Waar het geheim niet (voor) dient

Bij bestuurlijke en gerechtelijke onderzoeken blijven steeds meer gegevens en informatie geheim. Die evolutie laat zich opmerken op wel meer terreinen, maar is bij uitstek opvallend in de juridische sfeer. Terwijl geheimhouding soms nuttig en nodig is en het algemeen belang dient, is de huidige mate van geheimhouding in strijd met het recht op transparantie. Walter De Smedt houdt een pleidooi om de evolutie te keren en een nieuw, maatschappelijk verdedigbaar evenwicht te vinden.

Ieder onderzoek, of het bestuurlijk of gerechtelijk is, heeft als doel de waarheid te ontdekken. Dat is ook het doel van de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek zowel als van het bestuurlijk onderzoek door de inlichtingendiensten.

Daarin dient de geheimhouding om het onderzoek niet te bemoeilijken en om de betrokken personen of het belang van de staat te beschermen. Anders is het wanneer datzelfde geheim wordt misbruikt om de waarheidsvinding te beletten of het persoonlijk belang voor dat van de staat te stellen.

Feit is dat de geheimhouding gevoelig is toegenomen, dat er steeds meer regeltjes worden gemaakt om het onderzoek te beschermen en er ook in de werkwijze steeds meer afscherming kan worden vastgesteld. Dat leidt tot de fundamentele vraag: wat kan er dan nog uit komen, welke waarheid kan er dan nog gevonden worden?

Openbaar en tegensprekelijk

In het gerechtelijk vooronderzoek moet eerst een onderscheid gemaakt worden tussen een onderzoek door een onderzoeksrechter en het opsporingsonderzoek door het parket. Wanneer een onderzoeksrechter is aangesteld kan het door hem gevoerde onderzoek enkel door tussenkomt van een andere rechter worden beëindigd.

Ofwel beslist de rechter van de raadkamer dat er geen of onvoldoende aanwijzingen zijn om de zaak naar de strafrechter te sturen, en wordt een buitenvervolgingstelling uitgesproken, ofwel komt de zaak wél voor de strafrechter en moet die het onderzoek overdoen, of kan dat minstens zo gebeuren.

Dat onderzoek is dan, net als al wat in het onderzoeksdossier staat, niet meer geheim, maar openbaar en tegensprekelijk. Indien er enkel een opsporingsonderzoek door het parket is gehouden zijn de waarborgen tot behoorlijkheid van voorgaande wijze van afhandeling heel wat minder aanwezig. Indien de procureur de zaak seponeert blijft de zaak bij het parket en wordt er geen enkel gevolg aan gegeven of mededeling over gedaan. Dat was ook wat de uitgebreide minnelijke schikking wou bekomen: geen rechterlijk toezicht op het tussen partijen gemaakte akkoord.

Bovendien verkregen zowel de politiediensten als de inlichtingendiensten bijzondere opsporings- en inlichtingenmethoden, en wordt de toepassing ervan grotendeels in een afzonderlijk dossier ondergebracht dat niet aan het gerechtelijk onderzoek wordt gevoegd.

Nooit meer extern toezicht

In een onderzoek door de inlichtingendiensten zijn er nog veel meer hinderpalen. Vooreerst zijn het de diensten zelf die aan de documenten een classificatie geven die nadien enkel door dezelfde diensten gewijzigd kan worden. Bovendien moet je om er kennis van te kunnen nemen ook ‘the need to know’ hebben en dat is een vrij wazig begrip dat in feite ook door de diensten wordt bepaald.

Het toezicht op de inlichtingendiensten door het Vast Comité I kan aan de classificatie niets wijzigen. De leden van dat comité zijn er ook ten overstaan van de parlementairen, leden van de begeleidingscommissie, door gehouden. Een informele regel heeft de vertrouwelijkheid nog versterkt: door de regel ‘for your eyes only’ mogen de parlementairen zelfs geen gebruik maken van wat zij in de commissie te horen en te zien krijgen.

Wetende dat het opsporingsonderzoek het onderzoek door een rechter ver overtreft, en in de strijd tegen het terrorisme ook de inlichtingendiensten betrokken worden in de gerechtelijke actie, wil dat zeggen dat een aanzienlijk contentieux in beide benaderingen, zowel de gerechtelijke als de bestuurlijke, nooit aan enig extern toezicht wordt onderworpen, en er steeds meer geheim blijft.

Daar dient nog aan toegevoegd dat er een strekking is om inbreuken op de geheimhouding strenger te bestraffen en voor de opsporing ervan zelfs bijzondere methoden te gebruiken. Zowel de voorstellen om de bevoegdheden van het openbaar ministerie bij huiszoeking en aanhouding uit te breiden en het rechterlijk toezicht erop te minderen, als het plan om de onderzoeksrechter gewoonweg af te schaffen zijn uitingen van dezelfde evolutie.

Interne tegenwerking

Wie kan er nu nog weten wat er in een geseponeerd parketdossier staat, en wat er in het inlichtingendossier staat? En zelfs wanneer het dossier voor een strafrechter komt, wordt het vertrouwelijk politiedossier of het inlichtingendossier niet overlegd. In de nieuwe actie door de samenwerkende politie- en inlichtingendiensten is voor de schending van grondwettelijk gewaarborgde rechten zelfs geen rechterlijke tussenkomst nodig. Daar volstaat een machtiging door een ‘bestuurlijke commissie’ die buiten ieder gerechtelijk kader werkt en waarop enkel toezicht is door het Vast Comité I dat evenwel tot geheimhouding is verplicht.

Kunnen deze werkwijzen geen aanleiding geven tot misbruiken? Dat is wat menig parlementair en gerechtelijk onderzoek reeds overduidelijk heeft aangetoond. In de zaak François, het schandaal over de undercover praktijken van het toenmalige Bestuur voor Criminele Informatie en het Nationaal Bureau voor drugs, werden de disfuncties aangetoond en bestraft.

In het onderzoek naar de Bende van Nijvel werden dezelfde disfuncties vastgesteld: achterhouden van informatie en manipulatie. In de zaak-Dutroux was het voornaamste knelpunt het achterhouden van erg belangrijke, door geheime observatie door de Rijkswacht verkregen informatie. Ook in het recente Kazachgate-onderzoek kwamen dezelfde disfuncties overmatig terug: afgeschermde beïnvloeding en mogelijke corruptie.

De huidige toestand stuit op meerdere vlakken op de vereisten van de democratische rechtsstaat en van het eerlijk proces. Waarom duren belangrijke gerechtelijke en bestuurlijke onderzoeken zo lang en waarom wordt de waarheid er niet meer door achterhaald?

Die toestand is ook de reden waarom steeds meer klokkenluiders het risico nemen om vervolgd te worden wanneer zijn de disfuncties naar buiten brengen: indien politie- of inlichtingsagenten naar een andere instantie stappen is dat niet om hun eigen werk te kelderen maar uit frustratie omdat ze worden tegengewerkt door zowel een gebrek aan middelen als door interne, onbehoorlijke beletsels.

Recht op verontwaardiging

Ook in de externe vorm van toezicht, door de media, is een nefaste evolutie duidelijk. Krantenboeren die ook de andere media beheersen hebben geen belangstelling meer voor onderzoeksjournalistiek, zodat die nog enkel in kleine media of op persoonlijke websites kan gevonden worden. Het recht op vrije meningsuiting wordt ook steeds verder door een strafrechtelijke aanpak, huiszoekingen en vervolgingen, beantwoord.

Wie het goed meent met de rechtsstaat en met de waarheidsvinding kan deze evolutie niet bijtreden en moet er er de misbruiken van afkeuren.

Daarom moet de geheimhouding op een evenwichtige en maatschappelijk verantwoorde wijze worden toegepast. Geen enkel geheim dient om disfuncties of zelfs misdrijven te verbergen. Iedereen, ook magistraten, politie- en inlichtingsagenten hebben een recht op verontwaardiging wanneer de democratische rechtsstaat geweld wordt aangedaan. En verontwaardiging is zinloos indien het niet naar buiten wordt gebracht.

Misbruik van geheimhouding en misbruik van macht om disfuncties te verhelen en zij die er over berichten te bestraffen moeten worden gesanctioneerd: veelal is het misdrijf van samenspanning van ambtenaren het daartoe voorziene maar nooit gebruikte middel. Wanneer daarover vervolgingen worden ingesteld zouden die steeds in volle transparantie en met een openbaar debat moeten gebeuren.

Waar het op neerkomt is dat de misbruiken die in meerdere grote dossiers werden vastgesteld als een erfelijke belasting op de huidige waarheidsvinding blijven wegen en dat daardoor ook de hervorming van het strafgerecht naar meer openheid en transparantie niet kan lukken. Iedereen weet dat het zo niet verder kan, dat wij daardoor blijven ‘disfunctioneren’ en dat de afstomping van de norm, het grote besluit van de Dutrouxcommissie, verder woekert en ook aanleiding heeft gegeven tot een ware graaicultuur. Maar niemand doet er echt wat aan om het te wijzigen, wel integendeel.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Onderzoeksrechter mag handtekening niet meer vergeten

De wet die moest voorkomen dat iemand werd vrijgelaten na een fout van een onderzoeksrechter gaat in tegen de grondwet.

Vóór een wetswijziging in november 2016, kwam het al eens voor dat een verdachte vrijgelaten moest worden, omdat de onderzoeksrechter vergeten was zijn hand­tekening onder het aanhoudingsbevel te plaatsen.

Een wet op aangeven van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) maakte daar komaf mee. De ‘vormvereisten’ voor zo’n aanhoudingsbevel werden versoepeld: als de onderzoeksrechter het niet tekende of onvoldoende motiveerde waarom die verdachte werd aangehouden, was dat geen reden om hem vrij te laten uit voorlopige hechtenis.

De Orde van Frans- en Duitstalige advocaten trok tegen die aanpassing naar het Grondwettelijk Hof. Dat Hof vernietigde gisteren de versoepeling. Ze zou ingaan tegen het grondrecht dat bepaalt dat niemand zonder volwaardig aanhoudingsbevel aangehouden kan worden.

Het kabinet-Geens zei gisteravond in een reactie dat ze bij de hoven en rechtbanken nu zullen aandringen op een interne controle, waarbij de cruciale voorschriften - het verhoor van de verdachte, de ondertekening van het mandaat en de mededelingen aan de verdachte - dubbel gecheckt worden. “Met de langere aanhoudingstermijn, van 24 naar 48 uur, moet dat mogelijk zijn.”

Bron » De Standaard

‘Iedereen wil een hervorming. Maar niemand wil veranderen’

In de coulissen van ­justitiepaleizen woedt een overlevingsstrijd. De inzet is een hervorming die raakt aan de fundamenten van de rechtsstaat: wie beslist over de zware middelen om criminaliteit te bestrijden?

De inzet: een waanzinnig wetboek

De regels over hoe de politie en het gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het Wetboek van Strafvordering dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. ‘Er zijn vooral koterijen bijgebouwd’, luidde de verzuchting vier jaar geleden al (DS 25 januari 2014). Het was een periode waarin een aaneenschakeling van procedurefouten het belabberde imago van justitie verder de dieperik in duwde.

Een handvol experten heeft in ­opdracht van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nieuwe regels ­uitgewerkt. Ze nemen afscheid van een ­tijdrovende flessenhals: de raadkamer die aan het einde van een gerechtelijk onderzoek nagaat of er geen fouten zijn gemaakt en wie naar de vonnisrechter moet. Applaus op alle banken dus? Niet echt. Het alternatief is vooral de magistraten in het verkeerde keelgat geschoten.

De minister

Wie? Na kleinere ingrepen in het strafrecht komt Geens in zijn vierde jaar als minister van Justitie toe aan de orgelpunten, waaronder dat nieuwe Wetboek van Strafvordering. In vergelijking tot andere werven, zoals het faillissementsrecht, is dit een mijnenveld. Een update zou de nalatenschap van de advocaat en professor rechten die minister is geworden, volledig maken. Dus heeft Geens procedures voor ogen die de tand des tijds moeten doorstaan.

Vandaag bestaan er twee soorten onderzoeken: één onder leiding van het openbaar ministerie (OM) en één onder leiding van een onderzoeksrechter. Een crimineel in het vizier van de onderzoeksrechter heeft meer rechten dan een in het vizier van het OM.

‘Vroeg of laat zegt het Grondwettelijk Hof dat die ongelijkheid in strijd is met de Grondwet. Dan is het hek van de dam’, waarschuwt Yves Liégeois. Hij is een van de experten van Geens en werkt als ere-procureur-generaal bij het Antwerpse parket-generaal. ‘We moeten zo’n verregaande beslissing voor zijn’, vindt Liégeois.

De oplossing: het eengemaakte onderzoek. Het openbaar ministerie krijgt daarin de leiding over alle onderzoeken. Wanneer een magistraat een telefoon wil laten afluisteren of een bende wil infiltreren – met andere woorden: wanneer hij iemands privacy schendt – zal hij daarvoor toestemming moeten krijgen van een onderzoeksrechter.

Maar geen enkele tak van Justitie aanvaardt de voorstellen. Daar komt bij dat sommigen de wijzigingen die Geens heeft doorgevoerd met zijn potpourri-wetten, niet altijd kunnen volgen. Bovendien wordt nagenoeg overal geklaagd over personeelstekort. Het kabinet-Geens ontkent die tekorten.

Een doorlichting van de Hoge Raad voor de Justitie wees recent wel uit dat het personeelsbeleid bij justitie achterhaald is, ook omdat een deftige werklastmeting nog altijd niet bestaat. Voor een minister die de ambitie heeft om behalve andere wetboeken zoals die over erf- en vennootschapsrecht, ook het strafrecht een nieuw tijdperk in te loodsen met de ‘Codex Geens’, zijn er stevige obstakels.

De onderzoeksrechters

Wie? Rechters die verdachten tijdelijk kunnen aanhouden en de politie aansturen in de bestrijding van criminaliteit. Ongeveer vijf procent van alle onderzoeken – doorgaans de zwaarste dossiers – zit in hun handen. De onderzoeksrechter zoekt niet alleen naar bewijzen in het na- en voordeel van een verdachte, maar beslist ook over maatregelen die de privacy schenden: een telefoon afluisteren, een hacking of een huiszoeking. De onderzoeksrechters zijn tegelijk speurhond en rechter. In hun engagement om de waarheid te vinden, houden ze te weinig kritische afstand, luidt de kritiek.

Dus is de opsporing in de toekomst voor hen geen taak meer. De onderzoeksrechters zien nog toe op het correcte verloop van een onderzoek, maar leiden dat onderzoek niet langer. Een magistraat van het openbaar ministerie klopt bij hen aan om een machtiging te vragen voor afluisteroperaties, infiltraties of huiszoekingen. In veel landen bestaat het systeem al, dat efficiënter en onpartijdig zou zijn.

Maar ‘In Italië is de verandering al doorgevoerd. Ze komen er nu op terug’, zegt Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘De zaken slepen er te lang aan. In Nederland krijgt de onderzoeksrechter net weer meer macht en controle omdat hij te ver van het onderzoek af staat.’

‘Als er een stap komt tussen ons en de politiespeurders, riskeer je een gebrekkige informatiedoorstroming en verkeerde beslissingen. Net omdat wij als rechters ­beslissen over zo’n zware maat­regelen, moet de lijn tussen ons en de uitvoerders zo kort mogelijk zijn. Vergelijk het met “telefoontje spelen” in de jeugdbeweging: tussen de eerste versie en de bestemmeling kan de informatie al eens veranderen. In dossiers van drugs- en mensenhandel of terrorisme tikt de klok en heb je geen tijd om onverwacht een hele farde met pv’s te lezen. Anders zijn we niet meer dan een “stempelrechter”. Deze wijzigingen halen een efficiënte, echte controle onderuit.’

Het openbaar ministerie (of parket)

Wie? De magistraten die instaan voor de openbare orde. Ze onderzoeken misdrijven en brengen uiteindelijk de verdachte voor de rechter. Circa 95 procent van de strafdossiers zit bij hen.

Dus zouden ze verheugd kunnen zijn dat in de toekomst elk onderzoek onder hun hoede komt en ze daarin de zware maatregelen ­mogen toepassen. Maar in een brief die De Standaard kon lezen, trekken ze net fel van leer tegen de verandering. Ze vrezen dat de ­onderzoeksrechter hun schoonmoeder wordt.

‘Dit holt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie net uit, in plaats van die te versterken’, schrijven de parketmagistraten. ‘De vele door elkaar lopende procedures, met vaak zeer krappe termijnen die permanent met elkaar dreigen te interfereren, zullen een efficiënt onderzoek in de weg staan.’ De flessenhals van de raadkamer zal zich verplaatsen, rechtspraak zal versnipperd raken en de werkelijke leiding van een onderzoek komt bij de politiediensten.

Maar de parketmagistraten maken zich vooral zorgen over de kosten van de hervorming. De nieuwe procedures brengen volgens hen meer werk mee, en daar hebben ze te weinig volk voor. Bij de hertekening valt ook de onderzoeksrechter als bliksemafleider, in gevoelige onderzoeken met veel persaandacht, weg.

De advocaten

Wie? Zij staan verdachten bij in de vervolging door het openbaar ministerie. Strafpleiters willen doorgaans dat hun cliënt zo licht mogelijk of het liefst niet wordt gestraft. Een cryptisch wetboek kan daarbij nuttig zijn.

Dus zouden met een fris, nieuw wetboek procedurefouten voltooid verleden tijd kunnen worden. Het openbaar ministerie denkt alvast van niet. De verdediging krijgt meer rechten, in meer dossiers, met meer procedures en een grotere kans op fouten. Bijna alsof advocaten de pen vasthielden. ‘Wij zijn totaal niet betrokken geweest’, zegt John Maes, de voorzitter van de commissie strafrecht bij de Orde van Vlaamse Balies. ‘Dat verwondert me, want bij veel andere ontwerpen worden we wel gehoord.’

Maar de advocaten valt vooral op dat de klacht met burgerlijke partijstelling er anders uitziet, waardoor het moeilijker is om als slachtoffer een gerechtelijk onderzoek op te starten. Toch zijn de advocaten het meest optimistisch. ‘In het verleden spraken veel ministers over hervormen, nu ligt er ook iets op tafel’, zegt Maes. ‘Tijd om er werk van te maken.’

Iedereen heeft het gevoel dat aan zijn macht wordt gemorreld, maar is er nog een belangrijke constante: geld. Onderzoeksrechter Van Linthout kan zich niet inbeelden dat het openbaar ministerie met de huidige bezetting de instroom van zware gerechtelijke dossiers kan behappen en dat de kartonnen dozen met pv’s vlot heen en weer gaan tussen de partijen. De minister gaat na wat de kosten zijn en verzekert dat hij niets er zomaar wil doorduwen.

‘Dit systeem kan niet draaien zonder bijkomende middelen en een nieuwe structuur’, voorspelt Liégeois. ‘Het openbaar ministerie zal anders moeten werken, met ervaren magistraten die gespecialiseerde secties leiden. Helaas bepaalt de budgettaire realiteit hoever mensenrechten zoals een gelijke behandeling reiken. Niet verwonderlijk dus dat elke groep vreest voor de botsing. Iedereen wil hervormen, maar niemand wil veranderen.’

Bron » De Standaard

Magistraten schieten hervorming Geens af

‘Onbetaalbaar, onwerkbaar, onaanvaardbaar.’ Het openbaar ministerie, dat verdachten voor de rechter brengt, kant zich fors tegen fundamentele veranderingen die minister van Justitie Koen Geens (CD&V) voorstelt.

‘Een academisch ­interessante oefening die echter ver van de praktijk staat. Dit voorstel brengt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie en het strafrechtelijk beleid in het gedrang. Bovendien is het onbetaalbaar.’

Het openbaar ministerie maakt brandhout van de voorstellen die minister van Justitie Koen Geens (CD&V) doet rond een nieuw wetboek van strafvordering. Die hervorming gaat naar het hart van de rechtsstaat. In dat wetboek staan de regels die het gerecht moet volgen wanneer het een onderzoek voert. Voor Geens is een nieuw wetboek van strafvordering een fundamenteel ­onderdeel van zijn plannen. Hij wil dat dit jaar rond krijgen. Een commissie van experts schreef de veranderingen uit.

Het merendeel van de onderzoeken is in handen van het openbaar ministerie. In een brief aan Geens, die De Standaard kon inkijken, kanten alle niveaus ervan – de parketten, parketten-generaal en arbeidsauditoraten – zich tegen de voorstellen voor de hervormingen.

Onder anderen de Antwerpse procureur-generaal en procureur ondertekenden de brief. Ze waarschuwen voor ‘procedures die door elkaar lopen en het efficiënt voeren van het onderzoek zeker in de weg zullen staan’.

Onder voogdij

In de plannen van Geens’ experts is een bijzondere rol weg­gelegd voor de ‘rechter van het onderzoek’. Die functie vervangt de huidige onderzoeksrechter. Maar volgens het openbaar ministerie gaat het toezicht dat die rechter zal uitvoeren te ver. ‘Dit lijkt eerder op een vorm van onder voogdijstelling’, schrijven ze.

Concreet zal de rechter tussenkomen in onder meer de verzoeken (van verdachten) voor bijkomende onderzoekshandelingen, voor inzage in het dossier, een ­seponering of de vaststelling van een verjaring. Volgens het openbaar ministerie wordt hun onafhankelijkheid zo sterk onderuitgehaald dat het in strijd is met de Grondwet.

‘Dit voorstel creëert  een aanzienlijke werklast voor het openbaar ministerie én voor de rechters van het onderzoek’, luidt de kritiek nog. ‘Het heeft grote budgettaire implicaties die de commissie (van experts, red.) niet heeft becijferd. Als er echter geen belangrijke middelen worden vrijgemaakt, is het voorstel ronduit irrealistisch te noemen.’ Vandaag ontstaat veel vertraging bij de fase van de raadkamer. Het openbaar ministerie vreest dat die flessenhals zich ‘eenvoudigweg zal verplaatsen’.

De magistraten wijzen er ook op dat met dit voorstel de werkelijke leiding van een onderzoek bij de politie komt te liggen, omdat het openbaar ministerie niet weet wat eerst gedaan.

Volgens de woordvoerster van Geens gaat het  om een onafgewerkt project. ‘Het werk is voor twee derde gevorderd’, klinkt het. ‘De minister werkt graag open en transparant. Daarom zijn de voorstellen van het nieuwe wetboek in een open dialoog besproken.’

Voor de magistraten is een grote omwenteling niet nodig. ‘Gerichte aanpassingen’ wel. ‘Het is tijd dat de juridische rust terugkeert’, vinden ze.

Bron » De Standaard

Functie van onderzoeksrechter afschaffen? Geens buigt zich erover

Schaf de functie van onderzoeksrechter af. Tot die conclusie komen vier gerechtelijke ­experts, in een adviesnota voor minister van Justitie Koen Geens (CD&V). Een schets van de pro’s en contra’s.

Geens is bezig met een hertekening van het gerechtelijke landschap. Hij wil de grote wetboeken, ­onder meer van het strafrecht en strafprocesrecht, hervormen en moderniseren, zodat ze aangepast zijn aan de realiteit.

Ter voorbereiding van die gigantische oefening stelde hij een tijd geleden een commissie aan, waarin behalve twee Franstaligen ook twee Vlamingen zitten: Philip Traest, hoogleraar aan de UGent, en Yves Liégois, ­eerste advocaat-generaal bij het Antwerpse hof van beroep.

In een nota van de commissie wordt een suggestie aangereikt om de functie van onderzoeksrechter af te schaffen. Welke argumenten zijn er pro de afschaffing en welke contra?

Pro

“Een onderzoeksrechter opereert autonoom en onafhankelijk, los van de politieke en maatschappelijke druk. Zijn enige betrachting is de waarheid boven te halen en de democratische rechten van alle betrokken partijen te beschermen.” Philippe Van Linthout, onderzoeksrechter in Mechelen, vindt de suggestie van de experts om zijn functie af te schaffen, allesbehalve een goed idee.

“Tijdens een onderzoek krijgt de politie en het parket door de aanwezigheid van een onderzoeksrechter niet alle macht in handen en krijgt de beschuldigde een kans op een eerlijk proces”, aldus van Linthout.

En ook: “Dossiers beslaan makkelijk duizend bladzijden. Stel dat de politie een huiszoekingsbevel vraagt aan een gewone rechter die zich nog moet inlezen. Moet die dan eerst alles lezen, met het risico dat de politie een verdachte misloopt? Of moet hij toestemming geven zonder het dossier te kennen, waardoor het ambt zijn controlerende functie verliest?”

Contra

“Een onderzoeksrechter is niet omringd door een team van collega’s, hij handelt grotendeels op zijn eentje. Dat maakt hem in sommige omstandigheden bijzonder afhankelijk van de politie­ambtenaren aan wie hij geacht wordt leiding te geven”, stelt Frank Schins, voormalige procureur-generaal van Gent.

“Bovendien moet een onderzoeksrechter zich bijvoorbeeld niet houden aan de taakverdeling tussen de verschillende politiediensten, wat een efficiënt optreden niet altijd ten goede komt.”

De experts die Geens raadpleegde, vinden het dubbele petje dat een onderzoeksrechter draagt het grootste probleem. Hoe kan iemand tegelijk Maigret zijn en optreden als rechter Salomon? Hoe kan een rechter objectief oordelen over zijn eigen onderzoek?

Overigens hebben enkele wetten (zoals het minionderzoek) de macht van een onderzoeksrechter al uitgehold.

Bron » De Standaard