Delhaize waar Bende Van Nijvel acht moorden pleegde tegen de grond: “Voor mij is dit als een kerkhof”, zegt overlever David Van de Steen

“Het is de laatste plaats waar ik mijn ouders en zusje heb gekend. Waar ik abrupt afscheid van hen heb moeten nemen. Voor mij is dit als een kerkhof. Als een graf dat ze verwijderen”, vertelt David Van de Steen terwijl de sloopmachines de muren van de Delhaize in Aalst tegen de grond werpen. 35 jaar geleden vermoordde de Bende Van Nijvel op deze parking zijn vader Gilbert, zijn mama Marie-Thérèse en zus Rebecca. Na de aanslag waren acht onschuldige klanten van de supermarkt dood. Elk jaar keerde David op 9 november naar hier terug om een kaarsje aan te steken.

“Waar de sloopmachines nu staan, dat was het muurtje waar de Bende achter zat nadat ze de parking waren opgekomen. Daar stonden houten paletten en daar hadden ze zich achter verstopt. Ze stapten over dat muurtje van 50 centimeter hoog en begonnen aan hun moordpartij”, zegt David. Acht doden vielen er op 9 november 1985 in de Delhaize aan de Parklaan in Aalst. Onder de slachtoffers waren Gilbert van de Steen (42), Marie-Thérèse Van den Abiel (38) en hun dochtertje Rebecca (14). De parking en de supermarkt waar de Bende Van Nijvel de aanslag pleegde, gaat tegen de grond. Delhaize bouwt er een gloednieuwe supermarkt. Nabestaanden van de aanslag sluiten een hoofdstuk af.

Abrupt afscheid

“Mijn grootvader woonde rechtover de Delhaize aan de Parklaan. Hij heeft in de Mercedes-garage gewerkt die vroeger naast de Delhaize lag. Hij kwam dagelijks boodschappen doen. Ik ben hier als kind zoveel geweest. Het is een brok familiegeschiedenis”, vertelt David. “Het is de laatste plaats waar je je ouders hebt gekend. Waar je hebt moeten afscheid nemen. Abrupt. Een laatste rustplaats. Bijna een kerkhof.”

“Het is een tweestrijd”, zegt hij. “Langs de ene kant vind ik het oké dat dit allemaal verdwijnt en wordt afgebroken. Aan de andere kant is het als een graf dat ze wegnemen.”

Een medewerker van de afbraakfirma komt informeren wie we zijn. We hebben toelating gekregen om te komen kijken, maar niet iedereen is al op de hoogte. “Ze hebben mijn ouders en zus hier doodgeschoten op de parking”, zegt David. Woorden die binnenkomen.

“Daar lag mijn moeder, en daar mijn vader en zus”

Een muur met een grijze deur staat nog recht. Links en rechts zijn de sloopwerken al vergevorderd. “Wat er nu nog staat, was de oude Delhaize, en in de jaren negentig hebben ze er nog een stuk bijgebouwd. Waar de grijze deur staat, daar was de oude ingang. Aan die grijze deur zijn ze vermoord. Het muurtje is altijd gebleven en dat is altijd een oriëntatiepunt geweest. Door het muurtje wist ik waar de plaats was waar mijn ouders en zus zijn gestorven”, vertelt David. “Tot voor de afbraakwerken waren er enkele parkeerplaatsen voor mindervaliden aan de ingang van de Delhaize. Op die plaats lag mijn moeder. Daar is zij gestorven. Mijn vader en zus zijn gestorven waar nu die sloopmachine staat.”

Terwijl hij de afbraakwerken bekijkt, laat hij zijn gedachten de vrije loop en begint te vertellen over het autopsieverslagen. Over hoe gruwelijk de verwondingen waren. “Mijn moeder was gaan lopen en ze hebben haar in de benen geschoten. Daar is ze neergevallen (David wijst naar de grijze deur, nvdr.). Ze heeft haar handen voor haar hoofd gehouden en ze hebben haar vingers afgeschoten. Stukken van die kogels hebben haar geraakt in haar hoofd. Haar schouder was gebroken. Haar arm was gebroken. Inslagen in het hoofd, borst, benen. Ik heb de autopsieverslagen liggen, omdat ik in detail wou weten wat er was gebeurd. Daarin staat dat ze mijn zus van zeer dichtbij, van op tien centimeter, in haar mond hebben geschoten”, zegt hij. “Het moment dat je dat de eerste keer leest, is niet makkelijk. Door de jaren probeer je dat een plaats te geven. Als je dan weer hier staat, komt dat naar boven.”

