‘Niet schieten’ van Stijn Coninx smeekt om happy end in Bende-onderzoek

Een jaar geleden haalde de Bende van Nijvel plots weer de voorpagina’s, nu is ze terug in de bioscoop. Niet schieten is het wraakroepende verhaal van overlever David Van de Steen en zijn strijdvaardige opa – een glansrol van Jan Decleir. Regisseur Stijn Coninx struikelt hier en daar, maar doet je wel verlangen naar een happy end in het Bende-onderzoek.

Niet schieten grijpt je al heel vroeg bij je nekvel. Nauwelijks hebben we het gezin Van de Steen leren kennen, of moeder, vader en dochter worden al koelbloedig afgemaakt. Het is 9 november 1985, en de Bende van Nijvel voert een gruwelijke aanslag uit op de Delhaize in Aalst. Zoon David, 9 jaar (op die leeftijd gespeeld door Mo Bakker, later door diens oudere broer Kes), krijgt ook lood in zijn lijf gepompt, maar overleeft het bloedbad ternauwernood.

Aan de overkant van de straat hoort opa Albert (Jan Decleir) – bijgenaamd Petje – het allemaal gebeuren. Dat regisseur Stijn Coninx (Marina) van een afstand met hem meekijkt, maakt de moordpartij nog griezeliger. Het eindeloze ratelen van de geweren in de verte, het ijzingwekkende gekrijs… Als hedendaagse kijker, die het geweld van IS vers in het geheugen heeft zitten, voel je: dit is pure terreur.

Ook daarna blijven we Petje volgen. Coninx – die zich met scenarist Rik D’Hiet baseerde op het boek Niet schieten, dat is mijn papa! van David Van de Steen en journaliste Annemie Bulté – zoomt in op zijn decennialange strijd voor gerechtigheid, én voor de toekomst van zijn kleinzoon. Het wordt een lange, kafkaiaanse tocht door Absurdistan. De tweede helft van het verhaal is daardoor wat droger en stuurlozer dan de eerste: de film worstelt dan om echt een film te zijn, en niet louter een kroniek.

Gelukkig is er Jan Decleir. Hij levert op zijn 72ste een van de indrukwekkendste acteerprestaties uit zijn carrière. De emoties die op zijn gezicht te lezen vallen wanneer hij de lichamen van zijn vermoorde familie moet identificeren, gaan door merg en been. Jammer dat Coninx zich verplicht voelt om uiteindelijk de violen boven te halen, alsof Decleirs vertolking niet krachtig genoeg was.

Tegen de sterren op

Niet alle acteurs kunnen overtuigen. Louis Talpe als geföhnde eighties-papa? Oké. Maar Jonas Van Geel die met een opzichtige pruik op zijn hoofd de puberende David Van de Steen speelt? Dat is even schrikken. Zijn we in een aflevering van Tegen de sterren op terechtgekomen? Gelukkig zet Van Geel dat later recht, wanneer zijn personage volwassen is.

De grote slechterik in Niet schieten is de Bende van Nijvel. Maar er waart ook een onzichtbare boosdoener door de film: de duistere kracht die het onderzoek voortdurend dwarsboomt en manipuleert. Coninx geeft hints in bepaalde richtingen, maar wie er aan de touwtjes trekt, wordt niet opgehelderd. Deze film doet je vurig hopen dat er in de realiteit nog een happy end aan deze sombere saga komt. Niet schieten schreeuwt ‘Indignez-vous!’ naar de kijker, in de hoop dat justitie en politiek eindelijk hun werk doen.

Bron » De Morgen

Leven van Bende van Nijvel-slachtoffer verfilmd: “Is het mysterie op te lossen? Ik weet het niet, dit is een noodkreet”

David Van de Steen, het slachtoffer van de Bende van Nijvel die met ‘Niet Schieten’ zijn levensverhaal verfilmd ziet, hoopt dat de speelfilm nieuwe informatie over de bende kan aan het licht brengen. “Ik probeer mensen een geweten te schoppen. Is het mysterie op te lossen? Ik weet het niet, maar ik hoop het alleszins.” Ook regisseur Stijn Coninx zegt niet te denken dat de film de zaak zal oplossen. “Het is een noodkreet van de slachtoffers”, zegt hij.

David Van De Steen verloor op 9 november 1985 bij de overval op de Delhaize in Aalst, waarbij acht mensen om het leven kwamen, zijn ouders en zijn zus. “Als slachtoffer sta je zo onmachtig tegen de muur van justitie. Bij mij moest dat eruit, en door de film is dat eruit gekomen. Het boek was de eerste stap en de film de tweede stap. De bedoeling was om te laten zien hoe het eraan toe gaat in België als je slachtoffer wordt.”

“We hebben ondertussen tien ministers van Justitie gekend, honderden speurders. Niemand die een antwoord kan geven. Dat klopt niet. Ik probeer mensen een geweten te schoppen. Misschien is er iemand tussen die naar de film kijkt en iets weet, of is er een rechter die iets kan laten uitkomen. Er zijn zeker mensen die meer weten.”

De filmmakers hadden een eerste versie van het scenario waarin er meer fictionele elementen zaten, maar de uiteindelijke film leunt nauwer aan bij het boek. “Ik wou zo dicht mogelijk tegen de waarheid blijven. Stijn is daarin meegegaan en we zijn daar zeer ver in gegaan. Het wapen van mijn grootvader dat je in de film ziet, was echt zijn wapen. De details in het appartement van mijn grootouders, zijn echt. De scènes in de kliniek, de overval zelf. Het is zeer waarheidsgetrouw. Er zijn natuurlijk altijd dingen die in het scenario worden gezet om het verhaal aaneen te lijmen”, zegt Van de Steen.

