Geens wil criminelen drie keer zwaarder raken in geldbeugel

CD&V, de MR en Open VLD willen criminelen tot drie keer zwaarder raken in hun geldbeugel. Dat staat in het nieuwe strafwetboek dat de partijen hebben ingediend als wetsvoorstel, schrijft De Tijd.

Als minister van Justitie is Koen Geens (CD&V) er door de val van de regering niet in geslaagd zijn volledig nieuwe strafwetboek te laten goedkeuren. Maar nu heeft Geens zijn strafwetboek als een wetsvoorstel ingediend in het parlement.

Het wetsvoorstel dat meer dan duizend pagina’s telt, heeft Geens als Kamerlid ondertekend, samen met zijn partijgenoot Servais Verherstraeten en de Kamerleden Katja Gabriëls van Open VLD en Philippe Goffin van MR. Als het wetboek nu wel goedgekeurd geraakt, is het de bedoeling dat de nieuwe regels van kracht worden op 1 oktober 2020.

Rijkdom kwijtspelen

Een van de grote nieuwigheden zal dan zijn dat alle mogelijke criminelen die misdrijven pleegden om eraan te verdienen veel meer van hun rijkdom kunnen kwijtspelen. Dat gaat lang niet alleen over witteboordencriminelen, maar alle soorten criminelen die een ‘vermogensvoordeel’ hebben behaald, gaande van pooiers, drugsbazen, inbrekers, dieven, mensenhandelaars, oplichters en zware fraudeurs tot corrupte politici.

Rechters zouden niet langer alleen het vermogensvoordeel dat aan de misdrijven is verdiend verbeurd kunnen verklaren. Ze zullen elk van de daders kunnen veroordelen tot het betalen van maximaal het drievoud van het vermogensvoordeel. Het kan daarbij ook gaan over het voordeel dat de daders hoopten op te strijken met hun misdrijf. En het kan ook gaan over een ‘schuld’, zoals een belastingschuld, die de daders probeerden te ontlopen. De geldsom wordt dan als een boete geïnd.

Bron » De Standaard

Een j’accuse van Cassatie

De Eerste Voorzitster van het Hof van Cassatie, Beatrijs Deconinck, trapt het gerechtelijk jaar af met een noodkreet aan de federale onderhandelaars.

Poseren voor de foto is Beatrijs Deconinck niet gewend. Het Hof van Cassatie gooit zelden de deuren open voor de media, maar aan de vooravond van het nieuwe gerechtelijke jaar – dat maandag begint – maakt de even nieuwe korpsleiding een uitzondering.

De Eerste Voorzitster van ’s lands hoogste rechtscollege laat zich meetronen door de fotograaf, al zal de boodschap voor haar altijd het belangrijkste blijven. ‘Het is een cruciaal moment voor justitie’, stelt Deconinck. ‘Er is in korte tijd erg veel veranderd en de omstandigheden waarin we werken, zijn moeilijker dan ooit. Het Hof van Cassatie is de wervelkolom van justitie, maar vandaag balanceren we op een precair evenwicht.’

De voorbije legislatuur trok de gerechtelijke wereld geregeld aan de alarmbel. Magistraten en advocaten kwamen massaal op straat om de jarenlange desinvestering en het moordende hervormingstempo van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) aan te klagen. ‘Terecht’, vindt Deconinck. De ‘triestige toestand’ waarin het Brusselse Justitiepaleis zich bevindt – het is zelfs niet veilig genoeg om het ­terreurproces over de 22/3­-aanslagen te huisvesten – is exemplarisch voor het gerecht.

‘Ook wíj bij Cassatie maken ons grote zorgen’, aldus de magistrate. ‘Het besparingsritme is onhoudbaar, maar ook het wetgevings­ritme dreigt grote problemen te veroorzaken. Onder meer door de potpourri-wetten verwachten we een zware bijkomende last. De cohesie is zoek en mensen zitten met vragen over het overgangsrecht.’

Eén grote soep

‘In bepaalde, veeleer technische domeinen, is de wet drie keer veranderd in vier jaar tijd’, valt procureur-generaal André Henkes haar bij. De ‘PG’ is de hoogste parket­magistraat binnen Cassatie, hij spreekt traditiegetrouw maandag zijn openings­rede of mercuriale uit. Henkes deelt de bezorgdheden van zijn collega.