Geen antwoorden

Hij denkt na. “Dat is wat het zo moeilijk maakt om het 35 jaar nadien te kunnen plaatsen: de gruwel waarmee het gebeurd is. Dit was geen overval, dit waren killers. Echte moordenaars.”

“Ik had nooit gedacht dat we 35 jaar na de feiten op de afbraak van de Delhaize zouden staan kijken, zonder dat er één dader is veroordeeld. Zonder dat we weten wie er achter de moorden zit. Officieel hebben we geen enkel antwoord gekregen. Waarom is dat hier gebeurd? Wie waren de daders en wie zat erachter? Nog altijd blijven we achter zonder antwoorden.”

Zijn boodschappen deed hij hier niet. “Als het herdenking op 9 november was, dan kwam ik hier wel nog eens. Ik kwam hier ook niet winkelen. Je gaat er mee slapen en je staat ermee op, met dit drama, zelfs na 35 jaar. En dan nog eens hier om je boodschappen komen… Ik ga dan liever ergens anders. Ik woon ook de andere kant van Aalst, dus je moet echt al moeite doen met al dat verkeer.”

Zwarte plek

Toen de plannen bekend raakten dat de Delhaize zou worden afgebroken, was er sprake van een herdenkingsplaat aan de gevel van de nieuwe Delhaize. Voor David hoeft dat niet. “Alles verdwijnt in het leven, zo gaat dat. Ik ben mijn grootouders verloren en die zag ik ook heel graag. Onlangs ben ik mijn tante verloren die me mee heeft opgevoed. Kanker. Die overlijdens doen pijn, maar je kan ermee omgaan. Je kan dat aanvaarden dat dat het leven is. Wat er op 9 november 1985 is gebeurd, dat kan je niet aanvaarden. Dat gaat niet. Je lijf blokkeert. Ik kan dat niet aanvaarden, de zinloosheid. Zolang dit niet opgehelderd is, blijft het een zwarte plek op je leven.”

Voor David is dit ook het einde van het jaarlijkse herdenkingsmoment op 9 november. “Herdenkingen op deze plek? Ik ga het – denk ik – niet meer doen. Misschien dat andere nabestaanden dat wel nog doen, maar ik ga hier geen kaarsjes meer aansteken. Het gebouw is weg, er komt iets nieuws, met ondergrondse garages. Ik ben wel blij dat we dat stukje geschiedenis kunnen vastleggen hebben in een film.”

De afbraakwerken van de Aalsterse Delhaize duurt vier weken. David zal niet meer komen kijken. “Ik ben vorige week wel nog eens geweest om nog wat foto’s te nemen, om vast te leggen hoe het was.”

Bron » Het Laatste Nieuws

‘Zwarte baron’ Benoît de Bonvoisin sleept Universiteit Gent voor rechter

Benoît de Bonvoisin (81), aan wie al veertig jaar de bijnaam ‘de zwarte baron’ plakt, sleept de UGent voor de rechter. Hij eist een schadevergoeding van 10.000 euro voor vermeende fouten in de masterproef van een student. Ook de (intussen oud-)student moet voorkomen.

Twee jaar al strijdt De Bonvoisin tegen de masterproef ‘De Westland New Post: pop-up van een veranderende samenleving’. Volgens De Bonvoisin bestempelt die hem onterecht als medestander van de Westland New Post, een extreemrechtse privémilitie uit de jaren 80 die communistische inmenging in de staatsinstellingen wilde blootleggen. De UGent deelt dit oordeel niet en weigert de masterproef, die terug te vinden is via Google, in te trekken.

Dit najaar buigt de Gentse rechtbank van eerste aanleg zich over de zaak. De Bonvoisin eist een schadevergoeding van 10.000 euro van de UGent en de auteur. Hij vraagt dat er een disclaimer wordt toegevoegd aan de masterproef, zodat duidelijk is dat die foute informatie bevat.

