Advocaat Walter Damen pleit voor databank met DNA van álle Belgen: “Meer cold cases kunnen worden opgelost”

Advocaat Walter Damen pleit voor een algemene DNA-databank. Dat zou betekenen dat iedere Belg DNA moet afstaan aan een centrale databank. Het Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, die de databanken beheren, is juist geen vragende partij: “Je kan het vergelijken met een speld in een hooiberg waar we naar op zoek zijn maar je gaat enkel de hooiberg vergroten.”

Advocaat Walter Damen pleit voor een algemene DNA-databank. Dat zou betekenen dat iedere Belg DNA moet afstaan aan een centrale databank. Damen, die nabestaanden in de zaak rond seriemoordenaar Stephaan Du Lion vertegenwoordigt, ziet er enkel maar de voordelen van in. Volgens Damen zou er geen enkel probleem zijn rond privacy. “Als men iedereen zijn DNA zou verzamelen in een databank zouden verschillende cold cases kunnen worden opgelost”, zegt Damen.

Maar daar stopt het niet. Een algemene DNA-databank zou er ook voor kunnen zorgen dat seriemoordenaars niet jarenlang onder de radar blijven. “Op dit moment moeten mensen die niet veroordeeld zijn geen DNA afstaan en zij zouden vrij hun gang kunnen blijven gaan.”

Drie databanken

Op dit moment zijn er in ons land drie verschillenden databanken actief die beheerd worden door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC).

Zo is er een databank waarin er DNA van vermiste personen en hun verwanten wordt opgeslagen. “Dat is eigenlijk een humanitaire databank waarbij het DNA wordt opgeslagen tot de zaak opgelost is. Verwanten staan vrijwillig DNA af en kunnen dus steeds vragen om hun DNA te verwijderen”, zegt Bieke Vanhooydonck van het NICC.

Een andere databank is deze waarin DNA van verdachten wordt opgeslagen. Volgens Vanhooydonck is het gebruik van deze databank zeer strikt: “Verdachte profielen worden vergeleken met specifieke sporen. Het DNA wordt eenmaal vergeleken. Is er geen match, dan wordt het DNA verwijderd uit de databank.”

De derde en laatste actieve databank is de DNA-databank van veroordeelde personen. Wanneer iemand veroordeeld wordt voor een specifiek misdrijf, zoals moord, verkrachting, maar ook diefstal met braak, dan moet die zijn DNA afstaan. Het DNA wordt 30 jaar opgeslaan vanaf het moment dat de veroordeling wordt uitgesproken. Wordt de persoon later opnieuw veroordeeld, dan start een nieuwe termijn van 30 jaar.

Geen voorstander

Bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) zijn ze geen voorstander van een algemene DNA-databank. “In ons land geldt het principe dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. Een algemene databank zorgt ervoor dat dit principe omgekeerd wordt en dat je juist je onschuld gaat moeten bewijzen”, zegt Bieke Vanhooydonck.

“Wanneer iedereen DNA gaat afstaan is de succesratio om een match te vinden juist kleiner. Je gaat heel veel toevallige overeenkomsten krijgen en die moeten allemaal onderzocht worden”, gaat Vanhooydonck verder. “Je kan het vergelijken met een speld in een hooiberg waar we naar op zoek zijn maar je gaat enkel de hooiberg vergroten. Op die manier is het moeilijker om de speld te vinden.”

Bron » VRT Nieuws

Commissie wil dat speurders meer info mogen halen uit DNA-onderzoek: “Laat hen ook haar-, oog- en huidskleur van dader lezen”

Speurders moeten bij een onderzoek naar een moordenaar of een dief de haar- en huidskleur uit het DNA van de dader kunnen aflezen. Dat is technisch mogelijk, maar is vandaag wettelijk niet toegelaten. Het is een van de wetswijzigingen die wetenschappers binnen de DNA-commissie willen voorleggen aan de toekomstige federale regering.

Als speurders DNA van de dader op de plek van een misdaad vinden, mogen ze nu alleen een DNA-profiel opmaken – een persoonlijke code, zeg maar, om die dan te kunnen vergelijken met een verdachte. Het geslacht van de dader mogen ze ook kennen, maar daar stopt het. Nochtans kunnen wetenschappers eigenlijk véél meer informatie uit DNA halen. Zo zouden ze in een labo kunnen voorspellen wat de natuurlijke haarkleur van de dader is, de kleur van zijn ogen, zijn huidskleur, of hij sproeten heeft en de kleur van zijn wenkbrauwen. Ze kunnen inschatten of hij eerder stijl dan wel krullend haar heeft, of hij kaal wordt, en zelfs de manier waarop hij kaal wordt.

