‘Most wanted-lijst’ werpt vruchten af: al elf zware criminelen opgepakt

Na bijna drie jaar heeft de opsporingsdienst van de federale politie al elf voortvluchtige zware criminelen opgepakt met dank aan de most wanted-lijst. ‘Het toont de doeltreffendheid van de lijst’, klopt de federale politie zich op de borst.

Meer dan anderhalf jaar zocht de federale politie naar Grzegorz Janowicz. De Pool werd in oktober 2017 veroordeeld tot een celstraf van 18 jaar. Twee jaar eerder had hij samen met een kompaan zijn landgenoot Dawid Motulewicz een kogel door het hoofd gejaagd en achtergelaten in een auto in Anderlecht. Janowicz knipte na de veroordeling zijn enkelband door en verdween onder de radar.

Tot afgelopen dinsdag. Buurtbewoners hadden de federale politie getipt dat de man graag met zijn hond door het Dudenpark in Vorst wandelde. Het FAST-team – opgericht om voortvluchtigen op te sporen – van de federale politie kon de man onderscheppen terwijl hij op een bankje een blikje bier achteroversloeg.

Herkend door toeristen

De Pool is al de elfde persoon die geklist wordt nadat hij op de most wanted-lijst van de federale politie verscheen. De lijst, met de namen van 20 voortvluchtige criminelen, werd op 4 november 2016 in het leven geroepen. Al snel kwam er kritiek: het platform om tips door te spelen, bleek onvoldoende beveiligd. Er werden ook wenkbrauwen gefronst bij de ‘veramerikanisering’ van de opsporingsmethoden.

Maar de most wanted-lijst boekte vrijwel meteen succes. Nog tijdens de receptie na de officiële voorstelling liepen de eerste tips binnen over Marc De Block, een veroordeelde drugshandelaar naar wie al jaren gezocht werd. Die bleek in een villa in Dilbeek te wonen. Vanuit de voortuin zagen de speurders hoe De Block zichzelf tijdens Het Journaal herkende in een item over de most wanted-lijst. Hij pakte meteen zijn koffers en liep de deur uit om naar Frankrijk te vertrekken – maar buiten botste hij op de politiediensten.

In minder dan drie jaar tijd volgden nog tien arrestaties, ook in het buitenland. Vorige maand werd de naam van Lei Beaumont toegevoegd aan de lijst, kort na een veroordeling voor de moord op zijn ex-vrouw. Een “uiterst brute en laffe executie” volgens de jury. Beaumont keek tegen een levenslange celstraf aan, en vluchtte naar Calpe aan de Spaanse kust. Daar werd hij al snel herkend door Belgische en Nederlandse toeristen. Na amper twee weken als most wanted werd Beaumont ingerekend.

“Het toont de doeltreffendheid van de lijst en het succes van het FAST-team”, klinkt het bij de federale politie. De opsporingsbrigade werd in 1999 opgericht. Voordien konden voortvluchtigen vrij makkelijk ondergedoken blijven, tenzij de politie hen bij een controle toevallig tegen het lijf liep. Maar de arrestatie van Grzegorz Janowicz in Vorst toont dat zware criminelen nog steeds niet ver weg hoeven te zitten om onder de radar te blijven.

Bijzondere opsporingsmethodes

Net daarom spelen buurtbewoners vaak een cruciale rol bij de opsporing, zegt criminoloog Wim Hardyns (UGent). Bovendien fungeren sociale media als katalysator. “Via sociale media kunnen mensen beelden van een most wanted-lijst makkelijk delen. Daardoor is de kracht van zo’n lijst nu veel groter dan vroeger.” Hardyns wijst ook op het grote verschil met de Verenigde Staten, waar een heuse economie is ontstaan rond informatie over mogelijke verdachten. Daar zijn we in ons land nog lang niet, zegt hij.

Sinds begin deze maand heeft het FAST-team overigens extra middelen ter beschikking. Het mag vanaf nu ook bijzondere opsporingsmethodes gebruiken, zoals telefoontaps of lokalisering van een gsm-signaal. “Maar daar is wel altijd toestemming van een onderzoeksrechter voor nodig.”