“We hebben gekozen om niet met de echte namen te werken. Gerechtelijk is er niets bewezen. Je ziet bijvoorbeeld dat De Staerke of (de voormalige rijkswachter Robert) Beijer processen gewonnen hebben toen hun namen opdoken. We wilden niet in een welles-nietesverhaal terechtkomen. Het is mijn verhaal, mijn waarheid. Wat mij duidelijk is, is dat de groep die de overvallen uitvoerde nooit dezelfde was. Men spreekt over dé reus, maar die bestond niet. Er waren meerdere personen met een grote gestalte die telkens werden afgewisseld per locatie.”

Reus

Of Christiaan Bonkoffsky één van de reuzen was, wordt sinds februari vorig jaar onderzocht door het gerecht. Ex-rijkswachter Bonkoffsky had, volgens zijn broer, op zijn sterfbed in 2015 gezegd dat hij bij de Bende van Nijvel was. “Dat verhaal gaat al veel langer”, zegt Van de Steen. “Ik heb het zelf doorgegeven aan (de speurders in, nvdr.) Charleroi. Maar toen we aan het filmen waren, liepen de onderzoekers rond met zijn foto in de cafés in Aalst. Dat werd door een journalist opgepikt en het spel ontplofte.”

“Iedereen op de set voelde dat we midden in iets zaten dat 30 jaar geleden gebeurd is. Ik zei ‘Welkom in het leven met de Bende van Nijvel’. Nu is het weer volledige stilte, maar ieder jaar wordt er in oktober of november wel iets gelanceerd. Het hele dossier is een beetje een mysterie geworden, maar door de piste van Bonkoffsky weet een generatie die het nooit gekend heeft, opnieuw een beetje over de Bende van Nijvel.”

“Het komt terug naar boven, maar ik denk dat de hele zaak zonder het boek en de film al heel lang vergeten was. Of dit een remedie kan zijn om een doorbraak te forceren, dat weet ik niet. Ik hoop dat de aandacht voor de film positief is en iets kan bijdragen aan het mysterie. Is het op te lossen? Ik weet het niet, maar ik hoop het alleszins”, besluit Van de Steen.

Noodkreet van slachtoffers

Regisseur Stijn Coninx noemt de film “een noodkreet vanuit de slachtoffers”. “De film heeft niet de pretentie om de zaak op te lossen of om te zeggen wie het gedaan heeft. Het is de bedoeling om de woede en de verontwaardiging te delen met het publiek.”

Coninx ontmoette Van de Steen al in eind 2010. “Daarvoor wist ik niet meer (over de Bende van Nijvel, nvdr.) dan dat die feiten gebeurd waren, of dat de warenhuizen bewaakt werden door scherpschutters. Ik was zeer verontwaardigd en kwaad toen ik het boek las. Het was me wel vlug duidelijk wat ik met het verhaal wilde doen.”

“Voor mij ging het direct over de grootouders, die op een moment dat ze een gelukkige oude dag konden hebben, geconfronteerd worden met die feiten. Ze verliezen hun dochter, schoonzoon en kleindochter en blijven achter met een kleinzoon. Een verhaal over de familie dus, maar om het verhaal beter te begrijpen ben ik een aantal mensen gaan opzoeken.”

De regisseur sprak onder meer met speurder Eddy Vos, oud-onderzoeksrechter Freddy Troch en procureur-generaal Christian De Valkeneer. “Ik werd zelf ook gecontacteerd door mensen met informatie, ook binnen het gerecht, in de hoop dat we daar iets mee konden doen in de film. Ik heb veel geluisterd, bekeken en gelezen.”

“Als regisseur heb ik een soort van vrijheid, maar ik heb zelf niets uitgevonden. De film heeft niet de pretentie om de zaak op te lossen of om te zeggen wie het gedaan heeft. Het is de bedoeling om de woede en de verontwaardiging te delen met het publiek. Het is geen documentaire. Het is een complex dossier, maar je hoeft de situatie van toen niet te kennen om de gevoelens van de film te delen”, zegt Coninx.

Haemers

De naam van verdachten die in het dossier van de Bende genoemd werden, worden in de film veranderd of niet expliciet gemaakt. “Als we die mensen bij naam gaan noemen, dan gaan we spreken over gelijk hebben. Ik moet geen gelijk hebben, daar gaat het niet over. Als David bijvoorbeeld als jongen dacht (Philippe) De Staerke te herkennen, of ervan overtuigd was dat (Patrick) Haemers op hem geschoten had, dan is dat vandaag nog altijd zo. Het is nog nooit bewezen dat het niet kan, wat David gezien heeft.”

Coninx heeft zelf wel een duidelijke visie op het Bende-dossier. “Het is goed dat wij als makers van de film weten dat er verbanden zijn, bijvoorbeeld dat de Roze Balletten niet los staan van dat alles. Was de rijkswacht betrokken? Natuurlijk was de rijkswacht betrokken. Maar het is niet dé rijkswacht of dé Staatsveiligheid.”

“Was de Staatsveiligheid betrokken? Natuurlijk was de Staatsveiligheid betrokken. Als je me vraagt om dat te bewijzen, dat is mijn taak niet. Als je mijn mening vraagt, daar moet je me niet meer van overtuigen. Dat is zo klaar als een klontje”, zegt Coninx. “Een deel van de gangsters loopt vrijuit, anderen hebben elkaar zelf afgemaakt. Ik vind dat niet uit, dat is geweten. Iedereen (van de speurders, nvdr.) die ook maar iets van resultaat boekte, is feestelijk bedankt geweest, tot op de dag van vandaag.”

‘Niet Schieten’ ging woensdag in avant-première in Antwerpen en werd donderdag met een deel van de cast vertoond in Aalst. De film komt op 10 oktober in de zalen.

