Te traag, te duur, procedures boven inhoud en inefficiënt, want straffen worden niet uitgevoerd en boetes niet geïnd. Klopt dat beeld van justitie wel? ‘Wij kunnen alleen maar toekijken en hier gefrusteerd kennis van nemen’, zeggen de magistraten.
Nadat een vonnis of een arrest is geschreven, schiet de opvolging tekort: straffen onder de drie jaar worden niet of nauwelijks uitgevoerd, slechts 20 procent van de penale en verkeersboetes worden geïnd.
Antoon Boyen (64), eerste voorzitter van het hof van beroep in Gent: “Die cijfers kloppen jammer genoeg. Denk je dat ons dat niet frustreert? Alleen, wat kunnen we eraan doen? De uitvoerende macht, die ons niet voldoende middelen geeft om onze rechtbanken fatsoenlijk te bemannen en te doen werken, wil ook geen middelen stoppen in het parket, justitiehuizen en gevangenissen om de strafuitvoering logistiek mogelijk te maken. Dat is niet onze beslissing, maar die van opeenvolgende regeringen.”
“Ooit heeft men een deel van de opvolging van de straffen in de handen van strafuitvoeringsrechtbanken gelegd, binnenkort komt er ook een interneringskamer bij. Mij niet gelaten, maar met welke mensen gaan we die bemannen? Met diegenen die we nu al tekortkomen om de bestaande kamers te laten functioneren?”
Eén douche per week
Boyen: “Ik ken wat mensen uit het bedrijfsleven. Als je een bedrijf in moeilijkheden wilt redden, dan mag je één ding nooit doen, vertellen ze me: besparen en hervormen tegelijk. Nee, dan moet je net investeren. Maar wat gebeurt er nu: een gevangenisstraf? Sorry, de gevangenissen zitten al vol. Een werkstraf? Sorry, personeelstekort in de justitiehuizen. Enkelband? Sorry, ze zijn op voor deze maand. Dat is de achterliggende logica, dat zijn de echte gevolgen van besparing op besparing: dat je de kerntaken van je overheid niet meer ingevuld krijgt. Zo ben je justitie aan het ontmantelen.”
Zijn meer cellen de oplossing?
Boyen: “Soms zie ik lezersbrieven waarin mensen menen dat de cel een soort luxeresort is. Ga er eens een week zitten, je zult weten waarom rechters niet zo makkelijk zeer zware straffen geven.”
Luyten: “De ergste zijn Vorst en Sint-Gillis, de Begijnenstraat in Antwerpen en Leuven. Toen ik daar destijds als advocaat op bezoek moest, was ik daar een weekend niet goed van. Eén douche per week, een emmer als wc waar je met vier op moet gaan, soms met vier in een cel voor één: fier moeten we daar echt niet op zijn. Vrijheidsberoving is al erg genoeg zonder dat je mensen in schrijnende toestanden moet opsluiten. Alleen: je wint blijkbaar geen stemmen met goede gevangenissen te bouwen.”
Boyen: “Het beeld leeft dat wij zogezegd veel te laks optreden. Maar vanaf het ogenblik dat je als rechter te makkelijk gaat straffen, heb ik maar één advies: zoek een andere job. Er zijn gewoon niet genoeg middelen voor een correcte rechtsafhandeling, en dat straalt op ons af, ook al kunnen wij er als zetel niets aan doen. Ik kan de procureur-generaal niet bellen en vragen waarom iemand nog niet is opgepakt. Ik kan ook alleen maar vaststellen dat de man die ik twee jaar gaf de volgende maand fluitend voorbij het gerechtsgebouw stapt.”
Bart Willocx (46), voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen, is niet te beroerd de hand in eigen boezem te steken. “Er loopt zeer veel fout, vaak om externe redenen, maar we kunnen ook zaken anders aanpakken. De bedoeling moet zijn dat een conflict opgelost geraakt, niet dat er ooit een vonnis komt. Wij kunnen perfecte vonnissen maken over wiens aansprakelijkheid het was dat je kelder is ondergelopen. Maar als dat vijf jaar na de feiten gebeurt, dan ben je er als gedupeerde niet veel mee, want dan is je geld al op en de aannemer failliet, en dan sta je daar met een fantastisch gemotiveerd vonnis dat je helemaal gelijk geeft.”