“Ik vind het schandalig dat justitie deze zaak laat voorkomen”, reageert Kenneth Lasoen, historicus en een van de lectoren van de masterproef. “Feit is dat Benoît de Bonvoisin steeds blijft opduiken in historisch onderzoek naar extreemrechts in België. Dus is het logisch dat zijn naam ook valt in een masterproef gebaseerd op dat onderzoek. De Bonvoisin wil misschien graag zijn naam uit al die boeken laten schrappen, maar dat is net de academische vrijheid.”

Bende van Nijvel

Het verhaal van Benoît de Bonvoisin gaat ruim 40 jaar terug, tot de loden jaren 80. In die periode wordt de Brusselse edelman, een belangrijke raadgever van de Franstalige politicus Paul Vanden Boeynants, door de Staatsveiligheid aangeduid als geldschieter voor extreemrechtse groeperingen. In een beruchte uitgelekte nota wordt hij omschreven als ‘de zwarte baron’.

De reputatie van De Bonvoisin is gemaakt: zijn naam zal jarenlang bovenkomen in allerlei dossiers, onder meer in dat van de Bende van Nijvel. Bewijzen zijn er niet. De Bonvoisin heeft het over een complot. Hij start een juridische kruistocht om zijn naam in ere te herstellen.

Die kruistocht levert ook iets op. Een onderzoek van het Comité I, dat controle uitoefent op de inlichtingendiensten, besluit in 2009 dat de Staatsveiligheid terecht aandacht had voor de levenswandel van de Bonvoisin – gezien zijn contacten in extreemrechtse milieus. Maar de Staatsveiligheid diepte de informatie over hem onvoldoende uit. In de beruchte nota waarin hij omgedoopt werd tot ‘de zwarte baron’ zijn veronderstellingen aangedikt tot feiten.

In 2013 wordt de Belgische staat veroordeeld tot een schadevergoeding van 100.000 euro aan De Bonvoisin. De zaak wacht momenteel op een behandeling in beroep. De Bonvoisin eist 6,25 miljoen euro. Hij oordeelt dat de Staatsveiligheid bewust zijn carrière heeft gekraakt.

Eenzijdig

“In de masterproef over de Westland New Post worden De Bonvoisin zaken aangewreven waarvan hij al duidelijk is vrijgesproken. Meermaals zelf”, benadrukt advocaat Tom Bauwens van het gerenommeerde kantoor Eubelius. Hij vertegenwoordigt De Bonvoisin. “We beseffen dat het om een gevoelig thema gaat. Een masterproef is inderdaad niet altijd perfect. Maar het feit dat er nergens wordt verwezen naar de uitspraken die hem vrijpleiten, zoals het onderzoek van het Comité I uit 2009, gaat voor ons te ver. Zo ontstaat een heel erg eenzijdige profielschets.”

De Bonvoisin was niet bereikbaar voor commentaar. Sinds een hersenbloeding in 2008 leeft hij teruggetrokken in een herenhuis in Brussel. Zijn broer en zus, Pierre de Bonvoisin en Marie-Françoise de Merode-de Bonvoisin, volgen de rechtszaak tegen de UGent op in zijn naam.

De communicatiedienst van de UGent wil niet vooruitlopen op deze “uitzonderlijke klacht”. De universiteit publiceert alle masterproeven die minstens een score van 14 op 20 halen. De masterproef De Westland New Post: pop-up van een veranderende samenleving kreeg een 14.

Bron » De Morgen | Jeroen Van Horenbeek

Walter en zijn archief

Voor een keer een stuk dat niet over corona gaat. Historica Klaartje Schrijvers heeft een boek geschreven over een jeugdvriend van Geert Van Istendael, Walter De Bock. De meest gevreesde onderzoeksjournalist van België en omstreken, dixit Van Istendael.

Vandaag niets over keizerin Corona. Of toch. Eén gedachte. Het is onbegrijpelijk dat de grote meerderheid van de kinderen tot september niet meer naar school mag.

Sinds half maart zitten die kinderen nu al thuis. Reken even uit. Ze zullen in 2020 een half jaar lang niet naar school gaan. Niet mogen gaan. Ik vind dat schandalig. Je kunt de omvang van de schade bij de kinderen niet schatten. Ze beseffen het zelf beter dan volwassenen het vermoeden. Laatst zei een buurmeisje, ze zou nu in de derde of de vierde klas van de lagere school moeten zitten: school is niet stom. Als je een kleine zo ver krijgt, ben je bezig met kindermishandeling.

Maar nu, Corona: vade retro, donder op, déguerpis, vattene, vete, hau ab.

Wat volgt is een bericht over vorige eeuw. Nauwkeuriger, over een vorige eeuw binnen vorige eeuw, grotendeels toch. Over iets wat lezers jonger dan een jaar of veertig onmetelijk en onwezenlijk ver moet lijken. Het gaat over Koude Oorlog, communisme en anti-communisme, over een studentenopstand in mei 1966 (66, ja, dat leest u goed) en februari 1968 (februari, ook dat leest u goed), die een regering ten val bracht waarvan de ministers niet eens meer een vage herinnering oproepen. Charles Héger? August De Winter? Henri Maisse?

Historica Klaartje Schrijvers heeft een boek geschreven over een jeugdvriend van me. Vrees niet, ik ga niet zwelgen in nostalgie en vals sentiment. De jeugdvriend is als volwassen man uitgegroeid tot de meest gevreesde onderzoeksjournalist van België en omstreken. Het boek van Klaartje Schrijvers (EPO, 2020) heet terecht:

Het archief van Walter. De onderzoeksjournalist, de historica en de waarheid.

Schrijvers is De Bock gaan opzoeken toen ze aan een doctoraatsthesis geschiedenis werkte met een wel heel opmerkelijke titel: ‘l’Europe sera droite ou ne sera pas!’: de netwerking van een neo-aristocratische elite in de korte 20ste eeuw (Universiteit Gent, 2007). Ze ging naar hem toe omdat ze dacht dat De Bocks archief nuttig zou kunnen zijn voor haar eigen werk als historica. Terecht. De Bocks archief was in kringen van vakgenoten, politici en machthebbers in het algemeen legendarisch.

Nu geeft zij ons een verhaal over haar ontmoetingen met Walter De Bock (1946–2007). Bij het woord verhaal hoort een toelichting. Dit is géén fictie. Het is evenmin het verhaal. Dat zou aanmatigend zijn geweest.

Over archief en onderzoeksjournalist had ik het al. Maar het laatste woord van de titel is waarheid en ook dat staat daar niet zomaar. Walter De Bock heeft zijn hele beroepsleven als journalist in het teken gesteld van de waarheid. Voor hem viel de verdediging van de waarheid samen met de verdediging van de democratie.

Zonder waarheid geen democratie!

Walter begreep als geen ander dat de journalistiek die democratische waarden met hand en tand moest verdedigen. De manier waarop hij werkte en de tools die hij gebruikte om de waarheid aan het licht te brengen, stonden altijd in functie van een rotsvast geloof in die democratie. (blz. 101)

Ik kan dat beamen. In gesprekken met Walter hoorde je hem vaak vragen, is die en die wel een democraat? Of hij zei, ja, die daar, dat is een democraat. Ik heb dat nooit in verband gebracht met Walters onverdroten delven en spitten naar waarheid achter de uiterlijke schijn van politiek en macht. Wat hij uit diepe, verborgen lagen naar het daglicht van de waarheid omhoog rukte, stonk maar al te vaak naar antidemocratische pus.

Ook het boek van Schrijvers staat in het teken van de waarheid. Terecht wijst ze erop dat het postmoderne relativeren van waarheid uiteindelijk in de kaart speelt van rechts en extreemrechts. Dat je met waar en vals, met nep en echt, met eerlijkheid en boerenbedrog, cynisch kunt jongleren ten voordele van eigen macht en glorie, daaraan hadden de nijvere postmoderne wijsgeren niet meteen gedacht. Aan de mogelijkheid bijvoorbeeld van iemand als de postmoderne Amerikaanse president Troef.

Walter De Bock is niet oud geworden. Hij was net de zestig voorbij toen hij bezweek aan de gevolgen van zéér vroege Alzheimer. De ziekte had zich al jaren eerder laten voelen. Schrijvers vertelt in dit nieuwe boek zonder valse schaamte hoe Walters hersens gaandeweg aangetast raakten en dat is ongemeen beklemmend. Ze geeft ons geen abstracte uiteenzettingen. Het zijn tastbare episodes uit zijn steeds stroever verlopende dagelijkse leven.