De most wanted-lijst wordt ook regelmatig geüpdatet, al wil de federale politie niet communiceren over de criteria die daarbij gehanteerd worden. Momenteel staan nog 19 voortvluchtigen op de lijst. Een van hen is Fehriye Erdal, die deel uitmaakte van de Turkse terroristische organisatie DHKP-C. Erdal werd in 2017 veroordeeld voor haar rol in een drievoudige moord in Turkije in de jaren 90. De activiste was echter al sinds 2006 op de vlucht, en blijft tot op vandaag onvindbaar.

Bron » De Morgen

Hoe riskant is de burger­infiltrant?

De politie krijgt er een wapen bij: de burgerinfiltrant, meestal een crimineel. Opent die intensieve samenwerking met de onderwereld de doos van Pandora? ‘Zij worden geen collega’s. Die infiltranten zullen het niet weten wanneer wij hen in de gaten houden.’

‘De kolderbrigade. Voor alle duidelijkheid: zo gaat het niet in het echt.’ Marc ‘Marco’ Van Laere verbergt zijn ergernis niet wanneer het gaat over de VTM-reeks De infiltrant, waarin een oplichter undercover gaat bij een drugssmokkelaar. De serie haalt de mosterd bij een boek van ex­undercoveragent Kris Daels, maar de vele knipogen geven aan dat de makers graag en bewust een loopje nemen met sommige feiten.
Van Laere vindt dat toch vervelend. ‘Dergelijke programma’s schetsen een beeld dat helemaal niet overeenstemt met de werkelijkheid. Zelfs politiemensen die zich kandidaat stellen om bij het undercoverteam te gaan, laten zich daardoor misleiden.’

Rond dat undercoverteam hangt een dikke mist. Doorgaans geeft de politie nauwelijks iets prijs over haar infiltranten. De verandering rond de burgerinfiltrant die er zit aan te komen en de cowboyverhalen die de ronde doen, zijn voor Van Laere een reden om meer openheid te geven. Als chef van de directie gerechtelijke operaties beslist hij mee over de inzet van de bijzondere opsporingsmethodes – of ‘BOM’. Er zijn er drie: observatie, informantenwerking en de politie-infiltratie. Wanneer de burgerinfiltrant daar bij komt, vallen ook zij onder zijn bevoegdheid.

Voor de politie komt de regeling over de burgerinfiltrant er liever vandaag dan morgen.

‘De zwakte van het huidige systeem met politie-infiltranten is dat het bijzonder moeilijk is om in contact te treden met criminelen of terroristen in een zeer gesloten milieu’, zegt Van Laere. ‘Ofwel hebben onze undercoveragenten niet het profiel dat nodig is voor de operatie, ofwel zijn die mensen al in andere dossiers aan het werk. We hebben dat gemerkt na de aanslagen in Parijs in november 2015. De federale politie ervoer toen een enorme druk om te voelen wat er leeft op het terrein. Net dan kwam er van onze informanten (bronnen in het criminele milieu, red.) niet altijd wat we nodig hadden. Geschikte undercovers waren niet voorhanden. Op zo’n moment zouden we snel moeten kunnen inspelen op de situatie en mensen laten infiltreren die al in contact staan met een terreurgroep.’

Beloning in ruil voor tips

De politie beschikt vandaag over informanten bij terreurgroepen en andere criminele organisaties. Wanneer zij een tip aanleveren die leidt tot een doorbraak in een dossier, krijgen ze daarvoor geld. Justitie heeft daarvoor een speciaal fonds, elk jaar worden tot negenhonderd premies uitgekeerd. Volgens Van Laere leiden de tips tot 1.200 aanhoudingen per jaar.

Net de informanten in terreurmilieus zijn snel opgebrand. Een informant mag volgens de wet geen strafbare feiten plegen. Maar de strafrechtelijke definitie van terrorisme is de afgelopen jaren almaar breder geworden. Geld inzamelen, logistieke ondersteuning, voorbereidingen treffen: het valt allemaal onder de terrorismewet. Gevolg: een terreurinformant zit snel aan de grens van wat hij mag.

‘Wanneer zo iemand zijn “runner” (begeleider bij de politie, red.) opbelt om te zeggen dat hij een ­garagebox moet huren om TATP-explosieven in te maken, moeten we de informant afremmen omdat hij deelneemt aan een terroristisch misdrijf’, zegt Van Laere. ‘In 2015, in volle terreurdreiging, waren er drie politie-infiltraties in terroristische milieus. (herhaalt nadrukkelijk) Drie! Dat is bijzonder weinig, als je bedenkt hoeveel terreurdossiers er op dat ogenblik liepen.’