“We moeten meer resultaatgericht leren te denken. Onlangs had ik twee broers in een conflict over een geldsom van hun moeder. Na een paar minuten zegt de een: ‘Als ik dat deel krijg, dan ben ik tevreden.’ De ander gaat akkoord. Puur juridisch klopt die uitkomst niet volledig, want dan moet de verdeling anders zijn, maar wat heeft het voor nut die twee nog jaren tegen elkaar te laten procederen als je ze met een akkoord naar huis kunt sturen? Sommige collega’s en advocaten zullen dat wellicht anders zien, maar ik ben gewonnen voor het model van een actieve, resultaatgerichte rechter die gaat voor een oplossing van het geschil, eerder dan passief procedures te ondergaan.”
Procedure lijkt boven inhoud te gaan. Het belangrijkste is blijkbaar of de nodige handtekeningen op het huiszoekingsbevel stonden. Zo niet lopen de criminelen fluitend naar buiten.
Luyten: “Vroeger kon men nog discussiëren over de schuldvraag. Nu is er over die schuld vaak zelfs geen discussie meer, omdat men via telefoontap of een of andere forensische methode de schuld zo goed als onomstotelijk heeft vastgesteld. Wat kunnen advocaten dan nog anders dan de geldigheid van die onderzoeken te betwisten, als de schuld toch vastligt? Dat recht hebben ze ook, het is alleen de vraag welke procedurefout tot welk gevolg kan en mag leiden.”
“Het idee van de minister om het aantal zaken dat nietig wordt verklaard te herleiden tot de echte essentie, vind ik goed. Maar als politiemensen of het parket grondrechten hebben geschonden of hebben gewerkt zonder de nodige machtigingen van een onderzoeksrechter, dan mag dat niet leiden tot veroordelingen, anders ga je naar een politiestaat. De onschendbaarheid van de woning, vrijheidsberoving: dat zijn uitzonderlijke maatregelen waarvoor je een rechterlijk mandaat nodig hebt en waarover een rechter goed moet nadenken. Maar wanneer bij wijze van spreken op de derde pagina van een perfect gemotiveerd huiszoekingsbevel bij vergetelheid een paraaf ontbreekt, is dat dan ook grond voor nietigheid? Daar is het systeem soms te streng. Ik heb ook mijn bedenkingen bij de advocatuur die zich daarin totaal verdiept, en de vorm haast boven de inhoud gaat stellen.”
Boyen: “De koek groeit niet in verhouding met het aantal eters. Veel advocaten halen het niet, hebben te weinig klanten; er zijn sociale drama’s aan de gang. In het verborgene, want als je laat zien dat je haast niet rondkomt, dan kun je zeker je praktijk sluiten. Hoe meer er zo zijn, hoe meer procedures er zullen worden ingeleid, want dat levert een inkomen op. Perfect begrijpelijk vanuit hun perspectief, maar wij zitten er wel mee, en hoe houd je hen tegen? Om net dezelfde reden zie je trouwens pro-Deo-advocaten vaak punten en een inkomen sprokkelen met procedures en rechtsmiddelen die toch dubieus zijn.”
André Van Praet (62), rechtbankvoorzitter van de afdeling Mechelen: “Vrijspraken door procedureredenen maken overigens geen half procent uit van alle vonnissen en arresten, maar naar mijn aanvoelen haast de helft van de zaken die de krant halen. Maar je krijgt inderdaad advocaten die zich zelfs in de kleinste strafzaken plots procedurespecialist willen tonen. Waarom? Omdat ze zichzelf niet langer als eerste medewerker van justitie beschouwen, maar ondernemers zijn geworden, die ook in functie van hun rendabiliteit en winst denken. Dat verandert de verhoudingen: daarom zie ik vandaag dingen gebeuren die in het begin van mijn carrière ondenkbaar waren. Advocaten die uitvliegen naar het parket en omgekeerd; een enorme animositeit die er vroeger veel minder was.”