Bron » Het Nieuwsblad

“Met fantasie doe je de waarheid tekort”

David Van de Steen was negen toen de Bende van Nijvel zijn moeder, vader en zus vermoordde. ‘Niet schieten’ van Stijn Coninx kijkt door de ogen van de grootvader naar het drama dat een familie verminkte.

Het is de gruwelijkste reeks misdaden in ons land waar niemand voor berecht is. Met koele overvallen in de eerste helft van de ­jaren 80 joeg de Bende van Nijvel 28 mensen de dood in. Veelal stormden ze kort voor sluitingstijd Delhaize-supermarkten binnen met zware wapens.

Op 9 november 1985 pleegde de bende in de vestiging in Aalst haar laatste, bloedigste aanslag. Van de acht dodelijke slachtoffers kwamen er drie uit hetzelfde gezin: het waren de ouders en zus van David Van de Steen, die toen negen was en als enige zwaargewond achterbleef. Hij groeide op bij zijn grootouders, in het appartement dat uitkeek op dat zelfde warenhuis – een zoveelste mee­dogenloze draai van het lot.

‘Niet schieten, dat is mijn papa!’, waren de laatste woorden van zijn zusje Rebecca. Het werd de titel van het boek dat Van de Steen in 2010 samen met journaliste Annemie Bulté schreef. Het geeft een inkijk in wat zijn familie overkwam, de etappes in het onderzoek en hoe overheid en justitie de slachtoffers in de kou lieten staan. En nu is het ook een film. Jan Decleir en Viviane De Muynck geven gestalte aan Davids grootouders. Drie acteurs, onder wie Jonas Van Geel, spelen het slachtoffer in verschillende ­fasen van zijn leven.

Tot vandaag blijft het dossier voer voor discussie, speculatie en theorieën. Stijn Coninx, de Vlaamse filmbaron bekend van Daens en Marina, treedt met Niet schieten ondubbelzinnig Van de Steen bij. Die zette zelf de eerste stap toen hij acht jaar geleden met zijn boek bij de filmmaker aanklopte.

Waarom wilde u dat deze gebeurtenis uit uw leven verfilmd werd?

Van de Steen: ‘Geloof me, de beslissing om naar Stijn te stappen heb ik niet van de ene dag op de andere genomen. Je moet weten dat ik mijn verhaal een negental jaar geleden ben beginnen opschrijven toen ik door de zoveelste donkere periode ging. Met mijn been ging het op dat moment niet goed – een gevolg van de negen kogels waardoor ik getroffen was. Ik had al 28 operaties ondergaan, was tweemaal bijna dood geweest.’

‘En dan wilde het toeval dat ik in 2009 in de ziekenhuiskamer belandde waar ik ook na de overval had gelegen. Nu stonden mijn vrouw en zoon naast mij, maar het was alsof ik daar nooit weg was geweest. Dat was verwarrend, onwerkelijk zelfs. Op aanraden van mijn vrouw, die therapeute is, ben ik beginnen neerschrijven wat ik voelde.’

Dat had u voordien nooit gedaan?

Van de Steen: ‘Nee, maar mijn grootvader is daar voor zichzelf wel mee begonnen. Hij heeft zich destijds vastgebeten in het dossier en kort voor zijn dood heeft hij zijn onmacht tegenover het systeem op papier willen zetten. Hij is altijd bang geweest dat de hele zaak met hem zou sterven. Hij was het die aanstuurde op een film. Maar in wiens handen geef je zo’n gevoelig verhaal? Mijn vrouw heeft destijds nog les gehad van Stijn. Hij maakt geen films die op sensatie belust of van de pot gerukt zijn.’

Lag een documentaire aanpak niet meer voor de hand?

Coninx: ‘Die zijn er al, en David vroeg specifiek om een film. Nadat ik hem ontmoet had, ben ik zijn boek beginnen lezen. Het overdonderde me zodanig dat het me niet meer losliet. Het maakte me kwaad en verontwaardigd. Niet te geloven hoe dat onderzoek is gevoerd en hoe zij behandeld zijn geweest.’

Van de Steen: ‘Ik heb onlangs een vrouw ontmoet die toen als sociaal-assistente bij de politie werkte. Slachtofferhulp bestond niet. Haar overste verbood haar om ons bij te staan. Hij beschouwde een slachtoffer als iemand die in de weg liep van het onderzoek, dat overduidelijk nergens mocht uitkomen.’

Coninx: ‘Het boek gaf me ook een idee van wat David die avond overkomen is. Omdat hij in die periode door zijn toestand lange tijd in bed heeft gelegen, kon hij moeilijk het echte hoofdpersonage van de film zijn. Zo kwam ik tot het standpunt van zijn grootvader Albert. Op zijn oude dag wordt hij met een ­verschrikkelijk verlies geconfronteerd. Hoe krijgen hij en zijn vrouw aan zo’n jongen uitgelegd dat het leven toch nog mooi kan zijn?’

De film laat zien dat uw grootvader zich stevig vastbijt in het onderzoek naar de daders. Is hij dat zijn leven lang blijven doen?

Van de Steen: ‘Wat vooral tot op het einde heeft standgehouden, is de kwaadheid. Gelukkig hadden mijn grootouders een goed huwelijk. Zij heeft hem getemperd. Zonder haar als tegenwicht, had hij misschien domme dingen gedaan. Hij heeft ooit gezegd: “Als ik als laatste overblijf, ben ik niet meer te stoppen.” Maar toen hij op zijn 89ste alleen viel, had hij er fysiek niet meer de kracht voor.’

Hoeveel fictie is uiteindelijk in de film geslopen?

