Nu hij met de arrestatie van het koppel Jean-Claude LaCote en Hilde Van Acker een laatste huzarenstukje heeft afgeleverd, gaat Fast-oprichter Martin Van Steenbrugge (62) met pensioen. Twintig jaar lang heeft hij op veroordeelde criminelen gejaagd, duizend heeft hij er opgepakt. ‘We hebben in die tijd dus twee gevangenissen gevuld.’
Ik ben twintig jaar lang altijd en overal bereikbaar geweest’, zegt Martin Van Steenbrugge. ‘Mijn telefoon ging overal mee – tijdens het joggen, in bed, op vakantie. Als baas gaf ik mijn medewerkers veel autonomie en vrijheid, maar ook van hen verwachtte ik absolute bereikbaarheid. Dat is een kleine moeite, toch?’
Van Steenbrugge (62), de broer van de bekende strafpleiter Walter Van Steenbrugge, gaat eind dit jaar met pensioen bij de federale politie. Als oprichter en bezieler van het Fugitive Active Search Team (Fast) van de federale politie – de uitvinders van de lijsten ‘Europe’s Most Wanted’ en ‘Belgium’s Most Wanted’ – joeg hij op voortvluchtige veroordeelde criminelen. ‘We hebben er vijftig per jaar gearresteerd, gemiddeld één per week. Dat zijn er duizend in twintig jaar. Goed voor twee volle gevangenissen.’
Op de achtergrond staat de politieradio aan. Een paar leden van het Fast zijn op vraag van de Duitse collega’s onderweg naar een Brussels hotel waar een Duitse pedofiel is ondergedoken. Een gevoelige interventie. Twee andere collega’s zijn onderweg naar Wenen om een gezochte crimineel op te halen. Van Steenbrugge moet ook nog telefoneren met een kolonel van de gendarmerie in Ivoorkust over de arrestatie van Jean-Claude LaCote en Hilde Van Acker, het koppel oplichters en moordenaars dat vorige week werd opgepakt na een vlucht van twintig jaar.
‘LaCote was mijn nummer één’, zegt Van Steenbrugge. ‘Zijn dossier lag al jaren op mijn bureau. We wisten al langer dat hij in Ivoorkust zat, maar we moesten voorzichtig zijn dat we geen slapende honden wakker maakten en dat we niet de verkeerde politiedienst alarmeerden. LaCote had in de landen waar hij vroeger verbleef altijd wel vrienden bij de politie. Hij was in 2008 in Zuid-Afrika ook al eens ontsnapt uit de gevangenis, met de hulp van Van Acker.’
‘In oktober hadden we Van Acker op de nieuwe “Crime Has No Gender”-lijst met voortvluchtige vrouwelijke criminelen laten zetten. We hebben lang gediscuteerd of we dat wel zouden doen, want we wisten dat ze in Ivoorkust zat. Ik was bang dat we boze telefoontjes zouden krijgen van de mensen die ons getipt hadden. Je weet nooit dat een journalist naar Ivoorkust vliegt, Van Acker zelf vindt en dan een reportage maakt over die “domme flikken die hun Most Wanted niet konden vinden”. Gelukkig is het anders gelopen: de lijst heeft druk gezet op de lokale autoriteiten. En gelukkig hebben ze LaCote ook gepakt; hem moesten we in de eerste plaats hebben.’
LaCote en Van Acker leefden onder valse namen. ‘Hij had die van zijn broer Stephane LaCote aangenomen, die in 2009 overleden is. Zij liet zich Marlène Vacker noemen. Ze leefden niet meer in rijkdom: hij werkte in een garage als technieker en deed deeltijds taxidienst per vliegtuig. Zij was boekhoudster van een bar op het strand van Abidjan.’
LaCote en Van Acker werden in 2011 door het hof van assisen in Brugge bij verstek veroordeeld tot levenslang voor de moord op de Britse ingenieur Marcus Mitchell, in de duinen van De Haan. ‘Mitchells weduwe heeft ons vorige week een mail gestuurd om ons te bedanken. Ze schreef dat ze heel opgelucht is.’
Martin Bloemperk
Het Fast-team bestaat sinds 2000. Tot dan was er in België geen politiedienst die actief speurde naar veroordeelde criminelen. ‘Het idee kwam niet uit het niets, we wisten dat er in de VS en in Duitsland iets gelijkaardigs bestond’, zegt Van Steenbrugge. ‘We moesten alleen onze hiërarchie ervan kunnen overtuigen dat een Fast ook bij ons nuttig kon zijn. Gelukkig hebben we doorheen de jaren altijd een luisterend oor gevonden bij de federale politie en de magistratuur. In het begin waren we maar met z’n tweeën en werkten we alleen in het gerechtelijk arrondissement Brussel. Stukje bij beetje is daar de rest van land bij gekomen. We zijn altijd met weinig geweest, het was voortdurend een gevecht om niet afgeschaft te worden. We moesten resultaten behalen en waren er dag en nacht mee bezig.’
Van Steenbrugge werkte tot de oprichting van het Fast als undercoveragent. ‘In het drugs- en kunstmilieu. Ik had een valse naam, Martin Bloemperk. Het klonk als een Zuid-Afrikaanse naam, dat werkte wel bij criminelen. De mooiste zaak die we gedaan hebben, was De aardappelrooister terugvinden, een Van Gogh die in 1997 gestolen was uit het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, samen met Personages in het park van Monticelli. Ik moest als undercover de werken kopen van de dieven op een parking aan het station van Berchem. Ik moest eerst in hun bestelwagen kijken of de werken echt waren. Dan telefoneerde ik naar mijn zogenaamde medeplichtige dat hij het geld – 2,5 miljoen Belgische frank – mocht overhandigen aan de dieven. Dat telefoontje was natuurlijk het teken voor mijn collega’s dat ze de bestelwagen mochten bestormen. De operatie is perfect verlopen.’
In de begindagen werkte het Fast in een juridisch niemandsland. ‘We mochten geen speciale opsporingstechnieken zoals telefoontap of infiltratie gebruiken om veroordeelden te zoeken. De bijzondere opsporingstechnieken staan in de wet als instrumenten om misdrijven op te sporen, niet voor de zoektocht naar veroordeelde criminelen. We opereerden in een grijze zone en moesten creatief zijn. Die lacune in de wet is pas onlangs gedicht door minister van Justitie Koen Geens (CD&V).’
‘Gevluchte criminelen zoeken eerst hun vrouw of vriendin op. Vrienden geven soms onderdak, maar dat blijft nooit duren. Als er echt niemand meer over is, is er nog de moeder. Een moeder laat haar kind nooit in de steek, wat er ook gebeurt – zelfs na de gruwelijkste misdaden.’
‘Aan de andere kant hebben we ook al tips gekregen van de vrouw van de crimineel, die ervan af wil. Dan belt ze ons: “Hij komt morgen bij mij slapen.” Dat is een cadeau voor ons, natuurlijk.’
Een Poolse stukadoor
De allereerste veroordeelde crimineel die door het Fast werd opgepakt, was een Poolse man. ‘Hij was in Polen veroordeeld voor een reeks gewapende overvallen. Een informant had ons gezegd dat hij in Aalst zat bij zijn dochter. We belden aan en zagen hoe hij in pyjama probeerde weg te vluchten, maar we konden hem toch arresteren. Zijn dochter van vijftien zei: “U vergist zich, die man is mijn vader niet.” Nochtans leek ze als twee druppels water op hem. Ik ben me er altijd over blijven verbazen hoe sterk liefde kan zijn. Overigens, toen we die Poolse man naar de nieuwe lokalen brachten van de lokale politie in Aalst, zei hij tijdens het verhoor: “Ziet u die muren? Ik heb die nog bepleisterd.”’
Vandaag zitten de namen van 1.851 voortvluchtige veroordeelden in de Fast-databank. ‘We houden die namen bij tot de feiten verjaard zijn. Vroeger gebeurde dat niet.’
Ondertussen zijn er Fast-teams in de hele Europese Unie. Van Steenbrugge: ‘70 procent van de Belgische veroordeelden zit in het buitenland. We hebben heel snel gemerkt dat we overal Fast-teams moesten hebben, directe contacten bij de politie die snel konden ingrijpen als we hen belden. In 2009 hebben we Rouf Uddin, een Bengaal die in Brussel een vrouw had vermoord die hij had gestalkt, gemist door dat gebrek aan contacten. We wisten waar hij zat in Groot-Brittannië, maar we kregen de procedures niet op tijd geregeld. Toen alles in orde was, was de vogel gaan vliegen. Hij is nog altijd spoorloos. Dat ligt zwaar op mijn lever.’
‘We hebben daarna een project ingediend bij de federale politie, met steun van de toenmalige commissaris-generaal Fernand Koekelberg. Van hem kregen we 50.000 euro om mensen vanuit heel Europa naar hier te halen om uit te leggen wat Fast is. In een paar jaar tijd is Fast onder de naam Enfast een grote Europese organisatie geworden. Europol en Interpol zijn toen ook ingestapt, ze hadden eerst een beetje de trein gemist. Daarna zijn er de lijsten met gezochte criminelen gekomen. Die hebben telkens een ongelooflijke boost gegeven.’
Napolitaanse taartjes
De zaak die internationaal de meeste weerklank kreeg, was die van Vittorio Pirozzi, een voortvluchtige capo van de Napolitaanse camorra. ‘Hij was een drugsbaron die al lang werd gezocht door de Italianen. Maar hij was voorzichtig, ieder jaar ging hij in een ander land wonen. De Italianen lagen een paar dagen voor zijn verjaardag altijd op de loer, want ze wisten dat zijn vrouw dan naar hem toe ging. Ze luisterden haar telefoon af. In de zomer van 2010 belde ze naar een Proximusnummer. Haar man zat dus in België. Wij tapten zijn telefoon af.’
‘Hij was een verdachte in een gerechtelijk onderzoek, dus mocht het volgens de wet. Hij belde altijd maar een paar seconden, net genoeg voor ons om hem te kunnen lokaliseren in Schaarbeek, bij het Josaphatpark. Het leek hopeloos, want in die buurt wonen duizenden mensen. We observeerden de buurt dag en nacht. We wilden het net opgeven, toen een van de Fast-leden vanuit de auto zag hoe een man met een baseballpet een huis binnenstapte, aan de hand van een vrouw die lichtjes mankte en een blonde paardenstaart had. Dat kwam perfect overeen met de beschrijving die we van de Italianen hadden gekregen.’
‘We hebben meteen de grote middelen ingezet. De politiehelikoper kwam boven het huis vliegen, er kwamen honderden mensen op straat. Midden in de chaos gingen we het appartement binnen en zeiden: “U bent Pirozzi.” Hij zei meteen: “Ja.” Dat heb je met grote criminelen, ze kunnen winnen en verliezen. Hij had al die tijd zeer low profile geleefd. Hij bakte Napolitaanse taartjes voor lokale bakkers.’
‘Het gebeurt dat criminelen opgelucht zijn als ze opgepakt worden. Je mag dat niet onderschatten: op elk moment van de dag denken dat je gearresteerd kunt worden. Dat op elke straathoek een politiemand staat. Dat is natuurlijk niet zo, maar het gevoel moet verschrikkelijk zijn. Ze blijven altijd mens. De meeste criminelen hebben een slechte jeugd gehad. Andere, zoals Hilde Van Acker, worden verliefd op de verkeerde man of hebben slechte vrienden.’
De toekomst
De extreemlinkse Turkse terroriste Fehriye Erdal staat ook nog altijd op de “Most Wanted”-lijst. ‘Die zaak is niet meer voor mij, maar misschien lukt het ooit nog’, zegt Van Steenbrugge. ‘Wie weet? De twee zaken die ik het liefst opgelost zou zien, zijn Rouf Uddin en Crisanto Pinkihan. Die laatste, een Filipijn, stak in 2005 een collega-taxichauffeur dood op de luchthaven van Zaventem. De families hebben er recht op dat de moordenaars van hun kinderen hun straf krijgen.’
Van Steenbrugge gaat nu met pensioen, maar in de tuin werken zit er niet in. ‘Ik ben gek op voetbal. Iedere zondag ga ik met mijn broer Walter naar Club Brugge kijken. Dat is een topmoment.’
‘Al lang voor Operatie Schone Handen speelde ik met het plan om makelaar te worden. Maar dan wel perfect binnen de regels, met het belang van de jonge topsporter voorop. Hebzucht is mij totaal vreemd. Ik heb er twee jaar met Walter over gesproken en dat is wat ik nu ga doen. Voor de contracten ga ik met het kantoor van Walter samenwerken.’
Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut