Politiebaas Marc De Mesmaeker: ‘Als er een nieuwe aanslag gebeurt, staan we klaar. Maar daarna is het echt wel op’

‘Het lastigste aan de job? De druk van buitenaf. Van de politiek, de media, de vakbonden, het personeel. Als baas van de politie word je plots een publieke figuur, en daar heb ik toch moeten aan wennen.’ Commissaris-generaal Marc De Mesmaeker was een nobele onbekende toen hij in juni 2018 de leiding kreeg over de federale politie, een noodlijdend korps dat kreunt onder de nasleep van de aanslagen en de zware besparingen. Sindsdien werkt hij gestaag aan een toekomst voor de 12.000 federale politiemensen die het land mee veilig moeten houden.

Vraag speurders van de federale politie hoe het gaat op het werk, en er volgt een gitzwarte stroom van anekdotes. Over stokoude computers en sputterende politiewagens met 250.000 kilometer op de teller – “Vorige maand zijn we op huiszoeking gegaan met de trein, omdat onze auto niet op slot kon.” In de kazernes groeien struiken door de muren en staat er water in de kleedkamers. Er is geen munitie, geen koffie, geen wc-papier. En er is veel te weinig volk: bij de gerechtelijke politiediensten is er een personeelstekort van 14,8 procent, bij de bestuurlijke diensten een tekort van bijna 20 procent. Spoorwegpolitie, wegpolitie en luchthavenpolitie kunnen daardoor niet meer naar behoren functioneren, net zoals de verwarming in de koude lokalen. De pensioneringsgolf zorgt dat het federale korps verder leegbloedt.

Werknemers vallen uit door depressies en burn-outs, bijna 10 procent voelt zich elke dag opgebrand op het werk. Spanningen met de veel royaler bedeelde lokale politie zorgen voor nog meer frustraties. De vraag of ons land nog wel veilig is met een politiekorps dat op haar tandvlees zit, wordt door speurders onthaald op een bulderlach. En alsof dat niet genoeg is, ziet de federale overheid de ernst van de toestand blijkbaar niet in, want voor volgend jaar voorziet ze weer in een te klein budget.

Het enige lichtpuntje in die donkere tunnel is de nieuwe commissaris-generaal Marc De Mesmaeker, die nu anderhalf jaar aan de slag is en vertrouwen wekt bij het personeel. “Hij is de eerste die durft te zeggen waar het op staat.”

Wist u waar u aan begon toen u aantrad als opvolger van commissaris-generaal Catherine De Bolle?

“Ja. Ik had tien jaar in de Wetstraat gezeten, waar ik mee het beleid voor de politie en de openbare veiligheid uitzette. Ik heb samengewerkt met verschillende ministers van Binnenlandse Zaken: Jan Jambon, Annemie Turtelboom, Joëlle Milquet… Ik ken heel veel politiemensen en heb twintig jaar onderhandelingen gevoerd met de vakbonden, over hervormingen en besparingen. Dan weet je wel waar je aan toe bent.”

U wist dat het een puinhoop was?

“Ik wist dat het moeilijke omstandigheden waren, ja. Dat vond ik net de grote uitdaging. Ik geloof nog altijd dat het tij kan keren, en dat ik daar iets in kan betekenen. Maar dan moet de politiek wel meewillen.”

U hebt in de Wetstraat zelf besparingen moeten onderhandelen voor de politie waar u nu als commissaris-generaal de gevolgen op het terrein van ondervindt. Wringt dat niet?

“Saneren doet altijd pijn en ik ben niet blind voor de besparingen die er nog moeten gebeuren – 14 miljard euro, zegt de Nationale Bank. De vraag is alleen in welk tempo je dat wilt doen, en wat je prioriteiten zijn. Mijn boodschap aan de politiek is heel duidelijk: het saneringsbeleid mag niet ten koste gaan van onze veiligheid, zoals dat de voorbije jaren het geval dreigde te worden. De federale politie trekt zich in de gegeven omstandigheden nog redelijk goed uit de slag, dankzij veel goede wil en inzet van het personeel, maar we staan op een kantelpunt.”

“Er mag niet veel meer gebeuren of we redden het niet meer. Ik verwacht geen astronomische bedragen, maar er moet een groeiscenario komen voor de federale politie. Voor personeel, en zéker voor de werking en investeringen. Want als ik moet kiezen, heb ik liever iets minder politieagenten die kunnen werken met goed materiaal dan een voltallig personeelsbestand dat het moet doen met verouderde computers en afgeleefde dieselwagens.”

‘Onze nieuwe commissaris-generaal bedoelt het goed,’ hoor ik bij uw mensen op het terrein, ‘maar wat kan hij doen? Hij moet het ook rooien met de middelen die hij krijgt.’

“Ik heb gedaan wat ik moest doen: ik ben naar het parlement gegaan en heb een duidelijk beeld geschetst van de situatie. Objectief, met cijfers in de hand. Ik heb niets willen verfraaien, want ik wéét dat er een schromelijk tekort is aan middelen. Ik kén de bekommernissen van de mensen op het terrein. U moet goed beseffen: door de besparingen is het budget voor werking en investering voor de federale politie de afgelopen legislatuur met één derde verminderd. Zoiets gaat over tientallen miljoenen. Dat is gigantisch.

“Intussen wordt de lokale politie, die voor de basispolitiezorg instaat, veel meer in de watten gelegd. Daar heeft men de dotaties níét beknot en heeft men ze mee met de index laten groeien naar een dik miljard. Dat is veel meer dan de federale politie krijgt. Uiteraard leidt dat bij het personeel tot spanningen. Die wrijvingen zullen pas verdwijnen als de overheid die dotaties gelijktrekt.”

Sommigen zien daar een strategie in van de N-VA: door de lokale politie meer middelen te geven, groeit het onevenwicht en staan we een stap dichter bij het opdoeken van de federale politie. Over vijf jaar bestaat de federale politie niet meer, vreest men.

“De N-VA heeft zich daar ook al openlijk over uitgesproken: een regionale politie ligt in de lijn van hun politieke denken, waarvan akte. Ikzelf denk dat er altijd nood zal zijn aan een gespecialiseerde politie die grensoverschrijdend werkt.”

Kunnen we ons nog veilig voelen? Een alarmerende krantenkop zei onlangs dat we niet klaar zijn voor een nieuwe terroristische aanslag.

“We zijn daar wél klaar voor. We hebben ook veel geleerd uit de vorige aanslagen. Alleen zou dat weer zoveel capaciteit opslorpen dat we daarna door onze reserves heen zitten, ten koste van al het andere politiewerk.