‘De wetgeving is één grote soep geworden’, schetst de procureur-generaal. ‘Terwijl een rechter een zaak trancheert op basis van de bestaande wet, is men ze al aan het veranderen. De snelle doorlooptijden die de minister nastreeft, leiden in de praktijk dus tot een stroom aan vragen om uitleg aan het Hof van Cassatie.’

Geens is meestal geen slechte minister van Justitie, besluit Henkes. ‘Meer nog: hij behoort tot de betere die ik heb gekend. Maar dat hij drie, vier jaar lang doof bleef voor onze noodkreet en vlak voor de verkiezingen plots 750 miljoen euro extra eiste wegens de catastrofale toestand van justitie, is het toppunt.’

Om de kwaliteit van de rechtspraak te kunnen garanderen, moeten er enkele noodzakelijke voorwaarden vervuld worden, stelt de korpsleiding. Ze heeft een memorandum opgesteld voor de (toekomstige) federale formateurs, met concrete aanbevelingen. Nummer één: het ‘menselijk kapitaal’ bij het Hof van Cassatie moet versterkt worden. Vandaag telt de zetel zo’n dertig mensen en het parket veertien – dat is te weinig. Wat het Hof evenwel het meest tegen de borst stuit, is het uitblijven van de beloofde beheersautonomie.

Deconinck: ‘Sinds de wet van 2014 hebben wij ons huiswerk gemaakt, de teksten zijn klaar, maar de beheersautonomie is er nog altijd niet. Terwijl die onze performantie ten goede zou komen. Nu, we gaan verder op de ingeslagen weg. We zijn een relatief kleine entiteit, maar wel een belangrijke. Hopelijk ziet men dat.’

Wereldvreemd?

Alvast wat informatica betreft, werd Cassatie gewoonweg overgeslagen, illustreert de Eerste Voorzitster. De eigen computerapplicatie van het hoogste rechtscollege, dat dient om de dossiers en arresten te beheren, dateert uit 1994. ‘Ooit waren wij pioniers op het vlak van ICT,’ zegt Deconinck, ‘maar vandaag kennen onze jonge informatici de taal van ons 25 jaar oude systeem zelfs niet meer.’

Volgens Henkes zit het Hof ‘op een tikkende tijdbom’.
Er is, kortom, nood aan een forse financiële injectie. Maar zolang er geen nieuwe federale regering is, komt die er níét. Het Hof voelt naar eigen zeggen elke dag de gevolgen van de federale stilstand. ‘Op veel vlakken staat de interne werking on hold, vernieuwingen gaan niet door, personeels- en andere zaken zitten geblokkeerd.’ Qua j’accuse van de rechterlijke macht aan het adres van de andere machten kan dat tellen.

De jongste jaren zijn de spanningen tussen gerecht en politiek trouwens toegenomen. Een en ander staat niet los van de houding van de grootste Vlaamse partij N-VA, die er niet voor terugdeinst rechters of rechtspraak ‘wereldvreemd’ te noemen. Deconinck is daar zichtbaar niet gelukkig mee, maar laat zich er niet over uit. ‘De uitspraken zijn voor hun rekening, de perceptie bij ons is omgekeerd. Wees gerust, wij staan met twee voeten in de maatschappij.’

Ze geeft wel toe dat het ‘evenwicht’ tussen de machten verstoord is. Lees: de rechterlijke macht wil (opnieuw) meer respect voor haar autoriteit en onafhankelijkheid. ‘Het is tijd om na te denken over de onderlinge verhouding’, besluit Deconinck ­diplomatisch. ‘Wij zijn alvast vragende partij voor een diepgaandere dialoog.’

Bron » De Standaard

‘Van een transparant toezicht op de politie en inlichtingendiensten is geen sprake meer’

‘Als ook onderzoeksjournalistiek strafbaar wordt gesteld, zijn de inlichtingen- en veiligheidsdiensten volkomen vogelvrij’, schrijft Walter De Smedt. ‘Om het even welke vorm van toezicht is maar zinvol als je er ook kan over rapporteren.’

De afgelopen kwarteeuw heeft het parlement meerdere onderzoeken gevoerd over de werking van de politie- en inlichtingendiensten. Van bij het eerste parlementair onderzoek, dat naar de Bende van Nijvel, was het reeds overduidelijk dat er een ernstig gebrek aan toezicht op die diensten was. Daarom besloot de wetgever tot oprichting van eigen permanente en onafhankelijk onderzoeksorganen met een eigen enquêtedienst: de Vaste Comités van Toezicht P ( Politie) en I ( Inlichtingendiensten). Maar die comités werden snel door de regering ingepakt: iedere minister, die van justitie en die van binnenlandse zaken, zorgde er voor dat hij een eigen mannetje in het comité verkreeg. Dat leidde tot ernstige meningsverschillen in de comités zowel over wat moest worden onderzocht als wat daarover kon en mocht gerapporteerd worden.

Er werden ook informele als formele maatregelen genomen om te beletten dat ernstige “disfuncties”, die door de comités werden vastgesteld, naar buiten zouden komen. Het eerste comité P werd om die reden zelfs naar huis gestuurd en vervangen. Het werd helemaal stil nadat Kamervoorzitter Herman De Croo de informele regel “For Your Eyes Only” invoerde. Aan de parlementairen, leden van de commissies die de comités moesten ‘begeleiden’, werd daardoor verboden de door hen met de comités besproken dysfuncties naar buiten te brengen : einde van de parlementaire ‘Freedom of Speech’. Een voorontwerp van wet van de regering van 3 mei wil nu nog verder gaan: Elke communicatie over veiligheidszaken, ook de maatschappelijk verantwoorde, wordt nu ook strafbaar gesteld. Indien dit voorontwerp wordt hernomen kan je de vaste comités beter afschaffen: want om het even welke vorm van toezicht is maar zinvol als je er ook kan over rapporteren. Als iedere communicatie, ook deze die het voorwerp uitmaakt van onderzoeksjournalistiek, strafbaar wordt gesteld zijn de inlichtingen- en veiligheidsdiensten volkomen vogelvrij.

Kantelmomenten

De pogingen van de regering om de rapportering van de vaste comités aan banden te leggen, geheim te houden wat zij hadden vastgesteld, waren legio. Maar er waren enkele kantelmomenten: dossiers waarin de vastgestelde ‘disfuncties’ dermate zwaarwichtig waren dat er erg verregaande maatregelen werden genomen die de onafhankelijkheid en de werkzaamheid van de vaste comités geheel ondermijnden.

In het parlementair onderzoek op het Dutrouxonderzoek was het de belangrijkste vraag of de door de Rijkswacht bedachte en uitgevoerde observatie van Dutroux, de operaties Othello en Décimes, al of niet parallelle en voor de onderzoeksrechter geheim gehouden onderzoeksdaden waren. Hoewel de betrokken Rijkswachters in het door het comité P gevoerde onderzoek bekenden dat het om een geheime operatie ging, en de informatie niet aan de onderzoeksrechter werd overgemaakt omdat het niet de gewoonte was het te doen maakte het comité om deze disfunctie te verbergen een geheel vervalst verslag: de Rijkswacht werd wit gewassen.

Het daarop volgend parlementair onderzoek besloot echter niet alleen dat het wél om parallelle en geheime operaties ging maar voegde er nog een heel wat zwaardere overweging aan toe:

‘Mochten de meisjes toen nog in leven zijn geweest, dan is het verdere verloop van de gebeurtenissen echt tragisch te noemen. De huissleutels worden immers pas op 6 januari 1996 teruggegeven aan de echtgenote van Dutroux, na herhaalde verzoeken van Dutroux en zijn advocaten (ook aan de hand van medische getuigschriften) aan de onderzoeksrechter, met de bede Michèle Martin in het huis te laten wonen. Als de kinderen in het huis aanwezig waren, betekent dit dat ze het één maand lang zonder verzorging en zonder voeding hebben moeten stellen (tekst verslag parlementaire onderzoekscommissie).’

Wat kon er tragischer zijn in de wijze waarop de Rijkswacht het parallel onderzoek had verborgen gehouden: dat de Rijkswacht, terwijl het huis waarin de kinderen waren opgesloten, en wetende dat zij er zaten, in observatie hield ook belette dat de kinderen eten en drinken kregen? Werden de kinderen misbruikt als lokaas om de daders van het door de Rijkswacht beweerde netwerk op heterdaad te kunnen vatten? Maakte het Vast Comité P daarom een vervalst verslag en werden de vele aanwijzingen die deze piste aannemelijk maken daarom door de onderzoekscommissie niet verder onderzocht?

Politieke Politie

Ook het Vast Comité I dat de inlichtingendiensten controleert, kende een soortgelijk kantelmoment: het onderzoek de Bonvoisin. In dit dossier ontdekte het comité I het bestaan binnen de Staatsveiligheid van een afgezonderde cel die enkel aan het hoofd van de dienst rapporteerde over de door die dienst opgestelde dossiers over politiek belangrijke personen. Dat onderzoek was erg belangrijk, omdat de Bonvoisin verdacht werd de geldschieter te zijn van de extreemrechtse organisaties die in het Bendeonderzoek de voornaamste piste uitmaakten. Daar werd vastgesteld dat de door die dienst opgestelde nota’s veronderstellingen inhielden die in samenspraak met het toenmalig kabinet van justitie in zekerheden werden omgezet om het politieke succes van de betrokken baron de Bonvoisin, bijgenaamd de zwarte baron, te breken, wat ook lukte.

Om verder onderzoek te beletten werd ook hier de toenmalige samenstelling van het comité gewijzigd. Twee van de drie leden werden vervangen. Uit een brief die de enquêteur die het onderzoek uitvoerde kort voor zijn dood schreef bleek dat het nieuw samengesteld comité het verder onderzoek belette: het vierhonderd pagina’s tellende rapport dat hij aan het vorige comité had gemaakt werd door het nieuwe comité slechts deels overgenomen. Omdat de enquêteur hier niet mee akkoord kon gaan en hij aandrong om zijn onderzoek verder te zetten, werd hij ontslagen.

Maatregelen

Er werden ook formele maatregelen genomen om de slagkracht van de diensten te verhogen, en tegelijk het toezicht daarop te beperken. Vooreerst werd het verschil tussen de bestuurlijke en de gerechtelijke finaliteit weggewerkt. In het gerechtelijk onderzoek werden nu ook de methoden van de inlichtingendiensten toegelaten, namelijk werken met informateurs, observatie en infiltratie. Inlichtingenagenten mochten nu ook meewerken aan gerechtelijke onderzoeken. Alle diensten zowel de politie- als de inlichtingendiensten werken nu, in de strijd tegen het terrorisme, met dezelfde afgeschermde ‘bijzondere methoden’ op hetzelfde terrein, dat van de bedreiging door een nog niet bestaand misdrijf.

Hoe het toezicht door de onderzoeksrechter op die operaties door de politiediensten gebeurt, is door het Dutrouxonderzoek duidelijk aangegeven: de verzelfstandigde politieoperaties worden buiten het gerechtelijk dossier gehouden. Voor dezelfde operaties door de inlichtingendiensten werd ieder rechterlijk toezicht vermeden door de oprichting van een bestuurlijke commissie die beslist over de schending van grondwettelijk beschermde rechten als de vrijheid van persoon en woonst. Het toezicht daarop gebeurt enkel door het vast comité I zodat, wegens de afgeschermde werkwijze, enige rapportering daarover onmogelijk is: er komt geen enkele rechter bij te pas.

Toezicht

Het aanvankelijk opzet om in een permanent en onafhankelijk parlementair toezicht op de politie- en inlichtingendiensten te voorzien, is geheel verdwenen: je hoort er ook nauwelijks nog wat over. Het voorliggende voorontwerp wil nu ook het enig overblijvende toezicht, dat door de onderzoeksjournalistiek, onmogelijk maken door de strafbaarheid van iedere rapportering.

Daardoor komen wij opnieuw in de toestand zoals die ten tijde van de koude oorlog bestond: volkomen geheimhouding voor de door de inlichtingendiensten maar nu ook door de politiediensten gevoerde operaties. Daardoor worden ook de herhaalde vaststellingen van meerdere parlementaire onderzoekscommissies voor ongezien gehouden, en wordt zowel het rechterlijk als het parlementair toezicht op de werking van die diensten volkomen onmogelijk gemaakt. Daardoor wordt het ook voor de burger onmogelijk om langs de onderzoeksjounalistiek enig inzicht te verkrijgen in wat de diensten doen. De belofte na de witte marsen dat het allemaal transparanter zou worden is daardoor helemaal onderuit gehaald: van een werkelijk en daadwerkelijk permanent toezicht is er dan geen sprake meer.

Bron » Knack | Walter De Smedt

Strijd tegen corruptie krijgt versterking

De anticorruptiespeurders van de federale politie krijgen versterking. Eric Snoeck, de nieuwe directeur van de federale gerechtelijke politie, wil het aantal speurders opdrijven van 22 naar 66.

De Centrale dienst voor de bestrijding van de corruptie (CDBC) is al jaren een van de ondergeschoven kindjes van de federale politie. Uit een toezichts­verslag van het federale parket over de dienst bleek dit voorjaar dat het CDBC tekortschiet in zijn opdracht. Magistraten rekenen op het CDBC om de zware corruptiedossiers uit te spitten, zoals dat rond de Regie der ­Gebouwen, Kazachgate, het gesjoemel van MR-politicus Serge Kubla of recenter de matchfixing in het Belgische voetbal. Maar sinds 2015 ­onderzoekt het CDBC amper nog private corruptie.

Snoeck wil dat veranderen. ‘Corruptie en zware financiële criminaliteit moeten opnieuw de corebusiness van de federale gerechtelijke politie worden’, zegt hij. Hij wil het kader van 66 mensen bij de CDBC zoveel als mogelijk ­opnieuw invullen. Nu werken er amper 22 mensen. ‘Het gaat om dossiers met een groot maatschappelijke belang. Als we die speurders niet hebben, is dat een probleem voor ons land.’

De plaatsen zijn intussen open­gesteld. Ook andere centrale diensten van de federale gerechtelijke politie kunnen rekenen op een doorstart: de CDGEFID, bevoegd voor de zware financieel-economische criminaliteit, de ­Federal Computer Crime Unit, het FAST-team dat voortvluchtige veroordeelden opspoort, en de afdeling die ­onderzoek voert naar misdrijven binnen Defensie.

Met de steun van Geens

Die versterking gaat in tegen een trend die al jaren heerst bij de federale gerechtelijke politie. Gespecialiseerde diensten in Brussel werden afgebouwd ten voordele van de teams in de gerechtelijke arrondissementen.

Snoeck beklemtoont dat het zwaartepunt van de FGP in de arrondissementen blijft liggen, maar vindt ook dat de centrale diensten die zelf onderzoeken voeren, zoals de CDBC, voldoende sterk moeten zijn. Voor zijn plannen vindt hij steun in een koninklijk besluit dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken opstelden en intussen tekenden.

‘Daardoor kunnen de centrale diensten ook toekomstgericht werken’, zegt Sieghild Lacoere, woordvoerster van ­minister van Justitie Koen Geens (CD&V). ‘De parlementaire onderzoekscommissie rond de aanslagen van 22 maart 2016 heeft gezegd dat die centrale diensten geherwaardeerd moeten worden, net zoals het ­Comité P.’

Bron » De Standaard

‘Federale en lokale politie mogen geen concurrenten worden’

Het water staat de FGP aan de lippen. De nieuwe baas probeert het tij te keren. ‘Betalen zoals in de privé kunnen we niet, maar er is meer dan geld alleen.’

De rechercheurs van de ­federale politie, die de zwaarste onderzoeken voeren, zitten in zwaar weer. De strijd tegen terrorisme heeft de organisatie, waar een op de zes stoelen onbezet is, tot het uiterste getest. Intussen is het knokken om het hoofd te bieden aan de toenemende cybercriminaliteit en de complexe financieel-economische dossiers.

Sinds mei staat Eric Snoeck (46) aan het hoofd van die hele federale gerechtelijke politie (FGP). Hij is een man van het terrein: de voorbije zes jaar was hij hoofd van de FGP van Luik. Hij komt uit Plombières, vlak bij het drielandenpunt en is Duitstalig, maar hij spreekt ook perfect Frans en Nederlands. Volgens insiders is hij de juiste man om de organisatie uit het moeras te trekken.

U erft een dienst in crisis. Hebt u wel zin om aan uw opdracht te beginnen?

Eric Snoeck: (licht verontwaardigd) ‘Elke dag rij ik 120 kilometer naar hier. Zou ik dat doen als ik het niet zag zitten? Bovendien: ik zou niet zeggen dat we in een crisis zitten, al kan ik niet ontkennen dat we onder druk staan. Er is een tekort van 800 speurders op een kader van 4.800. Dat is niet niks. En ­zolang er geen nieuwe regering is, kan er ook geen sprake zijn van het opvullen van de gaten. Er is dan maar één optie: we moeten terug naar onze corebusiness: gespecialiseerde onderzoeken naar terrorisme, georganiseerde criminaliteit, financiële fraude en corruptie.’

‘Tegelijk moeten we investeren in innovatie bij de forensische en wetenschappelijke politie. We moeten de ballast ­laten vallen. Het zou al helpen als er ­gesnoeid wordt in de honderd kern­taken die ons in de loop der jaren zijn toebedeeld. Wanneer alles een prioriteit wordt, kun je niet prioritair werken.’

Het lijkt wel of de lokale politie steeds meer taken van de federale overneemt. Dat leidt tot wrijvingen, zoals in Antwerpen bij de ‘war on drugs’, de strijd tegen de drugsnetwerken.

‘De lokale politie van Antwerpen heeft meer middelen dan de federale politie daar. We moeten oppassen dat we geen concurrenten van elkaar worden. De samenwerking tussen lokale en federale politiediensten kan ook perfect slagen. Het Kanaalplan (tegen radicalisering, gewelddadig extremisme en ­terrorisme in de Brusselse kanaalzone, red.) is een goed voorbeeld van hoe het kan. Toen ik nog gerechtelijk directeur was in Luik, hebben mensen van de ­lokale en de federale twee jaar in hetzelfde gebouw in Verviers samen­gewerkt aan een groot drugsonderzoek. Tot ieders tevredenheid en met resultaat.’

‘Overigens werkt het soms ook om­gekeerd: er zijn plaatsen waar de lokale politie zo onderbemand is, dat de federale taken moet uitvoeren die eigenlijk de hare niet zijn.’

Veel mensen zeggen dat de federale politie een Mexicaans leger is. Als ze een beetje zouden schuiven van boven naar onderen, is het capaciteitsprobleem ­opgelost.

(lachje) ‘Dat klopt niet, hé. Maar het misverstand is te verklaren. We hebben veel commissarissen, dat komt door de hervormingen van begin jaren 2000. Een commissaris heeft niet noodzakelijk een leidinggevende functie, het is een graad. We hebben ervoor gezorgd dat de overhead minimaal is en dat de focus op het operationele werk ligt.’

U hebt achthonderd mensen te kort: ­gespecialiseerde fiscalisten, informatici … Maar weinig jongeren met die achtergrond staan te springen om voor de ­federale politie te werken. Waarom blijft de rekrutering problematisch?

‘In het najaar komt er een specifiek plan om jongeren aan te trekken. Maar omdat we ze niet kunnen verlonen zoals in de privésector, moeten we creatief zijn. Ik vind bijvoorbeeld niet dat onze cyberspecialisten een jaar politieopleiding gevolgd moeten hebben.’

‘Er is ook meer dan geld alleen. Ik geloof echt in de aantrekkingskracht van het werk. Cybercrime, terreur aanpakken, werken met informanten … Dat is toch spannend? We willen bereiken dat jongeren toch minstens vijf jaar voor de politie werken vóór ze voor het grote geld van de privésector kiezen. Er zijn overigens heel wat mensen die weggaan naar de privésector maar na een tijd ­terugkomen omdat ze het daar toch maar niets vinden. Zo slecht is het hier dan toch niet?’

Prioriteiten bepalen

Kan de federale politie eigenlijk nog wel degelijke gerechtelijke onderzoeken voeren met de middelen die ze nu heeft?

‘We kunnen niet anders dan samen met de magistratuur te bepalen welke fenomenen prioritair zijn voor ons. Op het niveau van de individuele dossiers moeten we net hetzelfde doen. De politie en de magistraat die het dossier ­behandelt moeten samenkomen rond één dossier en doelstellingen bepalen. Ze moeten meteen beslissen welke ­middelen ze inzetten.’

Bestaat het risico dan niet dat de onderzoeken te beperkt gevoerd worden? ­Advocaten pleiten nu al dat een onderzoek niet grondig genoeg gedaan werd.

‘Dat risico moeten we bespreken met de magistraten. Maar het kan niet anders: onderzoeken kunnen niet tot in het oneindige duren. Het is ook goed voor de motivatie van onze mensen als hun onderzoeken snel voor de rechtbank komen. Niemand wil jaren investeren voor niets.’

Over prioriteiten gesproken: is terreur gezakt in de rangorde?

‘De bestrijding van terreur is drie, vier jaar de topprioriteit geweest. In de crisisperiode 2015-2017 werkten 350 van de 700 Brusselse FGP’ers op terreur. Het is nu gelukkig anders, maar we mogen onze inspanningen zeker niet verminderen. Het zou fout zijn te denken dat het nu gedaan is, maar de prioriteiten liggen nu wel anders volgens mij. We ­moeten nu meer zoeken naar de links tussen het terrorisme en de georganiseerde misdaad, zeker wat de finan­ciering betreft. Maar de capaciteit ­afbouwen is voorbarig.’

Bron » De Standaard