Coninx: ‘In de eerste versies van het scenario was dat vrij veel omdat ik in fictie dacht. Je stelt jezelf de vraag wat jij zou doen als zoiets je overkomt. Je begint te fantaseren. Zo zou de film aanvankelijk beginnen met een soort Russische roulette tussen de grootvader en de minister van Justitie. Hij had hem gekidnapt en zei: “Ik heb er genoeg van, zodus: gij of ik?” Maar geleidelijk is die fictie afgebrokkeld omdat de realiteit zelf zo nuchter en hard is, dat je met je fantasie de waarheid tekort doet.’

De aanslag zit niet alleen prominent in de film, maar wordt ook expliciet getoond. Was dat nodig?

Van de Steen: ‘Van bij het begin heb ik Stijn gezegd dat het realistisch moest zijn. De kracht van de film zit in het tonen van hoe onmenselijk ze waren. Neem het van me aan: de werkelijkheid was nog tienmaal erger dan wat je ziet.’

Coninx: ‘Ik voel nooit de behoefte om geweld te verzinnen. Je ziet het ook niet gauw in mijn films. In het verleden hebben ze mij al vaak fictieve politieverhalen aangeboden. Wat die het vertellen waard maakt, ontgaat me volledig. In dit geval zitten we met iets helemaal anders. Wat we tonen, is het filmpje van die avond dat zich telkens weer in Davids hoofd afspeelde.’

Van de Steen: ‘Er is wel meer dat je niet in de film ziet, maar wel deel uitmaakt van wat mij overkomen is. Je krijgt bijvoorbeeld de indruk dat ik al snel op krukken kon wandelen, terwijl dat in werkelijkheid vier jaar heeft geduurd. In die periode zat mijn grootvader elke namiddag van half twee tot half vijf met mij bij de kine. Elke dag van de week, vier jaar lang.’

Was het niet vreemd om te zien hoe uw grootvader plots door iemand als Jan Decleir wordt gespeeld?

Van de Steen: ‘Als ik aan mijn grootvader denk en naar Jan kijk, zie ik gelijkenissen. Hoewel ze totaal verschillend zijn als mens, konden ze wel broers zijn. Als Jan hem speelt zie ik ook kleine kantjes van mijn grootvader terugkeren. (Richt zich tot Stijn Coninx) Zou hij dat weten?’
Coninx: ‘Hij heeft hem zeker bestudeerd in de videofragmenten die er zijn. Maar ik zag hem meteen voor me toen ik het boek las.’

Hoe gaat u vandaag om met wat toen gebeurd is?

Van de Steen: ‘Ik heb lang gedacht dat ik de enige was die het er nog moeilijk mee had. Mensen denken dat je het verwerkt hebt omdat het zo lang geleden is. Er is veel eenzaamheid geweest. Maar het voorbije anderhalf heb ik voor een nieuw boek mensen ontmoet die toen ook aanwezig waren bij de overval in Aalst.’

‘Ik heb geleerd dat zij er op dezelfde manier zijn mee omgegaan: ze hebben het jarenlang voor zich gehouden. Je leert dat iemand thuis in het grootste geheim een kolossale kleerkast vol fardes heeft aangelegd, met elk blaadje en elk knipseltje dat ooit over het dossier is verschenen. Zo hard blijft zoiets hangen.’

Het bendedossier is nog niet opgelost. Kunt u ooit rust ­vinden?

Van de Steen: ‘Voor een groot stuk komt die nu met deze film. Misschien zorgt het voor wat meer begrip voor mij en andere slachtoffers. Wie weet schudt het ook diegenen wakker die altijd meer hebben geweten maar zwegen. Je blijft hopen op gerechtigheid.’

‘Anderzijds zette het bericht dat de moordenaar van Kitty Van Nieuwenhuysen kon vrijkomen me aan het denken. Even keek ik niet naar het onderzoek en vroeg ik me niet af waar ze mee bezig waren. Ik stelde me de vraag waar ik mezélf al die jaren mee gekweld had. Als iemand die zoiets doet toch weer kan vrijkomen, wat voor zin heeft het dan?’

Coninx: ‘Kijk, de film heeft niet de pretentie om te zeggen wie het geweest is. Maar als die verontwaardiging en woede uit de film gedeeld worden, als de vragen die slachtoffers en nabestaanden zich stellen op wat meer begrip kunnen rekenen, lijkt me dat al heel veel.’

Bron » De Standaard | Ruben Aerts

Nabestaande slachtoffer Bende van Nijvel over “Niet schieten”: “Ik vind dit niet kunnen”

Niet alle nabestaanden van de slachtoffers van de Bende van Nijvel zijn gelukkig met “Niet schieten”, de nieuwe film van Stijn Coninx over de terreurgroep. Een van hen is Nathalie Palsterman. In De afspraak gooit ze haar grieven op tafel.

“Ik heb de film mogen bekijken. In mijn eentje, want ik wou geen beïnvloeding van buitenaf. Ik heb gehuild van begin tot einde.” Aan het woord is Nathalie Palsterman, de dochter van 1 van de dodelijke slachtoffers van de Bende van Nijvel bij de aanslag op de Delhaize in Aalst op 9 november 1985.

De film waarover ze het heeft is “Niet schieten” van regisseur Stijn Coninx die zich op het gelijknamige boek van David van de Steen baseerde. Ook hij was getuige van de bloedige schietpartij in de supermarkt. Hij verloor zijn moeder, zijn vader en zijn zus.

Terwijl Van de Steen zich achter de film schaart en ook aanwezig is op de première in Antwerpen vanavond, blijft Palsterman met gemengde gevoelens achter. “Dit is een fictiefilm die is gesubsidieerd”, zegt ze in “De afspraak”. “Ik heb daar een groot probleem mee, ik vind dit niet kunnen. De subsidies waren op 3 jaar rond, terwijl de rechtshulp voor de nabestaanden al 32 jaar uitblijft. Waar zijn we mee bezig?”