“De overheid heeft veel geïnvesteerd in terrorismebestrijding, en dat is ook nodig, want terreuraanslagen ontwrichten de hele maatschappij. Maar voor alle andere fenomenen heeft ze nauwelijks aandacht gehad, en dus onvoldoende middelen vrijgemaakt. Ik denk aan verkeersveiligheid, de war on drugs, financiële en economische criminaliteit, corruptie en cybercrime…”

“Daarvoor hebben we mensen én extra middelen nodig, anders blijven we het niet bolwerken. Het zou trouwens al helpen als we de centen die we krijgen zelf mogen beheren. Er is geen enkele overheidsdienst die financieel zo streng gecontroleerd wordt als de politie. Mijn nieuwjaarsboodschap naar de toekomstige regering is dan ook: beste politici, als u het land veilig wil houden, besef dan dat er méér is dan terrorisme.”

De digitalisering heeft de misdaad veranderd. Gangsters sturen elkaar versleutelde berichtjes, drones spioneren vanuit de lucht, alcoholcontroles worden aangekondigd op Twitter. Belgen hadden nog nooit zoveel last van cybercriminelen. Kan de politie gelijke tred houden in die wereld van snel evoluerende technologie?

“Deels. Hadden we meer middelen, dan konden we meer rechercheurs laten opleiden en stonden we natuurlijk al veel verder, want cybercrime zal alleen maar toenemen. We zijn ook toe aan vervanging van het informaticamateriaal: ik heb bij mijn bezoek aan de eenheden gezien hoe ze soms moeten improviseren met dingen die ze zelf in elkaar hebben gestoken.”

Van een speurder in een smokkelonderzoek hoorde ik dat het drie weken duurt om de gsm van een verdachte te laten uitlezen. Drie weken! Dan zijn die verdachten toch al lang foetsie?

“Er zijn ook plaatsen waar het veel sneller gebeurt, hoor. Eén van mijn eerste projecten als commissaris-generaal was dat van de smartphones. Elke politieagent krijgt een digitale telefoon waarop hij of zij alles direct kan opzoeken. Welke persoon heb ik voor mij? Is hij gekend bij het gerecht? Heeft hij een rijverbod? Welk pand betreed ik nu? Sommige agenten hebben al zo’n telefoon, en uiteindelijk moet dat voor iedereen lukken. Ik ben zelf geen techneut, maar ik besef wel: als je de trein van de digitalisering mist, kun je de boeken sluiten.”

Nooit eerder hadden Belgen en bedrijven zoveel last van cybercriminelen: hacking, phishing, oplichting …

“En het zal wellicht nog toenemen. Voor die gespecialiseerde vormen van cybercrime moeten we zo snel mogelijk hoogopgeleide profielen aantrekken, rechtstreeks van de hogescholen en universiteiten. Ze hoeven niet eerst een politieopleiding van anderhalf jaar te volgen, want we willen ze met hun digitale knowhow direct in gerechtelijke onderzoeken inschakelen. Dat is nieuw, en de wetgeving moet daar uiteraard voor worden aangepast. Maar ik hoop dat ik als commissaris-generaal nog binnen mijn termijn de eerste dame of heer via dat kanaal bij de politie mag verwelkomen.”

“We hebben trouwens al successen geboekt met onze eigen mensen. Europol heeft onlangs, met België in de hoofdrol, de communicatiekanalen van IS een grote slag toegebracht. We zijn erin geslaagd de digitale publiciteitskanalen van IS van de servers te halen, zoals we dat ook een paar jaar geleden met het ronselnetwerk van Al Qaida hebben gedaan. Dat zijn heel complexe operaties, want je moet de medewerking krijgen van de bedrijven die de servers overal ter wereld ter beschikking stellen. De federale gerechtelijke politie van Oost-Vlaanderen heeft in die gigantische operatie van Europol een voortrekkersrol gespeeld. Als ik dat zie, ben ik optimistisch over de toekomst van ons korps.”

Toch is er nog een lange weg te gaan. De politie is altijd zo trots op de ANPR-camera’s met nummerplaatherkenning, maar 60 procent van die camera’s langs de autosnelwegen werkt gewoon niet.

“(beslist) Ze gaan binnenkort wél werken. Het is een juridische kwestie, waar ik na dit interview trouwens verder aan ga werken. Real time intelligence is een stuk van de toekomst. Met al die ANPR-camera’s krijg je niet alleen een kijk op het verkeer, maar kun je ook verdachten opsporen. We moeten ons blijven specialiseren, want de technologie staat niet stil.”

U verwachtte veel van de camera’s met gezichtsherkenning in de luchthaven van Zaventem, maar dat project hebben jullie moeten stopzetten vanwege de privacywetgeving.

“Ik vind het verhaal van de gezichtsherkenning op Zaventem un échec belge. Ik had het gezien in Brazilië, waar het zeer goed werkte. In Zaventem was het een kleinschalig project – géén big brother – dat nog in de testfase zat. Als je op een plaats waar doden en gewonden zijn gevallen zo’n afgebakend experiment moet stopzetten vanwege de privacywetgeving, vind ik dat een collectieve mislukking.”

“Nieuwe technologieën scheppen nieuwe mogelijkheden in de misdaadbestrijding, maar onze wetgeving is daar helemaal niet op afgestemd. Ook daarvan hoop ik dat de politiek werk gaat maken, maar voorlopig voel ik nog veel weerstand. Er bestaan tegenwoordig al programma’s waarmee je iemand kunt herkennen aan de manier waarop hij zijn lichaam beweegt. Zonder mijn gezicht te zien kan men zeggen: ‘Dat is Marc De Mesmaeker die daar loopt, want hij mankt een beetje aan de rechtervoet’ – problemen met de knieën.”

Jullie zetten wel al drones in.

“Ja, onder meer tijdens betogingen. Maar een manier om vijandige drones te neutraliseren, hebben we nog altijd niet. Daar zijn politiediensten in alle landen hard naar op zoek, samen met de privésector. Een drone tegenwerken kunnen we wel al. Bij de vorige NAVO-top ben ik op het dak van het NAVO-gebouw gaan staan om een toestel van een privéfirma uit te testen: een soort bazooka die de werking van de vliegende drone verstoort.”

Angela Merkel kreeg tijdens een verkiezingsspeech plots een drone voor zich. Achteraf bleek dat een stunt van de Piratenpartij, maar niemand kon iets doen.

“We moeten niet eens zo ver gaan. Afgelopen zomer bij de aankomst van de Ronde van Frankrijk in Brussel, toen ze passeerden langs het koninklijk paleis in Laken, hing er een minuut voor de aankomst een drone boven de eindmeet. Achteraf bleek die van een toerist te zijn die niet wist dat het verboden was, maar het had ook een drone van iemand met slechte bedoelingen kunnen zijn.”

Volgens de criminaliteitscijfers is België nog nooit zo veilig geweest als vandaag. Toen ik dat aan speurders in uw korps vertelde, was het antwoord een bulderlach.

“Mij zul je nooit horen stoefen of panikeren over criminaliteitsstatistieken. Ik vind ze zeer relatief. Waar ik wel belang aan hecht, is de veiligheidsmonitor die het veiligheidsgevoel bij de bevolking meet. Die geeft aan dat er een groeiend vertrouwen is van de bevolking in de politie. Dat geeft een signaal dat we, met de middelen die we hebben, toch ons best doen. Maar nog eens, met de middelen die we nu hebben, gaan we het niet blíjven redden.”

Vroeger kwam de politie ter plaatse als je een winkeldiefstal of een poging tot inbraak wilde aangeven. Tegenwoordig moet je daarvoor een afspraak maken op het politiekantoor. Mensen doen die moeite niet meer.

“Wij blijven ze aanmoedigen om toch aangifte te komen doen, zodat onze cijfers kloppen en we niet blind varen. De toekomst is het virtuele loket, police on web, zoals we dat in Dubai hebben gezien. Een paar lokale politiezones experimenteren al met dat virtuele onthaal, en dat werkt.”

Inbraakpogingen worden niet eens meer naar het parket doorgestuurd. Waarom zou je nog aangifte doen als er toch niets mee gebeurt?

“(ferm) Er zijn wel degelijk inbraken die worden opgelost. Er worden geregeld rondtrekkende Oost-Europese boevenbendes gepakt die overal in het land toeslaan. We hebben net een grote bende van autozwendelaars opgerold die duizenden slachtoffers had gemaakt. Dat was onze grootste operatie in 2019. Als al die mensen die werden opgelicht en bestolen thuis waren gebleven, hadden we die operatie nooit zo grootschalig kunnen aanpakken.”

In Antwerpen is het dezer dagen iets minder veilig, met al die granaten en doorzeefde gevels. Het is geen geheim dat de drugsoorlog er ook geleid heeft tot een oorlog tussen de federale en de lokale politie. Nochtans is er werk genoeg.

“We zijn er ons van bewust dat de drugscriminaliteit erg tastbaar wordt op straat, en we zijn ermee bezig, met de middelen die we hebben. Ik heb onlangs nog samengezeten met de korpschef van de Antwerpse lokale politie, Serge Muyters, en we hebben een goed gesprek gehad. We zijn wel degelijk on speaking terms.”

Nederland heeft net een belangrijke drugsbaron in Dubai geklist. De Belgische drugscriminelen die in Dubai zitten, werden tot nu toe ongemoeid gelaten.

“Wees gerust, wij volgen ze tot in Dubai. Meer kan ik daar niet over zeggen.”

Haalt die war on drugs wel iets uit?

“De strijd tegen de drugscriminaliteit zal ons altijd bezighouden. Het brengt zoveel geld op dat alles mogelijk is. Zuid-Amerikaanse drugkartels steken nu zelfs de plas over in duikboten met tonnen cocaïne aan boord.”

“We zijn in Colombia en Brazilië gaan kijken, waar de meeste cocaïne vandaan komt, om de contacten met de drugsbestrijdingsdiensten daar te verbeteren. We zien dat zij hun havens wel waterdicht kunnen maken, maar dat men de drugsladingen even buiten de havengebieden aan boord brengt. De baas van de Amerikaanse DEA (Drug Enforcement Administration, red.) is ook naar België gekomen, en we hebben hem de Antwerpse haven laten zien: 120 vierkante kilometer, een stad op zich. Hij begreep direct waarom het zo moeilijk was om die te beveiligen: er zijn duizend-en-één mogelijkheden om er binnen te raken.”

“Volgens hem is er maar één oplossing: de cocavelden in de landen van herkomst vernietigen. Maar dan bots je op de gevolgen van het vredesproces in Colombia met de guerillaorganisatie FARC: daar heeft de overheid de belofte gedaan de cocavelden niet meer te besproeien met giftig glyfosaat, tot de boeren andere gewassen kunnen telen. Het gevolg is dat ze daar nog snel massaal nieuwe cocavelden hebben aangeplant, en dat de productie van cocaïne de hoogte is ingeschoten. Dat was voor mij een eyeopener: zo’n vredesproces, dat natuurlijk heel belangrijk is, heeft onverwachte gevolgen die wij hier tot aan de overkant van de oceaan voelen.”

Ook terrorisme zal jullie blijven bezighouden. Veroordeelde IS-aanhangers naderen het einde van hun straf en komen stilaan vrij. Haatprediker Jean-Louis Denis is nog maar net op vrije voeten en alweer jongeren in Molenbeek aan het opjutten.

“Maar we zien het, we weten het en we reageren erop. Om de IS-aanhangers die nu vrijkomen op te volgen, zijn taskforces opgericht. Maar laten we elkaar geen blaasjes wijsmaken: dat zal geen 24/24-observatie zijn. We zullen samen met de inlichtingendiensten en het OCAD goed moeten analyseren waar de gevaarlijke elementen zitten, en die heel subtiel opvolgen.”

Wie weet wat we nog uit Syrië kunnen terugverwachten. En dan heb ik het niet eens over vrouwen en kinderen.

“We moeten klaar zijn voor een nieuwe golf. Wat de terugkeer van mensen uit Syrië betreft: als beslist wordt dat iemand moet terugkomen, is het onze taak om dat uit te voeren en te zorgen dat die terugkeer correct gebeurt, waar we ze ook moeten gaan halen en afzetten.”

Waar was u op 22 maart 2016, tijdens de aanslagen in Brussel?

“Op mijn werk in de Wetstraat. Ik was als één van de eersten in het crisiscentrum, waar we de situatie met alle politiediensten en politieke overheden moesten beheren. C’est arrivé près de chez nous, dacht ik. We hebben non-stop doorgewerkt, de klok rond. Je hebt op dat ogenblik niet eens de tijd om stil te staan bij het drama.”

“Als ik er vandaag op terugkijk, heb ik vooral bewondering voor de mensen die de aanslagen ter plekke hebben meegemaakt. Sommigen zijn zwaargewond geraakt, maar proberen hun leven opnieuw op te pakken. Ik denk aan het Amerikaanse meisje dat op twee kunstbenen naar de herdenking kwam – naar de plek waar ze haar beide benen verloor – en daar een sterke speech hield. Eén van onze politieagenten, Ben Bergen, heeft een been verloren, maar is vandaag opnieuw aan de slag, in een voor hem aangepaste combi.”

“Uit zulke verhalen put ik veel motivatie, en ze laten je ook je eigen problemen relativeren. Iedereen verwerkt het natuurlijk op zijn eigen manier. Er zijn politieagenten die vandaag nog altijd thuis zitten, getraumatiseerd. Sommigen hebben wat meer tijd nodig, anderen komen nooit meer terug. De vraag is of je dat moet forceren.”

