‘Mijn vader ging op zaterdagavond vis kopen in de Delhaize van Aalst en werd zomaar doodgeschoten. Dat kan in België, ongestraft.’ De kinderen van Georges De Smet (62) leggen zich niet neer bij de afsluiting van het onderzoek naar de Bende van Nijvel en doen voor het eerst hun verhaal. ‘Dat hij werd gegijzeld door de Reus, hebben we pas veertig jaar later van onze advocaat gehoord.’
‘Ons vader wordt eigenlijk nooit vernoemd als het over de overval van Aalst gaat. In boeken en krantenartikels gaat het altijd over de andere slachtoffers. Soms lijkt het alsof hij daar niet eens was,’ zegt Dirk De Smet (71) in Humo. ‘Het gerecht heeft 35 jaar gedaan alsof wij ook niet bestonden,’ knikt zijn zus Carine De Smet (65). ‘In al die jaren hebben wij nooit een telefoon, een bericht of een brief gekregen over het onderzoek. We hebben zelfs nooit een officiële mededeling gekregen dat onze vader bij de dodelijke slachtoffers van Aalst was. Ik heb hem die nacht zelf moeten zoeken, en heb hem uiteindelijk gevonden in het mortuarium van het ziekenhuis.’
We zitten bij Dirk De Smet thuis, samen met zijn zus Carine en hun advocaat Kristiaan Vandenbussche, die sinds enkele jaren hun belangen behartigt in het Bendedossier. Er zijn enkele dagen verstreken sinds de bijeenkomst van de Bendeslachtoffers in Brussel, waarop het federale parket heeft aangekondigd dat ze de zoektocht naar de daders van de Bende van Nijvel na veertig jaar stopzet. Zonder resultaat, en zonder verdere uitleg.
Dirk De Smet: “Op zo’n moment voel je de woede weer opborrelen.”
Carine De Smet: “Ik was die ochtend met een sprankje hoop vertrokken: misschien zullen ze ons tóch nog iets kunnen vertellen? Maar het werd een grote teleurstelling, voor de zoveelste keer.”
Dirk: “Terwijl ze met zoveel mankracht en middelen hebben gezocht. Dat kan toch niet, met de technologie van vandaag, dat je niks vindt? Níks?”
Carine: “Het mag gewoon niet uitkomen, het potje moet dicht blijven. Dat ze dat dan gewoon toegeven!”
Kristiaan Vandenbussche: “Ik heb altijd een groot vertrouwen gehad in het federale parket, maar dat vertrouwen is wel gebroken. Ik geef het nog niet op. Voor ze het dossier echt afsluiten, ga ik nog bijkomend onderzoek vragen. Ik ben in het dossier op een interessant spoor gestoten dat niet is onderzocht.”
Dirk en Carine, 31 en 26 jaar ten tijde van de overval, hebben in al die jaren nooit met de pers gepraat. Intussen zijn ze ouder dan hun vader is geworden. Georges De Smet was 62 toen hij op zaterdag 9 november 1985 werd doodgeschoten op de parking van de Delhaize in Aalst. Acht schotwonden, waarvan één in de nek en één in het achterhoofd. De meubelmaker uit Lede, vader van acht kinderen, ging die avond vis en groenten kopen in de supermarkt, zoals elke zaterdag net voor sluitingstijd, wanneer er koopjes te doen waren.”
Dirk: “Hij heeft zijn auto achteraan op de parking gezet, tegen het bos. En toen moet de Reus hem vastgegrepen hebben, tussen de auto’s. Hij bedreigde hem met een riotgun en heeft hem meegevoerd naar de winkel, als een levend schild. Onderweg kruisten ze de familie Van de Steen, die net buitenkwam met een vol boodschappenkarretje. Vader, moeder en de 14-jarige dochter Rebecca werden voor zijn ogen doodgeschoten. Zoontje David vluchtte weg in de winkel, en mijn vader werd meegetroond naar de ingang. Maar mijn vader stribbelde tegen, en de Reus heeft hem op de parking afgemaakt, met acht kogels.”
Carine: “Dat lag wel in zijn karakter, hij was een koppigaard. Hij liet zich niet doen en was van niemand bang.”
Humo: Het is de eerste keer dat ik hoor dat iemand werd gegijzeld bij de overval in Aalst.
