Is de politieke moraal omgeslagen in een heksenjacht?

Weleer moest je al bulldozers doen aanrukken om een minister van zijn stoel te krijgen, nu vallen ze over bijna niets. De politieke moraal te lande lijkt doorgeslagen van het ene uiterste in het andere. “In de politiek moet iedereen katholieker dan de paus zijn.”

23 April 1998: Stefaan De Clerck kent de datum nog steeds uit het hoofd. Het was de dag dat de kindermoordenaar Marc Dutroux uit de gevangenis ontsnapte en de Belgische democratie enkele uren lang op springen stond. “In het parlement hing een fin-de-régimesfeer”, herinnert De Clerck zich. “De wildste geruchten deden de ronde. Premier Dehaene besefte dat er snel moest worden ingegrepen om niet in een crisis van het hele bestel terecht te komen.”

En dus namen Johan Vande Lanotte, minister van Binnenlandse Zaken, en Stefaan De Clerck, minister van Justitie, hun politieke verantwoordelijkheid en dienden hun ontslag in. “Niet omdat we fouten hadden gemaakt, maar om de gemoederen te bedaren: een zoenoffer voor de publieke opinie. De regering moest het vertrouwen behouden om met de hervorming van de instellingen door te kunnen gaan.”

Ironisch genoeg bleek het offer overbodig. Op het ogenblik dat Jean-Luc Dehaene voor de televisiecamera’s het ontslag van zijn ministers meldde, was de ‘boswandeling’ van Dutroux al voorbij.

Ter vervanging van Vande Lanotte werd SP-voorzitter Louis Tobback, bijna zestig, een beetje tegen heug en meug terug naar de Wetstraat gehaald. Vijf maanden later nam ook hij als minister ontslag nadat de Nigeriaanse asielzoekster Semira Adamu tijdens haar uitwijzing omkwam. Ze stikte in het kussen waarmee rijkswachters haar in bedwang probeerden te houden. “Tobback moordenaar”, riepen betogers tegen het harde vreemdelingenbeleid van de regering, en zelfs uit eigen rangen kwamen bakken kritiek. Zoveel dat zelfs een recht-voor-z’n-raapse bullebak als Louis Tobback aangeslagen opstapte.

“In een democratie moet iemand de verantwoordelijkheid opnemen als het systeem faalt”, zegt de burgemeester van Leuven vandaag. “Dus nam ik ontslag. Dat een minister opstapt, geeft een emotionele schok en werkt louterend. Pas daarna wordt een sereen politiek debat mogelijk. Je ontkracht ook de verdenking dat het altijd de kleintjes zijn die het gelag betalen, en dat is goed voor het vertrouwen in de instellingen.”

De ontsnapping van de ‘volksvijand’ Dutroux, de dood van Semira Adamu: het waren trauma’s die het hele land in beweging zetten. Geen wonder dat ministers erover vielen. Maar vandaag lijken gezagsdragers steeds vaker ontslag te moeten nemen voor kattenpis of toch niet veel meer. Anissa Temsamani, de allereerste allochtone staatssecretaris, stapte op na berichten dat ze over haar diploma gelogen had. En de Antwerpse schepen Chantal Pauwels kwam deze week onder vuur door de onthulling dat ze een OCMW-huis huurde voor 144 euro. Pauwels moest opstappen, vond Agalev: niet omdat ze een fout had gemaakt, maar omdat ze door de niet aflatende geruchten politiek niet meer te handhaven was.

Eerder struikelden in de krabbenmand Antwerpen schepenen ook al over ‘fraudezaken’ als de aanschaf van een mantelpakje of relatiegeschenken op kosten van de gemeenschap: het beruchte Visakaarten-schandaal. Met politieke verantwoordelijkheid heeft het allemaal niets meer te maken. De scandalitis viert hoogtij.

Waar is de tijd dat ambtsdragers in het koninkrijk België op hun stoel vastgespijkerd bleven, zelfs al stortte de hemel boven hun hoofd in? Neem nu Ferdinand Nothomb, telg van een beroemd politiek geslacht. Naar een voetbalwedstrijd is hij wellicht nooit geweest. Na het drama op de Heizel weigerde de minister van Binnenlandse Zaken koppig zijn politieke verantwoordelijkheid te nemen voor het debacle van de ordehandhaving dat 39 mensenlevens kostte. Kon het hem wat schelen dat België daardoor internationaal voor paal stond.

Ook Mark Eyskens speelde Pontius Pilatus tijdens de onverkwikkelijke Silco-soap, in 1991. De Silco was een door een Arabische terreurgroep gekaapte boot, waarvan de Belgische opvarenden al jaren in Libanon gegijzeld zaten. De terrorist Walid Khaled kwam in Brussel met een Belgisch visum over hun vrijlating onderhandelen. Toen over zijn aanwezigheid een politieke rel ontstond, weigerde Eyskens op te stappen. Achteraf bestond de professor het zelfs hautain in een Nederlandse krant te verklaren dat hij in elk ander land zou opgestapt zijn, “maar toch niet in een apenland als België”.

