Tueries du Brabant: le concierge de l’Auberge du Chevalier, un “ami” de Degrelle

Il y a eu 35 ans samedi, le 2e des 28 crimes des tueurs du Brabant. Curieuse victime, un grand admirateur du chef rexiste.

Les faits, en bref. Le 23 décembre 1982 – il y a donc 35 ans, samedi dernier – a été tué le concierge de l’Auberge du Chevalier à Beersel, restaurant connu situé près du château. José Vanden Eynde, 72 ans, a été torturé : brûlures de mégots, coups violents à la tête, battu et 6 à 8 balles tirées dans l’oreille gauche. Il était en slip, chevilles et poignets liés dans le dos. Sur place, les auteurs ont consommé alcools et gibier et volé des bouteilles de vin (grands crus) et – allez savoir pourquoi – une pile d’assiettes décoratives.

L’enquête. L’arme, de calibre 22, a servi à de nombreuses reprises, dès le fait suivant, attribué aux tueurs du Brabant, l’assassinat du chauffeur de taxi Angelou. À la différence de la plupart des victimes des tueries qui se trouvaient au mauvais moment au mauvais endroit, cet acharnement et ces tortures montrent que José Vanden Eynde pourrait n’avoir pas été tué par hasard: pour une fois, il y aurait un lien. Lequel? Interrogé en janvier 1985, donc après réflexion, son fils Marc Vanden Eynde a eu cette réponse sibylline: “Une vengeance d’Espagne”. Lors d’un entretien en 2003 avec la DH, Marc Vanden Eynde, toujours, n’a pas caché les sympathies d’extrême droite de son père ni ses liens avec Léon Degrelle, le chef nazi belge qu’il aurait côtoyé avant-guerre – ils auraient même koté ensemble à Leuven – à l’UCL.

Selon son fils, Vanden Eynde et Degrelle s’écrivaient régulièrement. Son père conservait le courrier et des archives dans une valisette noire, une Samsonite qui ne le quittait jamais. La deuxième victime des tueries est la seule à avoir été tuée de façon si particulière. À la question : qui en voulait à ce point à son père, le fils de la victime répond: “une vengeance d’Espagne”. Degrelle vit à l’époque à Fuengirola.

Le témoignage. Pour la première fois, un ancien proche de Degrelle s’exprime: Siegfried Debbaudt, fils de Jean-Robert Debbaudt (mort en 2003), l’héritier politique de Rex. À l’époque, Degrelle et les Debbaudt sont quasi voisins. C’est Siegfried qui apporte son courrier à Degrelle.

Siegfried Debbaudt réfute les allégations de Marc Vanden Eynde. Pour lui, son père “ne faisait pas partie de l’entourage ni proche ni lointain de Degrelle. J’ai vérifié: inconnu au bataillon”. Siegfried Debbaudt dément que Degrelle et Vanden Eynde aient pu s’écrire “tous les 15 jours”. Le fils Debbaudt “exclut un lien direct entre les deux hommes. Ce M. Vanden Eynde n’était pas dans l’intimité de Degrelle”. Selon lui, impossible que José Vanden Eynde ait été détenteur d’archives, listings et documents compromettants liés à Rex ou à un réseau de nostalgiques. Pour Siegfried Debbaudt, Degrelle suivait de près ce qui se passait en Belgique. “Je lui apportais les journaux. Degrelle lisait absolument tout”.

Dès le 26 décembre 1982, la presse rapporte (avec détails) l’assassinat du concierge de l’Auberge du Chevalier. Selon Debbaudt, Degrelle n’a pas réagi, ce qu’il eut fait immanquablement s’il s’était agi d’un proche.

Et si Degrelle s’informait sur les tueries du Brabant, Siegfried Debbaudt assure qu’on ne l’a jamais entendu développer une théorie. Même après la découverte plus tard à Uccle d’un document l’accusant d’en être à l’origine via un groupe jamais identifié, dénommé VDO. Une commission d’enquête allait regretter plus tard que la piste n’avait pas fait l’objet d’un contrôle systématique. Et ce fut tout. Cela n’alla pas plus loin que des regrets.