Carine: “Wij weten dat zelf nog niet lang. Onze advocaat heeft het ons twee jaar geleden verteld. Van het gerecht hebben wij nooit uitleg gekregen over wat er precies met mijn vader is gebeurd.”
Humo: Opmerkelijk, meester Vandenbussche.
Vandenbussche: “Dat vond ik ook. Ik treed nog maar een paar jaar op voor de familie van Georges De Smet. In totaal zijn er dertien kinderen en kleinkinderen. Ik heb hen zo goed mogelijk geholpen met de schadevergoedingen waarop ze als slachtoffer recht hadden – ook daar had niemand hun iets over verteld. En daarna ben ik in het dossier op zoek gegaan naar wat er bekend was over de laatste momenten van hun vader. Ik vond een anonieme getuigenis van een ooggetuige die de overval vanuit zijn auto op de parking had meegemaakt, en die de gijzeling van Georges De Smet had gezien. Ik heb toen de familie bij elkaar geroepen om ze op de hoogte te brengen.”
Dirk: “Voor mij was het een enorme schok. Ik heb altijd gedacht dat mijn vader op de parking is doodgeschoten toen hij de winkel verliet. In gedachten zag ik hem daar lopen met zijn boodschappen. De Reus schiet en hij valt neer, compleet verrast. ‘Hij heeft zelfs niet gevoeld dat hij de grond raakte,’ zo was me verteld. En veertig jaar later hoor je dat het helemaal anders is gegaan. Dat hij gegijzeld was en het dus allemaal heel bewust had meegemaakt.”
Carine: “We waren er allemaal ondersteboven van. In onze familie deden uiteenlopende verhalen de ronde over hoe hij was gestorven. Niemand wist er het fijne van. Dat kan ook niet, als niemand je iets vertelt.”
Muts met kogelgat
De Bende van Nijvel heeft het gezin De Smet op veel vlakken gekraakt. Na het verlies van vader Georges De Smet, die zijn acht kinderen in z’n eentje opvoedde, viel het gezin door spanningen uit elkaar en gingen de kinderen elk hun eigen weg. Vandaag zitten Dirk en Carine samen aan tafel, voor het eerst sinds lang, om hun verhaal te vertellen.
Humo: Wat weten jullie nog van die noodlottige zaterdag 9 november 1985?
Dirk: “Ik ging die zaterdagochtend werken in een doe-het-zelfzaak, en ik passeerde langs het huis van mijn vader. Ik zag hem achter het huis naar zijn werkplaats stappen. (Krijgt het moeilijk) Dat is het laatste wat ik van hem heb gezien. Ik zie hem daar nog altijd lopen.”
Carine (in tranen): “Het verdriet zit diep, hè, Dirk. Laat het er maar uit komen. Het heeft geen zin om het altijd maar op te kroppen.”
Dirk (herpakt zich): “Ik ben gaan werken en kwam om zeven uur’s avonds thuis. Op de radio hoorde ik dat er een overval in de Delhaize in Aalst was gebeurd. Ik had een slecht voorgevoel, want ik wist dat mijn vader altijd op zaterdagavond naar de Delhaize ging. Ik heb hem direct gebeld, maar er nam niemand op. ’t Is niet waar, dacht ik. Nog eens gebeld, en nog eens. Maar hij was niet thuis. Dat was niet normaal. Ik ben toen naar zijn huis gegaan, en er was niemand. Toen wist ik dat hij erbij was.”
Carine: “Ik zat die avond in een Grieks restaurant in Wetteren te eten met mijn man. We hadden een babysit voor de drie kinderen, mijn jongste was net twee maanden oud. Voor we naar huis vertrokken, kwamen ze ons zeggen dat in Aalst alles was afgesloten, en dat daar iets ergs was gebeurd. We wisten niet wat, de gsm bestond nog niet. Toen we thuiskwamen rond elf uur, zei de babysit dat mijn broer al drie keer had gebeld. Dat was jij, hè, Dirk.”
Dirk: “Ik zag het nieuws op televisie en begon te bellen. Eerst naar de rijkswacht van Aalst: ‘Meneer, weet u iets over de slachtoffers van de overval in Delhaize? Mijn vader is niet thuisgekomen.’ – ‘Wij weten van niks,’ was het antwoord. ‘Wend u tot het ziekenhuis.’ Boenk, telefoon neer. Letterlijk! Ik bel opnieuw, nu naar het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis in Aalst. Hetzelfde antwoord. ‘Het is hier chaos, we kunnen u niks zeggen.’ Boenk, telefoon neer. Daar stond ik.”
