‘Ik heb vertrouwen in onze democratie, maar er speelt zich achter de schermen heel wat af dat onttrokken is aan het zicht van het publiek’

Historicus Emmanuel Gerard (70) is niet vies van delicate dossiers. Hij heeft mee de moorden op de Waalse communistische politicus Julien Lahaut en de Congolese premier Patrice Lumumba opgelost, maar nu lijkt hij zich pas echt in een mijnenveld te begeven als commissievoorzitter van de Canon van Vlaanderen. Gerard is gebelgd door de scherpe verwijten van collega’s. Als hij begin mei de canon voorstelt, zullen die ook niet mild zijn. Maar het succes van het televisieprogramma Het verhaal van Vlaanderen sterkt hem in zijn voornemen: ‘Ik wil me bezighouden met dingen die ertoe doen.’

Uw collega’s hebben de Canon van Vlaanderen ‘staatspropaganda’ genoemd, en ze verwezen naar ‘een collaboratiecommissie’. Was u suïcidaal toen u eraan begon?

Emmanuel Gerard: “Ik wist dat de canon gevoelige materie is. U herinnert zich de discussie in de zomer van 2019 over de formateursnota van Bart De Wever (N-VA): er waren weinig voorstanders van het initiatief. Ik begreep de meeste kritiek, maar een interview met Frits van Oostrom, die in 2006 de canon van Nederland had samengesteld, trok me over de streep. Hij legde uit hoe hij de valkuil van het identitaire denken had vermeden. Beschouw je de canon als een instrument om de identiteit van een volk vorm te geven of om mensen iets bij te leren? Voor mij is het uitsluitend dat laatste.”

“Aan het succes van Het verhaal van Vlaanderen merk je dat mensen benieuwd zijn naar wat zich in het verleden op deze plek heeft afgespeeld. Ze hebben ook het recht dat te weten. Maar voor sommige collega’s kan het niet dat je het verleden tot deze regio beperkt. ‘Een identitair project’, noemen ze het. Ik betwist dat.”

Kunnen Vlamingen niet objectief naar het verleden kijken?

“Je kunt niet kijken naar iets dat er niet is. Voor veel Vlamingen is het verleden een zwart gat. Leopold II kennen ze nog, en de Vlaamse collaboratie ook, maar ze kunnen die niet plaatsen. Het is onze taak die te verduidelijken. Ik heb dertig jaar lang lesgegeven aan de universiteit, en een van mijn vakken was de politieke geschiedenis van België. Dat was ook niet identitair, ik heb van mijn studenten echt geen belgicisten gemaakt.”

Een van uw studenten was Bart De Wever.

“Ja (lacht).

“Wat is een canon? Een lijst van elementen die duidelijkheid verschaffen over wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Dat impliceert een zekere rangorde. Ik behoor niet tot degenen die vinden dat in de loop van de geschiedenis stof neerdwarrelt waar geen enkele structuur of hiërarchie in zit. De Canon van Vlaanderen is omstreden omdat Vlaanderen zoals we het nu kennen, vroeger niet bestond.”

Dat is een moeilijke oefening, toch?

“Moeten we het dan hebben over ‘de canon van wat tegenwoordig Vlaanderen is, maar vroeger anders heette’? Op den duur mag je geen woorden meer gebruiken waarmee je jezelf verstaanbaar maakt. Ik weet ook dat Vlaanderen vóór 1830 niet bestond. Kun je daarom op het grondgebied van wat later Vlaanderen zal worden, geen politieke, sociale of culturele ontwikkelingen ontwaren?”

Op die manier ga je, volgens historici Jo Tollebeek, Marc Boone en Karel Van Nieuwenhuyse in een artikel voor de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, van Peter Paul Rubens een Vlaming maken, terwijl hij een Duitser is.

“Rubens is geboren uit ouders die uit Antwerpen waren gevlucht naar wat nu Duitsland heet. Ben je alleen Vlaming als je op Vlaams grondgebied wordt geboren? (Zucht) Ik begrijp die discussie niet. Ik heb ook geen zin meer om ze nog te voeren.”

De opdracht van uw commissie is het loskoppelen van identiteit en canon, staat er op de site. Slaagt u daarin?

“Wij schetsen op basis van bronnen een aantal ontwikkelingen uit het verleden. Dat zegt niets over identiteit. Je kunt natuurlijk wel een debat voeren over de identiteit van vandaag en daarvoor elementen uit het verleden aanvoeren, maar dat doet de commissie niet.”

Minister-president Jan Jambon (N-VA) noemt de canon een middel om de Vlaamse identiteit te bevorderen. ‘Dat staat in ons programma’, zei hij in De Standaard. ‘We zouden anders kiezersbedrog plegen.’

“Politici hebben vaak een idee van het verleden dat niet noodzakelijk strookt met hoe het werkelijk was. De commissie probeert een verhaal te brengen van het verleden van deze regio, los van de bekommernis wie daar welke identiteit uit afleidt. Maar als politici naar identiteit blijven verwijzen, creëren ze een nooit eindigende polemiek.”

In De Morgen zei uw commissielid Jan Dumolyn: ‘In de canon is het nog veel duidelijker dat het project een politiek oogmerk heeft.’ Duidelijker dan in Het verhaal van Vlaanderen, bedoelde hij.

“Ik heb de woorden van Jan Dumolyn anders begrepen. Het verhaal van Vlaanderen is ontstaan in een productiehuis (De Mensen, red.), en de Canon van Vlaanderen tijdens de vorming van de Vlaamse regering.”

“Er is géén politieke druk. Toen ik de opdracht aanvaardde, heb ik twee voorwaarden gesteld: ik zou de commissie zélf samenstellen. En er zou vanuit de politiek geen bemoeienis met de inhoud zijn. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA, red.) respecteert onze onafhankelijkheid volkomen. De commissie bestaat uit verstandige mensen die erg goed weten wat hun deontologie is. Ze gooien die niet te grabbel voor een politiek geïnspireerde canon.”

Als er politieke druk komt, houdt het op?

“Wat zou dat zijn, politieke druk?”

Dat je voor bepaalde ‘vensters’, ankerpunten in de Vlaamse geschiedenis, kiest en voor andere niet.

“Daar heb ik niemand over gehoord. En het is niet omdat wij denken dat bepaalde mensen bepaalde vensters erin willen, dat wij dat zullen doen. Intern is er heel wat discussie. Maar ik heb op geen enkel moment gemerkt dat iemand iets zegt wat tegen zijn of haar persoonlijke overtuiging ingaat.”

Hoe is minister Weyts bij u uitgekomen?

“Ik ben sinds 2014 curator van het bezoekerscentrum van het Vlaams Parlement. Als historicus beweeg ik me op het snijpunt van politieke wetenschappen en geschiedenis. Zo heb ik van minister Weyts de uitnodiging gekregen om over de canon te spreken.”

Hoe hebt u uw commissie samengesteld?

“De acht leden moesten voor mij vier mannen en vier vrouwen zijn. Ik heb het verwijt gekregen dat er slechts twee historici wilden meedoen, Jan Dumolyn en uw dienaar. Dat is nonsens. Ik wilde een commissie met voldoende diverse expertise en, vanuit pluralistisch oogpunt, een vertegenwoordiging van de grote Vlaamse universiteiten. Het leek me ook razend interessant dat al die mensen de koppen bij elkaar zouden steken. Vóór deze commissie had ik met geen enkel van hen al samengewerkt. Het zijn mensen van verschillende horizonten. Botsende intellecten. Dat is op zich al een waarborg dat de canon geen eenzijdig instrument zal zijn.”

“Ik heb weinig kritiek gehoord op de samenstelling, tenzij van collega’s historici die een groot dedain toonden voor de niet-historici. (Zwijgt) U voelt dat ik daar een beetje ambetant van word, hè.”

Jo Tollebeek, Marc Boone en Karel Van Nieuwenhuyse noemden u in hun artikel ‘gepokt en gemazeld in de christelijke zuil’, bekend met Jan Peumans – u was nog net geen loopjongen van de N-VA. Hun artikel was tot stand gekomen na overleg met heel wat collega’s. Voelt u zich in het nauw gedreven?

(hoofdschuddend) “Het pamflet waarnaar u verwijst, is van drie auteurs. Mensen die in het voorwoord worden bedankt, staan daar niet noodzakelijk achter. In mijn carrière heb ik moorden onderzocht – die op Julien Lahaut en Patrice Lumumba – maar met karaktermoorden heb ik me nooit beziggehouden. Dat gebeurt hier wel. Voor de canon hebben wij een beroep gedaan op tientallen experts, van wie bijna niemand heeft geweigerd. De meesten zien het nut van een canon in.”

Tegen 23 april moet u klaar zijn.

“De presentatie is gepland voor begin mei.”

U hebt netjes uw deadline gehaald.

(blaast) “Corona was geen geschenk. Dit zijn gesprekken die je aan tafel moet voeren, niet digitaal.”

Zult u de canon kunnen beperken tot vijftig vensters, zoals afgesproken?

“Het worden er zestig (lacht). Een canon moet een zekere eenvoud hebben, net als een tv-programma. Collega’s weigeren dat soms in te zien. Ze uiten kritiek op Het verhaal van Vlaanderen alsof het een wetenschappelijk werkstuk is met vijfhonderd voetnoten, waarin je verklaart waarom je de ene wel en de andere niet vernoemt.”

Jan Breydel, bedoelt u.

“Ik begrijp die kritiek, maar pedant is het wel. Verplaats je eens in de logica van de makers, die in elke aflevering een drietal onderwerpen behandelen. Daar kunnen ze geen fiorituren rond weven, dat maakt het alleen maar ingewikkeld.”

Is toegankelijkheid ook een criterium voor de canon?

“Absoluut, de canon moet nuttig zijn voor een breed publiek. In de praktijk zullen dat vooral mensen uit het onderwijs zijn.”

En uit de integratiesector.

“Een van de punten van verzet is de onterechte vrees dat de canon wordt verplicht in het onderwijs. Het Grondwettelijk Hof heeft de eindtermen in het onderwijs vernietigd, die worden nu aangepast. Het lijkt me weinig zinvol daar ook de canon in onder te brengen.”

“Ook als het over inburgering en integratie gaat, worden de karikaturen niet geschuwd. Een nieuwkomer zou aan de hand van zijn kennis van de canon moeten bewijzen dat hij een Vlaming is. Ik kan u verzekeren: in de integratiesector denkt niemand zo. Ook daar is de canon een bron van inspiratie.”

Laten we enkele vensters opnoemen die al zijn uitgelekt. Patrice Lumumba zou er één zijn. Kan dat?

“In de Canon van Vlaanderen hoort te staan wat zinvol is voor mensen die hier wonen. Waarom zou het een probleem zijn om Lumumba een venster te geven? Er zijn, ondanks alle staatshervormingen, nog altijd bredere verbanden die zowel voor het zuiden als het noorden van dit land gelden. Per slot van rekening is er ook maar één grondwet voor Vlamingen en Franstaligen. Waarom zouden we de grondwet, die zo bepalend is, níét opnemen?”

Komen de zwarte bladzijden van de Vlaamse Beweging aan bod?

“Het zou wel vreemd zijn als we het niet over de collaboratie zouden hebben.”

Hebt u ook aan F.C. De Kampioenen gedacht?

“Nee (lacht). Volkscultuur en media spelen ook een rol, maar je moet daar een selectie in maken.”

Tussentaal Tom

Kijkt u elke zondag naar Het verhaal van Vlaanderen?

(overloopt voor zichzelf) “De neanderthalers, de Romeinen, Vlaanderen, 1302, de Bourgondiërs – ja, ik heb alle afleveringen tot nog toe gezien. Heel goed gemaakt, vind ik. Natuurlijk heb ik ook vragen, maar bij zo’n project zul je altijd opmerkingen krijgen van specialisten.”

Wat vindt u zo goed?

“De toegankelijkheid. Het is een verhaal dat spannend en filmisch wordt verteld. Daarom kijken zoveel mensen. Tegelijk leveren de makers een grote inspanning om hen iets bij te leren. Natuurlijk, hoe dichter we bij de huidige tijd komen, hoe meer kritiek er zal zijn.”

De eerste hoge horde, de Guldensporenslag, is alvast genomen.

“Zowel de commentaarstem als Tom Waes heeft het geregeld over ‘wij’ en de verwijzing naar ‘onze voorouders’. Dat vermijden wij in de canon, omdat je op die manier een lijn naar het verleden trekt die er misschien niet is. Maar bon, die ‘wij’ is ook maar de manier waarop we met elkaar spreken. Je kunt het moeilijk hebben over ‘de mensen van wie sommigen voorouders zijn en anderen niet’.”

Is Het verhaal van Vlaanderen een uitvloeisel van de canon?

“Ze zijn los van elkaar ontstaan.”

Er is iets met de chronologie van het tv-programma. Vlaams minister van Media Benjamin Dalle (cd&v) zei in het parlement dat productiehuis De Mensen het format in 2019 aan de VRT heeft verkocht. De omroep heeft pas in 2021 gecommuniceerd dat Het verhaal van Vlaanderen er zat aan te komen. Waarom zo laat?

“Dat is vrij laat voor een productie, maar toen de commissie van start ging, in oktober 2020, hebben wij wel vernomen dat die er kwam. Ik zou er niet te veel achter zoeken. Dit soort programma’s verdraagt het niet om in één jaar te worden gemaakt: aan de scenario’s gaat veel onderzoek vooraf.”

Gemiddeld kijken 1,2 miljoen Vlamingen. Hoe verklaart u die hoge cijfers?

“Het moet zijn dat mensen nieuwsgierig zijn naar het verleden van deze plek. Maar onderschat ook het belang van Tom Waes als leading figure niet.”

‘Dees is een genocide’, zei Tom Waes op een bepaald moment. Stoort het gebruik van tussentaal u?

“Het is vreemd, maar naarmate de uitzendingen vorderen, heb ik er minder problemen mee. Laten we er geen halszaak van maken. De voice-over is in het Nederlands, de directe confrontatie met de kijker is, welja, iets vlotter.”

U bent een West-Vlaming die Algemeen Nederlands spreekt. Uw Nederlands neigt zelfs naar dat van wijlen Hugo Claus. Is het jammer dat steeds minder mensen bereid zijn die inspanning te leveren?

“Het Algemeen Nederlands is een emanciperend gegeven. Nieuwkomers en Franstaligen die de moeite doen onze taal te leren, verstaan ons niet als we in het ziekenhuis of op het werk een tussentaal spreken. Ik heb niets tegen dialect, maar in de openbare ruimte moet Algemeen Nederlands de norm zijn.”

De Vlaamse regering heeft 2 miljoen euro subsidie vrijgemaakt voor Het verhaal van Vlaanderen. Ook de canon wordt gul begiftigd en binnenkort komt er ook een virtueel museum. Er wordt flink wat geld tegen de Vlaamse identiteit aan gegooid.

“Het bedrag voor de canon, een half miljoen euro, is niet groot. Maar het is duidelijk dat de Vlaamse regering initiatieven financiert die een rol kunnen spelen in het bevorderen van de Vlaamse identiteit. Daarom zijn dat nog geen politieke vehikels. Er zit spanning op, akkoord, maar de Vlaamse regering financiert veel projecten. Spreken al die mensen met their master’s voice? Ik dacht het niet.”

In de buitenwereld woedt een cultuurstrijd, aangevoerd door Bart De Wever, die het graag heeft over de postmoderne brigade van menswetenschappers. Wat u doet, zal hoe dan ook in die strijd gebruikt worden.

“Moeten wij de armen kruisen omdat er een cultuurstrijd woedt? Op den duur mag je het woordje ‘Vlaanderen’ niet meer gebruiken omdat er een politieke partij is die ‘Vlaams’ in haar naam heeft. Ik wil mijn vrijheid behouden. Laten we wel wezen: die cultuurstrijd wordt ons ook grotendeels aangepraat. Waar ziet u die? In de krantenkolommen. Ik laat me er niet door verlammen.”

Geld van de elite

Kijkt u ook elke zondag naar 1985?

(straalt) “Ja, en ik moet zeggen: ik vind die serie geweldig. Ze is goed gebracht. Wat vindt u?”

Ik kijk ook graag.

“Het is natuurlijk niet zo duidelijk als Het verhaal van Vlaanderen, niet alles wordt stapje voor stapje uitgelegd. Het is fictie, waar een spanningsboog in zit.”

Vindt u de vermenging van feiten en fictie problematisch?

“Ik heb daar geen probleem mee: de reeks wordt ook als fictie in de markt gezet. Natuurlijk, fictie bepaalt je blik als je verder over weinig informatie beschikt. Iemand die nooit iets over de jaren 80 heeft gelezen, zal nu naar de Bende van Nijvel kijken door het vizier van 1985. (Zwijgt) Het verleden in al zijn complexiteit reconstrueren is onmogelijk. Zeker voor het brede publiek is een vertaalslag nodig. Dat is moeilijk, maar onvermijdelijk. En geschiedenis is niet het eigendom van historici.”

1985 zal bij u een gevoelige snaar raken. U bent in 2015 door de speurders naar de Bende van Nijvel aangezocht om samen te werken.

“Ik had toen samen met Widukind De Ridder en Françoise Muller het onderzoek naar de moord op de communistische politicus Julien Lahaut afgerond – een politieke moord die nooit was opgelost. De modus operandi van André Moyen was de speurders opgevallen: Moyen stond aan het hoofd van een netwerk dat met geld van de haute finance communisten schaduwde en aanviel. Wij hadden hem aangewezen als de opdrachtgever voor de moord op Lahaut.”

Voor alle duidelijkheid: de moordenaar van Lahaut was al bekend vóór jullie aan het onderzoek begonnen.

“Eén figuur was bekend, François Goossens (dankzij het onderzoek van historici Rudi Van Doorslaer en Etienne Verhoeven, red.). Wie het dodelijke schot heeft gelost, Goossens of Eugène Devillé, is nog altijd niet zeker: ze stonden met zijn tweeën bij Lahaut aan de deur. Wij hebben gewezen op het gevaar van de grijze zone die ontstond door de samenwerking tussen een privé-inlichtingendienst en officiële politiediensten. André Moyen kon met zijn mannen ongehinderd misdaden plegen omdat hij de politie tipte.”

“Tussen haakjes: toen het rapport op tafel lag, met onthullende gegevens over de samenwerking tussen criminele milieus en de politie, is daar weinig aandacht aan besteed. Dat verbaasde me. Zou zoiets vandaag niet meer mogelijk zijn? De speurders naar de Bende van Nijvel waren wél onder de indruk: ze zagen de gelijkenissen met hun dossier. Ze dachten ook dat wij, door onze aanpak, iets konden bereiken in het onderzoek naar de Bende.”

Wat is het verschil tussen jullie aanpak en die van een strafonderzoek?

“Een onderzoeksrechter kan niet om het even welke organisatie of persoon natrekken: er moet een verband zijn met de misdaad. Een historicus hoeft zich daar niet aan te houden.”

‘Werken vanaf de buitenste schil’ hebt u dat ooit genoemd.

“Van buiten naar binnen, ja. Ik geef u een voorbeeld uit het dossier-Lahaut: in 1963 overlijdt Herman Robiliart, topman van Union Minière. Een respectabele man, op wie niets aan te merken viel – een onderzoeksrechter zou nooit bij hem zijn afgestapt. Maar wij vernemen dat de inhoud van zijn kluis onmiddellijk na zijn dood is vernietigd. Wat níét is vernietigd, is de inventaris. Als je die leest, weet je: ‘Dit gaat over de financiering van het netwerk van Moyen.’ In de papieren van Robiliart die wel bewaard zijn gebleven, vonden we ook veel verslagen van Moyen terug, onder meer de aankondiging dat hij explosieven zou gooien naar een zaal van Vrouwen voor de Vrede. Achteraf stuurde hij ook foto’s van zijn actie. We stelden vast dat Moyen in een groot netwerk zat. We zijn te weten gekomen wie zijn agenten waren, en wie hij benaderde met zijn rapporten.”

De top van de politiek en het gerecht.

(knikt) “Herman Robiliart is geen secundaire figuur die iets ontvangt wat hij niet heeft gevraagd. Union Minière had baat bij de criminele activiteiten van Moyen. In 1950 bevindt de Koude Oorlog zich op een hoogtepunt. De twee mannen die plots aan de deur van Lahaut opduiken, zijn geen loslopende gekken, ze maken deel uit van een groter plaatje.”

Suggereert u dat de moorden van de Bende van Nijvel, net als de moord op Lahaut, het werk zouden zijn van een stay behind-netwerk?

“Van een grijze zone waarin privédetectives er criminele methodes op na houden zonder dat ze daarvoor worden gestraft, omdat ze met de politiediensten samenwerken. Het dossier van de Bende van Nijvel is duidelijk gemanipuleerd. Op dit moment ga ik ervan uit dat het federale parket ernstig werk levert, maar de dertig jaar ervoor zijn één grote mislukking. Dat duidt op sabotage: het gaat om meer dan 28 moorden waarop we geen antwoord hebben gekregen.”

“Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld, red.) heeft een voorontwerp van wet klaar om de verjaringstermijn van misdaden te wijzigen. Eén voorstel is om gevallen van zwaar banditisme en terrorisme niet meer te laten verjaren, zoals dat ook met oorlogsmisdaden niet gebeurt. Ik begrijp dat. Ik wil de schuldigen van de Bende van Nijvel ook voor de rechter. Maar zijn die, veertig jaar na dato, nog in leven? Niet-verjaring heeft alleen zin als verdachten nog voor het gerecht kunnen worden gebracht. En dan blijft nog de vraag: waarom is dit allemaal gebeurd?”

“De Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling heeft in 2011 beslist dat de moord op Lumumba een oorlogsmisdaad is. De zaak zou niet verjaren, er mocht verder onderzoek naar gedaan worden. Intussen zijn we elf jaar later. Wat heeft het opgeleverd? Er is nog één van de tien geviseerde Belgen in leven (zucht).”

U had graag een historisch onderzoek naar de Bende gevoerd?

“Het gaat niet om mij, maar je zou daar een taskforce op kunnen zetten.”

Hoe hebt u in de zaak-Lahaut zestig jaar later bewijs gevonden?

“Er is geen bekentenis van Moyen of van de dader. Het gaat om de coherentie van de informatie, om elementen die elkaar versterken, waardoor je slechts één conclusie kunt trekken. Maar het blijft een voorwaardelijke conclusie: er is niemand meer om die te bevestigen. De moord op Lahaut is opgelost doordat er materiaal is bewaard. Dat is mijn grote bezorgdheid in het onderzoek naar de Bende van Nijvel: het dossier, een onoverzichtelijke berg van processen-verbaal, is er nog wel, maar het andere materiaal verdwijnt.”

In dat materiaal is er altijd wel een detail dat u op het spoor zet?

“Mijn overtuiging is: als je intensief zoekt, vind je altijd wel een spoor. Mensen die iets willen laten verdwijnen, hebben geen vat op wat alsnog doorsijpelt.”

In het geval van Julien Lahaut stond de naam van de moordenaar in het gerechtelijk dossier. Staat de naam van de Reus ook in het dossier van de Bende van Nijvel?

“Het zou me verbazen als die er níét in staat. Maar je moet zo’n naam natuurlijk wel kunnen linken aan strafbare feiten. Misschien kan dat, misschien ook niet.”

Gelooft u nog in de rechtsstaat?

“Ik heb vertrouwen in onze democratie, al heb ik door de onderzoeken naar Julien Lahaut en Patrice Lumumba vastgesteld dat zich achter de schermen heel wat afspeelt dat onttrokken is aan het zicht van het publiek. Als het echt spannend wordt, zijn er instellingen die zichzelf zo belangrijk achten dat ze de grens van het wettelijke overschrijden.”

Twintig jaar geleden maakte u als expert deel uit van de parlementaire onderzoekscommissie naar de moord op Patrice Lumumba. Klopt het dat u de laatste hand aan het rapport hebt gelegd?

“Samen met Philippe Raxhon heb ik daar een groot gedeelte van geschreven.”

De laatste versie zou behoorlijk afgezwakt zijn.

“Je hebt twee dingen: het rapport van de vier experts en het rapport van de commissie. Het rapport van de commissie is, zoals dat gaat in de politiek, met geven en nemen tot stand gekomen. Het rapport van de experts is onveranderd aanvaard, ook al waren sommigen niet gelukkig met het hoofdstuk over de rol van koning Boudewijn.”

Was Boudewijn actief of passief betrokken bij de moord op Lumumba?

“Hij was goed op de hoogte van wat zich in Congo afspeelde, en zeker in Katanga, waar hij kon rekenen op de onvoorwaardelijke steun van kolonel Guy Weber, de militair adviseur van Moïse Tshombe (president van Katanga, dat zich na de onafhankelijkheid van Congo in juni 1960 had afgescheurd, red.). In een brief aan de koning maakte Weber melding van een gesprek tussen Tshombe en Joseph-Désiré Mobutu, de opperbevelhebber van het Congolese leger die net een mislukte staatsgreep had uitgevoerd.”

“Eigenlijk waren ze gezworen vijanden, maar Mobutu zat zonder geld en was daarom toch bereid met Tshombe te onderhandelen. In de brief staat dat ze beloven elkaar tot eind december 1960 met rust te laten. En dan duikt dat ene zinnetje op: ‘On neutralise complètement, et si possible physiquement, Lumumba’ – we schakelen, desnoods fysiek, Lumumba volledig uit. Je zou verwachten dat Boudewijn meteen vraagt wat dat allemaal te betekenen heeft. Maar nee, hij stuurt een brief naar Tshombe waarin hij hem prijst als een groot staatsman. Later licht Weber de koning met een nieuwe brief in over de moord op Lumumba (in januari 1961, red.). Die brief is verdwenen, spijtig genoeg.”

U bent al een poos met pensioen, maar u hebt het drukker dan ooit. De dossiers waar u zich mee inlaat, worden ook alleen maar delicater.

“Het wordt alleen maar interessanter. Ik heb altijd dingen gedaan die een directe band met de samenleving hadden. Onder historici is dat omstreden: je begeeft je op het publieke domein, waar de politiek een rol speelt. Je krijgt snel het verwijt dat je een politieke handpop bent. Ik vind dat snijvlak net interessant.”

Is het pas interessant als het gevaarlijk is?

“Als het nuttig is, hoe banaal dat ook klinkt. Tom Waes verwoordde het laatst treffend in De afspraak. ‘Na al die programma’s die ik al heb gemaakt,’ zei hij, ‘heb ik nu het gevoel dat Het verhaal van Vlaanderen er wel toe doet.’ Ik wil me bezighouden met dingen die ertoe doen.”

Bron » Humo

Criminoloog Paul Ponsaers pleit voor stopzetting gerechtelijk onderzoek Bende van Nijvel

Paul Ponsaers, emeritus hoogleraar criminologie aan de UG, pleit in De Juristenkrant voor stopzetting van het gerechtelijk onderzoek naar de Bende van Nijvel. Naar analogie met de zaak-Lahaut denkt hij dat historici meer kans maken om deze zaak op te helderen. Met ‘Loden Jaren. Bende van Nijvel gekaderd’ (uitg. Gompel&Svacina) schreef Ponsaers een tweede boek over dit item.

In het interview vraagt Ponsaers zich af “of het niet veel nuttiger zou zijn om op een open en onbevangen manier” historici in plaats van rechercheurs te laten praten met de betrokkenen uit die tijd. “Vergelijk het met de operatie Kelk. Op het moment dat de kerk onder vuur van justitie kwam te liggen sloegen alle poorten toe. Pas op het moment dat de kerk zich openstelde voor veranderingen en een dynamiek tot stand brengt buiten het gerechtelijk circuit is er veel veranderd”, aldus Ponsaers.

Om alsnog de waarheid te achterhalen spiegelt hij zich aan de wijze waarop historici enkele jaren terug onthulden dat de moord in 1950 op Julien Lahaut het werk was van een anticommunistisch netwerk. “Elk jaar dat nu voorbij gaat vreet in op de tijd dat die historici hebben om getuigen uit die tijdsperiode te horen en te zien. Dus ook in die zin wordt het tijd dat het gerechtelijk onderzoek wordt afgesloten”, aldus Ponsaers. Het justitieel systeem is volgens hem in dit dossier “op zijn grenzen gebotst”.

Ponsaers stelt voorts overigens al lang niet meer te geloven dat het dossier van de Bende nog ooit een gerechtelijke oplossing krijgt. “Stel dat je vandaag een beschuldigde hebt. Elke advocaat maakt toch probleemloos brandhout van dat dossier. Met al die halve waarheden en volle leugens, stukken die verdwenen zijn, dossiers die weg zijn, de kwantitatieve omvang van het dossier…” Hij spreekt ook de mening tegen van Justitieminister Koen Geens in 2018 “dat er binnen de drie jaar een proces komt”. “Natuurlijk komt dat er niet”, aldus Ponsaers.

Bron » Het Nieuwsblad

Vermeylenfonds neemt nieuwe start met lezing “Lahaut”

“De schaduw van de bende van Nijvel in de moordzaak Lahaut” is het thema van de gespreksavond op dinsdag 12 maart (20uur) in De Kruisboog. Een gratis lezing ter gelegenheid van de herneming van de activiteiten van het Vermeylenfonds-Geteland.

Na een jarenlange stilte zal het Vermeylenfonds zijn activiteiten in de regio Tienen hervatten. Deze eerste lezing wordt in samenwerking met Curieus Hoegaarden en UPV-kern-Tienen georganiseerd. Het Vermeylenfonds is een Vlaamse cultuurorganisatie die behoort tot de Vlaamse vrijzinnige familie. De naamgeving verwijst naar de staatsman August Vermeylen. Het fonds volgt de actualiteit én het verleden. Zo gaat de eerste Tiense activiteit over “De schaduw van de Bende van Nijvel, vastgesteld tijdens het wetenschappelijk onderzoek naar de opdrachtgevers van de moord op Julien Lahaut”.

Julien Lahaut was in 1950 voorzitter van de Belgische Communistische Partij en volksvertegenwoordiger uit Luik. De mythe heeft lang stand gehouden dat hij zou vermoord zijn omdat hij tijdens de eedaflegging van Boudewijn “Vive la République “ zpu hebben geroepen. Historicus Widukind De Ridder, journalist Douglas De Coninck, tv-maker Etienne Verhoeyen en historicus Rudi Van Doorselaer ontrafelden de moord.

Een team onder leiding van de Leuvense professor Emanuel Gerard startte met een minutieus wetenschappelijk onderzoek. Het netwerk rond de gekende moordenaars werd in kaart gebracht. De obstructie van het onderzoek werd duidelijk. Daarbij vielen gelijkenissen op met het onderzoek naar de Bende Van Nijvel.

De laatste vijfgien exemplaren over het onderzoek naar de moord op Lahaut zullen tegen twintig euro per stuk aangeboden worden in Tienen. Ze kunnen in De Kruisboog gesigneerd worden door de co-auteur Widukind De Ridder.

Bron » Het Nieuwsblad

“Waarom niet de archieven van de rijkswacht uitspitten?”

Historicus Emmanuel Gerard (KULeuven) wil de archieven van de rijkswacht uitspitten om de Bende van Nijvel te ontmaskeren. “Als we honderd jaar wachten, wordt het een fait divers. Laten we dat vandaag opkuisen.”

“Historici zouden zich misschien met de zaak moeten bezighouden, in plaats van het gerecht.” Dat zegt Emmanuel Gerard, de historicus die ook de moordenaars van Patrice Lumumba en Julien Lahaut wist te ontmaskeren, over de Bende van Nijvel.

Tijd

“Het gerechtelijk onderzoek sleept al meer dan dertig jaar aan. Het gaat hier niet om een passionele moord waarbij het lijk verdwenen is, maar over tientallen misdaden, veel doden, getuigen, aanwijzingen, wapens en wagens, die allemaal tot niks hebben geleid.”

“Sommigen zeggen dat de tijd onze bondgenoot zal zijn, dat er misschien wel iemand zal bekennen op zijn sterfbed. Maar het is niet het werk van het gerecht om te zitten wachten op iemand die iets zegt.”

“Het is bovendien niet zo dat we iemand die spreekt op zijn sterfbed zomaar moeten geloven. Er is veel klinkklare onzin verklaard in dit dossier. Wie bekent zonder bewijs, is dat maar een verklaring. Dan is het een hypothese waarmee het gerecht niet verder kan. Naar aanleiding van de moord op Lumumba hebben talloze psychopathische figuren beweerd dat ze geschoten hebben. Daar was niks van aan.”

Strafdossier

“De wetenschappelijke aanpak zou wellicht meer lonend zijn dan de juridische”, zegt Gerard. “Het strafdossier, dat intussen miljoenen pagina’s telt, is zogezegd geheim, maar intussen is het zo lek als een zeef.”

“In de zaak-Lahaut zag ik in het strafdossier al de figuren verschijnen die eigenlijk verantwoordelijk waren voor de zaak. Het zou vreemd zijn dat er plots volkomen onbekenden zouden opduiken in de zaak rond De Bende van Nijvel.”

“De namen zitten volgens mij al in het dossier, maar het parket slaagt er niet in om een materiele aanwijzing te vinden die onomstotelijk de schuld van die persoon aanwijst. Dat advocaat Jef Vermassen zei dat hij meende te weten dat de namen reeds in dat dossier zitten, is dus makkelijk gezegd.”

Archieven

“Een historicus houdt zich niet enkel bezig met dat strafdossier, hij gaat naar buiten kijken. De oplossing van de zaak-Lahaut komt niet uit het dossier van de onderzoeksrechter, maar uit het feit dat de historici de archieven hebben onderzocht van de politie zelf.”

“Dat zou pas interessant zijn, dat men een studie zou maken van de rijkswacht, hun archieven openleggen.”

“Als je er dicht op zit, in de jaren 80 of 90, kun je moeilijk zeggen: we gaan de rijkswacht eens blootleggen. Maar op vandaag bestaat de rijkswacht niet meer. Misschien moeten we hen gaan bestuderen. Alleen heb je het probleem: je kan niet er zomaar gaan aankloppen.”

Fait divers

“We zullen binnen honderd jaar wel weten wie de Bende van Nijvel was. De vraag is: gaan de mensen het tegen dan nog interesseren of het zien als een fait divers? Misschien is het toch zinvol om er zich vandaag mee bezig te houden, dat op te ruimen, eens goed op te kuisen.”

Bron » Radio 1

Bende van Nijvel: ‘Het klasseren van het onderzoek kan leiden tot een doorbraak’

Of Rudi Van Doorslaer, die mee de decennialang onopgehelderde moord op Lahaut oploste, het dossier Bende van Nijvel zou willen onderzoeken? ‘Misschien, onder de juiste voorwaarden: in alle onafhankelijkheid, met voldoende middelen en een multidisciplinair team van academici. Zo zouden wij het dossier op een andere manier kunnen benaderen, op dezelfde manier die succesvol was in het dossier Lahaut’, zegt hij in Deze Week.

Wat ook zou helpen om tot een doorbraak te komen, is het klasseren van het onderzoek?

“Toen we de moord op Lahaut voor het eerst onderzochten, in 1985, was het gerechtelijk dossier na verjaring al dertien jaar geklasseerd. Het heeft ons – Etienne Verhoeyen en ik – toen ongeveer drie weken gekost om min of meer zekerheid te hebben wie er naar Seraing was gereden om Lahaut te vermoorden. Zou dat ook mogelijk geweest zijn, mocht het gerechtelijk onderzoek toen nog hebben gelopen? Zouden er zo snel mensen naar buiten zijn gekomen om te verklaren dat zij wisten wie Lahaut had vermoord? Ik vermoed van niet.”

“Een cruciale getuigenis kwam trouwens van een van de zonen van de dader. Ik betwijfel of die man openlijk met ons zou hebben gepraat en met ons meegewerkt als er nog kans was op vervolging. Ook al was zijn vader toen overleden, er waren nog mededaders in leven. Dat is een belangrijk element in de overweging vandaag.”

“Er zijn nu wel interessante nieuwe gerechtelijke initiatieven met een meldpunt en de uitbreiding van de onderzoekscel, maar het is natuurlijk wel zo dat het gerechtelijk onderzoek verdergaat en daders nog kunnen gestraft worden. Het rechtsgevoel zegt ons dat dit maar logisch is. Maar of het zover komt en of er dan een antwoord komt op de waarom-vraag, is na 32 jaar en de lange lijst zogenaamde doorbraken verre van zeker. Daarom is het mijn overtuiging dat, om de nabestaanden van de slachtoffers van de Bende van Nijvel eindelijk enige duidelijkheid te verschaffen, het afsluiten van het dossier meer voor- dan nadelen heeft.”

Kan het gerecht niet samenwerken met historici die een parallel onderzoek uitvoeren?

“Mijn standpunt in die kwestie is genuanceerd om redenen die ik daarnet heb aangehaald. Maar onmogelijk is het natuurlijk niet. Alleen denk ik dat er bij de gerechtelijke autoriteiten weinig animo is om een deel van dat onderzoek te delegeren aan mensen die buiten het gerechtelijk onderzoek staan.”

“Emmanuel Gerard en ik zijn trouwens in 2015 met die vraag benaderd geweest door speurders van de cel Bende van Nijvel in Charleroi. Ze hadden het rapport over de moord op Lahaut gelezen en stonden versteld van de parallellen tussen beide onderzoeken. Ze vroegen ons of we bereid waren hen bij te staan voor bepaalde onderdelen van het onderzoek. Wij hebben daar niet negatief op gereageerd, maar wel gezegd: dat moet aan bepaalde voorwaarden voldoen en uiteraard moet er een officiële opdracht komen van de magistraten die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek.”

“Na lange tijd is ons gemeld dat die onderzoekers niet langer contact met ons mochten leggen. Dat is betreurenswaardig. Wij hebben nooit de pretentie gehad om ons in de plaats te stellen van de politiemensen die in de dagelijkse praktijk de misdrijven onderzoeken. Onze opdracht zou van een heel andere aard zijn. Als geschiedkundigen kunnen we vertrekken van een hypothese met onderzoeksvragen tot uit kritisch onderzoek van de bronnen eventueel blijkt dat we het bij het verkeerde eind hebben.”

Dat doet een onderzoeksrechter toch ook?

“Ja, maar die vertrekt vanuit de gegevens over de misdrijven. Wat daaruit tevoorschijn is gekomen in de loop van de voorbije 35 jaar is helemaal troebel geworden… Het onderzoek heeft de onderzoeksrechters al naar zoveel pistes geleid: de roze balletten, wapens die Israël levert in ruil voor drugsgeld, banale criminaliteit van vierdewereldfiguren uit Charleroi… en natuurlijk óók de politieke piste van extreemrechts. Maar zelfs een begin van duidelijkheid is daaromtrent vanuit het onderzoek nooit gekomen.”

Hoe zou jullie aanpak zijn?

“Door de aard van de feiten, de periode waarin de Bende toesloeg en met wat wij weten uit het dossier Lahaut, zou onze werkhypothese deze kunnen zijn: laat ons kijken naar die geheime anticommunistische Koude Oorlogsnetwerken. Hoe zijn die verder geëvolueerd in de tijd? Het onderzoek dat we deden rond Lahaut loopt door tot de jaren 1970.”

“Het onderzoek van Emmanuel Gerard heeft aangetoond dat bij bepaalde onderdelen van de toenmalige gerechtelijke politie er een heel sterke wederzijdse dienstverlening was tussen die private netwerken en de officiële diensten.”

“De eerste feiten die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel dateren van 1982. Dat is niet zo heel veel later en nog steeds in volle Koude Oorlog. Wat is er intussen met die netwerken gebeurd? Welke waren hun doelstellingen, wie waren de opdrachtgevers en de financiers? Welke invloed oefenden zij uit op het gerechtelijke apparaat en de politiediensten? Waarom probeerde iemand als André Moyen, de spilfiguur in de moord op Lahaut, herhaaldelijk het onderzoek naar de Bende te manipuleren? Dat zouden bij de start de onderzoeksvragen kunnen zijn.”

“In tegenstelling tot de onderzoeksrechter zouden wij dus niet vertrekken van de feiten die gepleegd zijn tussen 1982 en 1985, maar vanuit de bredere context, wat Emmanuel Gerard ‘de buitenste schil’ noemt. Wij beweren helemaal niet dat wij hiermee alles zouden kunnen oplossen, maar we denken wel dat dit type van historisch onderzoek enige klaarheid zou kunnen brengen in zaken die tot nu toe totaal onbegrijpelijk zijn. Wat kun je na al die jaren nog vinden?”

“We kunnen er zeker van zijn dat heel veel sporen zijn uitgewist. Het gaat hier tenslotte om de zwaarste misdaadreeks in België in de twintigste eeuw. Ook in de zaak Lahaut waren vele bronnen gekuist. Maar ook al zuivert men erg grondig archieven en documenten, bijna altijd worden er details over het hoofd gezien die een goed historicus uiteindelijk wel ziet en die eventueel tot een doorbraak kunnen leiden.”

Wat heeft de moord op Julien Lahaut te maken met de Bende van Nijvel?

Het gerechtelijk onderzoek leverde in beide gevallen niets op. Historisch onderzoek toont aan dat de moord van Lahaut rechtstreeks verband houdt met extreemrechtse netwerken tijdens de Koude Oorlog, met vertakkingen in politiek en justitie. Volgens de historici die de moord op Lahaut zestig jaar na de feiten oplosten, moet de piste van die netwerken ook onderzocht worden voor de Bende van Nijvel.

De Bende van Nijvel

Pleegde tussen 1982 en 1985 moorden, diefstallen, inbraken en overvallen. In totaal vielen er 28 doden en tientallen gewonden. Geen enkel bendelid werd ontmaskerd. In oktober 2017 bleek dat ene Christiaan B. de ‘Reus’ zou zijn.

De moord op Lahaut

De voorzitter van de Kommunistische Partij (KPB), Julien Lahaut, zou tijdens de eedaflegging van Boudewijn “Vive la République” hebben geroepen. Een week later, op 18 augustus 1950, werd hij vermoord. Het gerechtelijk onderzoek leidde tot niets en de zaak werd in 1972 geklasseerd. In 1985 wijzen historici Rudi Van Doorslaer en Etienne Verhoeyen in hun boek ‘De moord op Lahaut’ naar een anticommunistisch netwerk en identificeren één van de daders zonder zijn naam te noemen.

In 2011 geeft de Senaat het CegeSoma (Studiecentrum Oorlog en Maatschappij, toen o.l.v. Rudi Van Doorslaer) de opdracht om te onderzoeken waarom het onderzoek niets had opgeleverd en wie de mogelijke daders en opdrachtgevers zijn. In het eindverslag in 2015 wijst het onderzoeksteam van professor Emmanuel Gerard de hoofddader (François Goossens) en zijn opdrachtgevers (o.a. André Moyen) aan en brengt een grote verwevenheid aan het licht van private, anticommunistische Koude Oorlogsnetwerken met officiële instanties.

Bron » Deze Week | Dirk Remmerie