De wereld veranderde tijdens de daaropvolgende regeringen-Dehaene. Het land werd geteisterd door een nooit geziene golf schandalen. Na de Bende van Nijvel kwamen de moord op André Cools, de Agusta-smeergeldzaak met alle vertakkingen van louche partijfinanciering, en de zaak-Dutroux. Het geloof in politiek en gerecht zakte naar nul. En plots volgden de ministeriële ontslagen elkaar in hoog tempo op.

Het begon in januari 1994 met de PS’er Guy Coëme, die als vice-premier moest opstappen omdat zijn naam met de smeergelden van Agusta in verband gebracht werd. De affaire werd bekend als de zaak van de ‘drie Guy’s’, omdat ook nog twee andere PS-toppers, Guy Spitaels en Guy Mathot, de Waalse gewestregering moesten verlaten. Alleen Mathot, de kat met de negen levens, overleefde de crisis.

Eind dat jaar sneuvelde Leo Delcroix, de toenmalige minister van Defensie, na een schandaal rond een villa in Zuid-Frankrijk, die hij met zwart geld zou hebben laten bouwen door drie Limburgse postbodes met loopbaanonderbreking. Een oer-Belgisch fraudeverhaal, sappig geserveerd door het Humo-onderzoeksduo Ilegems en Sauviller, waarvan een helft later ook de scalp van Temsamani mocht opeisen. Eigenlijk was het de journalisten vooral om de ‘occulte’ financiering van de CVP-staat te doen, zoals opgetekend in de beruchte Atoma-schriftjes van Delcroix. Maar lepe Leo ontsprong telkens de dans. Al riskeert hij binnenkort in het milieuboxenproces toch nog wegens valsheid in geschrifte veroordeeld te worden.

Niet alleen handige regelaars legden het hoofd. In maart 1995 nam Frank Vandenbroucke ontslag als minister van Binnenlandse zaken. Vandenbroucke, bekend om zijn bijna puriteinse ethiek, bleek als kersverse voorzitter van de SP een paar miljoen frank Agusta-smeergeld in de partijkas te hebben gevonden. Hij vond geen betere oplossing dan opdracht te geven het geld te verbranden.

In het nauw gedreven, trok Frankie naar Oxford, om zich te herbronnen. Hij keerde later sterker dan ooit naar de vaderlandse politiek terug. Samen met Guy Verhofstadt was hij de architect van Paars. Die opmerkelijke carrièrewending leert één ding: in een crisis je politieke verantwoordelijkheid opnemen, loont. Delcroix, De Clerck, Tobback, Colla en Pinxten – de verantwoordelijken van de dioxinecrisis van 1999: allen kregen ze meer voorkeurstemmen bij de volgende parlementsverkiezingen. Zondebokken kunnen bij ons blijkbaar makkelijk op publieke gratie rekenen.

Sommigen mogen zelfs twee keer op rij zondigen zonder dat het spel uit is. Neem Pierre Chevalier, bon-vivant en tegelijk advocaat met enige neiging tot slordigheid. In november 1989 haalde Chevalier, toen staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, de krantenkoppen met een nogal duur dienstreisje naar Parijs. De driedaagse trip bleek 114.745 frank te hebben gekost. Toen hij daarbovenop ook nog een tuchtstraf kreeg omdat hij als advocaat vergeten was geld aan cliënten door te storten, moest hij van de SP opstappen.

Geen nood: Chevalier stapte over naar de VLD en werd staatssecretaris van Buitenlandse Handel. Een baan die hij moest opgeven nadat hij in 2000 genoemd werd in het gerechtelijk onderzoek naar een frauduleuze vliegtuigverkoop, waarbij hij als advocaat was opgetreden. Maar toch zit Pierre Chevalier nog altijd in de Senaat.

Slechts weinigen die in botsing komen met de politieke moraal, verdwijnen definitief. Navo-secretaris-generaal Willy Claes is de uitzondering die de regel bevestigt. Een veroordeling in het Agusta-proces beëindigde voortijdig zijn carrière, maar niemand kijkt er Claes op aan. In politieke discussieprogramma’s is hij als grijze eminentie een graag geziene gast. Ook Leo Delcroix doet het na zijn politieke teloorgang goed als zakenman. “Drie keer op de cover van Humo staan, dat is beter dan de paus”, grapte hij enkele jaren geleden. Met de schade aangericht door ‘de bloedhonden van de media’ valt het te lande dus nogal mee.

Al schuiven de grenzen de jongste tijd vervaarlijk op. Het Visakaarten-schandaal in Antwerpen zou vroeger hooguit goed zijn geweest voor enkele opiniestukken over normvervaging in de kranten, maar omdat het Vlaams Blok in de rol van openbare aanklager kroop, de schandalen zich ook bij politie en ambtenarij opstapelden en in Antwerpen alles altijd buitenmaats is, volgde een grote schoonmaak, waarbij de ene partij na de andere zijn schepenen offerde in het kader van een ethische renaissance. Het moest nu maar eens en voorgoed uit zijn met de bestuursmalaise op ’t schoon verdiep.