Carine: “Ik ben die nacht om vier uur naar dat ziekenhuis gereden met mijn nonkel Antoine. Aalst was doods, er was geen kat op straat. ‘Ligt Georges De Smet hier?’ vroegen we. – ‘Ja, die ligt opgebaard in het mortuarium.’ Ik mocht eerst niet mee gaan kijken omdat ze mij te jong vonden, maar ik was al 26 en moeder van drie kinderen.”
“Ik zag een dokter lopen die ik kende. Hij heeft voor mij in het dossier gekeken: ‘Uw vader is binnengekomen met acht kogelwonden in zijn rug en hij was op slag dood, Carine.’ Ik was bang dat hij had afgezien, maar de dokter zei dat hij zelfs niet had geweten wat er was gebeurd. Dat is de enige informatie die we hebben gekregen, officieus.”
“We zijn toen naar mijn vader gaan kijken in het mortuarium. Zijn gezicht was gezwollen, zijn nek was blauw en zijn buik was dik door de vochtophoping. Maar het was wel degelijk onze vader. Hij had een verbaasde blik op zijn gezicht, alsof hij zich afvroeg wat er gebeurde.”
Dirk: Ik ben niet naar het mortuarium geweest, ik kon dat toen niet aan. Daar heb ik tot vandaag spijt van. Toen ik het thuis vertelde aan mijn vrouw, kroop ons zoontje Benny, een ventje van 5 jaar, onder tafel. (Emotioneel) Mijn vader was die namiddag nog bij ons langsgekomen en hij had gevraagd of kleine Bol, zo noemde hij Benny, niet mee mocht naar de Delhaize. Maar Benny was stout geweest en moest thuisblijven van mijn vrouw. Een geluk, anders was ik hem misschien ook kwijt geweest.”
Humo: Het is nauwelijks te geloven dat jullie nooit een officiële melding hebben gekregen van de dood van jullie vader.
Carine: “Nee, wij zijn zelf op zoek moeten gaan.”
Dirk: “’s Anderendaags verschenen er twee mannen aan de deur in lange beige regenjassen en met een hoed op, die zeiden dat ze van de BOB waren. Ze hielden een muts voor mijn neus: ‘Kent u dit? Had uw vader zo’n baret?’ Ik herkende die: mijn vader droeg altijd zo’n alpinopet omdat hij begon te kalen.”
Carine: “Bij mij zijn ze ook geweest. Ze vroegen of ik in de kleerkast van ons vader kon gaan kijken of hij nog zulke mutsen had liggen. Ik heb toen net dezelfde baret bij hem thuis gevonden. ‘Waarom moeten jullie die hebben?’ vroeg ik. ‘Wij stellen hier de vragen, mevrouw.’”
Vandenbussche: “Die muts, met een kogelgat erin, was op de parking gevonden, en ze twijfelden of die van een dader was, of van jullie vader.”
Dirk: “Ze hielden die met de blote handen vast, niet eens in een zakje voor de vingerafdrukken. Zo slordig gingen ze met bewijsstukken om!”
Humo: Hoe verliepen de dagen na de overval?
Dirk: “Aalst stond op zijn kop, mensen waren boos op de politie, en ze waren bang dat het nog eens zou gebeuren. Maar niemand keek naar ons. We kregen geen hulp, en nog minder informatie. Ik moest wel de auto van mijn vader gaan halen: die stond nog op de parking van de Delhaize. Ik heb dat gedaan in een waas, half verdoofd. Ik heb daarna nooit nog een voet in die winkel gezet.”
Carine: “Ik ben de begrafenis beginnen te regelen. Ik moest met iets bezig zijn.”
Dirk: “Ik ben die week gewoon gaan werken. Ik kwam daar aan en niemand vroeg iets. Op een bepaald moment heb ik in het bijzijn van de directeur gezegd dat mijn vader één van de slachtoffers was van de overval in Aalst. Het werd doodstil. De verkopers die erbij stonden, druppelden weg, de ene naar het magazijn, de andere naar buiten… Die wisten niet hoe ze moesten reageren. En de grote baas, meneer Alfons, negeerde het. Hij vroeg niet eens of het wel ging. Dan voel je je echt alleen op de wereld. Ik liep daar rond als een robot, en iedereen meed mij, alsof ik een ziekte had. Dat heeft weken geduurd. Maar ik had twee jonge kinderen, ik moest wel gaan werken, we hadden de centen nodig.”