Le temps, dit le procureur Christian De Valkeneer, aide à délier les langues: pour la première fois, un proche de Degrelle acceptait de parler. Fausse piste, selon lui.

Bron » La Dernière Heure | Gilbert Dupont

Bendedossier: België alleen kan niet bekennen

Op 16 maart 2005 bood Guy Verhofstadt tijdens een ceremonie in het Holocaustmuseum Yad Vashem de excuses aan voor de rol die bepaalde Belgische autoriteiten hebben gespeeld ten tijde van de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sindsdien betwist niemand meer het actieve optreden van het bestuur en de politie van Antwerpen bij de deportatie. Het heeft wel meer dan een halve eeuw geduurd eer het zover kon komen.

Dat het niet vroeger gebeurde, heeft een naam: ‘La raison d’état’, het belang van de staat. Met het bendedossier vergaat het op dezelfde wijze. Niemand twijfelt er nog aan dat de bendefeiten niet het werk zijn van ‘les zozos’, van kleine criminelen zoals de procureur Deprêtre het omschreef.

Er zijn te veel ernstige aanwijzingen dat het om de toepassing van de theorie van de spanning gaat, en de overvallen werden uitgevoerd door minstens parallelle diensten die op de medewerking van de staat konden rekenen, ook om het geheim te houden.

Beletsels

Heeft de overheid wel een keuze? Kan de overheid wat anders dan door de verlenging van de verjaring van de strafbaarheid van de feiten ook de geheimhouding te verlengen?

De geschiedenis geeft daarop een antwoord. Na de oorlog vroeg de chef van de Britse geheime diensten, Stewart Menzies, aan eerste minister Spaak om samen te werken. Spaak wou dat enkel indien ook de Amerikaanse diensten er in betrokken werden. Daaruit ontstond het verdrag van Brussel en later wat wij nu de NAVO noemen.

Deze verdragsorganisatie bestaat niet enkel uit een militair luik dat wij allen kennen omdat wij er als dienstplichtige deel van uitgemaakt hebben. Het andere facet, de aan elkaar verbonden Nationale Veiligheidsoverheden en Inlichtingendiensten zijn minder bekend maar even belangrijk.

Hierin zit de voornaamste reden dat de Belgische overheid de geheimhouding over het bestaan en de werking van aan de officiële diensten verbonden parallelle diensten niet kan bekennen. Het verdrag houdt immers een overdracht van soevereiniteit in. En er zijn ook werkingsregels die de geheimhouding opleggen.

Het zijn de inlichtingendiensten zelf die bepalen wat al of niet geheim is en als het over een bevriende dienst gaat speelt ‘de derde regel’ waardoor enkel de dienst van oorsprong het geheim kan declassificeren, de graad van geheimhouding kan opheffen.

Bovendien is het verbreken van die geheimhouding strafbaar. Recentelijk werd er zelfs een wet gemaakt om lekken daarover te vermijden: zwaardere bestraffing en toepassing van bijzondere technieken om de lekken op te sporen.

Waarheid

Stel je voor dat wat nu wordt vermoed officieel zou worden bevestigd. Dat leden van de groep G, een geheime organisatie binnen de rijkswacht samen werkten met extreem rechtse organisaties als de Westland New Post, en de acties binnen het kader van de NAVO gebeurden met als voorgehouden doel de veiligheidsdiensten in ons land te versterken.

Voor deze piste waren er van bij het begin van het onderzoek ernstige aanwijzingen. Dat er gemanipuleerd werd en bepaalde onderzoeken niet behoorlijk werden gedaan was ook snel zichtbaar.

De grootste manipulatie gebeurde zelfs in het comité dat was opgericht juist om de disfuncties te onderzoeken: in het vast Comité P werd ieder onderzoek naar zowel de Bende als naar de Rijkswacht belet en als het dan toch gebeurde, zoals in het Dutrouxonderzoek niet kon vermeden worden, werd het onderzoeksdossier achter gehouden zodat de tegenspraak met de er in afgelegde bekentenissen en het daar haaks op staande verslag niet kon opgemerkt worden.

