journalisten?

Er blijft ook een groot journalistiek vacuüm. Een non-feit leidt tot grote redactionele investeringen in vele minuten en pagina’s… non-nieuws. Formidabele speculatie, weinig aandacht voor de relevantie en aannemelijkheid van wat was aangevoerd.

Bron » VRT Nieuws | Leo Neels