“Alleen, vandaag mogen we dat niet uitzoeken”, zegt Gert De Boeck, operationeel directeur van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), dat forensisch onderzoek doet voor het gerecht.

Mentaliteitswijziging

De Evaluatiecommissie voor DNA-onderzoek, waar naast het NICC ook het federaal parket, de federale politie en drie wetenschappers in zetelen, heeft de opdracht de minister van Justitie te adviseren over DNA-onderzoek in strafzaken. Zij pleit ervoor de regels rond zulk onderzoek te herbekijken. “De laatste grote aanpassingen in de wet over DNA-onderzoek dateren al uit 2011”, zegt De Boeck, voorzitter van de commissie.

“Er is een mentaliteitswijziging nodig. Nu gebruiken we forensisch onderzoek veelal om te bevestigen wat we al weten. De politie zoekt de dader, en achteraf verzamelen we met DNA bewijslast. De uitdaging is om het forensisch onderzoek al van bij de start te betrekken. Zo zou het kennen van de haarkleur kunnen helpen om bijvoorbeeld een groep uit te sluiten, of om net te weten te komen tot welke groep de dader behoort. Als de politie verschillende verdachten heeft, zou het interessant zijn te weten dat de dader blond is. Vandaag verhindert de wet ons om te kijken in het coderende DNA van een mens, waar die informatie zit.” In buurlanden Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn dat soort onderzoeken wel toegelaten.

Familieleden

Daarnaast stellen de wetenschappers ook voor om familiale zoekingen mogelijk te maken. “Het gebeurt dat het DNA van een onbekende dader geen match oplevert met dat van veroordeelden en verdachten die zijn opgenomen in de databanken van het NICC. Maar de databanken kunnen soms wel bepaalde mensen suggereren die mogelijk familie zijn van de dader”, zo vertellen medewerkers van het NICC in een reportage in onze weekendbijlage NU.

De technologie kan de speurders dus op weg zetten naar de dader. “Alleen mogen we dat niet rapporteren aan het gerecht. De wet voorziet dat niet.” De Evaluatiecommissie wil het gerecht daarom de mogelijkheid geven om wél actief na te gaan of een onbekende dader familie is van een veroordeelde of een verdachte, om zo zijn identiteit te achterhalen. De commissie werkt aan een memorandum daarover. Ze wil dat binnen enkele weken kunnen overhandigen aan de minister van Justitie, en hoopt dat de politieke onderhandelaars die een nieuwe regering zullen vormen er rekening mee zullen houden.

Bron » Het Nieuwsblad

In de VS doen ze het al, in België straks ook? Hoe speurders moorden oplossen dankzij familieleden

Lossen speurders straks moorden op dankzij de hulp van stamboomspecialisten en archieven? In de VS konden rechercheurs één van de ergste seriemoordenaars ooit klissen door zijn DNA te koppelen aan zijn stamboom. Wetenschappers spreken over een revolutie in het misdaadonderzoek. Ook in België willen onderzoekers graag méér doen met DNA.

Het was een blonde, blanke atletisch gebouwde man die zijn slachtoffers binnensmonds schunnig­heden toegromde. Veel meer kon de Amerikaanse politie eigenlijk niet vertellen over de onbekende seriemoordenaar die ze al sinds de jaren 70 en 80 op de hielen zaten en die ze de Golden State Killer waren gaan noemen.

Twaalf jaar lang zaaide de killer angst in de staat Californië. Het begon met enkele inbraken in 1974, waarbij hij vrouwen begluurde en hun ondergoed meegriste. Er zouden honderden inbraken volgen, meer dan 50 verkrachtingen, en uiteindelijk 13 moorden. Tot hij er in 1986 plots mee ophield en verdween.

44 jaar lang zou de killer uit de handen van justitie blijven. Nochtans had het gerecht al die tijd zijn DNA in handen, uit zijn speeksel en sperma. Maar omdat de moordenaar nooit bij een andere misdaad tegen de lamp was gelopen en hij dus in geen enkele databank zat, leverde het nooit een match op.

Tot één creatieve speurder er in 2018 in slaagde om dat obstakel te omzeilen. Onderzoeker Paul Holes liet zich inspireren door een techniek die adoptiekinderen gebruiken om hun biologische ouders terug te vinden: ‘genetische genealogie’. Hij maakte gebruik van de commerciële DNA-databank GEDmatch, waar al duizenden Amerikanen vrijwillig hun DNA hadden afgestaan omdat ze hun stamboom wilden opstellen. De Golden State Killer, voor alle duidelijkheid, had dat niet gedaan. Maar toen Holes het DNA van de moordenaar bij de databank binnenbracht, zag hij dat er tien andere mensen in zaten die verre familie van hem waren. Héél verre familie: ze deelden dezelfde over-over-overgrootvader.

Samen met genealoge Barbara Rae-Venter stelde hij een stamboom op met 25.000 mensen. Het leidde hen naar één verdachte: ex-agent Joseph DeAngelo (73), die dit keer wél door zijn DNA ontmaskerd werd.

Al drie cold cases zijn in de Verenigde Staten met deze methode opgelost. De grootste stap voorwaarts bij het oplossen van misdaden sinds de ontdekking van DNA zelf, zo vinden Amerikaanse wetenschappers en journalisten. “Over 20 jaar zullen we op dit moment terugkijken, en zeggen: Dáár is het allemaal begonnen.”

Werkloze ramenwasser

Ook in België werden de afgelopen jaren een aantal cold cases onverwachts opgelost. “Er zijn de afgelopen jaren technisch gezien grote stappen vooruit gezet”, zegt Vanessa Vanvooren, hoofd van het DNA-labo bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC). Hier brengen de speurders hun bewijsmateriaal binnen om er een DNA-profiel van te laten maken. “Terwijl we vroeger een grote plas bloed nodig hadden om dat profiel op te maken, hebben we nu genoeg aan één haartje.”

Eve Poppe (38). Eerder deze maand kreeg haar familie te horen dat zij in 1997 door Stephan D.L. vermoord werd. Zijn DNA gaf de doorslag FOTO: IF
Eerder deze maand kregen de zussen en de schoonbroer van Eve Poppe uit Antwerpen eindelijk te horen wie haar in 1997 vermoord had. Een onbekende man was die dag haar appartement binnengedrongen, om haar te verkrachten en vervolgens te vermoorden met een touw en een mes. Eén klein haartje dat de moordenaar had achtergelaten, kwam hem duur te staan.

Stephan D.L., een werkloze ramenwasser, werd enige tijd geleden opgepakt na een banale inbraak. Tot zijn stomme verbazing kon zijn DNA hem na al die tijd nog aan de moord linken.

“De methodes die we nu gebruiken, zijn al vrij succesvol”, zegt Bieke Vanhooydonck, gerechtelijk deskundige bij de DNA-databanken van het NICC. “Als wij het DNA van een onbekende dader binnenkrijgen, levert dat in één op de vijf gevallen een match op – soms ook met een onopgeloste zaak. Bij die matches kunnen we uiteindelijk op 83% een naam kleven.”

Toch dringt het NICC aan op een uitbreiding van de wet. Ze willen DNA een andere rol in het strafrecht geven. Er moet een ommeslag gemaakt worden, vindt Vanhooydonck. “Nu dient DNA enkel als bewijslast. De speurders zoeken een verdachte, en wij moeten met DNA aantonen of hij de dader is, of niet. Terwijl ons DNA-onderzoek zelf speurders naar een dader kan leiden.”

“Wij mogen enkel het profiel van iemand opstellen – zeg maar ­iemands persoonlijke code, en het geslacht”, zegt Vanessa Vanvooren. “Eigenlijk kan DNA ons veel meer vertellen: haar- en oogkleur van de dader, huidskleur, kleur van de wenkbrauwen, of zelfs de manier waarop iemand kaal wordt. Wetenschappers in de VS experimenteren zelfs met een robotfoto uit DNA. Maar voorlopig vallen die resultaten tegen.”

“De wet uit 1999 verhindert dat wij dat allemaal bekijken. In Nederland mag dat bijvoorbeeld wel. De Belgische wet zegt dat wij niet in het ­‘coderende deel’ van een mens ­mogen kijken. Om de privacy van verdachten te beschermen. De laatste jaren staat dat ter discussie: waarom mag een getuige wel een verdachte beschrijven, en een wetenschapper niet?”

“Dit zou de politie kunnen helpen om een dader op te sporen, maar het mag niet dienen als bewijslast. ­Iemand mag niet in de cel belanden, enkel en alleen omdat hij ros haar heeft. De politie moet op het einde van de rit nog andere bewijzen kunnen voorleggen. Maar als je twaalf verdachten hebt, is het handig te ­weten dat de dader ros haar heeft.”

Door stamboomonderzoek te combineren met DNA-profielen, konden Amerikaanse speurders ook de moordenaar identificeren die in 1985 in het Bear Brook-natuurpark in New Hampshire twee tonnen achterliet, met daarin de lichamen van een vrouw en drie kinderen. De DNA-stamboom leidde hen naar Terrence Rasmussen, een moordenaar die al onder een valse naam in de gevangenis bleek te zitten. Hij werd The Chameleon Killer genoemd, omdat hij zo veel met aliassen werkte.

Zo’n onderzoek kan ook steeds sneller. Terwijl genealoge Barbara Rae-Venter in 2018 nog 10.000 uren nodig had om de stamboom van ­Joseph DeAngelo te maken, deed ze dezelfde oefening dit jaar al in 100 uur. Doordat steeds meer mensen hun DNA in zo’n databank nalaten, worden de familiebanden korter.

Een andere genealoog boog zich dit jaar over het lichaam van een onbekende vrouw, die in 1981 dood was aangetroffen in een greppel in Ohio. Terwijl de politie al 37 jaar naar haar naam zocht, vertelde een DNA-stamboomonderzoek al na vier uur dat ze Marcia King heette. Haar moordenaar is nog niet gevonden.

Algoritme zoekt familie

Lossen we straks in België ook moorden op, met behulp van stamboomonderzoekers? Op z’n minst een interessante denkoefening, zo vindt het NICC, maar ze hebben hun voorbehoud. Vanessa Vanvooren: “De onderzoekers in de VS gebruiken een commerciële databank. ­Willen we dat wel? Hoe controleer je als overheid welke gegevens daarin zitten? Hoe ga je fraude tegen? Wat als je buurman straks zijn DNA opstuurt, maar jouw naam opgeeft? Er is geen enkele controle.”

Een zoektocht naar familieleden in de bestaande drie databanken van het NICC zou in principe wel kunnen. In principe, want de wet voorziet het niet. “Het gebeurt dat het DNA van een dader geen match oplevert, maar dat de databank zelf wel enkele mensen suggereert die mogelijk familie van de dader zijn”, zegt Vanhooydonck. Het gaat dan om ­familieleden van de eerste graad: een vader, een zoon of een broer. “Maar wij mogen dat niet rapporteren aan het gerecht. De wet voorziet dat niet.”

“We zijn al langer voorstander van een wetswijziging, waarbij familiale zoekacties toegelaten zouden worden”, zegt Bieke Vanhooydonck. “Een moordenaar zoeken via zijn ­familieleden die al in een databank zitten, daar moeten we over durven na te denken.”

Het NICC wil deze wetswijzigingen voorleggen aan de nieuwe federale regering.

“Er moeten niet méér mensen in onze databanken”, vindt Vanhooydonck. “Van iedereen het DNA bij de geboorte afnemen, is niet nodig. Er moeten grenzen zijn aan het inzamelen van DNA. We kunnen beter inzetten op betere zoekmethodes, of de huidige methodes verbreden. Daarmee alleen al kunnen we een grote stap vooruit zetten.”

56.000 misdadigers in databank

De sporen die speurders aantreffen, komen terecht in de ­labo’s van het Nationaal Instituut voor ­Criminalistiek en Criminologie (NICC) voor DNA-onderzoek. “Uit alle biologische weefsels kunnen wij in principe erfelijk ­materiaal ­halen”, zegt Bieke Vanhooydonck. “In de ­praktijk zijn het ­vooral bloed, speeksel, ­sperma, haartjes en huidcellen die we krijgen. Zelfs uit een ­vingerafdruk kunnen we DNA ­halen.”

In de praktijk gebeuren de meeste DNA-analyses om inbraken en diefstallen op te ­lossen. Er zijn drie databanken: in de databank ­‘Veroordeelden’ zitten bijna 54.000 profielen van personen die definitief door een rechter veroordeeld zijn. De databank ‘Criminalistiek’ bevat ongeveer 2.200 profielen van verdachten, en nog eens bijna 58.000 profielen van sporen die bij een misdaad zijn gevonden. Sinds 2018 is er ook een databank met het DNA van ­vermiste personen, waar nu al 156 profielen inzitten. Als de politie een DNA-staal van een verdachte of van een onbekend slachtoffer binnenbrengt, worden die met ­alle drie de databanken vergeleken.

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast

Geef me uw DNA en ik zeg u hoe u eruit ziet: robotfoto op basis van DNA weldra geen fictie meer?

Kan forensisch onderzoek waarbij daders worden opgespoord er weldra helemaal anders gaan uitzien? Als het van professor Peter Claes van de KU Leuven afhangt, zijn we in elk geval wel al een flink stuk op weg. Claes ontwikkelt een techniek waarbij iemand kan worden geïdentificeerd aan de hand van een DNA-staal. Zo heeft hij al genen kunnen identificeren die de vorm van de neus bepalen, al geeft hij toe dat er nog veel meer genen te identificeren blijven.

Uit een DNA-staal kan je al vrij goed afleiden hoe iemand eruitziet. Dat biedt mogelijkheden om misdadigers te vinden die sporen hebben achtergelaten. “Ik vergelijk het met het spelletje “Wie is het?””, zegt Peter Claes in De wereld vandaag op Radio 1.

Een robotfoto op basis van DNA-materiaal blijft voorlopig toekomstmuziek. “Het effectief voorspellen van een gezicht op basis van DNA is zeer uitdagend en het lukt zeker vandaag nog niet”, aldus Claes. “Het zal ook in de toekomst een grote uitdaging blijven.”

Maar wat is vandaag géén sciencefiction meer? “Het meest vanzelfsprekende is geslacht en afkomst. Daarbuiten is vooral de neus zeer belangrijk. We hebben x-aantal genen geïdentificeerd die de vorm van de neus bepalen.”

Hoe moet het volgens Peter Claes verder? “Ons onderzoek is erop gericht meer vragen te kunnen stellen, meer genen te identificeren die het gelaat bepalen.” Het gaat dan bijvoorbeeld over genen die de vorm van de kin of van de oogkassen bepalen. “De technieken zijn er, maar het is traag. Het vergt heel wat datavergaring, -verwerking en analyse.” Volgens Claes slaagt men er nu al in 80 procent correcte identificaties uit te voeren, ten opzichte van 20 procent foutieve. “We zouden het naar 1 procent of minder moeten kunnen krijgen om het in de praktijk te kunnen gebruiken.”

Wat is het belang van dit alles voor forensisch onderzoek? Volgens Claes kan het nog niet dienen als sluitend bewijs, maar wel om een vastgelopen onderzoek een nieuw elan te geven. Hij noemt het onderzoek naar de Bende van Nijvel, waarbij DNA-materiaal naar Frankrijk is gestuurd om bijvoorbeeld de oogkleur of de haarkleur van de dader(s) te kunnen bepalen.

Maar er is nog een andere belangrijke toepassing. “Mensen uitsluiten van schuld kan wel”, zegt Peter Claes. We zijn er nog niet helemaal, maar er is hoop. “Het is nog niet voor morgen, maar misschien wel over 15 jaar.”

Bron » VRT Nieuws | Rik Arnoudt

Onderzoekers kunnen DNA koppelen aan hoe iemand eruitziet

De wetenschappelijke variant op “Wie is het?”, het gezelschapsspel dat iedereen wel eens gespeeld heeft, komt steeds dichterbij. DNA koppelen met hoe iemand eruitziet, lukt namelijk steeds aardiger. “Geslacht, etnische afkomst en de vorm van de neus kunnen we goed afleiden uit DNA”, zegt DNA-expert Peter Claes van de KU Leuven. Hij beschrijft in deze maandeditie van EOS een nieuwe methode voor forensisch onderzoek.

Uit DNA kan je afleiden hoe iemand er ongeveer uitziet. Dat biedt mogelijkheden om misdadigers te vinden die sporen hebben achtergelaten op de plaats delict. Vandaag zoeken speurders naar criminelen door DNA-monsters van een plaats delict te vergelijken met DNA uit databases. In zijn recente publicatie beschrijft Claes zijn nieuwe methode voor forensisch onderzoek.

Hij vergelijkt het met “Wie is het? ”: “Stel dat ik een databank heb met pakweg alle foto’s van Belgische identiteitskaarten. Die probeer ik te koppelen aan DNA dat is gevonden op een plaats delict. Het DNA zegt me onmiddellijk of het om een man of een vrouw gaat – dankzij analyse van het XY-chromosoom. Is het DNA van een man, dan kan je alle ‘bordjes’ met vrouwelijke gezichten ‘omklappen’.”

“De leeftijd kunnen we tot op drie à vier jaar nauwkeurig voorspellen”, klinkt het. Maar net als in het spel zijn die kenmerken niet genoeg om voldoende personen te elimineren en tot die ene match te komen. Om nog meer kenmerken van het gezicht te voorspellen, zoekt Claes verder naar genen die invloed hebben op de gezichtsvorm. ‘Inmiddels hebben we er 38 gevonden.’

Claes’ methode wordt nog niet in België en Nederland toegepast. In België laten privacyregels enkel toe om het geslacht af te lezen.

Bron » Het Laatste Nieuws