Het had te maken met het bestaan binnen de rijkswacht van een geheime inlichtingendienst die niet enkel inlichtingen verzamelde maar ook operaties deed en om de werking ervan af te schermen, valse processen-verbaal maakte zodat de gerechtelijke overheden er door werden misleid.

Dit zijn geen geheimen meer. Iedereen die de materie kent, weet voldoende dat de rijkswacht een staat in de staat was. De boeken over de moord op de communistenleider Julien Lahaut hebben ook op wetenschappelijke wijze bewezen dat er in dit land netwerken bestonden die hun oorsprong vinden in de verzetsnetwerken uit de oorlog, dat deze gesteund werden door de rechtse haute finance, en medewerking hadden in politie en justitie zodat onderzoek daarover kon worden tegen gewerkt.

Maar weten is niet hetzelfde als openlijk bekennen.

Wat te doen?

Wat zouden wij er mee doen indien het in een officiële verklaring of een gerechtelijke uitspraak zou komen te staan? Voor zover de daders nu nog leven, is een eerlijk proces daarover zo goed als onmogelijk geworden.

De gevolgen ten overstaan van de hernieuwde acties van het NAVO bondgenootschap vormen anderzijds het voornaamste beletsel. Want intussen hebben zich andere feiten voorgedaan die evenmin kunnen worden ontkend.

“Alles wijst erop dat de wereld afstevent op oorlog” (…) “De relaties tussen de grootmachten zijn de afgelopen jaren slechter geworden. De pleitbezorgers van een wapenwedloop en het militair-industrieel complex wrijven zich in de handen”, aldus Michail Gorbatsjov in Time Magazine.

“De NAVO-top staat inderdaad grotendeels in het kader van Rusland en de militaire versterkingen op de oostflank. Maar telkens weer herhaalt topman Jens Stoltenberg dat het westen geen confrontatie zoekt. “We zien geen enkele directe dreiging tegen een bondgenoot van de NAVO. Maar Rusland is ook geen strategische partner”, klonk het (Knack.be – 9 september ’16).

“Je moet de geschiedenis kennen. Rusland heeft eeuwenlang gevochten om de Krim, vanwaar de Tataren vroeger aanvallen uitvoerden op de Russische vorstendommen, plunderden en slaven maakten. We hebben er een hoge prijs voor betaald. De Krim was een onvervreemdbaar deel van Rusland.

En in 1954 heeft Chroesjtsjov het in een opwelling cadeau gedaan aan Oekraïne. Daar had hij het recht niet toe, maar het maakte toen niet veel uit, want we waren toch één land. Maar toen in 1991 alles uit elkaar viel, was de Krim ineens geen Russisch grondgebied meer, maar een provincie van Oekraïne. Is dat soms rechtvaardig? Dat werd beslist over de hoofden van de Russen die er woonden. Hen is niks gevraagd” (Geert Groot Koerkamp, Rusland-correspondent voor de NOS en VRT, 24 maart ’14 in Trouw).

Hoe moet je tegen deze meningen aankijken? Als het waar is dat Gorbatjov door het Westen werd belogen wanneer hem werd beloofd dat buiten Oost-Duitsland de andere Oostbloklanden door de NAVO ongemoeid zouden worden gelaten, is de sterke aanwezigheid van de Navo in die landen erg problematisch. Dan is ook de houding van Poetin in het conflict in Oekraïne begrijpelijk.

Lord Prescot, van 1977 tot 2007 vice-premier in de regering van Tony Blair schreef in de Sunday Mirror dat hij voor de rest van zijn leven moest voortleven met de beslissing om op oorlog te gaan en met de catastrofale gevolgen ervan: “Het Chilcot Rapport was een vernietigende aanklacht over hoe de Blair-regering handelde in de oorlog – en ik neem mijn eerlijk deel van schuld.”

Inderdaad bewees het Chilcot-onderzoek dat oorlog in Irak op de leugen ruste dat Sadam Hoessein massa vernietingswapens had. Het terrorisme kwam nadien, de vluchtelingen ook. Wat is oorzaak en gevolg? Maar ook: wat kan een klein landje als het onze er aan doen?

Spaak

In september 1948 hield onze eerste minister Spaak een erg opgemerkte toespraak op de derde sessie van de Algemene Vergadering van de UNO in Parijs. Hij stelde dat een afgevaardigde van een klein land een antwoord kon geven op wat de vertegenwoordiger van de Sovjetunie had verklaard omdat een provocatie door België tegenover de USSR ridicuul zou overkomen.

Hij zei: “Bij ons houdt de vrijheid om te denken en te schrijven zelfs in verkeerd te denken en te schrijven. Maar wij denken dat om tegen de vergissing te strijden het niet nodig is om op de politie of het gerecht te steunen, of erger nog. Tegenover de propaganda die de vergissing verspreidt, denken wij dat het echte antwoord bestaat in de verspreiding van propaganda die de waarheid bevat.

En omdat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen, denken wij dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint(…) Ik ga hem zeggen wat de basis is van onze politiek. Ik ga het hem zeggen in termen die misschien een beetje wreed zijn en in termen die enkel de vertegenwoordiger van een klein land kan gebruiken. Weet u wat de basis is van onze politiek? Dat is de schrik. De schrik van u, de schrik van uw regering, de schrik van uw politiek.”

Harmel

In 1967 schreef onze minister Pierre Harmel een rapport voor de NAVO. Hij stelde een Europese doctrine voor de koude oorlog voor: de ‘Europese regeling’ is een overstijgen en overbruggen van de onnatuurlijke verdeling van Europa in een Westers en een Oostblok.

Dat kon gebeuren, door drie dingen. De NAVO moest niet enkel een defensieve organisatie als verdediging tegen de Sovjet-Unie zijn, maar moest ook bijdragen in de ontspanning van de relaties met de lidstaten van het Oostblok.

De toenadering moest er komen door een overname van de gaullistische opvatting door bilaterale contacten tussen West-Europese en Oost-Europese staten. Elke Europese NAVO-lidstaat moest pogen vriendschappelijke en ontspannen relaties aan te gaan met lidstaten van het Oostblok.

Deze vriendschappelijke contacten zouden een Europese ontspanning bewerkstelligen waardoor een ‘Europese regeling’ mogelijk zou worden. De Harmeldoctrine past volkomen in de huidige wereldpolitiek: het isolationisme van Trump, de hernieuwing van de Europese gedachte door Macron, de oprichting van eigen Europese strijdkracht.

Het beste

Schrik voor de tegenstander is altijd al een gevaarlijk uitgangspunt geweest. Van Spaak kan je beter onthouden dat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen zodat wij denken dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint.

De Harmeldoctrine heeft er intussen voor gezorgd dat er ontspanning kwam. Van beide kan het beste genomen worden: een nieuwe benadering van het NAVO-pact moet ons ook in staat stellen de uit ‘schrik’ begane vergissingen uit het recente verleden te bekennen en daardoor ook het zwaarste beletsel voor de propaganda van de waarheid op te heffen.

Omdat het nu te laat is voor een eerlijk proces, is het tijd voor eerlijke propaganda. Niet alleen voor de nabestaanden van de Bendefeiten is een gekende waarheid belangrijker dan een niet bestrafte leugen: voor ons allen is het aangewezen komaf te maken met de erfelijke belasting die reeds te lang een klare kijk op justitie en politie belet.

En omdat wij, zoals Spaak het benadrukte, een klein land zijn kan niemand ons verwijten Europa aan te zetten om voor eens en altijd klaarheid te brengen in de “jaren van lood”.

Laat ons het gerechtelijk dossier sluiten en een wetenschappelijk en geschiedkundig openen. Indien onze Europese partners daarin willen volgen, kunnen alle lidstaten die er door getroffen werden dit hoofdstuk waardig afsluiten: de Belgische staat alleen kan niet bekennen, maar kan wel aan Europa vragen om het te doen.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Ex-rijkswachter Robert Beijer verhoord in Bende-dossier

Ex-rijkswachter Robert Beijer is verhoord in het Bende-dossier. Het gerecht wil weten of er een link is tussen Beijer en Chris B., de vermeende ‘Reus’.

Onderzoeksrechter Martine Michel heeft Robert ‘Bob’ Beijer (65) woensdag ondervraagd. Na afloop van het verhoor, dat ongeveer een uur duurde, werd de ex-rijkswachter weer vrijgelaten. Hij werd niet in verdenking gesteld.

Beijer nam de voorbije weken zelf vanuit Thailand contact op met de Bendespeurders, nadat hij had gehoord dat zijn naam opnieuw in verband werd gebracht met de Bende van Nijvel. Beijer woont al sinds eind jaren 90 in Thailand, maar komt geregeld terug naar België.

‘De rechter wilde in de eerste plaats weten of ik Chris B. ooit gekend heb’, bevestigt Beijer aan De Standaard. ‘Ik heb geantwoord dat ik die man niet ken en dat ik hem bij mijn weten vroeger ook nooit gezien heb bij de rijkswacht. Daarnaast wilde ze ook weten of ik zelf nog iets nuttigs kon verklaren over de Bende van Nijvel. Ik heb gezegd wat ik ervan dacht. Maar dat zijn geen nieuwe zaken.’

Chris B., een ex-lid van de Groep Diane van de rijkswacht, verklaarde enkele weken voor zijn dood in 2015 aan zijn broer ‘dat hij lid was geweest van de Bende van Nijvel’. Toen het verhaal eind oktober naar buiten kwam, veroorzaakte dat veel beroering in de publieke opinie. De speurders hopen dat de bekentenis van Chris B. klopt en dat ze zal leiden tot de oplossing van het mysterie.

Geen bloed aan handen

De broer van Chris B. verklaarde aan de Bendespeurders en eind oktober ook in de pers dat hij B. ooit had gezien in het gezelschap van de ex-rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer. Over Bouhouche en Beijer doen al jaren geruchten de ronde dat ze deel zouden hebben uitgemaakt van de Bende van Nijvel. De twee ondergingen in de jaren 90 een test met de leugendetector om hun betrokkenheid te verifiëren, maar ze werden niet op leugens betrapt.

‘Ik heb aan de rechter gezegd dat ik graag geconfronteerd wil worden met de broer van Chris B.’, zegt Beijer. ‘Ik wil weten waar hij het haalt dat hij me gezien zou hebben met Chris B., want dat is dus niet zo. Ik kende die man niet. Zelf werkte ik in die tijd (eind jaren 70, red.) bij de drugsbrigade van de rijkswacht. Ik ben nooit bij de Groep Diane geweest.’

Robert Beijer pleegde in de jaren 80 een reeks misdaden met zijn ex-collega, rijkswachter Madani Bouhouche. Hij werd midden jaren 90 door het Brusselse hof van assisen veroordeeld tot 14 jaar cel, onder meer wegens heling van een uurwerk afkomstig van een goud- en juwelendiefstal uit 1982 op de luchthaven, waarbij de veiligheidsagent Francis Zwarts om het leven kwam. Bouhouche werd veroordeeld voor die moord.

Beijer werd ook veroordeeld voor zijn rol in een uit de hand gelopen overval op een Libanese diamantair in Antwerpen, waarbij Bouhouche de diamantair neerschoot. Beijer blijft er tot op vandaag bij dat hij zelf geen bloed aan de handen heeft.

In zijn boek De laatste leugen, dat in 2010 uitkwam, bekende Beijer nog enkele feiten waar hij voor assisen niet voor veroordeeld werd. Zo bekende hij onder meer de aanslag op rijkswachtmajoor Herman Vernaillen in 1981 en de diefstal van een aantal wapens bij de Groep Diane in de kazerne van de rijkswacht in Etterbeek in 1982. Over die laatste diefstal doet al jaren de hypothese de ronde dat hij te maken zou hebben met de Bende van Nijvel.

Extreemrechts

Maar volgens Beijer is dat dus niet zo. ‘Ik heb met de Bende van Nijvel niets te maken. Ik weet er dus ook niets over. Maar wat ik wel kan doen en wat ik in mijn boek ook gedaan heb, is justitie duidelijk maken dat een aantal feiten ten onrechte aan de Bende van Nijvel wordt toegeschreven. Dat heb ik woensdag ook nog eens aan de onderzoeksrechter gezegd.’

Madani Bouhouche, de vroegere kompaan van Beijer, overleed in 2005 in de Franse Pyreneeën bij het vellen van een boom. ‘Van hem vermoed ik nog altijd dat hij misschien wel betrokken was bij de Bende’, zegt Beijer. ‘Hij was goed bevriend met onder anderen mensen van het extreemrechtse Westland New Post (WNP). Ik vermoed tot vandaag dat we het in die richting moeten zoeken. Maar nogmaals, ook daar heb ik geen enkel bewijs van.’

Bron » De Standaard

“Ik heb wel gezegd: wat doet dat hier in de keuken, dat lijk. Hij zei dat dat geheim was”

“Ik heb wel gezegd: wat doet dat hier in de keuken, dat lijk. Hij zei dat dat geheim was.” Het zijn de woorden van Karl Eriksson, de zoon van Bert Eriksson. Bert is jarenlang leider van de VMO, een Vlaams-nationalistische en extreemrechtse actiegroep. In onze podcast “Iemand” getuigt Karl onder meer over ‘operatie Delta’, waarbij zijn vader en zijn VMO de stoffelijke resten van Staf De Clercq hadden opgegraven, de leider van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). De beenderen lagen bij de familie Eriksson op tafel.

“Dat was natuurlijk geen lijk, dat was een geraamte. Ik heb dat gezien natuurlijk. Dat is gewoon een deel van hoe dat het er aan toeging in dat café. Het lag in de kamer naast de living. Zijn kamer. Er stond altijd Beethoven op. Keihard”, getuigt Karl Eriksson in de podcast.

Dat café, is den ‘Odal’ in Antwerpen. Het café van zijn vader, een verzamelplaats voor rechtse Vlaams-nationalisten. Het lokaal van de VMO.

Met ‘dat geraamte’ bedoelt Karl de stoffelijke resten van Staf De Clercq, een Belgisch politicus, Vlaams-nationalist en nationaalsocialist, collaborateur tijdens WO2 en van 1933 tot zijn dood leider van de extreemrechtse Vlaams-nationalistische groepering VNV.

De VMO vindt dat De Clercq na zijn overlijden geen passende begrafenis heeft gekregen en wil die overdoen, met de nodige luister. Ze besluiten in 1978 de resten van De Clercq op te graven en een eervolle begraafplaats te geven: ‘operatie Delta’. Het zijn die resten die Karl in zijn ouderlijke huis ziet liggen.

Bert Eriksson, voluit Armand Albert, wordt geboren in Antwerpen op 30 juni 1931 als zoon van een Finse schipper en een Vlaamse moeder. Hij is een tiener tijdens de oorlog en wordt lid van de Hitlerjugend. Na de oorlog gaat hij vechten tegen het communisme in Korea. Terug in het land, sluit hij in de jaren ’50 aan bij de Vlaamse Militanten Orde (VMO).

Die organisatie was opgericht in 1950 onder meer als reactie op de repressie tegenover Vlaams-nationalisten na WO2. “Het probeerde de Vlaams-nationalistische politiek van vóór en tijdens de oorlog te continueren”, zegt historicus Bruno de Wever. De VMO had banden met de in 1954 opgerichte Volksunie.

“Maar als het Vlaams-nationalisme met de Volksunie in wat meer democratische parlementaire vaarwateren terechtkomt, wordt die organisatie eigenlijk meer een last”, zegt historicus De Wever. “De Volksunie probeert de VMO te disciplineren, maar dat lukt niet. De relatie tussen de Volksunie en VMO verzuurt helemaal. Hugo Schiltz noemt de VMO de wandluizen van de Vlaamse beweging”, verduidelijkt Bruno De Wever.

De VMO wordt in juni 1971 ontbonden. Maar enkele leden zijn het hier niet met eens en richten de organisatie opnieuw op. Op dat moment treedt Bert Eriksson op de voorgrond en wordt de nieuwe leider.

“Die nieuwe VMO is nog extremer”, zegt Bruno De Wever. “Ze gaan voluit voor een extreemrechts imago. Ze zijn anticommunistisch en voeren een strijd tegen de gastarbeiders, ontkennen de holocaust en frequenteren neofascistische netwerken”.

De gewelddadige acties van de VMO en de militaire manier waarop ze georganiseerd is, leidt in 1981 tot een proces. De VMO wordt veroordeeld als privémilitie en wordt ontbonden. Bert Eriksson brengt één jaar in de cel door.

Bron » VRT Nieuws

Une enquête historique pourrait résoudre l’énigme des Tueries du Brabant

Deux historiens suggèrent de lancer une grande recherche comme celle qui a permis de clarifier l’assassinat de Julien Lahaut en 1950.

Le soufflé médiatique récent autour de nouvelles révélations sur les Tueries du Brabant des années 1980 semble être retombé. On n’a donc pas vraiment progressé mais est-ce une raison de ne pas tenter d’autres pistes? Dont l’une serait en fait de mettre sur pied une commission plus de recherche que d’enquête, principalement historique qui revisiterait le dossier à l’aune des archives mais aussi de la recherche de nouveaux éléments autour des événements tragiques qui avaient alors secoué la Belgique.

C’est la conviction de deux historiens belges chevronnés, Emmanuel Gérard, récemment admis à l’éméritat à la KU Leuven, et Rudi Van Doorslaer, l’ancien directeur du CegeSoma, le Centre d’études Guerre et sociétés contemporaines.

Surmonter les complicités par omission…

Il faut dire que ces deux chercheurs, qui ont depuis très longtemps compris l’importance de resituer les grandes évolutions de notre pays dans l’histoire contemporaine en faisant largement appel à l’opinion publique, ont un bel argument à faire valoir: alors que l’affaire Julien Lahaut – du nom de l’assassinat en août 1950 du président du Parti communiste, abattu devant sa maison à Seraing – resta pendant des décennies dans un grand brouillard judiciaire, ils ont, voici deux ans, avec l’aide de jeunes chercheurs dynamiques permis de fermer pas mal de portes dans ce qui fut un des grands assassinats politiques de la Belgique moderne.

Il y avait nombre de présomptions sur les auteurs et leurs commanditaires. Les recherches ont permis de boucler la boucle, en soulignant notamment le rôle de certains milieux anti-communistes soutenus directement ou indirectement par des personnalités politiques ou du monde des affaires.

Les historiens ont aussi apporté la preuve que certains enquêteurs ont freiné les recherches parce qu’ils ont découvert la présence d’acteurs qui faisaient partie de leurs informateurs. Pour les deux historiens “il est clair que les crimes des Tueurs débordent du banditisme traditionnel. Ils ont eu un caractère politique direct ou indirect et, restons prudents, pourraient être réliés à des réseaux d’extrême droite”.

Une taskforce de chercheurs

Partageant l’attente des familles des victimes à connaître les auteurs et les motifs de ces crimes afin de faire définitivement leur deuil, Gerard et Van Doorslaer plaident pour la création d’une taskforce d’historiens qui pourrait revisiter à l’aune de l’Histoire les officines mises en cause depuis 1985, du Westland New Post et du CEPIC (l’aile droite du PSC, à l’époque) à certains groupes de la gendarmerie (Groupe G, Diane, etc.) tout en investiguant aussi sur les personnes citées de près ou de loin.

Les deux historiens sont bien conscients qu’on devra strictement baliser une telle recherche car la moindre faille pourrait torpiller définitivement l’enquête judiciaire. Mais contrairement à une hypothétique troisième commission parlementaire hyper-médiatique, une enquête historique approfondie, menée sereinement, offre plus d’espoirs…

Bron » La Libre | Christian Laporte