Ook inhoudelijk stuit “Niet schieten” Palsterman voor de borst, onder meer omdat bepaalde scènes nare herinneringen bij haar oproepen of te dicht bij de realiteit komen. Toch is het vooral de marketing waar ze het grootste probleem mee heeft. “Mensen krijgen 2 gratis cinematickets als ze een sticker van “Niet schieten” op hun wagen hangen. Ik kan in Aalst geen straat passeren of ik zie die sticker.”

Toch benadrukt Palsterman dat ze veel respect voor Coninx heeft. “Maar in deze zaak heb ik moeite met zijn film want het is een lopende zaak. Ons leven moet verder.”

“Vooraf heb ik samen met andere nabestaanden een keer met Coninx gepraat. Burgemeester Christoph D’Haese (N-VA) was daarbij aanwezig. Hij beloofde toen om de film uiteindelijk samen met alle nabestaanden te bekijken onder begeleiding van slachtofferhulp, maar dat is niet gebeurd. Ik weet niet waarom.”

Bron » VRT Nieuws | Alexander Verstraete

“Onze film zal de zaak-Bende van Nijvel niet oplossen. We hopen wel onze woede te kunnen delen”

Eindelijk is hij er, Niet schieten, de film van Stijn Coninx over de Bende van Nijvel. Het is een langgerekte hulde aan Petje, de in 2011 overleden opa van Bende-slachtoffer David Van de Steen. “Bij het maken van deze film was er de hele tijd het gevoel: als dit kan in België, dan kan alles.”

David Van de Steen was 9 toen hij zijn zusje Rebecca op de parking van de Delhaize in Aalst hoorde roepen: “Niet schieten, dat is mijn papa!”

Het was 9 november 1985.

David zag zijn ouders en zijn zus van dichtbij geëxecuteerd worden, rende de supermarkt binnen en probeerde zich te verstoppen. De reus vond hem, richtte zijn tweeloop op hem, en vuurde.

Drieëndertig jaar later wrijft hij met een pijnlijke mondtrek over dat been, dat nog meer pijn gaat doen zodra de winter nadert en hem weleens doet denken: ‘Als ik het nu eens liet amputeren?’

Naast hem zit regisseur Stijn Coninx. Meer dan zeven jaar hebben ze samen opgetrokken. Niet schieten is meer geworden dan de verfilming van het boek dat Humo-journaliste Annemie Bulté in 2010 met David schreef. Het is een naar de keel grijpende reconstructie van het hindernissen­parcours van zijn opa Albert Van den Abiel, vertolkt door Jan Decleir. Stijn Coninx las, at en dronk zeven jaar lang Bende van Nijvel. “Na het lezen van het boek was ik wakker”, zegt hij. “Kwaad. Dat iets als dit kan gebeuren. In België.”

David Van de Steen: “Vroeger was het iets wat in mij zat. Je sprak daarover met je vrouw, met Petje. Met mijn grootmoeder kon ik er niet over spreken, zij wou er niks over horen. De film geeft een plaats aan wat er in mijn leven gebeurd is. We zijn dertig jaar verder, en zonder deze film en het boek zou niemand er nog aan denken.”

U bracht een groot deel van uw jeugd in ziekenhuizen door.

David Van de Steen: “Toen ik 12 was, had ik een juffrouw die mij aan huis bijles kwam geven, want ik had ook veel school gemist. Die vrouw kwam uit Wervik. Zij was 18 of 19. En gisteren, heel toevallig, zag ik haar voor het eerst na al die jaren terug. Ze vertelde me dat haar man toen rijkswachter was. Hij zat bij de anti­terreur­brigade. Hij was er ook en zei: ‘Uw grootvader heeft haar gekozen omdat hij wist dat ik altijd meekwam. En hij dan met mij over die zaak kon praten.’ (lachend) Achter alles wat Petje ondernam, zat een strategie.”

“Die man vertelde hoe er in die tijd ooit een auto is ontploft in Brussel. Naast de bom­auto lagen compromitterende foto’s. Van een toenmalige minister. Ze hebben als rijkswachters die plaats moeten afschermen, waarna de Staats­veiligheid al die foto’s is komen oprapen.”

Stijn Coninx: “Weer een scène die we hebben gemist.”

Van de Steen: “In die gesprekken tussen mijn vader en die rijkswachter kwamen veel van die verhalen naar voren. Roze Balletten, chantage. De personen die geliquideerd zijn door de Bende die daarmee in verband stonden.”

Het was voor Petje ondenkbaar dat wij, journalisten, contact zouden zoeken met u, ook al was u al een twintiger.

Van de Steen: “Hij heeft mij altijd afgeschermd. Omdat hij wist hoe gevaarlijk het was. Er zijn zoveel mensen, nu nog in leven, die gewoon zouden kunnen bevestigen dat die foto’s van Jean Gol (minister in de jaren 80, red.) bestaan. Dat zulke dingen gebeurd zijn. Die rijkswachter, de man van mijn lesgeefster, is diep in het onderzoek gedoken. En wat hebben ze gedaan? Ze hebben drugs in zijn locker gestopt en een controle gedaan. Hij is uit de rijkswacht gestapt.”

Krijgen mensen na het bekijken van de film een helder antwoord op de vraag: wie zat achter de Bende van Nijvel?

Coninx: “Het was niet de ambitie om alles uit te leggen. De film vertelt het verhaal vanuit het standpunt van de slachtoffers. Van hoe Davids opa aanvankelijk nog een blind vertrouwen heeft in het gerecht en uiteindelijk zelf op zoek moet. Veel van onze research zit in zijn personage.”

“Mijn verontwaardiging is met de dag gegroeid, want in die zeven jaar heb ik het allemaal verder zien afbrokkelen, het geloof in dit onderzoek. Met als dieptepunt de bijeenkomst met de nabestaanden in Charleroi in 2016, waar letterlijk werd gezegd: ‘We weten het écht niet meer.’ De laatste piste waarop ze nog werkten, waarin ze absoluut hun gelijk wilden halen, was de veronderstelde manipulatie binnen de cel-Delta. Dáár waren ze mee bezig.”

Waalse speurders wilden bewijzen dat de vondst van de wapens van de Bende in Ronquières in 1986 door hun Vlaamse collega’s een mega­complot was en dat de Vlaamse speurders de wapens zelf in het water hadden gegooid.

Coninx: “Drie jaar zijn ze bezig geweest met hun Grote Gelijk. In 2016 was hun conclusie dat ze nog altijd dachten dat ze gelijk hadden, maar het niet konden bewijzen. Er was op die bijeenkomst nauwelijks nog enige belangstelling.”

“Nu, ik maak mij geen illusies: de film zal de zaak niet ophelderen. Ik hoop wel dat we de verontwaardiging en de woede die dit alles bij veel mensen teweegbrengt, zeker bij de cast en de crew, kunnen delen met zo veel mogelijk mensen.”

In een slot­scène spreekt Petje het Parlement toe. Het is de enige scène waarbij ik dacht: dit is niet Albert Van den Abiel.

Van de Steen: “Waarom niet?

Hij was een binnenvetter.

Van de Steen: “Omdat hij niemand nog vertrouwde. Wat ook logisch is als je zo vaak bent belogen en bedrogen. En goed, hij heeft zo’n toespraak nooit gegeven, maar hij deed wél iets gelijkaardigs op een bijeenkomst met nabestaanden in Jumet in 2001. Hij stond op en sprak: ‘Deze zaak gaat over de rijkswacht! Over afpersing!’ Hij had bank­afschriften bij zich over de verkoop van aandelen. Hij zwaaide daarmee: ‘Dát is de waarheid!’”

“Vooraan in de zaal werden ze heel kwaad. De rijkswacht bestond nog, en je mocht daar niks verkeerds over zeggen. Boe­geroep in de zaal. Petje stond op en zei: ‘En nu is het gedaan, we zijn weg!’ We reden terug naar Aalst. In de tunnels in Brussel heeft hij zijn eerste hart­aanval gekregen. Thuis heeft Metje gezegd: ‘En nu is het gedaan!’ Voor mij zit die dag, dat gevoel, in die slot­scène.”

Coninx: “Je staat voor de keuze: bij het karakter blijven en het zo realistisch mogelijk houden, of datgene wat je allemaal aan de weet bent gekomen mee in dat personage trachten te stoppen. Nadat bekend raakte dat ik deze film zou draaien, werd ik gecontacteerd door oud-speurders. Het personage Walter is geïnspireerd op oud-rijkswachter Walter De Moerloose. Hij was die zaterdag in de Delhaize in Aalst. Hij en zijn collega’s zijn de maandag daarna ontboden bij minister Gol. Die gaf als minister zelf instructies, wat totaal uit den boze is, hallucinant zelfs. Walter De Moerloose is later als een van de zovelen aan de kant geschoven.”

Net als Gérard Bihay, Franz Balfroid, onderzoeksrechter Freddy Troch, de volledige cel-Delta, Eddy Vos en vele anderen. Allemaal mensen die richting extreem­rechts of rijkswacht keken. Je komt aan een klein leger.

Coninx: “Er was ook een ex-rijkswachter die erbij was na de Delhaize-overval in Overijse. Hij was 28, toen. Er lagen vijf dode lichamen, onder wie dat van een 14-jarige jongen. De vader kwam eraan, het lichaam was al toegedekt. ‘Omdat we wisten hoe hij eruitzag’, zei die man. ‘De ingewanden eruit, het was verschrikkelijk.’ Aan hen, jonge rijkswachters, was aangeleerd dat je een plaats delict intact moet houden.”

“De mensen van het parket kwamen eraan en een magistraat schopte enkele kogelhulzen weg. Toen de jonge rijkswachter verontwaardigd reageerde, legde de magistraat minachtend een kogelhuls terug in het krijt­cirkeltje.”

“Hij vertelde me hoe ze hun processen-verbaal moesten gaan tikken. Hoe ze daar tot 5 uur ’s ochtends als versteend naar hun schrijfmachines hadden zitten staren. Dat er in die hele periode daarna nooit iemand was die aan zo’n gast vroeg: ‘Gaat het wel een beetje?’ Ik was de eerste, zei hij, aan wie hij na al die jaren eindelijk zijn verhaal kwijt kon.”

“Er was ook één speurder van de cel-Delta die me in februari 2015 contacteerde en liet verstaan dat hij weldra zou worden opgepakt, vanwege dat verhaal over die wapens in het kanaal. Wat achteraf ook gebeurde. Waarom vertelt zo’n man dat aan mij? Ik ben een regisseur.”

Omdat deze mensen alle vertrouwen in de hen vertrouwde structuren zijn kwijtgeraakt, misschien?

Coninx: “In de eerste versie van het scenario zat nog veel fantasie. Naarmate je met mensen spreekt, documentaires bekijkt, interviews leest, ga je beseffen dat je hier met je fantasie van moet wegblijven. Ik had dat ook bij Daens, en bij Marina.”

De film bevestigt wel wat u altijd hebt gezegd, David. Dat u bent neergeschoten door Patrick Haemers, de glamour­boy uit de reeks op VIER.

Van de Steen: “Ik ondervind na al die jaren steeds meer dat ik niet de enige ben die dat zegt. Er zijn meerdere getuigen. Je moet eens gaan kijken naar de blog van Anneke Lucas, een naar de Verenigde Staten gevlucht slachtoffer van seks­fuiven uit die tijd. Zij schrijft dat Patrick Haemers ook in dat milieu zat, dat hij haar heeft gered.”

Vijf dagen voor Aalst overviel de bende-Haemers een postwagen in Verviers en doodde daarbij twee post­bedienden.

Van de Steen: “En toevallig waren het juten zakken van De Post die bij de overval in de Delhaize werden gebruikt om de drank en de sigaretten in te stoppen.”

Coninx: “Die zakken zitten in de film. Kort, maar ze zitten erin.”

Van de Steen: “Een jongen uit mijn buurt heeft Haemers die avond bij zijn aankomst op die parking recht in de ogen gekeken. Haemers kwam uit een Saab Turbo gestapt, met die lange jas. Eerst nog zonder pruik. Die gast is dat ooit aan de rijkswacht gaan vertellen. We spreken over 1988. Hij reed met een Renault, hij was 18, het was zijn eerste auto. Kort nadat hij die verklaring ging afleggen, werd die Renault gepikt. Waar werd die terug­gevonden? In het kanaal in Vilvoorde, met een lijk in de koffer. De koffer zat vol kogelgaten. De auto was gestolen door Basri Bajrami.”

De luitenant van Haemers.

Van de Steen: “Ja, en mijn vriend zat opeens bij de rijkswacht en werd beticht van moord. Ik kan je zeggen: dat komt intimiderend over. Er zijn hem daarna nog een paar andere rare dingen overkomen. Vijf jaar geleden, nadat ik de speurders hierover had verteld, kwamen ze vanuit Charleroi met een heel dossier. Ze gooiden dat op tafel en zeiden tegen die gast: ‘Voilà, hier zijn uw verklaringen van zoveel jaar geleden.’ Hij begon dat te lezen: ‘Dat zijn helemáál mijn verklaringen niet.’ Vanwaar komen die ‘verklaringen’? Dat konden ze hem niet zeggen.”

Coninx: “Als ik lees hoe jullie krant over de zaak heeft bericht, en veel van jullie collega’s, als ik het boek Beetgenomen lees van Hilde Geens, denk ik: voor mensen die de zaak echt hebben gevolgd en mee geredeneerd hebben, is het te overzien. Jullie hebben misschien niet de bevoegdheid, maar jullie hebben wel de verbanden gelegd. En daar gebeurt vanuit het gerecht niets mee. Als David tot de dag van vandaag blijft zeggen dat het Haemers is, dan kan ik me enkel aan de hand van research de vraag gaan stellen: kan het? Er is in elk geval nooit ergens bewezen dat het niet Haemers kan zijn.”

“Intussen gaan we ervan uit dat dé reus Christian Bonkoffsky was. Tegelijk weten we dat de beschrijvingen bij de aanslagen uiteen­lopen en het aannemelijk lijkt dat de rol van reus door verschillende misdadigers is ingevuld.”

De herkenning, de robot­foto en het medisch dossier van Bonkoffsky verbinden hem enkel aan de dubbele raid in Overijse en Eigenbrakel, in september 1985.

Coninx: “Voilà. Niemand zegt dat Bonkoffsky er in Aalst bij was. Daarom heb ik nooit een moment gehad van: ‘Beste David, ik zou toch nog eens goed nadenken met wat je zegt over Haemers.’”

Enkele maanden geleden zei een speurder in Het Laatste Nieuws dat men voor 99 procent zeker is dat Bonkoffsky het toch niet is.

Van de Steen: “Luister, laten we nu eens niet in raadseltjes spreken. Jean-Philippe Görtz is een van die speurders die sinds de jaren 80 al drie keer uit het onderzoek is gewerkt, en drie keer is teruggekeerd. Hij had in 1987 al de eerste Bende-raid zo goed als opgehelderd, de overval op wapenhandel Dekaise, maar werd van de zaak gehaald. Ik ontmoette hem twee jaar geleden bij de politie in Aalst. Hij zat daar, er lagen allemaal fardes. Hij toonde mij de lijk­foto’s van Bonkoffsky. Een uitgemergelde hond, precies, in zijn zetel. Deze keer, zei hij, deze keer zijn we 99 procent zeker. Het klopte allemaal. En wat gebeurde er enkele maanden later? Görtz viel op geen enkele manier nog te bereiken. Hij zat thuis.”

Hij heeft een burn-out. Volgens zijn collega’s is het nu al een uitgemaakte zaak dat die gaat duren tot aan zijn pensioen.

Van de Steen: “En dan is er opeens iemand, zogenaamd uit het speurders­team, die zegt dat het Bonkoffsky 99 procent zeker níét is. Ik hoorde precies ergens een echo.”

Coninx: “In 2016 mag ik mee naar Charleroi voor een vergadering met de nabestaanden. Ik ben zowat de enige buitenstaander. Ik stel als laatste een vraag aan procureur Christian De Valkeneer. In het Frans, want alles ging daar in het Frans. Ik vraag: ‘Is er ergens nog iemand in de politiek die jullie ondersteunt?’ De Valkeneer antwoordt in het Nederlands: ‘Mijnheer Coninx, mocht mijnheer Gol nog leven… díé zou ons zeer interessante dingen kunnen vertellen. Maar om ernstig te blijven: nee, er is niemand mee bezig.’ Wij komen buiten, staan een koffie te drinken, David en ik. Diezelfde De Valkeneer komt bij ons staan en vraagt me: ‘Et vous êtes qui, monsieur?’”

“Ik zeg: ‘Ik ben Stijn Coninx, u hebt me ontvangen in uw kantoor in 2011, ik draai een film.’ Waarop hij: ‘Ah, ça c’est intéressant.’ Dit is op zich niet zo belangrijk, maar als ik al zoiets vreemds meemaak, hoe moet het dan al die jaren zijn geweest voor de betrokken families?”

“Ons vak is liegen. Wij maken fictie. Wij proberen een publiek te doen geloven dat wat wij doen en zeggen waar is. Wij doen het tegenover­gestelde van een leugen­detector. Ik ga nu niet zeggen dat ik er een specialist in ben, maar ik ben er wel goed op getraind. Ik zou deze procureur dus nooit casten; ik zou hem alleen kunnen casten als ik iemand zou zoeken die goed kan liegen, of zeker komedie spelen.”

“Bij het maken van deze film was er de hele tijd het gevoel: als dit kan in België, dan kan alles. Ik ben ook bij oud-­rijkswacht­majoor Herman Vernaillen geweest (die in 1981 nipt een moord­aanslag bij hem thuis overleefde, gepleegd door rijkswachters Robert Beijer en Madani Bouhouche, DDC). Ik heb hem urenlang gesproken. Hij heeft mij dingen getoond en achteraf ook opgestuurd.”

Over de Roze Balletten, seks­feestjes met politici en minderjarigen, waarvan hij bewijzen zegt te hebben gezien?

Coninx: “Je kunt veel verzinnen, maar je blijft niet de hele dag door verzinnen. Vernaillen komt uit die rijkswacht­hiërarchie. Hij heeft Bouhouche en Beijer gekend toen zij nog met een dienstwapen rondliepen. Veel dichter bij de waarheid kom je niet.”

In juni sprak Vernaillen tijdens een boek­presentatie in Aalst. Hij vertelde dat hij bij Marianne Capelle was geweest, die onlangs de leiding overnam van procureur De Valkeneer. Vernaillen zei dat zij tegen hem had gezegd dat de aanslag tegen hem niet tot haar bevoegdheden behoort.

Coninx: “Hoe kun je nu de betrokkenheid van rijkswachters bij dit soort misdaden onderzoeken als je niet teruggaat tot de zaak-Vernaillen? Zo kun je het nooit oplossen. In de film zit erg veel over Vernaillen, omdat het zo evident is dat het daar begint. Ik ben een simpele mens, maar als ik het kan verstaan, dan kan het gerecht dat normaal ook.”

Vernaillen zei verder nog: ‘De ideale manier om de daders nooit te vinden, is ze het onderzoek toevertrouwen.’

Van de Steen: “Ik ben echt benieuwd met wat voor verhaal ze nu gaan komen, als reactie op de film.”

Coninx: “Die zal sowieso zijn: ‘Het is maar fictie.’ Dat weet je. Het enige wat we aan de feiten hebben toegevoegd, zijn gevoelens. Het persoonlijke. David vertelde mij dat hij tot in 2007 om de drie jaar verplicht op medische controle moest om te zien of hij wel nog altijd slachtoffer was. Ik heb vier kinderen van wie er drie doof zijn geboren. Ook wij moeten met hen om de drie jaar naar een dokter om te bewijzen dat ze nog altijd doof zijn. Want daar werkt het systeem dan wél. Als je het één keer over­slaat, krijg je het deksel op de neus. David heeft echt, meermaals, zijn heup moeten laten zien.”

Van de Steen: “Vorig jaar hebben ze ons opnieuw zoveel beloofd. Vergadering met de nabestaanden, de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Geweld­daden waar we voortaan terecht­konden. Na eindeloos veel pogingen lukte me het om de bevoegde persoon aan de lijn te krijgen. Hij legde in gebrekkig Nederlands uit dat ‘het’ nog naar de politiek moest gaan en gestemd worden. Ik weet evenveel als met Nieuwjaar, en binnenkort is het weer Nieuwjaar.”

Je wordt er moedeloos van?

Coninx: “Je kunt geen 100 procent negatieve film maken. Natuurlijk was de rijkswacht niet in haar totaliteit corrupt. Maar waarom kan de meerderheid die niet corrupt is, het niet opnemen voor de nabestaanden zonder de hele tijd te worden gepest? Waarom kan dat niet?”

“Ik raakte laatst op een receptie van ‘Een Hart voor Limburg’ in gesprek met een dame. Ik vertelde haar over de film. Waarop zij zei: ‘Goh, mijnheer Coninx, zou u dat wel doen? Er zijn families van mensen die daarbij betrokken waren die daarvan afzien.’ Eigenlijk zei ze: denkt u nu toch ook eens even aan die arme daders. Ik wist niet wat ik hoorde. Als iemand weet dat zijn nonkel Kamiel bij de Bende van Nijvel zat, zou ik toch liever hebben dat hij daarmee naar buiten komt.”

Van de Steen: “De familie-Bonkoffsky is na zijn dood twee jaar lang het geheim blijven bewaren. Toen ik bij Van Gils & gasten was, ontmoette ik zijn nicht. Zij was 22 of zo, en ik wist eerst echt niet hoe ik moest reageren. Ik moest mijzelf ervan overtuigen dat zij daar helemaal niks aan kon doen. Ik begreep dat het een enorme drempel was waar zij over had gemoeten. Ze zei: ‘Beseft gij wat dit voor ons geweest is? Plots staat uw naam op Wikipedia. Overal waar ik kom en mijn naam moet vermelden, is daar die stempel. Denkt gij echt dat wij vrijwillig door deze miserie gaan? Wij weten in de familie heel goed dat hij er bij was, en we zouden onszelf dit niet aandoen als we niet zeker waren.’ Zo zijn er waarschijnlijk nog families.”

Coninx: “Dat hoop je dan, ergens. Dat deze film mensen met een verantwoordelijkheid de moed helpt vinden om die te nemen.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck