Klaartje Schrijvers doctoreert met een proefschrift op basis van het archief van Walter De Bock

Tijdens de heropbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog reorganiseerde een neoaristocratische elite van rechtse signatuur zich achter de schermen in een kluwen van allianties. Als eerste legde historica Klaartje Schrijvers dat netwerk bloot in haar proefschrift ‘L’Europe sera de droite ou ne sera pas’, waarmee ze onlangs aan de Universiteit Gent promoveerde tot doctor in de nieuwste geschiedenis. Schrijvers baseerde zich in belangrijke mate op het monumentale archief van de onlangs overleden De Morgen-journalist Walter De Bock.

Walter De Bock stierf eind november aan de gevolgen van alzheimer. Een jaar voor zijn dood schonk hij zijn archief, dat dertig jaar onderzoeksjournalistiek omvat, aan de faculteit Geschiedenis van de KU Leuven. Voor het archief toegankelijk werd voor studenten en onderzoekers, mocht voormalig animatiefilmmaakster Klaartje Schrijvers (39) er anderhalf jaar naar hartenlust in wroeten. “Walter had me carte blanche gegeven. Toen ik in januari 2005 voor het eerst bij hem kwam, had ik een lijst bij me van 360 protagonisten over wie ik meer wilde weten. Walter was meteen wild enthousiast. ‘Het is op jouw doctoraat dat mijn archief heeft liggen wachten’, glunderde hij.”

Walter De Bock maakte naam met zijn dossiers over grootschalige corruptie en fraude, illegale wapenhandel en de infiltratie van de georganiseerde misdaad in het zakenleven en de politiek. Daarnaast bracht De Bock tijdens zijn carrière extreem rechts in kaart en onderzocht hij de verwevenheid tussen neonazi’s en ‘fatsoenlijk’ rechts. Het was precies in die laatste branche dat Schrijvers zich op dat moment al twee jaar aan het verdiepen was.

“Ik was in het bezit van parlementaire verslagen en allerlei officiële documenten, maar daar kon ik niets mee doen. Wat ik nodig had waren egodocumenten: losse krabbels van telefoongesprekken, agenda’s, briefwisseling, ledenlijsten van al dan niet obscure organisaties. Dat zat allemaal in het archief van Walter. Ik ben ook op gerechtelijke dossiers gestoten en op documenten van de Staatsveiligheid. Dat is de redding van mijn doctoraat geweest. Walters archief was het enige dat heb ik kunnen raadplegen waarin de anticommunistische actie uitvoerig was opgenomen. Op basis van zijn documenten heb ik een rechts netwerk in kaart kunnen brengen dat nog nooit was ontrafeld.”

Het onderzoek van Schrijvers deed heel wat stof opwaaien. Tijdens haar verdediging midden december kreeg de doctoranda de wind van voren van eminente wetenschappers als Rik Coolsaet en Bruno De Wever, die haar verweten zich bijna uitsluitend te hebben gebaseerd op de “niet geheel onzijdige collectie” van De Bock. Maar, zo gaf Coolsaet toe, “dit proefschrift zal niet te mijden zijn door wie hier later iets over wil schrijven.”

Rudi Van Doorslaer, die samen met Etienne Verhoeyen een boek schreef over de moord op Julien Lahaut, prees het titanenwerk van Schrijvers. “Door het in kaart brengen van een netwerk van rechtse allianties kan de moord op Lahaut op een dieper niveau worden gecontextualiseerd”, klonk het enthousiast.

Een mooi compliment van Rudi Van Doorslaer. Eigenlijk zegt hij dat u voor een stuk hebt meegeschreven aan de Belgische geschiedenis.

Klaartje Schrijvers: “Ik heb althans een bijzonder aspect van onze geschiedenis belicht waar niet naast valt te kijken. Uit mijn onderzoek blijkt dat in de twintigste eeuw allianties hebben gefunctioneerd die Europa te allen prijze rechts wilden maken. Die organisaties hebben buiten de schijnwerpers bestaan, wars van alle andere evoluties in de voorbije eeuw, zoals de emancipatie van de arbeider.”

“Voor alle duidelijkheid: ik heb de moord op Julien Lahaut niet opgelost (onlangs raakte door een Canvasdocumentaire de echte dader bekend). Maar ik heb wel kunnen aantonen waarom de moord al die jaren nooit is opgelost. Het gaat over meer dan een paar royalisten die beslisten Lahaut een kogel door de kop te jagen omdat hij tijdens de eedaflegging van koning Boudewijn ‘Vive la république’ zou hebben geroepen. Door mijn onderzoek heb ik een ruimere context blootgelegd waarin de moord mogelijk was gemaakt.”

Wat hebt u precies onderzocht in uw doctoraat?

“De ondertitel van mijn proefschrift is: ‘De netwerking van een neoaristocratische elite in de korte twintigste eeuw’. Ik heb figuren bestudeerd die zich in het midden van de voorbije eeuw duidelijk als rechts, autoritair, antidemocratisch, anticommunistisch, ultrakatholiek en royalistisch profileerden. Vanuit die gemeenschappelijke ideologie troffen ze elkaar in diverse organisaties. Daarop heb ik een kluwen van allianties in kaart gebracht die functioneerden tussen 1917 en 1989. Ik noem dat de anticommunistische periode, omdat de protagonisten in de netwerken allemaal anticommunistisch waren. Dat was de belangrijkste drijfveer om allianties aan te gaan.”

“Die neoaristocratische elite bestond enerzijds uit bloedadel, anderzijds uit de hoogopgeleide bourgeoisie en de nouveaux riches. Er zaten ook veel industriëlen en bankiers tussen, net als hoofdredacteurs van rechtse bladen, politici, inlichtingenagenten en juristen. Florimond Damman, een Franstalige Gentenaar, fungeerde als gids van mijn verhaal. Damman was bekend om zijn ‘grands diners européens’, waar elke keer zo’n 200 genodigden op afkwamen, en die hij veelzeggend ‘Charlemagnediners’ had gedoopt. De deelnemers verheerlijkten de christelijke middeleeuwen ten tijde van Karel De Grote.”

“Voor het grote publiek is hij een onbekende, maar Damman had banden met alle organisaties, niet alleen Belgische. Hij was een begenadigd spreker en werd overal uitgenodigd. Daarnaast stichtte hij de AESP, L’Académie Européenne des Sciences Politiques. Dat was een internationale organisatie waarin de rechtse neoaristocratische jetset uit heel Europa was vertegenwoordigd. Ze discussieerden over welke richting de Europese eenmaking uit moest gaan. Via Dammans onwaarschijnlijke contacten kon ik van het ene netwerk naar het andere gaan.”

Wie zat allemaal in die netwerken?

“Te veel mensen om op te noemen. Otto von Habsburg, zoon van de laatste keizer van Oostenrijk-Hongarije, die later een politiek mandaat opnam als Europarlementslid, is misschien de bekendste. Je hebt ook Alfredo Sanchez-Bella, Spaans minister onder het Francoregime, Antoine Pinay, voormalig eerste minister van Frankrijk en Giulio Andreotti, voormalig eerste minister van Italië.”

“In België duiken figuren op als Paul Van Zeeland, Paul Vanden Boeynants en merkwaardig genoeg ook Gaston Eyskens. Die was lid van de AESP en zat ook in het CEDI, het Centre Européen de Documentation et d’Information, dat banden had met Opus Dei en het Vaticaan. Via Andreotti kwam ik zelfs tot de stay-behindnetwerken van na de Tweede Wereldoorlog en de CIA.”

Het ging in ons land om royalisten en nationalisten, die toch nadachten over een supranationaal Europa. Is dat geen paradox?

“De adel was dan wel nationalistisch wanneer het over het koninkrijk ging, maar op zich is de aristocratie altijd internationaal geweest. Hun dynastieën kennen geen grenzen. Bovendien ging het om een Franstalige elite, die haar Belgisch nationalisme combineerde met een verdoken imperialisme. Een eengemaakt Europa moest voor hen als een soort compensatie gelden voor het machtsverlies in de kolonies. Er waren absoluut geen banden met het Vlaams nationalisme. Eigenlijk is het vooral de koningskwestie en de dekolonisatie van Congo die de netwerkvorming van voormalige rechtse verzetslui hebben gevoed.”

“Opvallend genoeg liggen de roots van dat netwerk in de anticommunistische actie tijdens het interbellum. Toen al voelde de adel en een deel van de industriële en financiële elite zich bedreigd door het communisme. Het segment dat ik heb bestudeerd en waarvan vele leden later in het rechtse verzet gingen, was in het interbellum aanhanger van de Nieuwe Orde en zocht onder meer aansluiting bij paramilitaire organisaties.”

“Dat antidemocratische karakter lijkt voldoende om als collaborateur te worden gebrandmerkt, maar het rechtse verzet was naast nationalistisch en royalistisch ook anti-Duits en ultrakatholiek. De leden waren fervent leopoldistisch: ondanks de houding van Leopold III in de Tweede Wereldoorlog sprak het rechtse verzet zich onomwonden uit voor zijn terugkeer na zijn verbanning.”

Was een sterk eengemaakt Europa na de Tweede Wereldoorlog niet vooral een Amerikaanse constructie?

“Europa moest in de jaren vijftig economisch worden heropgebouwd en daar hebben de VS met hun Marshallplan een grote rol in gespeeld, dat klopt. Maar ondertussen waren de regeringen in ballingschap er al over aan het debatteren hoe dat Europa er staatkundig en organisatorisch uit moest zien. Na de oorlog ontstonden behalve de officiële European Movement verschillende ‘Europeïstische’ organisaties die een rechtse koers beoogden. Hun credo was: l’Europe sera de droite ou ne sera pas. Europa moest bovenal de christelijke en westerse waarden incarneren en een machtig bolwerk vormen tegen het communistische gevaar.”

Volgens professor Rik Coolsaet vervulde dat netwerk maar een marginale rol.

“Van de figuren die ik in mijn netwerken heb geïdentificeerd, zoals Otto von Habsburg en Antoine Pinay, kun je toch bezwaarlijk zeggen dat zij politiek marginale figuren waren. Hun werk speelde zich discreet af achter de schermen. Ze hadden niet de behoefte om in de schijnwerpers te staan.”

Maar hebben zij concrete dingen verwezenlijkt?

“Dat is een delicate vraag. Men ontmoette elkaar op diners, meetings en conferenties waar de jetset van Europa samenkwam. Niet op het politieke toneel. Het enige wat je kunt vermoeden, is dat er sprake is geweest van een zekere impact. Maar die impact concreet neergeschreven terugvinden is onmogelijk, net omdat de protagonisten subtiel te werk gingen. Je kunt je wel afvragen of Europa door dat netwerk nu rechts is, of niet links genoeg.”

“Ik ben geen expert van de Europese Unie, maar je kunt er niet onderuit dat extreem rechts in Europa behoorlijk aan terrein wint. Alleen heeft dat niets te maken met de rechtse allianties die ik in kaart heb gebracht. Je kunt bezwaarlijk van het Vlaams Belang zeggen dat het een ‘élite de l’esprit’ is. Beweren dat Europa antidemocratisch is en geen parlementen heeft, is al even grote onzin.”

“Maar je kunt wel zeggen dat Europa de christelijke en westerse waarden die het predikt steeds meer centraal stelt. De christelijke lobby is momenteel een van de sterkste in Europa. Het zou interessant zijn te onderzoeken in hoeverre die lobbygroeperingen mijn rechtse netwerken overlappen.”

Hoe bent u er eigenlijk toe gekomen om dat netwerk in beeld te brengen?

“Ik ben altijd al geïntrigeerd geweest door de moord op Julien Lahaut. De symbiose van royalisme en anticommunisme die in ons land tot een macaber hoogtepunt komt, dat is fascinerend. Etienne Verhoeyen en Rudi Van Doorslaer waren bovendien de eersten die na de moord wezen op het bestaan van anticommunistische netwerken in ons land.”

“Tegelijk was ik in mijn licentiaatsverhandeling tot een min of meer gelijklopende vaststelling gekomen. Tijdens de artsenstaking van 1964 kwam de politieke elite tegenover het artsenkorps te staan, dat de liberale waarden van het beroep wilde vrijwaren van het ‘etatisme’. De overheid was immers gewonnen voor meer inmenging in de sociale zekerheid door de salarissen en het aantal consultaties van de artsen vast te leggen.”

“De staking die daarop volgde, was alleen maar mogelijk omdat de artsen zich organiseerden in syndicale kamers. Daar doken plotseling vroegere verzetslui, ex-kolonialen en figuren uit poujadistische partijen op. Wat deden die mensen opeens in dat verhaal? Toen had ik al een vermoeden van een zekere netwerking.”

Zijn de allianties die u hebt geïdentificeerd vandaag nog actief? Het is nog altijd niet duidelijk hoe de moord op Lahaut is kunnen gebeuren en wie precies de opdracht heeft gegeven.

“We mogen niet in complottheorieën denken. Toch is het best mogelijk dat men als het onderzoek naar de moord op Lahaut wordt heropend de werkelijke opdrachtgevers vindt. En ik sluit niet uit dat in dat geval mijn netwerken opduiken, of dat de daders mijn netwerken op zijn minst kruisen. Maar om dat fatsoenlijk te kunnen onderzoeken moet de archiefwet dringend veranderen. Nog altijd is het voor onderzoekers moeilijk om de anticommunistische actie te bestuderen.”

Hebt u veel weerstand ondervonden bij het vergaren van de informatie?

“Ofwel stoot je op een muur van stilzwijgen door censuur en door de ontoegankelijkheid van de bron, ofwel stoot je op afwezige bronnen. In de archieven van de gerechtelijke politie is bijvoorbeeld nauwelijks iets terug te vinden over anticommunisme, omdat zij voornamelijk de communistische actie viseerden. Bij de Staatsveiligheid ben ik niet eens binnen geraakt, ook niet na herhaaldelijk aandringen en een persoonlijk gesprek.”

“In de National Archives and Records Administration in Washington was er ronduit sprake van censuur. Telkens als ik nog maar in de buurt kwam van anticommunisme, stootte ik op restricted files. Bovendien was de informatie die ik er aantrof niet altijd even accuraat. Het gaat om documenten die verzameld zijn door de CIA, Amerikaanse ambassades, militaire inlichtingendiensten, de State Departement.”

“Ook over België, ja. Maar hun biografische gegevens kloppen niet altijd. Namen zijn fout gespeld, gebeurtenissen fout geïnterpreteerd of uitsluitend door een Amerikaanse bril. Zes weken aan een stuk heb ik daar zes dagen per week alles uitgespit wat ik kon vinden. Gelukkig was het archief van Walter er nog.”

Heeft Walter De Bock nog geweten dat uw doctoraat klaar was?

“Ik heb hem de laatste keer gezien bij de overdracht van zijn archief in november 2006. Paul Huybrechts, die zijn archief inventariseerde, heeft hem een week voor zijn dood nog kunnen zeggen dat het doctoraat af was. Het proefschrift lezen kon hij uiteraard niet meer. Walter was de laatste twee jaren snel achteruit gegaan. Toen ik hem in januari 2005 leerde kennen, kon hij nog uit het blote hoofd dingen ophalen die nuttig waren voor mijn onderzoek. Dat ging op het einde niet meer en daar kon hij heel boos om worden.”

“Ik besef dat ik enorm bevoorrecht ben geweest. Niemand zal ooit nog zo vrij zijn archief kunnen raadplegen. Ik heb het kunnen inkijken op het moment van de overheveling, met de fiat van Walter zelf. Mensen die na mij komen, zullen zich aan de archiefwet moeten houden, of kunnen stuiten op het journalistieke bronnengeheim. Zeker met betrekking tot erg delicate dossiers.”

“Het spreekt voor zich dat mijn onderzoek nooit zo uitgebreid zou zijn geweest zonder het archief van Walter. Het is gemakkelijk om mijn doctoraat op basis daarvan onderuit te halen. Walter had ten slotte een uitgesproken ideologisch profiel en zijn critici gaan ervan uit dat zijn archief op dezelfde manier gekleurd zou zijn. Maar elk archief komt tot stand door selectie. Je zegt toch ook niet van de zuilgebonden archieven zoals het Kadoc en het liberaal archief dat ze niet neutraal zouden zijn.”

Tijdens de lofrede liet uw promotor Gita Deneckere uw vorige carrière als filmmaakster niet onbesproken. Vreemde switch: animatrice wordt doctor in de geschiedenis.

“Tot 2000 heb ik gewerkt als zelfstandig kunstenares. Ik behoor tot een van de laatste lichtingen van Raoul Servais in Gent. Maar het kunstenaarsbestaan is zo onzeker. In 1994 heb ik het filmfestival van Venetië mogen openen met mijn kortfilm, maar het volgende jaar moest je bij wijze van spreken krabben om rond te komen. Ik deed het graag, het was monnikenwerk dat opperste concentratie vereiste. Maar het was tijd voor iets anders.”

“Geschiedenis heeft me altijd geïnteresseerd. Waarom ook niet, dacht ik. Op mijn dertigste ben ik gewoon tussen de eerstejaars les beginnen te volgen. Toen ik met mijn licentiaatsverhandeling grootste onderscheiding behaalde, kwam ik in aanmerking om te doctoreren. Dingen onderzoeken en me verdiepen in informatie heeft altijd in me gezeten. Ik vind het heerlijk om aan iets te beginnen waarvan je niet weet wat de uitkomst zal zijn. Zo wist ik niet dat ik van het rechtse verzet in België zou uitkomen bij een Europees netwerk. Iets van nul kunnen creëren, dat is gewoon fantastisch. Eigenlijk is dat met animatiefilms precies hetzelfde.”

Bron » De Morgen

Politieke spelers binnen het Belgische veiligheidsapparaat

Achter de schermen van het terreuralarm spelen niet alleen rivaliteit tussen de verschillende diensten die actief zijn op het terrein van terrorismebestrijding en botsende karakters van hun diverse chefs. De controversiële veiligheidsmaatregelen zijn ook politiek geïnspireerd. Met het aantreden van de regering Verhofstadt III gaan de machtsverhoudingen binnen de Belgische intelligence community immers aan het schuiven.

De PS, die onder de vorige paarse regeringen een absoluut dominante positie had opgebouwd in en rond de inlichtingendiensten, moet nu haar machtspositie opgeven. CD&V, dat de cruciale posten van minister van Justitie en minister van Defensie overnam van de PS, wil voortaan de eerste viool spelen.

Die veranderende machtsverhoudingen hebben ook gevolgen op het terrein. De positie van PS-pionnen, zoals bijvoorbeeld Jean-Claude Delepière (directeur van OCAD) of Guy Rapaille (voorzitter van het Comité I) lijkt precair. Het lijkt logisch dat ze op termijn vervangen zullen worden door CD&V-getrouwen. Anderen, zoals federale procureur Johan Delmulle, zien hun machtspositie dan weer versterkt door de intrede van CD&V in de regering en de komst van Jo Vandeurzen (CD&V) als nieuwe minister van Justitie. Een overzicht van de tien belangrijkste spelers.

1

Op de dag van de eedaflegging van de nieuwe federale regering zorgde premier Guy Verhofstadt (Open Vld) voor een spectaculaire mediastunt. Op 21 december jongstleden kondigde hij persoonlijk aan dat er een verhoogd terreuralarm was afgekondigd, dat minstens tot 2 januari van kracht zou blijven. Nog dezelfde dag schoot de antiterrorismedienst van de federale politie in actie.

Op bevel van federale procureur Johan Delmulle werden veertien moslimextremisten opgepakt uit de entourage van Nazir Trabelsi, de Tunesische voetballer die een celstraf van tien jaar uitzit wegens het voorbereiden van een aanslag op de luchtmachtbasis van Kleine Brogel. De veertien, die ervan verdacht werden plannen te smeden om Trabelsi te helpen ontsnappen en om terroristische aanslagen te plegen in Brussel, moesten nog dezelfde dag weer worden vrijgelaten. Wapens of explosieven vond de politie niet. Niettemin bleef het terreuralarm onverminderd van kracht.

“Waarom slaat Verhofstadt uitgerekend op dat moment groot alarm?”, vraagt een insider zich af. “Was dat absoluut noodzakelijk? Als men op het terrein van terrorismebestrijding resultaten wil boeken, dat wil zeggen: daders wil vatten en filières wil oprollen, dan gaat men bij voorkeur zo stil mogelijk te werk. Pas nadien, als de vissen eenmaal gevangen zijn, kan men naar de pers stappen. Nu lijkt het alsof de actie eerder diende om de verklaring van de premier te ondersteunen.”

“De verklaring van Verhofstadt was niet professioneel en mogelijk zelfs contraproductief. Het is alsof je gaat jagen en eerst in de lucht schiet, zodat alle konijnen op de loop gaan. De dramatische aankondiging van het terreuralarm was dan ook zuiver politiek geïnspireerd. Verhofstadt gebruikte het terreuralarm om zichzelf in puur Amerikaanse stijl te profileren als redder van het vaderland, de man die na zes maanden steriel gekibbel de teugels weer stevig in handen neemt.”

Met een poging om namens zijn partij opnieuw enige greep te krijgen op het veiligheidsbeleid, de operationele antiterreurdiensten en hun controleorganen had de mediastunt van Verhofstadt wellicht weinig te maken. In de vorige twee legislaturen heeft Verhofstadt in het kader van politieke afspraken over de verdeling van de macht het terrein prijsgegeven aan de PS, een houding die hem ook in zijn eigen partij niet altijd in dank werd afgenomen.

Hoe dan ook kregen de Franstalige socialisten de afgelopen jaren vrijwel alle sleutelposten in handen: Onkelinx op Justitie, Flahaut op Defensie, Pascale Vandernacht (adjunct-kabinetschef van Onkelinx) als voorzitter van het Comité Inlichtingen en Veiligheid, Michel Hellemans (een vertrouweling van Flahaut) als chef van de militaire inlichtingendienst, en Rapaille als voorzitter van het Comité I, dat rapporteerde aan Anne-Marie Lizin, Senaatsvoorzitster en voorzitster van de parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I.

2

De veiligheidsadviseur van Verhofstadt, Brice De Ruyver, wist tot enkele dagen geleden niets over het terreuralarm. Hij was niet betrokken bij de zaak omdat hij niet langer in functie was als veiligheidsexpert van de premier. Maar binnenkort is De Ruyver weer op post. Zijn statutair niet voorziene functie blijft omstreden. Het bestaan van een veiligheidsadviseur die rechtstreeks voor de premier werkt, ondermijnt immers de positie van de bevoegde ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie.

Ook dat gegeven verklaart de kregelige reacties van minister Dewael op de kritiek op het terreuralarm, zoals geformuleerd door onder anderen Anne-Marie Lizin (PS), Jean-Marie Dedecker (LDD) en Josy Dubié (Ecolo). Dewael liet de communicatie aanvankelijk volledig over aan het Crisiscentrum. Pas na tien dagen besloot hij ook zelf de verdediging van het terreuralarm op zich te nemen.

3

Nieuwbakken minister van Justitie Jo Vandeurzen (CD&V) bleef tijdens het terreuralarm volledig uit beeld. Hetzelfde geldt voor de Staatsveiligheid, een dienst die onder zijn bevoegdheid valt en die blijkbaar geen rol van betekenis heeft gespeeld in het onderzoek naar de entourage van Trabelsi. De Vlaamse christendemocraten hebben nochtans een grote traditie op het departement Justitie, van oudsher een uitgelezen slagveld voor de machtsstrijd tussen vrijzinnigen en katholieken.

Herman Dams is kabinetschef van Vandeurzen. Dams, voordien hoofd van het politieparket in Antwerpen, is een oud-medewerker van Bart Van Lijsebeth, procureur van Antwerpen en ex-chef van de Staatsveiligheid. De komst van Vandeurzen betekent een grote opsteker voor federale procureur Johan Delmulle, een topmagistraat met een CD&V-etiket. Sinds de verkiezingen van 10 juni heeft CD&V bovendien een vinger in de pap in de parlementaire begeleidingscommissie van het Comité P, het orgaan dat toezicht houdt op de politiediensten.

4

“Grotesk en misplaatst”, zo reageerde minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (Open Vld) op de kritiek op het terreuralarm. “Men stelt het voor alsof de regering de diensten heeft gemanipuleerd. Dat is beledigend voor alle veiligheidsdiensten die zo hard hebben gewerkt.” Als het OCAD zegt dat er een terreuralarm nodig is, dan zou het als minister onverantwoordelijk zijn om niet te volgen, redeneert Dewael.

Op de vraag of er een dreiging bestaat en hoe ernstig die al dan niet is, kan vooralsnog geen antwoord worden gegeven, bij gebrek aan bewijs. In de machtsstrijd tussen PS en CD&V valt de liberale partij grotendeels uit de boot. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat Paul Van Tigchelt (de voor veiligheidskwesties bevoegde kabinetsmedewerker van minister Dewael) een ex-medewerker is van de Antwerpse procureur en gewezen chef van de Staatsveiligheid Bart Van Lijsebeth (CD&V).

5

De politieke gevolgen voor de Belgische inlichtingendiensten van de komst van Pieter De Crem (CD&V) als minister van Defensie kunnen groter zijn dan momenteel al zichtbaar is. In tegenstelling tot zijn PS-voorganger Flahaut toont De Crem zich alvast een voorstander van een gespierder optreden van de Belgische strijdkrachten in het buitenland.

Zelfs het sturen van troepen naar Irak lijkt daarbij niet langer uitgesloten, een standpunt dat in Washington met genoegen zal worden genoteerd en dat grote invloed kan hebben op de samenwerking van de Belgische diensten met hun Amerikaanse collega’s van de CIA en andere geheime diensten.

6

De gerechtelijke actie tegen de entourage van Trabelsi wordt gestuurd door federale procureur Johan Delmulle, de onbetwiste Mister Antiterrorism. Deze voormalige kabinetsmedewerker van gewezen minister van Justitie Tony Van Parys (CD&V) profileerde zich de afgelopen jaren als federale magistraat op vrijwel alle grote terrorismedossiers en fungeerde onder meer als openbare aanklager op de processen tegen Fehriye Erdal en haar medestanders van het extreem linkse Turkse DHKP-C.

Twee jaar geleden werd de naam van Delmulle genoemd als mogelijke toekomstige topman van OCAD en ook als chef van de Staatsveiligheid. Maar uiteindelijk werd Delmulle benoemd tot federale procureur. Met een CD&V-minister op Justitie weet Delmulle zijn positie aanzienlijk verstevigd.

7

Het terreuralarm is de vuurproef voor het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD), de vorig jaar opgerichte superantiterreurdienst. Het OCAD is bedoeld als centraal zenuwcentrum, waar alle informatie over terreurdreiging moet worden gecentraliseerd en geanalyseerd. De operationele diensten (Staatsveiligheid, militaire inlichtingendienst, federale politie) speelden die informatie vroeger niet altijd aan elkaar door en moeten daarom alle relevante informatie doorgeven aan het OCAD.

Jean-Claude Delepière (PS), de vroeger voorzitter van het Comité I, werd pas begin vorig jaar benoemd tot directeur van het OCAD. Zes maanden later nam hij evenwel ontslag, althans hij stelde zijn mandaat ter beschikking van de regering en blijft voorlopig op post. Officieel nam hij die beslissing omdat de functie niet te combineren was met zijn job als voorzitter van de antiwitwascel.

“Met die handige zet maakt Delepière zich immuun voor mogelijke kritiek”, stelt een ingewijde. “Niet erg netjes om op die manier op voorhand forfait te geven.” In de logica van een machtsovername van CD&V ten nadele van de PS lijkt de positie van Delepière op termijn moeilijk houdbaar.

8

Nadat Koen Dassen (Open Vld) in ongenade viel bij de regering, onder andere wegens zijn verzet tegen de oprichting van de OCAD, werd na lang zoeken magistraat Alain Winants chef van de Staatsveiligheid. Winants heeft zich nog niet uitgesproken over het terreuralarm, maar zijn dienst zou niet gelukkig zijn met de gang van zaken. “De initiële informatie over het netwerk rond Trabelsi is afkomstig van de federale politie”, vertelde een goed geplaatste bron.

“De informatiepositie van de politie was blijkbaar beter dan die van de Staatsveiligheid, want de informatie van de politie kon niet bevestigd worden door de veiligheidsdiensten. Dat betekent dat de Staatsveiligheid met een fundamenteel probleem zit.” Senator Lizin, die over uitstekende contacten bij de Staatsveiligheid beschikt, zou met haar uithaal naar de “overdreven” terreurdreiging vooral de positie van de inlichtingendienst willen beschermen.

Mogelijk heeft de dienst als gevolg van het te snelle politieoptreden een aantal van zijn informanten in het jihadistische milieu verloren. Bovendien voelt de inlichtingendienst zich meer en meer in de hoek geduwd door de federale politie, die volop gebruik kan maken van moderne spionagetechnologie, zoals afluisteren, doorzoekingen en inkijkoperaties, terwijl de Staatsveiligheid die technieken wettelijk nog niet mag toepassen.

9

De antiterrorismespecialisten van de federale politie waren al maandenlang bezig met het observeren en afluisteren van het netwerk rond Trabelsi. Volgens Jean-Marie Dedecker moesten ze op 21 december sneller dan gepland overgaan tot huiszoekingen en arrestaties. Dat gebeurde volgens hem onder druk van het federale parket, dat op zijn beurt onder druk stond van premier Verhofstadt. Glenn Audenaert, de mediagenieke gerechtelijke directeur van de federale politie van Brussel, houdt over deze zaak de lippen stijf op elkaar.

Maar terreurspecialist Claude Moniquet stelt dat de Belgen werden opgejaagd door de Amerikanen. “De Amerikaanse inlichtingendiensten ontdekten dat er een verhoogde kans op een aanslag in ons land bestond”, zegt hij. “Op 21 december lieten de Amerikanen aan de regering in Brussel weten dat ze hun landgenoten zouden adviseren om extra voorzichtig te zijn als ze naar België reisden.”

“Op dat moment zat onze regering klem. Ofwel lieten ze de Amerikanen begaan, maar dan zou het lijken alsof Washington beter ingelicht was over de Belgische veiligheidssituatie dan de Belgische overheid zelf. Ofwel moest ze met informatie komen. Onder tijdsdruk heeft de politie sneller dan gepland de veertien verdachten opgepakt en huiszoekingen gedaan. Te snel, zo blijkt, want men heeft geen wapens of explosieven kunnen vinden.”

10

Viceadmiraal Michel Hellemans, de chef van de militaire inlichtingendienst (Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, ADIV), is een benoeming van en geldt als een vertrouweling van Flahaut. De vraag is of Hellemans zich kan handhaven onder de nieuwe minister van Defensie. Flahaut had Hellemans volledig in zijn macht. Enkele jaren geleden schreef het Comité I een rapport over de ADIV-chef, waarin een reeks klachten over drankmisbruik en ongewenste intimiteiten volkomen werd bevestigd.

Vreemd genoeg deed toenmalig minister Flahaut niets met dit rapport. Het verdween gewoon in zijn lade en werd nooit behandeld in de parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I. Benieuwd of minister De Crem dezelfde bedenkelijke methode zal gebruiken om de ADIV onder controle te houden.

Bron » De Morgen

Overvaller Securitastransporten uit jaren tachtig opgepakt in Spanje

Ruim tien jaar nadat hij voor het laatst in België werd gezien is Jos Van Hoof gearresteerd in Spanje. Aan de buit van een reeks overvallen op geldtransporten in de jaren tachtig had hij blijkbaar genoeg om te kunnen rentenieren. In het milieu stond Jos Van Hoof bekend als ‘Jos van Securitas’. De ex-geldkoerier tipte gangsters over zwak beveiligde geldtransporten en eiste in ruil 10 procent van de buit. Hij pleegde ook zelf overvallen.

Zo’n 10 miljoen euro, of zo’n 400 miljoen Belgische frank. Dat was tussen 1985 en 1988 de totale buit van, alles bij elkaar, niet minder dan 22 overvallen op geldtransporten van Securitas. Het bedrijf was in een concurrentiestrijd verwikkeld met GMIC, bespaarde waar mogelijk en maakte niet echt een punt van het screenen van personeel. Securitas werd jarenlang geteisterd door steeds gewelddadiger overvallen. Gangsters die het op een geldtransport gemunt hadden, konden terecht bij onder meer Jos Van Hoof. Hij had een heldere afspraak: een gouden tip in ruil voor 10 procent van de buit.

De eerste raid vond plaats in Niel op 29 november 1985. Enkele gangsters reden een Securitaswagen klem en maakten 19 miljoen frank buit. Van Hoof ontving zijn percentage, maar werd enkele dagen ontmaskerd en opgepakt. Een paar dagen na zijn vrijlating volgde echter een nieuwe overval, deze keer op een Bacob-kantoor in Antwerpen, op 5 juli 1988. Van Hoof had enkele oud-collega’s opgezocht en nieuwe informatie ontfutseld. Deze keer nam hij zelf ook deel aan de overval. De buit bedroeg 56 miljoen frank.

Hoewel hij zelf altijd beweerde dat Danny Vanhamel, de latere ontvoerder van Anthony De Clerck, de feitelijke dader was, veroordeelde het hof van beroep in Antwerpen ‘Jos van Securitas’ in 1992 tot acht jaar cel. Tussenin zag de man kans om het op 19 april 1990 nog eens te proberen in Lommel. Een transportwagen werd onder vuur genomen met een riotgun, maar de buit bleef beperkt tot een pakket waardepapieren. Een aantal daarvan werd tijdens een huiszoeking teruggevonden bij Van Hoof.

Hij liep in 1992 een bijkomende veroordeling op voor heling en kwam zo aan een totaal van vijftien jaar cel. Daarvan had hij er zes te zitten, totdat hij in 1996 voorwaardelijk vrijkwam. Van Hoof hield zich niet aan de opgelegde voorwaarden en maakte al enkele jaren het voorwerp uit van een internationaal aanhoudingsbevel. “Het dossier is bij ons in 2006 geopend”, zegt commissaris Evie Claes van het Fugitive Active Search Team van de federale politie.

“Wij kregen al vrij snel indicaties dat hij in Spanje zat. Midden december vernamen we via de Belgische verbindingsofficier in Spanje dat deze man een aantal persoonlijke documenten aangevraagd had. Zijn verblijfplaats kon zo vrij snel achterhaald worden. Hij is door de Spaanse politie opgepakt op donderdag 27 december.”

Het FAST-team werd enkele jaren geleden in het leven geroepen en stapelt met veeleer beperkte middelen de successen op. Jos Van Hoof is de zoveelste in een lange rij voortvluchtige Belgische criminelen die zijn wereld ziet instorten. De nu 52-jarige man had zich in Valladolid gevestigd en leek ervan uit te gaan dat hij er de rest van zijn leven zou kunnen blijven teren op zijn al die tijd uit de handen van de Belgische justitie gehouden fortuintje. Van Hoof wordt binnenkort uitgeleverd.

Bron » De Morgen