Walter De Bock was begiftigd met een uitzonderlijk stel hersens. Voeg daar bijtende spot bij, zeker ook zelfspot, en een onverwachte vis comica. Hij had de gave om de saaiste gebeurtenissen zo te vertellen dat de toehoorders dubbel plooiden van het lachen. Maar zijn borende analyses waren allesbehalve onderhoudende lectuur. Zo geestig hij praatte, zo gortdroog schreef hij.

Het greep me naar de keel toen ik bij Schrijvers las hoe Walter lucide en woedend besefte dat zijn brein aan het aftakelen was. Zijn fenomenale redeneervermogen, zijn flitsende inzichten, zijn niets ontziende ratio, het was het enige bezit dat hij ten volle het zijne noemde. En net dat liet hem in de steek, op het toppunt van zijn kunnen, hij zag gebeuren en het maakte hem wanhopig.

Walter De Bock had een achterdochtig karakter en ook dat deelt Schrijvers mee. In zijn laatste jaren dacht hij dat hij vergiftigd was. Hij wantrouwde zelfs zijn eigen (Chinese) echtgenote.

Had hij trekken van paranoia?

We lopen elkaar tegen het lijf in Parijs, het zal 1988 zijn geweest. Totaal toeval. Ik zeg wat lacherig, met een bekakt accent, mais Walthère, mon cher, toi ici? Maar hij lacht niet. Spot niet. Geeft niet lik op stuk, iets waar hij anders onklopbaar in was. Hij fluistert me toe dat hij achtervolgd wordt. Door mannetjes van Dassault. Hij had net een boek uit over illegale wapenhandel, onder meer door de grote kapitalist Dassault.

Dassault heeft onmiddellijk bijna alle exemplaren van dat boek opgekocht. Had hij die methode afgekeken uit de DDR? Daar probeerde het leger onwelgevallige boeken weg te kopen. Alleen waren in Oost-Duitsland de burgers de soldaten meestal te snel af. Het boek van Walter De Bock en een Franse collega werd haast niet opgemerkt in de openbaarheid. Operatie Dassault dus geslaagd.

Ik vraag me toch af of je monumentaal opzoekingswerk zoals dat van Walter De Bock kunt verrichten zonder een stevige dosis paranoia. Wie een natuurlijk vertrouwen heeft in de mensheid kan, denk ik, nooit zo halsstarrig blijven en blijven graven naar de verborgen machinaties die zich aan het oog van de doorsnee waarnemer onttrekken. Walter had weinig natuurlijk vertrouwen in de mens. Zijn ingebakken wantrouwen was de drijfveer om tot grootse resultaten te komen.

Dat bracht met zich mee dat je bestendig de indruk kreeg, Walter, die weet hoe het écht in mekaar zit, die legt vroeg of laten geheime connecties en leidingen bloot, die hoeft zich niet bezig te houden met de beuzelarijen van de dagjespolitiek, die doorschouwt alles tot op de bodem. Walter had, ik kan het niet anders uitdrukken, iets wetends als hij je aankeek.

In onze puberjaren hebben we elkaar goed gekend. We woonden in dezelfde straat, maar we gingen niet naar dezelfde school. Walter had toen al een aura van ongenaakbaarheid, van een geheim weten.

We discussieerden, ook met andere jongens in onze straat, uitbundig tijdens onze apenjaren. Nou, discussieerden, we lulden natuurlijk een eind weg, bij voorkeur over Kunst en Maatschappelijk Engagement en zo, wij hoorden duidelijk de hoofdletters. Vier van ons zijn achteraf in het schrijven beland. Twee dichters, twee romanschrijvers, drie journalisten. Maar dat alles wel verdeeld over vier mensen.

Het is alsof het gisteren gebeurde.