“Onze job is niet zonder gevaar, dat mogen we nooit vergeten. Toen ik in juni 2018 aantrad als commissaris-generaal, waren er net twee politieagenten gedood in Luik. Daarna nog een derde. Ik vond het belangrijk om iets te doen voor onze overleden collega’s, en we hebben vorige maand op 7 december – de ‘Dag van de Geïntegreerde Politie’ – een wall of memory ingehuldigd, in aanwezigheid van hun families.”

“Het is een muur met foto’s van de overleden collega’s sinds 2000, met hun naam en de manier waarop ze om het leven zijn gekomen. In een vuurgevecht, een aanslag, een verkeersongeval tijdens een achtervolging… Een aantal van hen heb ik persoonlijk gekend, maar eigenlijk doet dat er niet toe. Hun foto’s grijpen me allemaal even hard aan. Ik heb geleerd hoe belangrijk het is voor de families om de naam van hun zoon of dochter, partner of ouder te horen uitspreken, als blijk van erkenning. De wall of memory staat op een plek waar elke dag honderden collega’s voorbijkomen. Voor hen is het ook een reminder: het gevaar schuilt achter elke hoek.”

Bij uw aantreden belandde u midden in de deining rond het dodelijke schietincident waarbij de kleuter Mawda stierf. Dat werd al snel politiek: Bart De Wever vond dat de ouders van Mawda schuld hadden aan de dood van hun dochter, zijn partijgenoot Jan Peumans vond dat een schandelijke uitspraak. U zit daar tussen, als baas van de politieagent die geschoten heeft.

“(droog) Wij doen daar geen uitspraken over. Het is uiteraard heel aangrijpend voor de ouders van Mawda, maar het gerechtelijk onderzoek loopt nog en we moeten het resultaat afwachten. We hebben wel al in de mate van het mogelijke onze verantwoordelijkheid genomen. We hebben de richtlijnen voor het schieten op een vluchtend voertuig verfijnd, en we doen veel meer oefeningen in achtervolgingen van het ene arrondissement naar het andere – zoals daar het geval was.”

“Transmigratie is een probleem in België. Het is onze taak als politie om transmigranten op te pakken op een correcte en humane manier. We weten ook, uit de recente cijfers van Maggie De Block, dat 70 procent van de mensen die uitgewezen worden níét vertrekt. We dweilen dus met de kraan open, vinden sommigen. Is dat nuttig? Ja, want als je het niet doet, zie je op de duur de kraan niet meer. Maar onze prioriteit zijn de netwerken van mensensmokkel die er achter zitten en die daar gigantisch veel geld aan verdienen.”

U bent grootvader van drie kleinkinderen. Dat zijn nog kleuters, maar zou u hun later aanraden om bij de politie te gaan?

“Als ze het me zouden vragen, zou ik zeggen dat ik het een heel boeiend, mooi en maatschappelijk relevant beroep vind.”

Wíllen de mensen nog wel bij de politie gaan? Vorig jaar waren er plots drieduizend kandidaten minder, berekende vakbondsman Vincent Houssin van de VSOA.

“Als het economisch beter gaat, heeft de publieke sector het altijd moeilijker om mensen aan te werven. Maar jonge mensen willen zich vandaag ontplooien en de samenleving iets teruggeven, en dat kunnen we bij de politie zéker bieden.”

“Ik verwacht veel van het nieuwe beveiligingskorps dat we in het leven hebben geroepen: dat zijn 1.600 mensen die kerncentrales, luchthavens en ambassades beveiligen. Een diploma is daarvoor niet nodig, en dat kan een hefboom zijn voor diversiteit. Mensen kunnen daar eerst als beveiligingsagent aan de slag, en later doorgroeien naar inspecteur.”

Een recente welzijnsenquête legde de malaise bij het personeel bloot. Er is veel stress, onzekerheid, discriminatie. Werknemers voelen zich opgebrand en onbegrepen door hun oversten. 26 procent van de vrouwen zegt slachtoffer te zijn van grensoverschrijdend gedrag.

“Die bevraging kwam er na een moeilijke periode van de aanslagen, heel wat hervormingen en zware besparingen. Die resultaten waren dus wel enigszins te verwachten, maar ik ben toch wel geschrokken omdat ze zo uitgesproken waren. Natuurlijk is dat een ontgoocheling, maar we gaan er ook iets aan doen. We zijn al in mei gestart met een campagne bij het personeel rond ‘respect’, een thema waar ik zelf veel belang aan hecht. En we organiseren groepsactiviteiten en evenementen om de korpsgeest te verbeteren.”

U hebt het totaalverbod op alcohol van uw voorganger Catherine De Bolle versoepeld, wat op veel sympathie kon rekenen. Geen Kidibul meer op de nieuwjaarsreceptie.

“Toen ik bij mijn aantreden mijn ronde deed langs de eenheden, kwam altijd dezelfde klacht terug: er was geen groepsgevoel, geen maizena in het korps. Er kwam geen volk meer naar de sportevenementen en de barbecues. Als je iets organiseert om mensen bij elkaar te brengen, mag daar wat alcohol bij zijn. Experts van het VAD (Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, red.) geven me trouwens gelijk: een totaalverbod is nefaster dan af en toe een glaasje toelaten.”

Hoe bevalt de job tot nu toe?

“Ik had het werk goed ingeschat. Alleen maken de protocollaire verplichtingen en de internationale politiesamenwerking het zwaarder dan ik dacht. Maar hey, still standing.”

Wat is het lastigst?

“De druk van buitenaf. Van de politiek, de media, de vakbonden, het personeel soms. Als commissaris-generaal word je plots een publieke figuur, en daar heb ik toch aan moeten wennen. Ik heb altijd achter de schermen gewerkt. Ik was nauw betrokken bij de politiehervorming en heb gewogen op het politieke beslissingsproces, maar altijd backstage. Toen ik hier begon, vroegen de mensen: ‘Wie is die Marc De Mesmaeker?’ Ze konden me niet goed thuisbrengen, omdat ik ook geen politieke kleur heb. Zelf kon ik me wel vinden in de typering van een civil servant.”

U verdient als topman van zo’n grote organisatie geen stukken van mensen: 5.600 euro netto. Bij uw collega’s bij de NMBS of De Post gaat het om een miljoenenloon.

“Die 5.600 euro netto is ridicuul als je kijkt naar de verantwoordelijkheden die ik heb. Maar bon, het statuut is nu zo, en ik heb mij met kennis van zaken kandidaat gesteld. Omdat ik het maatschappelijk belang wil dienen, en ik denk dat ik toch al iets heb kunnen betekenen. De rust in het korps en de teamspirit keren stilaan terug, het begin van de digitalisering is voelbaar.”

Wat zijn uw wensen voor 2020?

“Eentje zonder en eentje met: een jaar zonder aanslagen, maar mét een regering. En een olympisch kampioen in de rangen van de federale politie. (lacht)”

Hoezo?

“Delfine Persoon werkt bij ons interventiekorps in West-Vlaanderen. Wat zij presteert in haar bokssport, wetende dat ze ook nog eens een voltijdse job bij de federale politie heeft… Daar neem ik mijn kepie voor af. Ik ben naar enkele bokskampen gaan kijken, en wat zij uit dat tengere lijf krijgt, vind ik echt bovenmenselijk. Wij hopen dit jaar dus op een olympische titel. Dat zou de max zijn.”

Bron » Humo | Annemie Bulté

‘Het personeelstekort wordt alleen maar groter’: topman politie slaat alarm

Voor het komende jaar voorziet de regering geld om 800 politiemensen aan te werven. ‘Onvoldoende. Iedereen weet dat er elk jaar ook 1.400 uitstromen’, zegt Nico Paelinck, voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie.

Volgens de meest recente cijfers werkt er nu al te weinig volk bij de politie: 1.500 te weinig bij de lokale en 2.000 bij de federale politie. “Dat tekort wordt alleen maar groter”, zegt Paelinck, die ook korpschef van de zone Westkust is.

Hij klaagt het ontoereikende budget aan voor de aanwervingen bij de politie voor 2020. “Er is geld voor 800 nieuwe werkkrachten. Maar elk jaar gaan minstens 1.400 van onze collega’s met pensioen of veranderen van job. Dat zijn dus nog eens 600 werkkrachten minder! Natuurlijk zal dat een effect hebben op de werking. Dat nieuwe tekort – op het al bestaande tekort – is een regelrechte aanslag op onze veiligheid.” Paelinck voorspelt dat de gevolgen binnen anderhalf jaar voelbaar zullen zijn. “Veel diensten die nu al zo goed als leeg zijn, zullen verder leeglopen.”

Volgens de politietopman is het probleem op het hoogste niveau aangekaart. “Maar ze steken zich weg achter een regering van lopende zaken.”

Bron » De Morgen

“De zwakke plek van elke crimineel? Zijn moeder”

Nu hij met de arrestatie van het koppel Jean-Claude LaCote en Hilde Van Acker een laatste huzarenstukje heeft afgeleverd, gaat Fast-oprichter Martin Van Steenbrugge (62) met pensioen. Twintig jaar lang heeft hij op veroordeelde criminelen gejaagd, duizend heeft hij er opgepakt. ‘We hebben in die tijd dus twee gevangenissen gevuld.’

Ik ben twintig jaar lang altijd en overal bereikbaar geweest’, zegt Martin Van Steenbrugge. ‘Mijn telefoon ging overal mee – tijdens het joggen, in bed, op vakantie. Als baas gaf ik mijn medewerkers veel autonomie en vrijheid, maar ook van hen verwachtte ik absolute bereikbaarheid. Dat is een kleine moeite, toch?’

Van Steenbrugge (62), de broer van de bekende strafpleiter Walter Van Steenbrugge, gaat eind dit jaar met pensioen bij de federale politie. Als oprichter en bezieler van het Fugitive Active Search Team (Fast) van de federale politie – de uitvinders van de lijsten ­‘Europe’s Most Wanted’ en ‘Belgium’s Most Wanted’ – joeg hij op voortvluchtige veroordeelde criminelen. ‘We hebben er vijftig per jaar gearresteerd, gemiddeld één per week. Dat zijn er duizend in twintig jaar. Goed voor twee volle gevangenissen.’

Op de achtergrond staat de ­politieradio aan. Een paar leden van het Fast zijn op vraag van de Duitse collega’s onderweg naar een Brussels hotel waar een Duitse pedofiel is ondergedoken. Een gevoelige interventie. Twee andere collega’s zijn onderweg naar Wenen om een gezochte crimineel op te halen. Van Steenbrugge moet ook nog telefoneren met een kolonel van de gendarmerie in Ivoorkust over de arrestatie van Jean-Claude LaCote en Hilde Van Acker, het koppel oplichters en moordenaars dat vorige week werd opgepakt na een vlucht van twintig jaar.

‘LaCote was mijn nummer één’, zegt Van Steenbrugge. ‘Zijn dossier lag al jaren op mijn bureau. We wisten al langer dat hij in Ivoorkust zat, maar we moesten voorzichtig zijn dat we geen slapende honden wakker maakten en dat we niet de verkeerde politiedienst alarmeerden. LaCote had in de landen waar hij vroeger verbleef altijd wel vrienden bij de politie. Hij was in 2008 in Zuid-Afrika ook al eens ontsnapt uit de gevangenis, met de hulp van Van Acker.’

‘In oktober hadden we Van ­Acker op de nieuwe “Crime Has No Gender”-lijst met voortvluchtige vrouwelijke criminelen laten zetten. We hebben lang gediscuteerd of we dat wel zouden doen, want we wisten dat ze in Ivoorkust zat. Ik was bang dat we boze telefoontjes zouden krijgen van de mensen die ons getipt hadden. Je weet nooit dat een journalist naar Ivoorkust vliegt, Van Acker zelf vindt en dan een reportage maakt over die “domme flikken die hun Most Wanted niet konden vinden”. Gelukkig is het anders gelopen: de lijst heeft druk gezet op de lokale autoriteiten. En gelukkig hebben ze LaCote ook gepakt; hem moesten we in de eerste plaats hebben.’

LaCote en Van Acker leefden onder valse namen. ‘Hij had die van zijn broer Stephane LaCote aangenomen, die in 2009 over­leden is. Zij liet zich Marlène ­Vacker noemen. Ze leefden niet meer in rijkdom: hij werkte in een garage als technieker en deed deeltijds taxidienst per vliegtuig. Zij was boekhoudster van een bar op het strand van Abidjan.’

LaCote en Van Acker werden in 2011 door het hof van assisen in Brugge bij verstek veroordeeld tot levenslang voor de moord op de Britse ingenieur Marcus Mitchell, in de duinen van De Haan. ‘Mitchells weduwe heeft ons vorige week een mail gestuurd om ons te bedanken. Ze schreef dat ze heel opgelucht is.’

Martin Bloemperk

Het Fast-team bestaat sinds 2000. Tot dan was er in België geen politiedienst die actief speurde naar veroordeelde criminelen. ‘Het idee kwam niet uit het niets, we wisten dat er in de VS en in Duitsland iets gelijkaardigs bestond’, zegt Van Steenbrugge. ‘We moesten alleen onze ­hiërarchie ervan kunnen overtuigen dat een Fast ook bij ons nuttig kon zijn. Gelukkig hebben we doorheen de jaren altijd een luisterend oor gevonden bij de federale politie en de magistratuur. In het begin waren we maar met z’n tweeën en werkten we alleen in het gerechtelijk arrondissement Brussel. Stukje bij beetje is daar de rest van land bij gekomen. We zijn altijd met weinig geweest, het was voortdurend een gevecht om niet afgeschaft te worden. We moesten resultaten behalen en waren er dag en nacht mee bezig.’

Van Steenbrugge werkte tot de oprichting van het Fast als ­undercoveragent. ‘In het drugs- en kunstmilieu. Ik had een valse naam, Martin Bloemperk. Het klonk als een Zuid-Afrikaanse naam, dat werkte wel bij criminelen. De mooiste zaak die we gedaan hebben, was De aardappelrooister terugvinden, een Van Gogh die in 1997 gestolen was uit het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, samen met Personages in het park van Monticelli. Ik moest als undercover de werken kopen van de dieven op een parking aan het station van Berchem. Ik moest eerst in hun bestelwagen kijken of de werken echt waren. Dan telefoneerde ik naar mijn zogenaamde medeplichtige dat hij het geld – 2,5 miljoen Belgische frank – mocht overhandigen aan de dieven. Dat telefoontje was natuurlijk het teken voor mijn collega’s dat ze de bestelwagen mochten bestormen. De operatie is perfect verlopen.’

In de begindagen werkte het Fast in een juridisch niemandsland. ‘We mochten geen speciale opsporingstechnieken zoals telefoontap of infiltratie gebruiken om veroordeelden te zoeken. De bijzondere opsporingstechnieken staan in de wet als instrumenten om misdrijven op te sporen, niet voor de zoektocht naar veroordeelde criminelen. We opereerden in een grijze zone en moesten creatief zijn. Die lacune in de wet is pas onlangs gedicht door minister van Justitie Koen Geens (CD&V).’

‘Gevluchte criminelen zoeken eerst hun vrouw of vriendin op. Vrienden geven soms onderdak, maar dat blijft nooit duren. Als er echt niemand meer over is, is er nog de moeder. Een moeder laat haar kind nooit in de steek, wat er ook gebeurt – zelfs na de gruwelijkste misdaden.’

‘Aan de andere kant hebben we ook al tips gekregen van de vrouw van de crimineel, die ervan af wil. Dan belt ze ons: “Hij komt morgen bij mij slapen.” Dat is een cadeau voor ons, natuurlijk.’

Een Poolse stukadoor

De allereerste veroordeelde crimineel die door het Fast werd opgepakt, was een Poolse man. ‘Hij was in Polen veroordeeld voor een reeks gewapende overvallen. Een informant had ons gezegd dat hij in Aalst zat bij zijn dochter. We belden aan en zagen hoe hij in pyjama probeerde weg te vluchten, maar we konden hem toch arresteren. Zijn dochter van vijftien zei: “U vergist zich, die man is mijn vader niet.” Nochtans leek ze als twee druppels water op hem. Ik ben me er altijd over blijven verbazen hoe sterk liefde kan zijn. Overigens, toen we die Poolse man naar de nieuwe lokalen brachten van de lokale politie in Aalst, zei hij tijdens het verhoor: “Ziet u die muren? Ik heb die nog bepleisterd.”’

Vandaag zitten de namen van 1.851 voortvluchtige veroordeelden in de Fast-databank. ‘We houden die namen bij tot de feiten verjaard zijn. Vroeger gebeurde dat niet.’

Ondertussen zijn er Fast-teams in de hele Europese Unie. Van Steenbrugge: ‘70 procent van de Belgische veroordeelden zit in het buitenland. We hebben heel snel gemerkt dat we overal Fast-teams moesten hebben, directe contacten bij de politie die snel konden ingrijpen als we hen belden. In 2009 hebben we Rouf Uddin, een Bengaal die in Brussel een vrouw had vermoord die hij had gestalkt, gemist door dat gebrek aan contacten. We wisten waar hij zat in Groot-Brittannië, maar we kregen de procedures niet op tijd geregeld. Toen alles in orde was, was de vogel gaan vliegen. Hij is nog altijd spoorloos. Dat ligt zwaar op mijn lever.’

‘We hebben daarna een project ingediend bij de federale politie, met steun van de toenmalige ­commissaris-generaal Fernand Koekelberg. Van hem kregen we 50.000 euro om mensen vanuit heel Europa naar hier te halen om uit te leggen wat Fast is. In een paar jaar tijd is Fast onder de naam Enfast een grote Europese organisatie geworden. Europol en Interpol zijn toen ook ingestapt, ze hadden eerst een beetje de trein gemist. Daarna zijn er de lijsten met gezochte criminelen gekomen. Die hebben telkens een ongelooflijke boost gegeven.’

Napolitaanse taartjes

De zaak die internationaal de meeste weerklank kreeg, was die van Vittorio Pirozzi, een voortvluchtige capo van de Napolitaanse camorra. ‘Hij was een drugs­baron die al lang werd gezocht door de Italianen. Maar hij was voorzichtig, ieder jaar ging hij in een ander land wonen. De Italianen lagen een paar dagen voor zijn verjaardag altijd op de loer, want ze wisten dat zijn vrouw dan naar hem toe ging. Ze luisterden haar telefoon af. In de zomer van 2010 belde ze naar een Proximusnummer. Haar man zat dus in België. Wij tapten zijn telefoon af.’

‘Hij was een verdachte in een gerechtelijk onderzoek, dus mocht het volgens de wet. Hij belde altijd maar een paar seconden, net genoeg voor ons om hem te kunnen lokaliseren in Schaarbeek, bij het Josaphatpark. Het leek hopeloos, want in die buurt wonen duizenden mensen. We observeerden de buurt dag en nacht. We wilden het net opgeven, toen een van de Fast-­leden vanuit de auto zag hoe een man met een baseballpet een huis binnenstapte, aan de hand van een vrouw die lichtjes mankte en een blonde paardenstaart had. Dat kwam perfect overeen met de beschrijving die we van de Italianen hadden gekregen.’

‘We hebben meteen de grote middelen ingezet. De politiehelikoper kwam boven het huis vliegen, er kwamen honderden mensen op straat. Midden in de chaos gingen we het appartement binnen en zeiden: “U bent Pirozzi.” Hij zei meteen: “Ja.” Dat heb je met grote criminelen, ze kunnen winnen en verliezen. Hij had al die tijd zeer low profile geleefd. Hij bakte Napolitaanse taartjes voor lokale bakkers.’

‘Het gebeurt dat criminelen opgelucht zijn als ze opgepakt worden. Je mag dat niet onderschatten: op elk moment van de dag denken dat je gearresteerd kunt worden. Dat op elke straathoek een politiemand staat. Dat is natuurlijk niet zo, maar het gevoel moet verschrikkelijk zijn. Ze blijven altijd mens. De meeste criminelen hebben een slechte jeugd gehad. Andere, zoals Hilde Van Acker, worden verliefd op de verkeerde man of hebben slechte vrienden.’

De toekomst

De extreemlinkse Turkse terroriste Fehriye Erdal staat ook nog altijd op de “Most Wanted”-lijst. ‘Die zaak is niet meer voor mij, maar misschien lukt het ooit nog’, zegt Van Steenbrugge. ‘Wie weet? De twee zaken die ik het liefst opgelost zou zien, zijn Rouf Uddin en Crisanto Pinkihan. Die laatste, een Filipijn, stak in 2005 een ­collega-taxichauffeur dood op de luchthaven van Zaventem. De families hebben er recht op dat de moordenaars van hun kinderen hun straf krijgen.’

Van Steenbrugge gaat nu met pensioen, maar in de tuin werken zit er niet in. ‘Ik ben gek op voetbal. Iedere zondag ga ik met mijn broer Walter naar Club Brugge kijken. Dat is een topmoment.’

‘Al lang voor Operatie Schone Handen speelde ik met het plan om makelaar te worden. Maar dan wel perfect binnen de regels, met het belang van de jonge topsporter voorop. Hebzucht is mij totaal vreemd. Ik heb er twee jaar met Walter over gesproken en dat is wat ik nu ga doen. Voor de contracten ga ik met het kantoor van Walter samenwerken.’

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Politiebaas trekt aan alarmbel: “Tekort van 800 speurders bij federale gerechtelijke politie”

De federale gerechtelijke politie komt 800 speurders te kort van de 4.800. Dat zegt de nieuwe directeur van de federale gerechtelijke politie, Eric Snoeck, in een interview met Le Soir. Tijdens zijn mandaat wil de politiebaas onder meer inzetten op de strijd tegen corruptie, georganiseerde misdaad en mensenhandel.

In het interview wijst Snoeck op de ongunstige begrotingscontext van de federale politie, die 200 miljoen euro te kort komt. Als gevolg daarvan kampt de gerechtelijke politie met 800 speurders minder dan ze nodig heeft.

Corruptie en georganiseerde misdaad

Na een periode die werd gedomineerd door terrorismeonderzoek wil Snoeck opnieuw focussen op de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. “Dat begint met het verbeteren van de huidige toestand van het georganiseerde criminele landschap, om te zien welke mechanismen er tegen de bendes kunnen worden ingezet.”

Daarvoor wil Snoeck personeel vrijmaken. Hij benadrukt dat dat dringend is, “want als er leegtes zijn, zal de georganiseerde misdaad het daar overnemen”. Volgens Snoeck profiteren de bendes van de mazen in het net van staats- en economische systemen om geld te verdienen. “Deze maffia’s zijn niet onbelangrijk.”

Drugshandel

In verband met corruptie en georganiseerde misdaad wijst Snoeck naar de drugshandel, met name de Antwerpse haven. De drugshandel heeft de laatste tijd tot veel geweld geleid tussen concurrerende bendes. Snoeck wil daarvoor internationaal samenwerken, maar hij wijst ook op de verantwoordelijkheid van de gebruikers. Hij wil daarom “een geïntegreerd beleid van preventie”. De politiebaas geeft toe dat er keuzes moeten gemaakt worden en dat ze daarom focussen op het pakken van de leiders van de drugsbendes, die zich meestal in Nederland verschuilen.

Bovendien houdt drugshandel volgens Snoeck rechtstreeks verband met corruptie, omdat bendes bereid zouden zijn exuberante bedragen te betalen aan vrachtwagenchauffeurs of douaniers. Zoals hij al in juli bekendmaakte, wil hij daarom ook extra inzetten tegen corruptie en de anticorruptiediensten versterken.

Focus op terrorisme

Na de aanslagen in Zaventem en Brussel werd er voor terrorisme soms tot de helft van de werknemers van de gerechtelijke politie ingezet. Ondertussen is de organisatie ervan geprofessionaliseerd, zegt hij. “Dit zou ons in staat moeten stellen om in de toekomst het probleem van het terrorisme kalmer aan te pakken, rekening houdend met het feit dat er op dit gebied altijd risico’s zijn”, aldus Snoeck.

Hij geeft toe dat de politie op een gegeven moment dossiers over de georganiseerde misdaad aan de kant moest schuiven en dat de focus op terrorisme in de laatste jaren dus “gevolgen” had voor andere criminele milieus. Daarnaast belooft hij dat in verband met mensensmokkel alle gerechtelijke arrondissementen een rol zullen spelen, en “niet alleen die van in het noorden van het land”.

Tenslotte hoopt Snoeck de strijd tegen witwassen te kunnen opvoeren, die een schat aan geld zou verbergen.

Bron » Het Laatste Nieuws

Waar het geheim niet (voor) dient

Bij bestuurlijke en gerechtelijke onderzoeken blijven steeds meer gegevens en informatie geheim. Die evolutie laat zich opmerken op wel meer terreinen, maar is bij uitstek opvallend in de juridische sfeer. Terwijl geheimhouding soms nuttig en nodig is en het algemeen belang dient, is de huidige mate van geheimhouding in strijd met het recht op transparantie. Walter De Smedt houdt een pleidooi om de evolutie te keren en een nieuw, maatschappelijk verdedigbaar evenwicht te vinden.

Ieder onderzoek, of het bestuurlijk of gerechtelijk is, heeft als doel de waarheid te ontdekken. Dat is ook het doel van de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek zowel als van het bestuurlijk onderzoek door de inlichtingendiensten.

Daarin dient de geheimhouding om het onderzoek niet te bemoeilijken en om de betrokken personen of het belang van de staat te beschermen. Anders is het wanneer datzelfde geheim wordt misbruikt om de waarheidsvinding te beletten of het persoonlijk belang voor dat van de staat te stellen.

Feit is dat de geheimhouding gevoelig is toegenomen, dat er steeds meer regeltjes worden gemaakt om het onderzoek te beschermen en er ook in de werkwijze steeds meer afscherming kan worden vastgesteld. Dat leidt tot de fundamentele vraag: wat kan er dan nog uit komen, welke waarheid kan er dan nog gevonden worden?

Openbaar en tegensprekelijk

In het gerechtelijk vooronderzoek moet eerst een onderscheid gemaakt worden tussen een onderzoek door een onderzoeksrechter en het opsporingsonderzoek door het parket. Wanneer een onderzoeksrechter is aangesteld kan het door hem gevoerde onderzoek enkel door tussenkomt van een andere rechter worden beëindigd.

Ofwel beslist de rechter van de raadkamer dat er geen of onvoldoende aanwijzingen zijn om de zaak naar de strafrechter te sturen, en wordt een buitenvervolgingstelling uitgesproken, ofwel komt de zaak wél voor de strafrechter en moet die het onderzoek overdoen, of kan dat minstens zo gebeuren.

Dat onderzoek is dan, net als al wat in het onderzoeksdossier staat, niet meer geheim, maar openbaar en tegensprekelijk. Indien er enkel een opsporingsonderzoek door het parket is gehouden zijn de waarborgen tot behoorlijkheid van voorgaande wijze van afhandeling heel wat minder aanwezig. Indien de procureur de zaak seponeert blijft de zaak bij het parket en wordt er geen enkel gevolg aan gegeven of mededeling over gedaan. Dat was ook wat de uitgebreide minnelijke schikking wou bekomen: geen rechterlijk toezicht op het tussen partijen gemaakte akkoord.

Bovendien verkregen zowel de politiediensten als de inlichtingendiensten bijzondere opsporings- en inlichtingenmethoden, en wordt de toepassing ervan grotendeels in een afzonderlijk dossier ondergebracht dat niet aan het gerechtelijk onderzoek wordt gevoegd.

Nooit meer extern toezicht

In een onderzoek door de inlichtingendiensten zijn er nog veel meer hinderpalen. Vooreerst zijn het de diensten zelf die aan de documenten een classificatie geven die nadien enkel door dezelfde diensten gewijzigd kan worden. Bovendien moet je om er kennis van te kunnen nemen ook ‘the need to know’ hebben en dat is een vrij wazig begrip dat in feite ook door de diensten wordt bepaald.

Het toezicht op de inlichtingendiensten door het Vast Comité I kan aan de classificatie niets wijzigen. De leden van dat comité zijn er ook ten overstaan van de parlementairen, leden van de begeleidingscommissie, door gehouden. Een informele regel heeft de vertrouwelijkheid nog versterkt: door de regel ‘for your eyes only’ mogen de parlementairen zelfs geen gebruik maken van wat zij in de commissie te horen en te zien krijgen.

Wetende dat het opsporingsonderzoek het onderzoek door een rechter ver overtreft, en in de strijd tegen het terrorisme ook de inlichtingendiensten betrokken worden in de gerechtelijke actie, wil dat zeggen dat een aanzienlijk contentieux in beide benaderingen, zowel de gerechtelijke als de bestuurlijke, nooit aan enig extern toezicht wordt onderworpen, en er steeds meer geheim blijft.

Daar dient nog aan toegevoegd dat er een strekking is om inbreuken op de geheimhouding strenger te bestraffen en voor de opsporing ervan zelfs bijzondere methoden te gebruiken. Zowel de voorstellen om de bevoegdheden van het openbaar ministerie bij huiszoeking en aanhouding uit te breiden en het rechterlijk toezicht erop te minderen, als het plan om de onderzoeksrechter gewoonweg af te schaffen zijn uitingen van dezelfde evolutie.

Interne tegenwerking

Wie kan er nu nog weten wat er in een geseponeerd parketdossier staat, en wat er in het inlichtingendossier staat? En zelfs wanneer het dossier voor een strafrechter komt, wordt het vertrouwelijk politiedossier of het inlichtingendossier niet overlegd. In de nieuwe actie door de samenwerkende politie- en inlichtingendiensten is voor de schending van grondwettelijk gewaarborgde rechten zelfs geen rechterlijke tussenkomst nodig. Daar volstaat een machtiging door een ‘bestuurlijke commissie’ die buiten ieder gerechtelijk kader werkt en waarop enkel toezicht is door het Vast Comité I dat evenwel tot geheimhouding is verplicht.

Kunnen deze werkwijzen geen aanleiding geven tot misbruiken? Dat is wat menig parlementair en gerechtelijk onderzoek reeds overduidelijk heeft aangetoond. In de zaak François, het schandaal over de undercover praktijken van het toenmalige Bestuur voor Criminele Informatie en het Nationaal Bureau voor drugs, werden de disfuncties aangetoond en bestraft.

In het onderzoek naar de Bende van Nijvel werden dezelfde disfuncties vastgesteld: achterhouden van informatie en manipulatie. In de zaak-Dutroux was het voornaamste knelpunt het achterhouden van erg belangrijke, door geheime observatie door de Rijkswacht verkregen informatie. Ook in het recente Kazachgate-onderzoek kwamen dezelfde disfuncties overmatig terug: afgeschermde beïnvloeding en mogelijke corruptie.

De huidige toestand stuit op meerdere vlakken op de vereisten van de democratische rechtsstaat en van het eerlijk proces. Waarom duren belangrijke gerechtelijke en bestuurlijke onderzoeken zo lang en waarom wordt de waarheid er niet meer door achterhaald?

Die toestand is ook de reden waarom steeds meer klokkenluiders het risico nemen om vervolgd te worden wanneer zijn de disfuncties naar buiten brengen: indien politie- of inlichtingsagenten naar een andere instantie stappen is dat niet om hun eigen werk te kelderen maar uit frustratie omdat ze worden tegengewerkt door zowel een gebrek aan middelen als door interne, onbehoorlijke beletsels.

Recht op verontwaardiging

Ook in de externe vorm van toezicht, door de media, is een nefaste evolutie duidelijk. Krantenboeren die ook de andere media beheersen hebben geen belangstelling meer voor onderzoeksjournalistiek, zodat die nog enkel in kleine media of op persoonlijke websites kan gevonden worden. Het recht op vrije meningsuiting wordt ook steeds verder door een strafrechtelijke aanpak, huiszoekingen en vervolgingen, beantwoord.

Wie het goed meent met de rechtsstaat en met de waarheidsvinding kan deze evolutie niet bijtreden en moet er er de misbruiken van afkeuren.

Daarom moet de geheimhouding op een evenwichtige en maatschappelijk verantwoorde wijze worden toegepast. Geen enkel geheim dient om disfuncties of zelfs misdrijven te verbergen. Iedereen, ook magistraten, politie- en inlichtingsagenten hebben een recht op verontwaardiging wanneer de democratische rechtsstaat geweld wordt aangedaan. En verontwaardiging is zinloos indien het niet naar buiten wordt gebracht.

Misbruik van geheimhouding en misbruik van macht om disfuncties te verhelen en zij die er over berichten te bestraffen moeten worden gesanctioneerd: veelal is het misdrijf van samenspanning van ambtenaren het daartoe voorziene maar nooit gebruikte middel. Wanneer daarover vervolgingen worden ingesteld zouden die steeds in volle transparantie en met een openbaar debat moeten gebeuren.

Waar het op neerkomt is dat de misbruiken die in meerdere grote dossiers werden vastgesteld als een erfelijke belasting op de huidige waarheidsvinding blijven wegen en dat daardoor ook de hervorming van het strafgerecht naar meer openheid en transparantie niet kan lukken. Iedereen weet dat het zo niet verder kan, dat wij daardoor blijven ‘disfunctioneren’ en dat de afstomping van de norm, het grote besluit van de Dutrouxcommissie, verder woekert en ook aanleiding heeft gegeven tot een ware graaicultuur. Maar niemand doet er echt wat aan om het te wijzigen, wel integendeel.

Bron » Apache | Walter De Smedt