“Ik was misschien pas negen, maar ik realiseerde me op het moment heel goed dat ze mijn vader, mijn moeder en mijn zus vermoord hadden.” Bende-nabestaande David Van de Steen blikt terug op het Jaar van de Reus’, waarin de Bende van Nijvel eindelijk een gezicht kreeg.
Zijn wens voor 2018 behoeft geen uitleg. David Van de Steen wil het aktetasje kunnen wegzetten. Op een plek waar hij daarna nooit meer hoeft te zijn.
“In dat aktetasje zaten alle papieren die ‘petje’, mijn grootvader, in de loop der jaren heeft verzameld over de Bende van Nijvel en aanverwante dossiers. Dat tasje staat voor de weg die hij heeft afgelegd. De processen-verbaal uit de periode waarin hij bedreigd werd, de zaak met de nummerplaten. Kort voor zijn dood heeft hij het aan mij gegeven. Zo van: voilà, bij mij is het op, nu is het aan u. Dit is waar ik voor leef. Het moment waarop ik dat tasje ergens in een kast kan zetten en er nooit meer naar moet omzien. Wist je dat Jan Decleir dat aktetasje heeft gebruikt in de film? Ook het wapen dat Jan in de film trekt, is het originele wapen van mijn opa.”
David is opgegroeid in het appartement van zijn grootouders in de Parklaan in Aalst. Met uitzicht op de plek waar hij op 9 november 1985 zijn vader Gilbert Van de Steen (43), moeder Thérèse Van den Abiel (38) en zus Rebecca Van de Steen (14) geëxecuteerd zag worden. Waar ook hij, jochie van negen, was voorbestemd om te sterven. Albert Van den Abiel, alias petje, die in 2011 op 89-jarige leeftijd overleed, overhandigde hem het tasje kort voor zijn dood. Het wordt straks een beetje tot leven gewekt in Niet schieten, de film over de Bende van Nijvel van Stijn Coninx.
We ontmoeten David na een ochtendlijke check-up in het Sint-Pietersziekenhuis in Brussel. Zijn leven, een medisch mirakel, staat nog steeds in het teken van constante ziekenhuisbezoeken.
“Als je er nu op terugblikt, wetende wat we nu weten, besef ik dat mijn opa een heel sterke mens moet zijn geweest. Een heel lieve mens. Getekend door de gebeurtenissen, totaal in het ongewisse over wie nog te vertrouwen was. Hij heeft de oorlog meegemaakt, de onafhankelijkheid van Congo. Hij was iemand die de wereld had gezien.”
Hij was er rotsvast van overtuigd dat de rijkswacht betrokken was bij de Bende van Nijvel. Hij sprak tegen mij altijd over ‘doodseskaders van de Belgische staat’.
David Van de Steen: (knikt) “Dat woord had hij van Martial Lekeu, de ex-rijkswachter die in 1984, voor de tweede golf Bende-aanslagen, naar Florida vluchtte. Lekeu (overleden in 1997, DDC) heeft destijds lang met mijn grootvader gebeld. Hij zei: ‘Mijnheer Van den Abiel, waarom denkt ge dat ze op kinderen schoten? Ik zal het u zeggen. Het was een inside job van de Staatsveiligheid.’ Lekeu zei ook dat ze hem hadden gevraagd mee te doen, maar dat hij geen vrouwen en kinderen wilde vermoorden. De interne opdracht was, nog steeds volgens Lekeu, om tien mensen per supermarkt te doden.
“Mijn opa is met dat verhaal naar de rijkswacht gegaan. Wat later kreeg hij telefoon: ‘Blijf voortdoen en er zal u hetzelfde overkomen als Vernaillen.’”
De majoor die de toenmalige rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer neermaaiden voor zijn voordeur.
“Het is zo spijtig dat Walter De Bock (overleden ex-journalist van De Morgen, kenner van het dossier, DDC) niet meer leeft, dat hij dit niet meer heeft kunnen meemaken. Hij wist volgens opa heel goed waarover hij het had.”
Voelt 2017 aan als het jaar van de waarheid?
“We hebben niet de bewijzen die het mogelijk maken een proces tegen de Bende van Nijvel te beginnen, maar we weten nu toch ongeveer wat zich heeft afgespeeld. Het is niet zo dat er in dat dossier dertig jaar lang niets is gebeurd. Er zijn ook speurders die resultaten hebben geboekt, maar die werden van hogerhand naar een andere dienst overgeplaatst.”
“2017 was voor mij vooral ook het jaar van de film. Veel slachtoffers zijn nu zeventigers. De generatie van overlevers is aan het uitdunnen. Het geheugen is aan het wegebben. Veel overlevers hebben hun ervaringen nooit kunnen delen. Ze hebben die meegenomen in hun graf. Ik kan de gedachte niet verdragen dat mensen nooit zouden weten wat dat was, de loden jaren. Het is een stuk van onze geschiedenis, zoals ook de oorlog dat is. Dus ik heb alles gevolgd, alle opnames en scènes. De bedoeling was dat als ik ernaar keek, ik op geen enkel moment het gevoel zou hebben het verhaal van iemand anders te zien.”
“En dan opeens, tijdens de voorbereidingen, belt die man me op om te zeggen dat hij weet wie de Reus is.”
Marc Van Damme, de jeugdvriend van Christiaan Bonkoffsky.
“Ik heb het een beetje lastig met de manier waarop dat geframed werd. Nu lijkt het alsof de broer van Bonkoffsky, geplaagd door een knagend geweten, vertelde over de bekentenis van zijn broer kort voor diens dood, twee jaar geleden. Maar als Marc geen contact met mij had opgenomen en als ik het niet had doorgegeven aan de speurders, dan zweeg die broer nu nog. Uit zichzelf had hij nooit gepraat. Hij is pas door de knieën gegaan na een verhoor. Ik vraag me ook af: hoelang wist hij dit al?”
“Ik voelde tijdens mijn eerste gesprek met Marc Van Damme aan mijn ellebogen: ‘Dit is het.’ Zo’n Bonkoffsky die in de Brusselse hoerenbuurt overal welkom is en nergens hoeft te betalen: hoe kan dat? Ik denk niet dat jij dat kunt, en ik ook niet. Het betekent dat er connecties bestaan tussen het ene gegeven, de prostitutie, en dat andere, de rijkswacht.”
“We hebben nu een klein garnaaltje. Want men spreekt van dé Reus, terwijl drie of vier mensen die gestalte hebben. Hier is over nagedacht. Dit was een ongelofelijk misdaadplan. Men wilde verwarring creëren, getuigenissen verkrijgen die uit elkaar liepen.”
Jij hebt altijd gezegd dat je in de reus Patrick Haemers herkende.
“Klopt. Dat is een van de gezichten die ik er altijd uit gehaald heb. En dat roept veel weerstand op. Mensen zeggen dat dat niet kan, dat het niet mogelijk is. Intussen treden meer mensen die er toen bij waren me bij.”
Als jij het moet benoemen: wat was de Bende van Nijvel?
“De grote circuits van geld, drugs, afpersing. Je moet ver terug in de tijd, naar de jaren 1978, eerder dan naar 1985. Zo’n Bonkoffsky is door hogere instanties als een pion ingezet om onderlinge vetes uit te vechten. Daar waren getrainde mensen voor nodig. Waar haalde je die? Het spoor naar de groep-Diane is ook niet zo nieuw.”
“Nu kun je een stapje achteruit zetten en het bredere geheel proberen te zien. In die tijd kon dat niet. Hardop zeggen dat het de rijkswacht was, dat was vloeken in de kerk. Ik weet dat petje bang was. Zijn revolver lag naast hem in de zetel en als hij ging slapen nam hij die mee. Die lag naast het bed. Hij heeft ook een alarmsysteem geïnstalleerd aan de achterkant van het appartement. Ik leefde daarin als kind, in die angst. Ik ben daarmee opgegroeid.”
Jarenlang was de Bende van Nijvel een onontwarbaar kluwen, een ondoorgrondelijk mysterie en dus een veeleer saai onderwerp. 2017 zette alles op zijn kop. Boeken en oude documentaires worden verslonden. Bij veel jongeren is de honger naar kennis niet te stillen. “Ik denk dat dat ook kwam door de aanslagen in Zaventem”, zegt David. “Terreur was opeens niet zo abstract meer. Men kon zich bij die rijen ambulances iets meer voorstellen.”
In Pano zagen we Jo, de jongen die zich die avond naast jou trachtte te verstoppen voor de Reus. Opvallend: hij heeft alle herinneringen verdrongen.
“Ja, straf, hè? Het menselijke brein zit raar in elkaar. Jo heeft een manier gevonden om wat hij toen meemaakte te overleven door het naar de achtergrond weg te duwen.”
“Het zotte is dat hij Christiaan Bonkoffsky heeft gekend. Jo en hij hadden dezelfde stamkroeg, café Beukenhof. Bonkoffsky zat daar elke dag, altijd op dezelfde plek in zijn hoekje, alleen met zijn hond. Ik heb Jo na al die jaren voor het eerst teruggezien in 2010, toen Telefacts een reconstructie draaide van de laatste 24 uur van de Bende van Nijvel.”
“En dit is wel opvallend. In 2010 komt Jo heel even op tv in Telefacts en sinds die dag heeft Bonkoffsky geen stap meer in het Beukenhof gezet. Het zit in die gevoelsmatige dingen. Zoals het feit dat die man kanker heeft en zich niet laat behandelen. In het dossier zitten foto’s van hoe ze hem hebben gevonden. Als een uitgemergelde hond. Er schoot niets van over. Een hoopje ellende. Zijn geweten heeft hem parten gespeeld. En het was al geen gemakkelijke mens, naar men zegt.”
Hoe betrouwbaar acht je je eigen herinneringen?
“Het was mijn uur nul. Er is voor mij enkel een voor en een na. Door die splitsing herinner je je alles van daarvoor juist heel goed. Ik was misschien pas negen, maar ik realiseerde me op het moment heel goed dat ze mijn vader, mijn moeder en mijn zus vermoord hadden. Die gedachte schoot door mij: ‘Ik moet van dit moment zoveel mogelijk opslaan voor later.’ Wie zijn dat? Wat voor wapens hebben ze? Wat voor kleren? Hoe lopen ze? Ik ben blijven kijken, de hele tijd.”
“En nee, ik heb niemand in de Delhaize gezien in wie ik Bonkoffsky herken, maar ik ga ervan uit dat niet alle daders in de supermarkt waren. Sommigen waren op de parking gebleven. Dat waren de bewakers. Ik denk dat dat die avond zijn functie was.”
Hebben ze gesproken?
“Ja, ze zagen dat wij hen in het oog aan het houden waren. Ik zie nog die vinger, dat gebaar van: ‘Naar beneden.’ Ze spraken Frans. Ze riepen tegen de directeur van de Delhaize: ‘La caisse! La caisse!’ Maar in de gang, waar ik lag, spraken ze een taal die ik nog nooit gehoord had. Het was geen Frans en ook geen Engels. Dat was juist voor ze Marie-Jeanne Van Mulder vermoordden. Ze lag anderhalve meter naast me. Ze hebben van alles staan roepen, maar ik verstond er niets van.”
Begrijp je waarom ze achter een kind van negen aan gingen?
“Ik heb me altijd afgevraagd waarom vier mensen van hetzelfde gezin op vier verschillende plaatsen rondom die supermarkt moesten worden afgemaakt. Dan ga je je de vraag stellen: heeft mijn vader ooit iets gezien of meegemaakt? Of mijn moeder?”
Je bedoelt: de Reus dacht te zijn herkend?
“Bijvoorbeeld. Ik zit met een heleboel van die vragen. Op de weg naar binnen begonnen ze op mij te schieten. Ze hebben me ook geraakt, maar het zullen vleeswonden geweest zijn. Ik ben binnen geraakt, waar ik achter een deur ging liggen. Toen ze binnen waren, ging die deur dicht en lag ik midden in de winkel. Ze zagen me. Bij het buitengaan zullen ze gedacht hebben: ‘Ha, die kleine van op de parking, hier zit hij.’ Hij is voor me gestopt en heeft geschoten.”
“Het was zo’n afgezaagde tweeloop, met van die grove munitie. Balletten van tien bij tien millimeter. Daarmee blaas je een auto weg. Als je daarmee op een kind van negen schiet, kan dat enkel zijn om te doden. De vraag is: waarom schieten op een kind? Die vraag komt er vooral als je zelf vader bent geworden. Je kunt je dat niet voorstellen. Hoe kun je een kind nu iets misdoen, of het nu in naam is van je geloof of van een andere overtuiging?”
Je zus Rebecca was veertien. Ze zou nu…
(onderbreekt) “…46 zijn geweest. Zou ze kinderen hebben gehad? Zou ik dan nu nonkel zijn? Misschien zou ze intussen al gescheiden zijn. Die vragen komen altijd terug, zeker in de eindejaarsperiode. We hebben drie lege plaatsen aan tafel. Ik probeer het zo leuk mogelijk te maken voor het gezin, maar in je achterhoofd blijven die vragen spoken. Het idee: hoe zou het leven zijn geweest als wij daar tien minuten eerder waren aangekomen of tien minuten later? Ik kan me Rebecca niet voorstellen in het heden. Ze blijft voor mij veertien. Mijn moeder blijft 38, ook al zou ze nu 70 zijn geweest.”
Daags nadat Jef Vermassen eind oktober op TV Oost zijn eerste bommetje had gegooid en verkondigde dat hij de naam van de Reus kende, had David een gesprek met Patrick De Schutter, de vroegere tweede brigadecommandant bij de rijkswacht in Aalst. De naam Bonkoffsky was nog niet gevallen, maar van de inmiddels als korpschef in Lede gepensioneerde De Schutter kreeg David te horen dat die avond “van hogerhand” was bevolen de rijkswachtpatrouille die de Delhaize moest bewaken om 19.30 uur te doen vertrekken.
In de zes weken daarvoor was die patrouille altijd gebleven tot 20 uur. Nu was er dat merkwaardige bevel. En exact om 19.33 uur arriveerde de Bende.
Voor Jef Vermassen was dat de ‘gouden tip’. Men hoefde slechts uit te zoeken wie dat bevel had gegeven, maar in Charleroi werd het verhaal weggewuifd als oud nieuws.
“Patrick De Schutter is een verklaring gaan afleggen bij de politie in Aalst omdat ik tegen hem had gezegd dat hij dat moest doen. Ik heb hem letterlijk gezegd: ‘Nu moet gij vertellen wat ge weet.’ Hij zei: ‘Ja, dat is goed.’ Op de laatste vergadering met de onderzoeksleiding hoorde ik dat hij tegen de speurders iets totaal anders heeft gezegd. Ik heb daarom een confrontatie met hem aangevraagd.”
“De confrontatie werd me geweigerd en dus heb ik hem zelf opgebeld. Ik zei: ‘Leg dat eens uit.’ Toen heeft hij toegegeven dat hij die avond niet op kantoor was en een voetbaltoernooi organiseerde. In zijn eerste versie was hij het die zelf na instructies van hogerhand het bevel had doorgegeven en zich pas later bewust werd van wat hij had gedaan.”
“Het is intussen allemaal uitgezocht. Men acht bewezen dat de man die avond geen dienst had en met die voetbalmatch bezig was. Maar wat is er dan waar van wat bij de rijkswacht in 1985 allemaal op papier werd gezet? Volgens de processen-verbaal in het dossier bevond de patrouille zich aan de Villalaan. Nu zijn er mensen van de toenmalige rijkswacht Aalst die zeggen: ‘Weet je waar die mannen waren? Ze waren allemaal aanwezig bij de voetbalmatch.’ Die match – rijkswachters onder elkaar – was in Terjoden, bij Erembodegem. Niemand kan het bewijzen, maar volgens ooggetuigen stonden de mannen die de Delhaize moesten bewaken daar. Dan vraag je je af: ‘Wat voor een soep is dit?’ Het blijft wel een feit dat ze daar niet waren, terwijl ze daar hadden moeten zijn.”
En dat de daders dat misschien wisten.
“Ik heb altijd horen vertellen, door mijn opa en ook door anderen, over de spookpatrouille op de parking. Dat was een R4’tje van de rijkswacht dat al voor de overval op de Parklaan rondreed en tijdens de overval voor de Delhaize geparkeerd stond met twee gewapende rijkswachters erin. Die stonden met hun rug naar de overval, hun wapen gericht naar de andere kant. Ze grepen niet in. Het rare is dat die patrouille bij navraag officieel niet bestond.”
Je opa werd daar gek van, dat hij daar nooit een antwoord op kreeg. Hij bleef maar herhalen dat hij ze vanuit zijn raam met eigen ogen heeft gezien.
“Er zijn nog andere mensen die dat kunnen bevestigen. Er is geen verklaring voor. De onmacht die mijn opa moet hebben gevoeld, is enorm. Ik voel die nu nog, en je hoopt dat het ooit eens stopt.”
“Men komt nu met Peter van Koppen, een Nederlandse expert. Terwijl ik denk: het staat allemaal in het dossier. Bekijk de verklaringen van Martial Lekeu. Het is niet allemaal even helder, maar de grote lijnen hebben we wel. Je hebt geen buitenlandse expert nodig. We hebben wat eerlijkheid nodig.”
Als plot in een filmscenario zou het worden geschrapt. Het joch van negen dat ruim 30 jaar later als veertiger de game changer wordt in het al die tijd in het slop zittende gerechtelijke onderzoek. Pas toen David de forcing voerde en met Marc Van Damme naar Charleroi trok, werd het Bonkoffsky-spoor ernstig genomen. “Het verhaal komt van meerdere kanten”, zegt hij. “Van zijn ex, van zijn broer, van zijn jeugdvriend. Bonkoffsky zat trouwens gelijktijdig met Martial Lekeu bij de groep-Diane.”
Heb je vertrouwen in het uitgebreide onderzoeksteam?
“Dat zal ik pas over een jaar kunnen zeggen. Is er werkelijk iets veranderd of niet?”
Na de laatste bijeenkomst van de onderzoeksleiding en de slachtoffers voelde je vooral weer fatalisme.
“Daar wil ik niet aan toegeven, aan dat gevoel. Ik wil geen slachtoffer zijn, maar een overlever. Ik wil niet de hele tijd klagen en zagen. Ik heb het overleefd en ben ondanks alles toch ergens geraakt. Wat me aan het onderzoeksteam ergert, is dat er vooral veel ruzie wordt gemaakt.”
Je doelt op de aantijgingen als zou de wapenvondst in Ronquières zijn gemanipuleerd?
“Waarom gaan ze niet allemaal rond de tafel zitten? Freddy (Troch, de Dendermondse onderzoeksrechter die in 1986 de wapens van de Bende terugvond in het kanaal, DDC) zegt dat ook: ‘In plaats van ruzie met ons te maken: nodig ons uit. Wat heb je gevonden tegen ons? We zullen proberen te antwoorden.’ Nee, wat doen ze? Ze sturen een patrouille uit en pakken die mannen op.”
“Er is te veel machogedrag in dit dossier. Te veel mensen die zich naar voren werken met een attitude van: ‘Allemaal opzij, ik ga het hier eens oplossen.’ Misschien moet dat dan maar het voornemen voor 2018 worden, eerder dan een Nederlandse professor in te huren: minder machogedrag.”
Bron » De Morgen | Douglas De Coninck