Een zonnige middag. Heverlee, Kardinaal Mercierlaan, tussen het jachthuisje en het romaanse kerkje. Walter en ik hangen weer eens over ons fietsstuur. We staan tegenover elkaar. We voeren het allesomvattende, definitieve gesprek. Voor de xde keer. Walter zegt dat ik ijdelheid verkies boven ernst. Hij zegt het sierlijker. Walter zegt: Literatuur? Jij speelt je ijdele spel in de schoot van een verkochte vrouw. Alweer die sardonische glimlach, alweer die spot en die glans in zijn ogen. Hij gaat op de trappers staan en fietst weg, richting stad.

Richting onderzoeksjournalistiek. Zoals Walter is er tot op heden geen tweede onderzoeksjournalist gevonden in ons land, hoe onbetwistbaar knap zijn leerlingen ook zijn. Tenminste, dat denk ik, wijs me terecht als ik ongelijk heb.

Het archief dat Walter De Bock in de loop der jaren bij elkaar schraapte, soms uit de onwaarschijnlijkste hoeken en kanten, nam gigantische proporties aan en dat is nu eens geen overdrijving. Klaartje Schrijvers heeft haar boek terecht Het archief van Walter genoemd. Voor wie hem niet goed kende kon het soms lijken alsof Walter De Bock en zijn archief één en dezelfde persoon waren. Synoniemen. Dat gold zeker (en wie weet, geldt het nog steeds) voor allen die sidderden van angst als ze dachten aan de onsmakelijke revelaties die over hun duistere werken te vinden zou kunnen zijn in het archief van Walter.

Hoe belangrijk en omvangrijk zijn archief ook was, Walter De Bock was veel meer, spreekt vanzelf. Bijvoorbeeld een zeer erotisch persoon, zoals een van onze gemeenschappelijke vrienden het ooit uitdrukte. Hij hield van lekker eten en drinken. En van Bach. Een puber die op muziek van Bach naakt door de kamer danst, danst een verheven toekomst tegemoet.

Walter De Bock wilde dat zijn alle proporties tartende archief een veilig onderkomen zou vinden in de bibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven. Zo geschiedde. Ik heb me altijd afgevraagd, waarom juist daar? De universiteitsbibliotheek van Leuven is uitstekend, daar gaat het niet om, maar ik had veeleer gedacht aan de V.U.B. Ach, wie ben ik?

Walter was een vrijmetselaar – waarom??? –, lid van de Brusselse loge Branding, die aangesloten is bij het notoir antiklerikale Grootoosten van België. Vertrouwde hij de broeders niet helemaal, zie hierboven? Hij was al eens eerder met hen in aanvaring gekomen. Dat laatste kun je naslaan bij Klaartje Schrijvers.

Dus één conclusie: Lees dit door en door menselijke boek.

Bron: MO* | Geert Van Istendael

De paranoïde jaren van België

Walter De Bock bouwde een ongeëvenaard archief op over de verwevenheid van de economie met de politiek en de misdaad in België. Historica Klaartje Schrijvers zocht documentatie voor haar doctoraat, maar leerde vooral de zieke, maar nog immer geëngageerde journalist kennen.

De Leuvense universiteitsbibliotheek beheert een ongewoon archief.Journalist Walter De Bock (1946-2007) verzamelde een zeer uitgebreide, unieke documentatie over, in de breedste zin, de verwevenheid van economie en politiek, vooral in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. De Bocks engagement stamde direct uit de studentenrevolte van de jaren 60 aan de Leuvense universiteit. Voor hem was de burgerlijke democratie een façade waarachter andere machten aan de touwtjes trokken, vaak van rechtse signatuur, vaak internationaal vertakt, die opereerden in discrete netwerken – ‘onder vrienden’, zoals De Bock vaak cynisch zei.

Hoe discreet ook, dat netwerk kwam geregeld in de publieke aandacht omdat het de bron van was tal van schandalen, van smeergeld bij legerbestellingen en het omkopen van politici of ambtenaren via grootschalige fraude en zwendel tot machinaties van inlichtingen- en politiediensten en plannen voor een militaire staatsgreep. In die tijd moesten politici hun verkiezingscampagnes nog zelf financieren, wat hen kwetsbaar maakte voor de verleiding van de zelfverrijking. Uiteindelijk konden ze zelfs de aandacht van de maffia trekken.