Pas na het rondje koppensnellen kwamen de bedenkingen. Is het rondsturen van geboortekaartjes of de aankoop op kosten van de stad van een duur brilmontuur een halszaak die bestraft moet worden met ontslag? “De schepenen zelf vonden duidelijk van niet”, zegt veteraan Louis Tobback. “Maar dat bewijst alleen hoe gevaarlijk normvervaging is. Men verliest het besef van mijn en dijn. Dat begint met geboortekaartjes, maar van het een komt het ander. Ik wil best geloven dat een schepen van Antwerpen meer kaartjes te versturen heeft dan de doorsneeburger, maar moet de gemeenschap daarvoor opdraaien? De cadeautjes die je krijgt, geef je toch ook niet terug aan de stad, hé.”

Tobback kijkt wel genuanceerd tegen de zaak-Chantal Pauwels aan. “In de Visakaarten-affaire was er een reden om op te stappen, nu zeker niet. Ze heeft alle gelijk dat ze op haar stoel blijft zitten. Als dat meisje een huis van het OCMW huurt, dan moet ze daar toch niet uit omdat ze in de gemeenteraad terechtkomt?” Toch oordeelde Agalev in eerste aanleg dat Pauwels weg moest, ook al had ze geen fout begaan. Want perception is reality , ook bij de groenen, die naar eigen zeggen zo serieus met politiek bezig zijn.

“Het is verbijsterend hoe sterk het Vlaams Blok de agenda in Antwerpen blijft bepalen”, zegt de Gentse politicoloog Carl Devos. “Ze komen met een oud verhaal dat meer spin is dan iets anders, en Agalev loopt erin. In plaats van te zeggen: laat maar waaien. In de politiek draait het dezer dagen steeds meer om imago. Kijk naar Anissa Temsamani: even snel als ze staatssecretaris werd, is ze alweer afgevoerd. Zoals een flesje Coca-Cola dat preventief uit de rekken genomen wordt. Temsamani was een nieuwkomer zonder politiek gewicht. Ze zat niet op haar stoel om beleid te maken, maar om wie ze was: migrantenvrouw, alleenstaande moeder, een mediatiek gezicht. Maar daarom lag ze er bij de eerste kras op haar imago ook meteen uit. Eén tijdschriftartikel was genoeg.”

Is de politieke moraal op hol geslagen? Devos vreest van wel. “Wat we de jongste tijd zien, lijkt meer op koppensnellerij. Ambtsdragers moeten bij het minste de plaats ruimen. Ik wil de media niet de schuld van die scandalitis geven. Zij spelen hun rol. Dat de pers zoveel belangrijker is geworden dan vroeger, komt vooral doordat de politiek de pers zo belangrijk heeft gemaakt. De partijhoofdkwartieren moeten zich maar niet zo laten opdraaien door elk mediaverhaal.”

“Wie in de perceptie groot wordt, sterft door de perceptie”, zegt Stefaan De Clerck, nog niet zo lang geleden de voorzitter van CD&V. “Al die leuke jongens en meisjes die je vandaag in de politiek ziet opduiken, zijn bij het minste mediastormpje zo weer weg. Omdat ze alleen figuratie zijn. De echte sterkhouders staan boven het gewoel. Laat maar overwaaien, denken die. Verhofstadt en de miljoenen van Leo Goovaerts, Vandenbroucke die – dixit Karel Van Miert – gelogen zou hebben in de zaak tegen Carla Galle: wie spreekt er nog over? De politieke moraal van vandaag lijkt strenger, maar er zit opvallend veel rek op. Het is de klasse waarin hij speelt, die bepaalt hoe snel een politicus tot ontslag gedwongen wordt.”

En dat is een gevaar, vindt politicoloog Carl Devos. “Als de media zich alleen nog bezighouden met de dagelijkse soap van schandaaltjes en ontslagen, blijven de echt belangrijke dossiers onderbelicht. In de Wetstraat hoor je zoveel halve waarheden en hele leugens. Denk aan de misdaadcijfers van Verhofstadt vorig jaar, de manoeuvres rond Sabena en de politieke benoemingen. Allicht is het maatschappelijke belang daarvan vele maten groter dan een leugentje om bestwil over een kandidaatsdiploma. Toegegeven, het is geen sexy leesvoer. En wie zo’n dossier aanpakt, riskeert een botsing met de macht. Een Temsamani pakken is makkelijk, maar bij een Vande Lanotte of Verhofstadt is de kans groot dat je als journalist later de rekening krijgt gepresenteerd.”

De affaires Pauwels en Temsamani wekken de indruk van een heksenjacht. De politieke moraal is van ‘laat maar waaien’ doorgeslagen naar een zuiverheidswaan — voor de kleintjes dan toch. Tegelijk waren er de voorbije weken al volop kritische bedenkingen over de almacht van de perceptie te horen. En dat Chantal Pauwels ondanks de kritiek uit eigen rangen schepen blijft, kan het teken van een kentering zijn.

“Wantrouwen tegen de politiek is goed”, zegt communicatieadviseur Noël Slangen. “In een democratie geven mensen een flink stuk zelfbeschikking uit handen. Om zich daarbij niet al te afhankelijk te voelen, eisen ze het recht op hun leiders volop in vraag te stellen. De obsessie van het machtsmisbruik is van alle tijden en culturen. Het probleem vandaag is dat de politiek zelf onhaalbare normen stelt. Een politicus moet katholieker zijn dan de paus. Dat is uiteraard onleefbaar.”