Mannen met snorren

Jaarlijks voeren politiemensen dertig tot veertig undercoveroperaties uit. In een derde van de gevallen gaat het om infiltraties in drugszaken, een op de vier operaties maakt deel uit van een onderzoek naar een criminele organisatie. Hoeveel infiltranten de politie heeft, kan Van Laere niet kwijt. ‘Net zoals je van mij niet te weten zult komen hoeveel vrouwen en mannen er zijn, en hoeveel van die mannen een snor hebben. De infiltranten vallen onder de speciale eenheden en die werken anoniem. Het eerste wat een crimineel denkt als hij wordt opgepakt, is wie hem heeft verlinkt. Het is niet zo uitzonderlijk dat ze politiemensen of magistraten met geweld bedreigen.’

Bij Van Laere zitten discretie en voorzichtigheid stevig ingebakken. Hij leerde de stiel in de loden jaren tachtig bij de afdeling ‘surveillance’ van de toenmalige gerechtelijke politie. Zijn roepnaam ‘Marco’ is een erfenis uit de radiocommunicatie in die tijd. Je kunt wel de politieman van straat halen, maar de straatreflexen krijg je niet uit de politieman: wanneer de fotograaf aan zijn werk begint, schuift Van Laere automatisch zijn notities voor het gesprek in een gesloten notitieboekje. Die gaan niet op de gevoelige plaat. Over de aspecten van zijn werk waar hij open in kan zijn, babbelt hij vlot.

Wanneer een vraag voor hem te ver gaat, laat hij dat blijken zonder rond de pot te draaien. Had de politie bijvoorbeeld infiltranten bij Sharia4Belgium? ‘Mooi geprobeerd, maar daar kan niemand ja of neen op antwoorden’, antwoordt hij vriendelijk. Bij Sharia4Belgium was er geen infiltrant, bij de Brusselse terreurgroep rond Khalid El-Zerkani wel, zo bleek op het strafproces tegen El-Zerkani.

De 62-jarige Van Laere, die in zijn vrije tijd trompet speelt in Concertband Cecilia Geraardsbergen, ziet er ook onopvallend uit – wat wellicht van pas kwam bij observaties. Hoewel hij de spotlights niet opzoekt, in eigen rangen is hij een begrip. Al zeventien jaar, sinds de eenmaking van de politie, is Van Laere de directeur gerechtelijke operaties. Honderden zware dossiers, waarin bijzondere opsporingsmethodes nodig waren, zijn door zijn handen gegaan.

Camping Parelstrand

Vooraleer men bijzondere opsporingsmethodes (BOM) inzet, moet een ‘wegingscommissie’ groen licht geven. Daarin zitten, behalve mensen van de directie gerechtelijke operaties en de speciale eenheden, een federaal magistraat, een BOM-magistraat van het parket en een Bijzondere Technieken-officier van de politie. Ze gaan na of er is voldaan aan vier criteria, zoals de vraag of de inzet van een infiltrant opweegt tegen de ernst van de feiten en of er geen andere onderzoekstechnieken mogelijk zijn.

Op zo’n vergadering ontstaat ook de tactiek die een infiltrant zal toepassen: het scenario om contact te leggen met het doelwit en de stappen die hij daarna moet doen, krijgen dan vorm. De Nederlandse krant de Volkskrant schreef onlangs dat politiemensen een auto-ongeluk met een moordverdachte in scène hadden gezet om hem daarna werk aan te bieden en zo een vertrouwensband te scheppen.

‘Elke manier waarop je in het echte leven iemand ontmoet, kunnen wij gebruiken’, zegt Van Laere. ‘Ik ga nu geen lijstje geven met onze scenario’s, ook omdat we de criminelen bij hun eerstvolgende aanrijding niet te argwanend willen maken. Maar hoe heb jij je vrienden leren kennen? Je ziet iemand ergens, bijvoorbeeld tijdens een gemeenschappelijke hobby, en het klikt. Het kan dan nog lang duren tot je over je criminele activiteiten begint te vertellen. En die tijd hebben we onder meer in terreurdossiers niet altijd.’