De vele affaires rond premier en Defensieminister Paul Vanden Boey­nants zijn een voorbeeld, maar het Agusta-schandaal toont dan weer aan dat het gesjoemel geen rechts monopolie was. Een hele generatie onderzoeksjournalisten had daar een ferme kluif aan, met voorop, naast De Bock, vooral in De Morgen, ook Frank De Moor in Knack en René Haquin in Le Soir, drie eigenzinnige karakters die relatief jong stierven. De eigenzinnigheid paste bij hun altijd delicate, soms gevaarlijke werk dat hen voerde in de schaduwwereld van geheime diensten, al dan niet betrouwbare informanten die al dan niet een eigen agenda hadden, spijtoptanten en klokkenluiders, tussenpersonen allerlei, tot criminelen toe.

Jongdementie

Het ontrafelen en blootleggen van die zowel in de onderwereld als in chique salons konkelende netwerken was voor De Bock behalve een professionele zorg ook een existentiële missie. Daarom bouwde hij zo hardnekkig aan zijn archief. Tot hij door jongdementie werd getroffen en zijn levenswerk trachtte te redden door het aan de KU Leuven toe te vertrouwen.

Bij die overdracht dook Klaartje Schrijvers op, die als historica aan de Gentse universiteit een doctoraal proefschrift maakte over een Europees, ook in België erg actief uiterst rechts netwerk. De lui erin rekenden zich tot de aristocratie en vonden in een obsessioneel anticommunisme de motivatie voor een reactionair politiek programma. Ze droomden van een nieuw Heilige Roomse Rijk: ultrakatholiek, antidemocratisch, tegen vakbonden, elitair en corporatistisch.

Schrijvers zocht informatie in het archief van De Bock en de zieke journalist gaf er haar graag toegang toe; ze kon zijn missie verderzetten. Daarover schreef Schrijvers Het archief van Walter, een curieus, erg hybride boek, dat elementen uit haar doctoraat combineert met een boeiend biografisch portret van De Bock. Wat hen bond, is wat Schrijvers ietwat idealistisch ‘de waarheid’ noemt, over dat extremistische gekonkel dus.

Hoewel het proefschrift de ultieme motivatie is in Schrijvers’ contact met De Bock, blijft dat in het boek in de achtergrond hangen. De academische context betekent niet veel voor Schrijvers. De promotor van het doctoraat blijft zelfs helemaal uit beeld. Dat proefschrift (2008) is nooit gepubliceerd, zelfs niet partieel, op die fragmenten in Het archief van Walter na.

Sfeer

Het boek moet het stellen zonder index, wat het lastig maakt om wegwijs te raken in die stoet van uiterst rechtse bad boys. Maar ook elke bronverwijzing of bibliografie ontbreekt. Dat schaadt de geloofwaardigheid. Waar bronnen ontbreken, komt al snel complotdenken in de plaats, waarbij ook elk toeval een bewijs van schuld kan worden. Scepsis en achterdocht zijn goed, maar historische kritiek is beter.

Schrijvers maakt nogal wat opvallende fouten, soms zeer banale, zoals over de rol van de Franse firma Dassault in het Agusta-schandaal. Ze loopt De Bock in zijn stellingen ook vrij kritiekloos achterna – hij maakte, hoe grondig hij zich ook documenteerde, ook fouten of liet zich manipuleren. En ze geeft Albert Raes, lange tijd chef van de Staatsveiligheid, opvallend veel krediet, ook al was hij lid van de paramilitaire organisatie Gladio, die zeker in Italië betrokken was in het extremistische web.

Wat dit boek apart maakt, ligt meer in de sfeer dan in het lang niet altijd betrouwbare, laat staan volledige feitenrelaas. Het roept een beeld op van een van paranoia doordrenkte tijd, met corruptie en collusies tot diep in de politiek en de staatsinstellingen. Het vereiste journalistiek veel ijver en ja, ook wat paranoia om daar zicht op te krijgen. Al zijn nog lang niet alle raadsels opgelost. Zoals: had Gladio echt niets te maken met de Bende van Nijvel? Of: ging het bij Paul Vanden Boeynants in 1989 echt om een ontvoering, of veeleer om een poging om zwart geld wit te wassen door het als losgeld te laten dienen, zoals De Bock opperde?

Bron » De Standaard | Marc Reynebeau