Twintig procent van de Belgen kruidt bij sollicitaties de waarheid in het cv, weten human-resourcesmanagers. “Maar bij Temsamani is dat een doodzonde. Terwijl ze niet eens financieel voordeel uit dat leugentje heeft gepuurd. En dus kun je ook niet van fraude spreken.”

Het opbod in politieke ontslagen is een gevaarlijke ontwikkeling, vindt Slangen. “Telkens wordt een nieuw ijkpunt gesteld van wat kan en niet kan. En telkens zien media en oppositie dat nieuwe ijkpunt als een uitnodiging om de zittende politici opnieuw te wegen. Het gaat allang niet meer om beleidsfouten. Een politicus moet er rekening mee houden dat zijn hele verleden wordt doorgelicht. En wie heeft nog nooit een bouwmisdrijfje – een extra raam, bijvoorbeeld – of een snelheidsovertreding begaan? Als de zuiverheidsmanie doorzet, moet je wel heel gek zijn om nog in de politiek te stappen. Of zelfs in de buurt ervan te komen.” Dat heeft Slangen de jongste jaren als politiek marketeer en communicatieadviseur van premier verhofstadt zelf mogen ondervinden. Straks wacht hem een proces wegens fraude bij de aanbesteding van overheidscampagnes begin jaren negentig.

“Ik heb ervaren dat bedrijven die voor de politiek werken, volgens heel andere normen beoordeeld worden”, zegt Slangen. “In plaats van zakelijke normen krijg je politieke normen, die veel strenger zijn. Soms op het onwerkelijke af. Zo zijn alle administraties en besturen nu druk bezig de Visakaarten af te voeren. Want sinds Antwerpen zijn die voor de publieke opinie synoniem voor gesjoemel. Terwijl een Visakaart ideaal is om uitgaven te controleren.”

Slangen wacht geïnteresseerd af of de Visakaarten-affaire in Antwerpen ertoe zal leiden dat het gerecht iemand officieel in verdenking stelt. “Want dan schuiven de grenzen van wat niet kan alweer een eind op. Zelf zie ik geen enkele reden waarom de overheid strengere normen zou moeten hanteren dan de normen van goed bestuur in beursgenoteerde bedrijven. Die werken ook met andermans geld: dat van de aandeelhouders.”

De zuiverheidswaan in de politiek vandaag is niet alleen zelfdestructief, de kiezer heeft er op den duur ook geen boodschap meer aan, denkt Noël Slangen. “Wat wil de bevolking? Goed bestuur, doeltreffendheid en een krachtig beleid. Een politicus hoeft geen maagd te zijn. En zelfs als hij dat is, zullen de mensen hem blijven wantrouwen. Omdat dat nu eenmaal zo hoort in een democratie.”

Bron » De Standaard

‘Moord op Cools was etterbuil oude politieke cultuur’

Met het proces-Cools valt het doek over een van de affaires die tekenend waren voor de ‘schizofrene jaren 90’. Volgens Carl Devos, politicoloog aan de Universiteit Gent, heeft de zaak-Cools geen blijvend trauma nagelaten. Ze leidde ook niet tot trendbreuken in de verhouding tussen de burger, het gerecht en de politiek. In het kielzog van de affaire-Cools kwamen wel de smeergeldaffaires Agusta en Dassault aan het licht, die België even op zijn politieke grondvesten deden daveren.

Impact

Toen Andre Cools vermoord werd, ging er een schokgolf door België. Logisch, vindt Carl Devos, professor verbonden aan de Universiteit Gent. ‘In Belgie worden geen politici doodgeschoten’. Voor een precedent moeten we teruggaan naar de moord op Julien Lahaut in 1951. Lahaut riep bij de eedaflegging van koning Boudewijn ‘Vive la Republique’ en werd kort daarna vermoord, vermoedelijk door een groep Leopoldisten.

Ook na de moord op Cools, intussen twaalf jaar geleden, is in Belgie geen politieke moord meer gebeurd. De collectieve verontwaardiging direct na de moord, en de vrijwel onmiddellijke suggestie dat het om een politiek gerelateerd misdrijf ging, brachten een diep wantrouwen van de burger in de politiek aan de oppervlakte. Volgens Devos haalde de moord op Cools ‘het lelijkste van de oude politieke cultuur naar boven’.

Toch mag de impact op de langere termijn niet overschat worden: ‘Het gevaar is dat twaalf jaar na de feiten de zaak-Cools wordt aangegrepen om van alles en nog wat post factum te verklaren’, zegt hij. De waarheid is veel genuanceerder: ‘De moord op Cools was in de jaren 90 maar een van de vele affaires die de burgers de indruk gaven dat de overheid machteloos stond bij het oplossen van een aantal gebeurtenissen. Maar ze zette de politici ertoe ook aan – althans aan de oppervlakte – een aantal dingen te veranderen.

De moord op Cools past in het rijtje van een aantal politieke schandalen en affaires: Agusta, Dassault, de Bende van Nijvel, de moord op de veearts-keurder Karel van Noppen en vooral de Dutroux-affaire’. Devos werkt samen met de collega’s van zijn vakgroep aan een boek over de politiek in de ‘schizofrene jaren 90’.

Partijfinanciering

Een van de elementen waarop de publieke verontwaardiging zich in de marge van de moord op Cools concentreerde, was de partijfinanciering van de Parti Socialiste. Het was een gebruikelijke praktijk in die dagen dat bedrijven een deel van de overheidssubsidies terugstortten aan de partij van de toekennende minister. Een van de pistes die onderzoeksrechter Veronique Ancia onderzocht, was of de al dan niet illegale financiering van de PS een motief kon zijn voor de moord.

Intussen is het systeem van partijfinanciering grondig veranderd, maar volgens Carl Devos heeft dat niet rechtstreeks met de zaak-Cools te maken: ‘Het klopt dat de politieke partijen vroeger handenvol geld nodig hadden om de vele en dure verkiezingscampagnes te betalen en dat er nauwelijks controle was op de inkomsten van de partijen. Daar kwam in 1989 – dus voor de moord op Cools – met de wet-Dhoore verandering in.’

Die wet verplichtte de partijen een open boekhouding bij te houden. In ruil konden ze voortaan rekenen op een dotatie van de overheid. In 1993 werden de overheidssubsidies verhoogd. Ook die wetswijziging vloeit volgens Devos niet rechtstreeks uit de zaak-Cools voort. ‘De zaak-Cools heeft hooguit een aantal op stapel staande veranderingen versneld, maar de dynamiek om paal en perk te stellen aan een aantal praktijken was eerder al op gang gekomen’, stelt de professor.

Dienstbetoon

Een ander symptoom van de oude politieke cultuur dat na de moord op Cools door jong en oud verguisd werd, is de traditie van het dienstbetoon. Die traditie zat sterk geworteld in alle politieke partijen, niet het minst in de Parti Socialiste. Na de affaire-Cools, en nog meer na de affaires Agusta en Dassault, stond het dienstbetoon zwaar ter discussie. Vooral in Vlaanderen kwam het pleidooi voor een nieuwe politieke cultuur op gang.

Toch is het volgens Devos nooit gelukt om het cliëntelisme uit de partijen te bannen, en zeker niet uit de PS. ‘Het dienstbetoon verklaart nog steeds voor een groot deel het succes van de Parti Socialiste. De huidige partijvoorzitter, Elio di Rupo, beseft dat trouwens maar al te goed en draagt hierin een janusmasker: enerzijds voert hij zoals alle andere partijvoorzitters een vernieuwingsoperatie door, anderzijds zijn de ‘arrangeurs’ in zijn partij nog steeds actief.’

Devos merkt wel op dat ook bij de PS de scherpe kantjes er intussen afgevijld zijn: ‘Dienstbetoon staat niet per definitie buiten de wet. Het vreemde huwelijk tussen de maffia en de politiek bestaat wel niet meer. Het is niet meer nodig omdat alle partijen nu door de overheid beter gefinancierd worden. Het is nog wel steeds zo dat de PS maar matig te enthousiasmeren is over de Vlaamse ‘nieuwerwetserij’ die nieuwe politieke cultuur heet. Het beste voorbeeld is de tegendraadse houding van de PS in de Copernicus-hervorming.’

Rehabilitatie

Carl Devos gelooft niet dat de moord op Cools de Franstalige socialistische partij veel kwaad heeft gedaan. De partij verloor bij de verkiezingen van 24 november 1991 wel enkele procenten (van 43,9% naar 39,2%), maar ze is vandaag nog steeds de grootste politieke formatie in Wallonië. Ook voor de kopstukken van de partij betekende de affaire-Cools niet de doodsteek van hun politieke carriere.

Op Alain van der Biest na, die op 18 maart 2002 zelfmoord pleegde, zijn alle protagonisten gerehabiliteerd. Zo werd Guy Mathot recentelijk tot voorzitter van de Luikse PS verkozen. Hetzelfde geldt voor sleutelfiguren van affaires zoals Agusta en Dassault. Frank Vandenbroucke is nog prominent aanwezig op het politieke toneel. Willy Claes en Guy Coeme zijn weliswaar niet meer politiek actief, maar ook zij werden intussen door de publieke opinie van alle smet gezuiverd.

Fortuyn

De moord op Cools heeft ook het wantrouwen van de burger in het gerecht gevoed. ‘Dat komt omdat de burgers het idee kregen dat het kleine grut, de Tunesische executeurs, wel waren gepakt, terwijl de opdrachtgevers vrijuit gingen’, denkt Devos. Daarnaast waren er insinuaties over de politieke kleur van onderzoeksrechter Veronique Ancia en de slechte samenwerking van het gerecht van Luik en dat van Neufchateau.

Dat de zaak twaalf jaar na de feiten nog voor een assisenjury moet komen, verbetert de zaken er niet op. Hier en daar klinkt het dat een proces nu geen zin meer heeft. De vergelijking met Nederland, waar de moordenaar van Pim Fortuyn intussen al in beroep veroordeeld is, is nooit veraf. Toch roept Devos enkele verschoningsgronden in: ‘Je mag niet vergeten dat de affaires Agusta en Dassault en de fraudezaak bij de verzekeringsmaatschappij OMOB het onderzoek doorkruist hebben. Bovendien gaat het om een ingewikkeld dossier dat bemoeilijkt werd door de familiebanden tussen de betrokkenen waarbij zwijgplicht geldt. Bovendien ging het bij Fortuyn om een politieke moord pur sang, waarbij iemand om zijn ideeën vermoord werd en de dader onmiddellijk gevat kon worden. Bij Cools ging het om een interne afrekening.’

Bron » De Tijd

Criminoloog Cyrille Fijnaut evalueert de politiehervorming

“De Belgische politie is doodziek. De patiënt ligt op intensive care. Hij zou een nieuwe operatie moeten ondergaan, maar hij is zo verzwakt dat hij een tweede experiment misschien niet overleeft.” De beeldspraak van de politie-expert Cyrille Fijnaut spreekt boekdelen: het gaat niet goed met onze politie, ondanks de grootscheepse hervorming van 1998.

Fijnaut komt tot zijn conclusie op grond van de getuigenissen van 25 beleidsmensen bij de Belgische politie en bij Justitie: burgemeesters, procureurs, lokale korpschefs, federale politiedirecteurs, noem maar op. Op vraag van het criminologisch tijdschrift Orde van de Dag evalueerden zij de politiereorganisatie van 1998. Redacteuren van het tijdschrift verwerkten hun antwoorden en professor Fijnaut, hoogleraar criminologie in Leuven en Tilburg, las hun rapporten. “Je wordt niet bepaald vrolijk van hun conclusies”, zegt Fijnaut, die als expert optrad in de parlementaire onderzoekscommissies naar de mensenhandel en de Bende van Nijvel.

Het loopt volgens de bevoorrechte getuigen op vele fronten mis: de federale politie werkt verzuild en elk van de vijf directies probeert het laken zoveel mogelijk naar zich toe te halen. De lokale politie is met bijna 200 politiezones te versnipperd om het gemeenschappelijke belang te zien. De politieraden, die voor de democratische controle moeten instaan, voldoen niet aan de verwachtingen. En ook de nationale adviesorganen van de politie functioneren niet.

Toch één lichtpunt: de uitwisseling van gerechtelijke informatie komt steeds beter op gang. Dat was precies een van de pijnpunten die de onderzoekscommissie-Dutroux aan het licht heeft gebracht. Maar de slotsom is dat de politiehervorming geen succes is. We hebben nog steeds geen betere politie.

Een van de pijnlijke vaststellingen is dat er geen overleg en geen samenwerking bestaat tussen de federale en de lokale politie. Sommigen spreken zelfs van een nieuwe politieoorlog.

Cyrille Fijnaut: “Dat is een belangrijke vaststelling. Er is soms samenwerking, maar we weten niet hoe goed die is. De algemene indruk is nog steeds dat er geen samenwerking is, of dat die op z’n minst met grote moeilijkheden gepaard gaat. Neem nu de bijstand bij risicovoetbalwedstrijden: die regeling is zo ingewikkeld. Dat kan een normaal mens niet begrijpen.”

“En zelfs waar de samenwerking tussen de federale en de lokale politie nog relatief goed is, zoals bij gerechtelijke onderzoeken, lukt het blijkbaar niet altijd, onder meer door een gebrek aan mankracht. Daardoor is ook hier de samenwerking een twijfelachtige zaak.”

Moeten we dan niet vaststellen dat de politie operationeel tekortschiet?

“Als je leest wat die bevoorrechte getuigen zeggen, kun je niet zeggen dat de organisatie er staat. In de interviews is evenwel niet gepeild naar de mate waarin de misdaadbestrijding en de ordehandhaving tegenwoordig efficiënter worden aangepakt. Dat is de zwakte van het onderzoek, de evaluatie is naar binnen gericht.”

“Wat voor mij de lakmoesproef zou zijn, is de vraag of ernstige delicten – moord en doodslag, gewelddadige overvallen, carjackings – vandaag systematisch beter worden aangepakt en afgehandeld dan in het verleden. Want de hele politiehervorming is op gang gekomen en gerechtvaardigd door de noodzaak van een betere aanpak van dat soort misdrijven en van een betere aanpak van collectieve ordeverstoringen – denk aan het Heizeldrama.”

Het ergste laat zich vermoeden. Als de interne organisatie er niet staat, hoe kan de veiligheid van de mensen dan beter gegarandeerd zijn?

“Als je een zwakke operationele organisatie hebt, is dat een veeg teken. Bij voetbalgeweld en voor grote gerechtelijke onderzoeken kan men blijkbaar alleen met hangen en wurgen voldoende mankracht mobiliseren. Dat klinkt onheilspellend en suggereert dat de problemen niet beter aangepakt worden.”

Een systematische opvolging van de politiehervorming ontbreekt.

“Het getuigt van onbehoorlijk bestuur dat men zo’n omvangrijke reorganisatie op gang heeft gebracht zonder dat er een evaluatie in vervat zit. Om de reorganisatie eventueel bij te sturen. En uit het regeerakkoord van de nieuwe regering blijkt ook niet dat dat voor deze regeerperiode is voorzien.”

“Je kunt niet ongestraft een live experiment op een politieorganisatie uitvoeren. Want net als een patiënt op de intensive care is de kans groot dat hij sneuvelt als je enkele keren na elkaar zo’n experiment doorvoert. Dat bewijst deze reorganisatie. Ik denk niet dat de Belgische politie in staat is een tweede reorganisatie te overleven.”

Volgens de ondervraagden is de politiehervorming mislukt omdat ze overhaast en onvoorbereid is doorgevoerd. Daardoor verloopt het integratieproces chaotisch.

“Van meet af aan heb ik geprotesteerd tegen deze totale hervorming. Ik vond zo’n tabula rasa ongepast. Men verwees naar de politiehervorming in Nederland, in 1993. Maar daarbij verloor men uit het oog dat de Nederlandse rijkspolitie en gemeentepolitie vanaf 1945 systematisch naar elkaar toe zijn gegroeid. De Nederlandse politiereorganisatie van 1993 was het sluitstuk van een harmoniseringsproces van veertig jaar. En dan heeft het nog vijf jaar geduurd vooraleer de hervorming zich heeft ‘gezet’.”

En in België proberen we dezelfde hervorming in enkele jaren door te voeren?

“Ja, en hier gaat het om de samenvoeging van liefst drie politiediensten, en niet twee, zoals in Nederland. Politiediensten die bovendien op geen enkele manier geharmoniseerd waren. De drie korpsen zijn gewoon overnight op elkaar gegooid. Tja, dat is va banque spelen. Je riskeert het faillissement van het systeem, als je niet uitkijkt. In een tijd waarin veiligheid zo belangrijk beleidsthema is, was het irrationeel zo’n totale reorganisatie door te voeren.”

Hoe had de reorganisatie moeten verlopen, volgens u?

“Men had twee hervormingen op gang moeten brengen. De grootste pijn zat hem in de verhoudingen tussen de rijkswacht en de gerechtelijke politie (GP). De eerste stap had de samenvoeging van de BOB en de GP moeten zijn. Dat had in een jaar gekund. En daaromheen moest men de hele gerechtelijke politiefunctie uitbouwen. Het was al een hele boterham geweest om dat tot een goed einde te brengen.”

“Op de tweede plaats had men de weg moeten volgen die de ministers Tobback en Vande Lanotte waren ingeslagen: de integratie, aan de voet van de piramide, van gemeentepolitie en rijkswacht. Zoals in Nederland had men langzamerhand beide politiediensten moeten dwingen om samen te werken in grotere regio’s. Dat proces had gerust tien jaar mogen duren. Maar men heeft het hele politiestelsel op zijn kop gezet, en men nu zit men met de scherven.”

Als de regering de politiehervorming langdurig voorbereid had, dan was de publieke verontwaardiging over de slechte werking van de politiediensten misschien weggeëbd en dan was er wellicht niets veranderd.

“Een regering die bij haar zinnen was gebleven, had aan de bevolking duidelijk kunnen maken dat je in een tijd als deze maar beter niet met de politie begint te experimenteren. Met de twee hervormingen die ik heb geschetst, zou de regering ook applaus hebben gekregen. Maar ze heeft gekozen voor een spierballenpolitiek. En de frustratie bij de bevolking is alleen groter geworden. De mensen zien ook dat de politieorganisatie niet werkt.”

U zou op dezelfde organisatie als de huidige zijn uitgekomen, maar langzamer.

“De tijd die de Belgische regering heeft willen winnen door snel te reorganiseren, speelt ze kwijt omdat ze alles weer recht moet trekken. De politiehervorming van 1998 is in dat opzicht een onnodig kostbare, vrij domme operatie geworden.”

“Uiteindelijk weet ik niet of dit systeem met ongeveer 200 lokale politiekorpsen houdbaar is. Al de ondervraagden signaleren dat er te veel lokale korpsen zijn. Maar als je die 200 zones terugbrengt tot bijvoorbeeld 120, staat het hele systeem weer ter discussie. Dan kom je weer in een discussie over de organisatie terecht. Als je die steen uit de muur trekt, komt het hele bouwwerk misschien naar beneden.”

“Mijn advies luidt: laat het huidige systeem zoals het is, maar zet koers naar één nationale politieorganisatie via tussentijdse wetswijzigingen. Dat lijkt me verstandiger dat het huidige systeem in één klap te proberen repareren.”

De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, wil precies een maandenlange discussie over de politiehervorming tot elke prijs vermijden.

“Begrijpelijk. Je brengt een cascade op gang. De Belgische regering is nu in een situatie terechtgekomen waarbij ze de gijzelaar van haar eigen oplossing is. Ze heeft zich in de onmogelijkheid gemanoeuvreerd om systematisch wijzigingen aan te brengen. Dat is toch een bizarre uitkomst.”

“In Nederland en Groot-Brittannië woedt ook een discussie over de politiehervorming en daar gaan ze regelrecht, maar stapsgewijs naar één politie, waarbij de huidige regionale korpsen uiteindelijk districten van één politieorganisatie worden. Dat kan misschien nog vijf of tien jaar duren, maar die evolutie is onvermijdelijk, ook in België.”

In België bestaat veel politiek verzet tegen de vorming van één politieorganisatie. Dat gaat terug op een diepgeworteld wantrouwen tegenover de vroegere rijkswacht.

“Dat wantrouwen is altijd dubbelzinnig geweest. Ook Louis Tobback ging als fractieleider van de oppositie behoorlijk te keer tegen de rijkswacht, maar toen hij eenmaal minister van Binnenlandse Zaken was, heeft hij gezien wat de kwaliteiten van dat korps waren. De rijkswacht was een korps dat power had. Dat korps hebben ze met de politiehervorming op het middenrif gebroken.”

De werkwijze waarop de redactie van Orde van de Dag moest terugvallen, geeft te denken: ze moest de bevraagden anonimiteit garanderen, want kritiek over de politiehervorming mag klaarblijkelijk niet.

“De politiehervorming is politiek gezien zo’n heet thema dat kritiek niet in dank wordt afgenomen. De politiemensen die aan de top zitten, kunnen het zich niet permitteren te zeggen dat ze niet werkt. Dat zou worden uitgelegd als een enorm gebrek aan loyauteit. En als de mensen die in de subtop zitten – die weten hoe de vork in de steel zit – spreken, kunnen ze hun carrière wel vergeten.”

“Dat het slecht gaat met de Belgische politie, mag je gewoon niet zeggen. De regering creëert dat taboe. Als Verhofstadt de opendebatcultuur die hij predikt liet spelen, had hij kunnen voorkomen dat 25 subtoppers in de Belgische politie en justitie het begrafenisprentje van de Belgische politie schrijven.”

Wat staat er nu te gebeuren? Wat beveelt u de beleidsmakers aan?

“Ik zou die test van de operationaliteit van de politie laten doen. Als ik regeringsleider was, zou ik niet rustig slapen als ik niet de zekerheid had dat het politiebestel adequaat functioneert bij ernstige delicten en bij zware, gewelddadige ordeverstoring. Want ik denk dat de Belgische politie, ondanks de hervorming, wel nog iets kan. Maar je moet er zeker van zijn. Afhankelijk van wat de test oplevert, zou ik bijsturen.”

Wie moet die test uitvoeren?

“Ik zou de test laten uitvoeren door derden, met de politie erbij. Ik hou niet van mensen die van buitenaf komen aanvliegen en even komen zeggen hoe het moet. Je moet de test laten uitvoeren door vakmensen. Mensen uit de Belgische politie – want de Belgische politie heeft nog altijd vakmensen – en politiemensen uit andere landen van Europa, die weten hoe politiekorpsen in crisistoestanden moeten functioneren. Dat ben je als beleidsmaker tegenover de bevolking verplicht.”

Bron » De Standaard | Filip Verhoest

Wie is Michel Delacroix?

De Brusselse advocaat – die in Thionville woont – ontkent niet dat hij extreem-rechtse sympathieën heeft. “Maar er staat geen buste van Hitler op mijn bureau”, zegt de vriend van FN-leider Daniel Fèret.

Zijn relatie met de in 1994 in Spanje overleden Degrelle omschrijft hij als “puur professioneel”. Delacroix was juridisch raadgever van de in 1945 ter dood veroordeelde rexist.

Zijn veroordeling voor illegaal wapenbezit in 1999 – bij Delacroix werden tijdens een huiszoeking oorlogswapens gevonden – doet hij af als een dom misverstand. “Ik ben een verzamelaar van oude wapens en heb, zoals de meeste collega’s, natuurlijk niet alle vereiste vergunningen.”

De revisionistische literatuur die op zijn bureau werd aangetroffen – boeken waarin wordt getwijfeld aan de holocaust – zegt de gewezen ondervoorzitter van de Brailleliga – “nodig te hebben ter verdediging van sommige extremistische cliënten”. Met andere woorden: dat is niet meer dan studiemateriaal.

Wat er ook van zij, de coöptatie van Michel Delacroix (52) is op z’n minst erg omstreden. Alle Franstalige politieke partijen zijn ronduit tegen zijn aanduiding, maar geven tegelijk toe dat ze die niet kunnen tegenhouden. Het Front National heeft recht op die coöptatie en vult die autonoom in. Zo lang zijn kandidaat maar voldoet aan de wettelijke vereisten.

Bron » Gazet van Antwerpen

Moord Lumumba: Etienne Davignon op klachtenlijst

De Belgische editie van het weekblad Marianne onthult vandaag de namen van de tien Belgen die geviseerd worden door de klacht die is ingediend door de familie van Patrice Lumumba, de Congolese premier die op 17 januari 1961 werd vermoord. Onder meer de naam van Etienne Davignon, destijds kabinetsattaché op Buitenlandse Zaken, komt voor.

Van de tien vernoemde personen zijn er drie inmiddels overleden. Verder op de lijst: Charles Huyghé, toenmalig kabinetschef van de minister van Defensie van Katanga, Jacques Bartelous (magistraat), François Son (adjunct van leidinggevende kapitein van Katangese gendarmerie), Claude Grandelet (officier), Jacques Brassine de la Buissière (diplomaat) en René Grosjean (raadgever bij Katangese leider Moïse Tshombe).

Bron » Gazet van Antwerpen