Een van de weinige recente undercoveroperaties waar details over bekend zijn, was gericht tegen de drugssmokkelaar Janus van Wesenbeeck. De Nederlander woonde op Camping Parelstrand in het Limburgse Lommel en zette van daaruit hasj-, cocaïne- en ­amfetaminetransporten op. Niet minder dan drie jaar lang had Van Wesenbeeck ‘Billy en Nina’ als buren. Beiden waren undercoveragenten. Toen ‘Billy’ een herlaadcode van Van Wesenbeecks gsm terugvond, kende het onderzoek een doorbraak (DS 26 mei 2011). In 2011 kreeg Van Wesenbeeck tien jaar cel.

‘Infiltranten bieden speurders een zicht van binnenin de organisatie’, zegt Van Laere. ‘Dat soort “human intelligence” is van onschatbare waarde. Vroeger waren infiltraties snel gericht op inbeslagnames, bijvoorbeeld van drugs. We hebben geleerd om meer op lange termijn te werken en te focussen op wie welke rol speelt in een criminele groep.’

‘Mentaal gezien vraagt zo’n langlopende operatie veel van de politie-infiltranten. Ze blijven echtgenoot of vader, en in alle geval politieambtenaar. Het is niet de bedoeling dat ze de criminele manier van leven, waar honderd euro uitgeven soms niets voorstelt, na hun opdracht kopiëren. We lossen een infiltrant ook nooit met de boodschap: “We zien elkaar over drie maanden weer, doe ondertussen uw goesting.” Er is bijna constant overleg.’

Even geduld, gasten

Helder kunnen samenvatten welke feiten zich hebben afgespeeld, is een basisvereiste voor politiemensen die infiltrant willen worden. Van Laere: ‘Het zou niet goed zijn als onze infiltrant elk uur tegen de criminelen zegt: “Even geduld gasten, ik moet notities nemen.” Ze moeten goed kunnen communiceren, situaties snel kunnen beoordelen en op een geloofwaardige manier daden stellen waarmee ze het vertrouwen winnen.’

Burgers die infiltrant worden, zullen daarvoor geen opleiding krijgen zoals politiemensen die nu volgen. De dienst van Van Laere voert wel een risicoanalyse uit over die burgers. ‘Ze zullen nooit in een vingerknip worden ingezet als infiltrant’, zegt hij stellig. ‘We hebben er alle belang bij om dit middel niet te ondergraven door fouten zoals die vroeger zijn gebeurd, bijvoorbeeld in de zaak-François.’

Die zaak is een donkere bladzijde in de Belgische drugsbestrijding. In de tweede helft van de jaren zeventig was rijkswachtcommandant Leon François iets te enthousiast in de werking met burgerinfiltranten. Op een gegeven moment verloor hij zo 1,6 miljoen Belgische frank (40.000 euro) aan een van zijn infiltranten. Om het gat in zijn boekhouding te dichten, wilde François cocaïne kopen en weer doorverkopen aan drugsdealers. Hij kwam terecht bij een Pakistaanse smokkelaar, maar die werd gearresteerd. In 1980 werd François gearresteerd, twee jaar later kreeg hij een celstraf.

Ook Nederland heeft problemen gekend door een te nauwe samenwerking tussen politie en criminelen. Daar barstte begin de jaren negentig een schandaal los toen bekendraakte dat een speurdersteam drugshandel had laten passeren om een bende te kunnen infiltreren.

Van Laere: ‘Als je die fouten bekijkt en ziet wat we daar tegenover moeten stellen, kom je uit bij grondige controles. Die bestaan vandaag al voor de politie-infiltranten, voor de burgerinfiltrant zal dat niet anders zijn. Dat staat ook in het wetsontwerp. We maken vooraf een risicoanalyse. De federale procureur moet zijn toestemming geven. De lokale parketmagistraat of onderzoeksrechter controleert de infiltrant, bij de politie zijn er begeleidings- en controleambtenaren. En dan is er nog de Kamer van Inbeschuldigingstelling die de dossiers achteraf onderzoekt. Ook het Comité P kan een audit uitvoeren. Voor de operatie van start gaat, spreken we met de burgerinfiltrant ook concreet af wat mag.’

Handvol per jaar

Het grote verschil met informanten is dat infiltranten strafbare feiten mogen plegen: een ­geënsceneerde drugsverkoop of -aankoop, bijvoorbeeld. Of wapens ophalen en afleveren. Een vuistregel is dat de feiten die ze plegen niet zwaarder mogen zijn dan degene waarvoor ze infiltreren. Joachim Meese, advocaat en docent strafrecht aan de Universiteit van Antwerpen, waarschuwde onder meer in De Standaard al voor de status die burgerinfiltranten daardoor krijgen (DS 5 maart).

‘Een burgerinfiltrant is voor ons geen collega’, zegt Van Laere. ‘Hij zal het ook niet weten wanneer wij achter hem rijden om te controleren of hij wel doet wat we hebben afgesproken.’

Dat klinkt arbeidsintensief, zeker voor een organisatie als de federale gerechtelijke politie, die kreunt onder personeelsgebrek. ‘Er is een uitbreiding van het kader gevraagd, zowel bij ons als bij de speciale eenheden, precies omdat we die controle niet licht opnemen. We zijn niet van plan om ons te laten meeslepen in een filmscenario van Bruce Willis, waarin hij een kleine aanslag mag plegen om een grotere te voorkomen. Voor elke burgerinfiltrant schrijven we vooraf een scenario met contactmomenten om te voorkomen dat hij niet in een positie terechtkomt waarbij hij zaken moet doen die achteraf niet uit te leggen zijn. We denken ook niet dat er veel burgerinfiltranten zullen zijn, misschien een handvol per jaar. Net om daar binnen te raken waar het nu niet lukt.’

Bron » De Standaard | Nikolas Vanhecke

Van Facebook tot smartphone: politie krijgt digitaal meer macht

Het gerecht en de politie krijgen meer mogelijkheden om smartphones en computers te doorzoeken of om WhatsApp- en Facebookberichten in te kijken dankzij de wet op bijzondere opsporingsmethodes, de zogenaamde BOM-wet. Die is aangepast, omdat ook criminelen steeds vaker online zitten en de wet achterop hinkte. Justitieminister Koen Geens (CD&V) heeft een budget van 6,5 miljoen euro uitgetrokken.

De vorige BOM-wet dateerde nog maar van begin jaren 2000, maar was niettemin al hopeloos verouderd. De technologie evolueert razendsnel, de maatschappij leeft veel meer digitaal en criminelen bleven uiteraard niet achter. De Belgische autoriteiten hinkten echter achterop, met veel onduidelijkheid over wat mocht en wat niet.

“Godsgeschenk”

De nieuwe wet is dus niet minder dan een “godsgeschenk”, klonk het donderdag bij magistraten en politielui. “Een krachtig en uitgebalanceerd wettelijk wapen om de criminaliteit 2.0 te gaan bestrijden met een wet 2.0 of zelfs 3.0”, zo omschreef federaal magistraat Jan Kerkhofs de nieuwe mogelijkheden.

Concreet krijgen politie en gerecht een hele reeks nieuwe mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld infiltratie op het internet. “Pedofielen moeten dus beseffen dat de twaalfjarige waarmee ze chatten weleens een politieambtenaar kan zijn”, verduidelijkte politiedirecteur Marco Van Laere.

Legal hackings

Ook regelrechte legal hackings kunnen voortaan, oftewel het heimelijk binnendringen op computers of smartphones. “De onderzoeksrechter krijgt de mogelijkheid om de waarheid à charge en à décharge te gaan zoeken waar ze te vinden is: op facebookwalls, whatsapps, NAS-servers, pc’s, smartphones enzovoort”, aldus Kerkhofs.

De nieuwigheden zijn trouwens niet allemaal digitaal. Dringt de politie heimelijk een huis binnen, dan zal ze voortaan ook gesloten kasten mogen openen of zaken meenemen en later terugplaatsen. Iets wat totnogtoe niet kon.

Aan het nieuwe arsenaal zijn wel strikte voorwaarden verbonden, verzekerde minister Geens. “De maatregelen die de grootste impact hebben op de privacy, zijn exclusief beperkt tot de onderzoeksrechter. De gewone burger heeft dus niets te vrezen, zware criminelen des te meer.”

Bron » De Morgen

Advocaten trekken aan alarmbel op Internationale Mensenrechtendag

Een veertigtal advocaten van het collectief Progress Lawyers Network en verschillende leden van andere verenigingen hebben vandaag in Brussel verzameld om hun bezorgdheid te uiten over de maatregelen van de federale regering tegen terrorisme. Met hun actie willen ze, op deze Internationale Mensenrechtendag, eraan herinneren dat die rechten de hoeksteen van onze samenleving blijven.

De actievoerders verzamelden op de Kunstberg, waar ze symbolisch uitbeeldden dat ze mensenrechten in vuilniszakken stopten.

Problemen

“We stellen vast dat in België de mensenrechten steeds minder worden gerespecteerd en dat de toegang tot justitie en een pro deo-advocaat – de garantie op een rechtvaardige justitie – steeds moeilijker wordt. De maatregelen die de regering neemt als antwoord op terrorisme, onder meer huiszoekingen ’s nachts en de verlenging van de hechtenis zonder dat daarvoor beroep wordt gedaan op een rechter, stellen ook een probleem”, zegt Joke Callewaert, advocate bij Progress Lawyers Network.

“De uitbreiding van de macht van Staatsveiligheid staat hen toe om in dossiers over terrorisme steeds meer bijzondere onderzoeksmethodes toe te passen, ook wat extremisme betreft, zelfs al is dat concept niet helder gedefinieerd”, voegt ze daar nog aan toe.

Bron » De Morgen

Experts waarschuwen voor problemen door onevenwichtige regels voor digitaal speurwerk

Experts waarschuwen dat de nieuwe wetgeving over de bijzondere opsporingsmethoden (BOM) al verschillende keren door het Grondwettelijk Hof vernietigd werd, met jarenlange procedureslagen en rechtsonzekerheid tot gevolg. Ze vrezen dat het nieuwe wetsontwerp van Justitieminister Koen Geens, dat de BOM fundamenteel vernieuwt met oog op het digitale tijdperk, dezelfde weg op gaat.

De modernisering is broodnodig voor doeltreffend digitaal speurwerk, erkennen onderzoeker Charlotte Conings en hoogleraar strafrecht Frank Verbruggen van de KULeuven in een opiniestuk in De Standaard. Ze hekelen echter de verdere afkalving van de controle door de onderzoeksrechter én waarschuwen dat de nieuwe mogelijkheden veel verder gaan dan wat met een gewone telefoontap mogelijk is.

Concreet beperkt het wetsontwerp de voorafgaande rechterlijke controle voornamelijk tot heimelijke hackings. Het parket zal wel zelf openlijk uw laptop of smartphone mogen uitlezen. Eventuele wachtwoorden mag het kraken. Meteen wordt zo ook al wat op afstand opgeslagen zit toegankelijk – denk bijvoorbeeld aan mailaccounts of wat u in de cloud stak. Enkel als het parket de paswoorden daarvoor niet kent of niet vindt, of uw pc heeft die niet automatisch opgeslagen, komt de onderzoeksrechter in het spel.

“Als u dan weet dat de onderzoeksrechter voor een huiszoeking wel moet tussenbeide komen, dan wordt ook duidelijk hoe dit wetsontwerp er niet in slaagt een evenwicht te vinden tussen het klassieke en digitale speurwerk”, oordelen Conings en Verbruggen.

Zeer strikte voorwaarden

Maar er is meer. Het gaat volgens hen immers ook helemaal niet op om de oude telefoontap simpelweg gelijk te schakelen met de nieuwe regeling voor de heimelijke hacking van smartphones, computers en andere IT-systemen. Vergelijk gewoon even wat u in telefoongesprekken prijsgeeft met wat iemand over u te weten komt als die al uw computergebruik monitort en al uw computergegevens screent, argumenteren Conings en Verbruggen. Inclusief dus online banking, google search, chatgesprekken op sociale media, hoelang u stilstaat bij welke artikels of wat u tikt in een e-mail maar achteraf weer verwijdert. “Van een loutere modernisering van wat we al hadden, is dus geen sprake.”

En dat vinden ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Duitse Grondwettelijk Hof, aldus de experts. Beide rechtscolleges “benadrukken dat zo verregaande maatregelen wel mogelijk moeten zijn, bijvoorbeeld in het kader van terrorismebestrijding, en dat standpunt treden we volmondig bij, maar zij stellen wel tegelijkertijd zeer strikte voorwaarden voorop”.

Een grondig debat dringt zich dus op, besluiten Conings en Verbruggen. Ook al om problemen met het Grondwettelijk Hof te vermijden. “Laten we dit keer problemen achteraf vermijden door op voorhand grondig na te denken over een evenwicht tussen de noden van de misdaadbestrijding en het grondrecht op (digitale) privacy”, besluiten ze.

Bron » De Standaard