Willocx: “Een advocaat moet zijn rol spelen. Zelfs met argumenten die ik soms stompzinnig vind. Het lijkt nu dat er heel veel zaken op procedureargumenten sneuvelen, wat niet zo is.”
Zo lijkt het alsof het allemaal zo lang duurt.
Willocx: “Terwijl de overgrote meerderheid van het aantal strafzaken bij ons binnen het half jaar wordt afgehandeld. Langer dan een jaar voor een correctioneel vonnis? Geen 10 procent.”
Van Praet: “Mechelen was fier om absoluut geen gerechtelijke achterstand meer te hebben. Maar ik lever dit gerechtelijke jaar nog eens 10 procent magistraten in. Het enige wat ik tot mijn frustratie kan doen, is tegen mijn rechters zeggen: ‘Heren en dames, werk hard voort zoals jullie bezig zijn, en trek het jullie niet aan dat er achterstand zal komen.’ Ik ben er ziek van, maar het alternatief is dat er ongelukken gebeuren.”
Willocx: “Dat frustreert ook omdat er geen perspectief is: de besparingen worden steeds erger en blijven permanent. Dus zie je een toekomst voor je waarin je steeds meer kamers moet opschorten of sluiten, waarin de dienstverlening slechter wordt, de wachttijden weer oplopen, de frustraties groter worden, de kritiek vanuit de publieke opinie terecht groeit.”
“Aangenaam is dat niet. Je merkt dat mensen afhaken en er geen geloof meer in hebben. Mijn vrouw heeft al gezegd dat justitie stilaan een vrijwilligersorganisatie begint te worden, nog puur steunend op engagement. Mijn vrienden verklaren mij gek, als ze horen hoeveel uren ik klop, ’s avonds en in het weekend, om het werk gedaan te krijgen. Samen met zoveel andere collega’s. Dat is puur vrijwilligerswerk, omdat je het zo graag doet, maar het is geen professionele werking, wat men van ons toch mag verwachten.”
Van Praet: “Ik ken, behalve zij die net zijn begonnen, eigenlijk geen enkele onderzoeksrechter of jeugdrechter die er niet minstens één keer even onderdoor is gegaan.”
Willocx: “Ook de familierechters krijgen het heel zwaar, omdat men vaak de emotionele impact van die kamers onderschat: je krijgt wat brute en rauwe miserie voorgeschoteld op zo’n zitting. Daarin permanent moeten zwemmen, gaat niet in je koude kleren zitten. Bovendien moet het ook in die familiekamers steeds sneller, door een personeelstekort .”
Verborgen armoede onder advocaten, heeft dat ook te maken met het afhaken van veel mensen die zich geen rechtszaak meer kunnen veroorloven?
Lola Boeykens (57), eerste voorzitter van het Arbeidshof in Antwerpen: “De financiële drempel wordt hoger, dat is zo. De rechtsplegingsvergoeding, het deel dat je moet betalen voor de advocaat van je tegenpartij als je verliest, is enkele jaren geleden fors verhoogd. De griffierechten worden duurder, je advocaat rekent je nu 21 procent btw aan. Men zegt dat er gratis tweedelijnshulp is, maar je mag amper meer verdienen dan een leefloon om in aanmerking te komen. Een jonge arbeider met een loon van 1.300 euro? Geen gratis rechtsbijstand.”
Boyen: “Volgens mij heeft het in burgerlijke zaken geen zin meer om als privépersoon te procederen als de waarde van het geschil lager is dan 4.000 euro. Anders schiet je er hoe dan ook bij in.”
Luyten: “Banken, verzekeringsmaatschappijen, grote bedrijven en minvermogenden kunnen het nog aan, maar een gemiddeld inkomen moet twee keer nadenken voor hij een rechtbank naar binnen gaat. Enfin, gemiddeld 1.300 euro rechtsplegingsvergoeding, dat is voor veel mensen een nettomaandloon, nee? Dat stelt een probleem, ja.”
Is de term klassejustitie te zwaar?
Boyen: “Nee, het is in sommige gevallen zelfs net omgekeerd: de minvermogenden komen makkelijker aan de bak dan zij die een ietsje meer hebben. Daarboven krijg je inderdaad de mensen die zich een goede rechtsbijstandsverzekering kunnen veroorloven, en bedrijven en verzekeringen. De gewone brave loontrekkende belastingplichtige, die netjes zijn inkomen aangeeft, is de pineut.”
Van Praet: “De facto ben je in een situatie beland waarin de lagere middenklasse het recht op justitie wordt ontzegd. Justitie is, als je onverzekerd bent, vandaag geen basisrecht meer, het is een luxeproduct geworden.”
Willocx: “En wie wint wanneer een zaak duur is en ook nog eens lang blijft aanslepen? De sterkste en de rijkste. Hij die het zich kan veroorloven te wachten, die er belang bij heeft dat het lang duurt.”
Luyten: “Wij hebben geen enkele invloed of inkijk op de instroom. Ons vermoeden is dat omwille van de financiële drempels sommige conflicten niet meer bij ons geraken, en dus etteren zonder oplossing. Zodat je samenleving steeds een beetje meer verzuurt. Terwijl andere geschillen beter nooit bij ons zouden komen. Ik ben bijvoorbeeld voorstander om bij familiale geschillen een verplichte bemiddelingspoging op te leggen. In plaats van onmiddellijk te gaan vechten bij ons, eerst proberen of je er onder begeleiding van een specialist niet in der minne uit kunt geraken. Bemiddelaars slagen daar in meer dan de helft van de gevallen in, om zaken buiten de rechtbank te regelen. En als het echt niet gaat, kom dan bij ons.”
Willocx: “Soms houd je het niet voor mogelijk, hoe koppig mensen kunnen zijn: in het hof van beroep in Antwerpen is ooit het inmiddels legendarische ‘frietenarrest’ geveld, waarbij ex-partners het tot in beroep uitvochten wie van beiden de extra frieten op school moest betalen. Die uitspraak heeft hen vermoedelijk alles bij elkaar meer gekost dan een container frieten, maar soms is bij mensen alle redelijkheid zoek. Maar ook dan kunnen en mogen we hen niet weigeren. Begrijpelijk, maar tegen welke prijs?”
Zijn jullie tevreden over het werk dat jullie afleveren?
Van Praet: “Op een vergadering met collega’s vroeg iemand wie van ons die zelf ooit in een rechtszaak verwikkeld was geweest, tevreden was over de behandeling van zijn zaak. Er gingen weinig handen de lucht in.”
Willocx: “Dat is het belangrijkste probleem: hoe doen we aan justitie? Hoe behandelen we de mensen die op ons een beroep doen, hoe verbeteren we onze dienstverlening, hoe krikken we het vertrouwen in justitie weer op? Onze job is niet gedaan als we de wet kennen en toepassen. Nee, daar begint het pas.”
“In Nederland is zeker niet alles perfect, maar het vertrouwen van het publiek in justitie ligt er toch een stuk hoger. Dat heeft te maken met cultuur: hoe noordelijker je gaat, hoe meer vertrouwen de burger heeft in zijn overheid. Maar een aantal dingen zijn er ook gewoon beter geregeld: rechtsbijstand, communicatie, de organisatie van de zitting, de duurtijd van procedures. Het belangrijkste voor de perceptie van de burger is daarbij steeds de zitting, en het gegeven of men al dan niet de indruk heeft dat hij zijn verhaal heeft mogen vertellen, meer nog dan uiteindelijk het proces ook te winnen.”
“Alle onderzoeken zeggen dat daar het beeld van justitie staat of valt. Dus als je de indruk hebt dat je zaak op een drafje boven je hoofd is afgehandeld, dan ga je zeer ontevreden naar huis. Om uit te leggen waarom je door het rood licht reed, heb je misschien niet veel tijd nodig. Maar slechts tien minuten krijgen om uit te leggen waarom je je kinderen liever een paar dagen meer zou zien, is toch iets anders. Dat is het drama van de besparingen: we moeten steeds sneller gaan, meer zaken in een zitting proppen. Dat levert niet alleen minder goede justitie op, het ondermijnt ook het vertrouwen van de burger in de rechtbank.”
Bron » De Morgen | Yves Desmet