“Een week na de overval stond er plots een journalist van Het Laatste Nieuws voor mijn huis, samen met een reporter uit Rusland. Blijkbaar was het nieuws tot in Moskou geraakt. Hij vroeg me aan zijn Russische collega uit te leggen wat er was gebeurd. Ik heb de poort dichtgedaan: ‘Meneer, jullie weten meer dan ik. Hier moet u niet zijn.’”
Familiezorgen
Humo: In de oude kranten vond ik alleen een overlijdensbericht van jullie vader. Wat voor een man was hij?
Dirk: “Een doorzetter. Nu pas besef ik wat hij heeft gepresteerd. Hij was meubelmaker en heeft na de oorlog, met de weinige middelen die hij had, eigenhandig een werkhuis gebouwd van 40 meter lang, 20 meter breed en 12 meter hoog. Hij maakte schoolmeubilair: stoelen, tafeltjes en banken die hij zelf ontwierp, heel elegant en onverslijtbaar – in de school in Lede staan er vandaag nog tafeltjes van hem. Op den duur had hij tien man in dienst. Dag en nacht heeft hij gewerkt, en tussendoor heeft hij nog acht kinderen gemaakt.”
Carine: “Hij was een lieve vader. Ik was zijn favoriet en mocht altijd op zijn schoot zitten. Hij is altijd mijn rots in de branding geweest, zeker toen moeder ons gezin in de steek liet. Ik was 13 en ineens was ze weg. Ik heb nooit geweten waarom en ik heb haar nooit meer gezien.”
Dirk: “Moeder had gestudeerd, eigenlijk was ze meer een vrouw voor een advocaat of een dokter of zo. Mijn vader was geen uil, maar hij zat in een ander milieu. Ik heb hem bijna nooit gezien zonder werkbroek aan.”
Carine: “Alle kinderen zijn bij vader gebleven. Ik deed het huishouden na schooltijd: ik kookte, waste en plaste, en mijn vader maakte dat er eten in huis was. Hij heeft altijd goed voor ons gezorgd.”
Humo: De moord op jullie vader heeft de band tussen de broers en zussen verscheurd.
Carine (knikt): “Iedereen heeft het verdriet op zijn manier verwerkt. De ene met lawaai, de ander zonder. Vroeger hielden we grote familiefeesten, mijn zus Annelies en ik bakten taarten voor dertig man. Maar het was plots gedaan met de gezellige feesten.”
Dirk: “Het bindmiddel was weg, en we groeiden uit elkaar. Ik heb het verdriet om mijn vader altijd proberen weg te drukken, omdat ik voelde dat ik er anders aan ten onder zou gaan. Ik zat ook vol woede en frustratie – nu nog, trouwens. We voelden van in het begin dat er iets niet klopte.”
Humo: Volgden jullie het onderzoek in de media?
Carine: “Ja, ik heb dozen vol krantenknipsels, maar ik werd er moedeloos van. Af en toe zie ik iets in de krant verschijnen, en dan krimpt mijn maag in elkaar. Al het verdriet komt naar boven. Dan hebben ze weer een spoor, en elke keer draait het op niets uit. Ik heb vaak gedacht aan de woorden van mijn nonkel Antoine, toen we die nacht in het mortuarium naast het lichaam van mijn vader stonden: ‘Carine, dat is een mislukte staatsgreep, en het zal nooit uitkomen.’ Die man was politiek goed geïnformeerd.”
Dirk: “Op den duur besef je dat het allemaal geen zin heeft, en laat je de boel voor wat het is.”
Humo: Eén van jullie broers, Guido, heeft zich volgens jullie advocaat van het leven beroofd omdat hij het verdriet niet kon verwerken.
Carine (knikt): “Het is nooit officieel bevestigd, maar we zijn ervan overtuigd dat het zelfmoord was. Een bizar ongeluk met zijn motor: hij is op een rechte weg plots afgeweken en heeft zich te pletter gereden tegen een betonnen duiker. Die namiddag had hij tegen mijn zoon David gezegd dat hij zich ging doodrijden: ‘Dan is het gedaan met al die miserie.”
Dirk: “Onze Guido was altijd een zorgenkind geweest. Hij was de enige die nog thuis woonde – op de avond van de overval lag hij in het ziekenhuis na een ongeval. Plots moest hij het huis uit, weg uit zijn vertrouwde omgeving, en moest hij voor zichzelf zorgen. Hij werd depressief en had stemmingswisselingen. Eigenlijk is hij sinds de dood van ons vader nooit meer goed geweest.”
Humo: En jij, Carine?
Carine: “Ik heb de impact pas jaren later gevoeld. De eerste jaren heb ik in de drukkerij van mijn man gewerkt en deed ik alles voor mijn kinderen. Maar ik voelde me slecht in mijn vel en was prikkelbaar. We zijn gescheiden, ook dat was een onrechtstreeks gevolg van al dat onverwerkte verdriet. Als alleenstaande moeder moest ik nog harder werken om het hoofd boven water te houden met drie opgroeiende kinderen. Ik deed niks dan werken, en bij elk obstakel bleef ik maar doorgaan… Ik denk dat ik dat van mijn vader heb.”
“In 2005 hebben ze me van het werk naar huis gebracht met een bloeddruk van 24 op 12. ‘Onmiddellijk naar het ziekenhuis, aan de hartmonitor,’ zei de dokter. Ik heb een week op intensive care gelegen, tussen leven en dood. De dokters vonden niks. De enige verklaring was stress. Ik was moegestreden, aan het einde van mijn krachten. Dat was mijn crash. Ik was 46, en ik heb nooit meer kunnen werken (huilt).”
“Sindsdien krijg ik een uitkering als invalide. Ik heb een zware depressie gehad en ben jaren in behandeling geweest bij psychologen. Elke keer kwamen dat verdriet en die miserie eruit. Ik ben zo moe, zo moe.”
Dirk: “Onder mijn schijnbare kalmte zit vooral veel woede. Als ik naar het nieuws kijk, kan ik me enorm opwinden. ‘Kijk dan niet,’ zegt mijn vrouw Annie. Ik ben ook nooit op mijn gemak. Niet dat ik denk dat de Bende achter mij aan zou komen, maar het idee dat je op straat zomaar aangevallen en gedood kunt worden… Als ik in een shoppingcenter of een openbare plaats kom, zoek ik onbewust direct naar een deur of een nooduitgang: ‘Als er iets gebeurt, hoe kan ik vluchten?’ ’s Nachts droom ik soms dat ik een overvaller zie en dat ik op hem spring om hem kapot te maken. Dat is de colère die in mij zit, en die niet weggaat.”
Nieuw spoor
Humo: Wanneer hebben jullie voor het eerst officieel iets over het onderzoek naar de Bende vernomen?
Carine: “In 2019, een jaar nadat het federale parket het onderzoek in handen had genomen. In Dendermonde hebben ze toen een infosessie georganiseerd over hoe we ons burgerlijke partij konden stellen. Dat heb ik gedaan, en zo ben ik bij meester Vandenbussche terechtgekomen.”
Vandenbussche: “Ik volgde het onderzoek al langer, sinds één van mijn oude cliënten me in vertrouwen had genomen over zijn lidmaatschap van Westland New Post. Dat was een schimmige extreemrechtse organisatie uit de jaren 80 die vaak aan de Bende van Nijvel wordt gelinkt. Ik kreeg de kans om het volledige Bendedossier te bestuderen en ik zag hoe er was gemanipuleerd: pv’s waren verdwenen, bewijsstukken waren vernietigd of weggemoffeld, onderzoekers saboteerden bepaalde sporen… Gaandeweg legde ik verbanden en voerde ik mijn eigen onderzoek, samen met enkele vertrouwelingen. Ik kende het dossier dus al toen de familie De Smet bij mij kwam aankloppen.”
Humo: Hadden jullie vertrouwen in het federale parket?
Carine: “Eerst wel, omdat ze er dertig onderzoekers op zouden zetten en DNA-onderzoek zouden laten uitvoeren. Daar moest toch íéts uit voortkomen? Ik hoor justitieminister Koen Geens (CD&V) nog zeggen dat er binnen de drie jaar een proces van de Bende van Nijvel zou komen. In 2018!”
Vandenbussche: “Ik had veel vertrouwen in federaal procureur Marianne Capelle. Ze heeft zware drugdossiers tot een goed einde gebracht en ik dacht dat ze ook dit dossier inhoudelijk goed zou beheersen. In het begin was ze heel gedreven, maar ik heb haar houding in de loop der jaren zien veranderen. Ik stuurde af en toe mails als ik nuttige informatie had. In het begin kreeg ik daar nog een bedankje voor, maar gaandeweg kwam er geen antwoord meer of werd ik afgeblokt. Toen ik haar belde om te vragen of ik mijn visie op het dossier eens mocht komen voorleggen, heeft ze me vlakaf gezegd: ‘Meester, laat ons doen. Wij zijn de specialisten en wij gaan het oplossen.’ Ze blufte dat ze al ver gevorderd waren in het onderzoek: ‘Ik verlang naar de dag dat ik aan de nabestaanden kan uitleggen hoe de vork in de steel zit.’ Dat waren haar woorden in 2019. Ik had toen niks dan bewondering. En dan krijg je die complete ommezwaai, en eindigt het met niks.”
Humo: Hebben jullie iets nieuws geleerd uit het vragenuurtje met het federale parket?
Dirk: “Alleen dat ze ervan uitgaan dat het niet om terrorisme gaat, maar om banditisme, en dat er dus geen politieke motieven achter zaten. Maar hoe weten ze dat? Daar krijgen we geen uitleg over. Is dat wel zo?”
Vandenbussche: “Ze hadden jullie op z’n minst een paar grote lijnen kunnen meegeven over de inhoud van het dossier. Over sporen en milieus die ze onderzocht hebben, en waarom dat tot niks heeft geleid. Er zijn twee namen genoemd: die van Madani Bouhouche en Robert Beijer (criminele ex-rijkswachters, red.). Ze zeiden dat ze veel aanwijzingen tegen hen hadden, maar geen concrete bewijzen.”
Dirk (boos): “Ze hebben nergens concrete bewijzen van.”
Humo: Wat is het spoor dat u nog wilt laten onderzoeken?
Vandenbussche: “Het gaat over twee broertjes van 8 en 10 jaar oud die in Opwijk woonden en die als hobby de nummerplaat en het merk noteerden van de auto’s die in hun straat passeerden. Een paar uur vóór de overval in Aalst, om 17 uur, zagen ze aan de rotonde op de weg naar Buggenhout een lichtgrijze Mercedes en een donkergrijze Golf met een hoge snelheid voorbijrijden. De oudste van de twee heeft de nummerplaten in zijn schriftje genoteerd. Van de Mercedes was hij niet zeker, maar van de Golf had hij de volledige nummerplaat.”
“‘In die Golf zaten vier ruige mannen,’ vertelden de broertjes later aan hun vader. ‘De chauffeur was een gespierde man, hij droeg een jeans en op zijn borst stond een tekening, misschien een doodskop.’ De vader stapte met de getuigenis en het schriftje van zijn zoons naar de rijkswacht, maar er is weinig met de informatie gebeurd. Nochtans leidde de nummerplaat naar een drankenhandel in Brussel, de firma F., die meerdere verdachte linken heeft met het dossier.”
“Ik heb eind april aan het federale parket gevraagd of ze dat verder wilden onderzoeken, maar tot mijn grote verbazing werd mijn verzoek bijna direct afgewezen. Terwijl het gaat om een paar verhoren van bestuurders, om na te gaan wie er destijds bij de firma werkte en wie met de wagen gereden kon hebben. Een ochtend werk, maar dat was blijkbaar te veel. Terwijl ze wel een miljoen euro in DNA-onderzoek hebben gestoken.”
Humo: Waarom werd het verzoek afgewezen?
Vandenbussche: “Marianne Capelle antwoordde dat de getuigenis ongeloofwaardig was omdat het van een jongen van 7 jaar kwam, ‘de leeftijd waarop kinderen nog maar net cijfers en letters beginnen te schrijven’. Ze had de leeftijd dus al fout: de broer die de nummerplaat noteerde ,was 10 jaar oud en zat in het vijfde leerjaar. Ik heb contact met hem opgenomen, en hij herinnerde zich het voorval nog goed.
»Marianne Capelle schreef ook dat het op 6 november 1985 – ze vergist zich dus ook nog van datum – om 17 uur al donker was en dat de jongen onmogelijk de nummerplaat had kunnen lezen. Ook dat is onzin: begin november begint het pas om halfzes in de vooravond te schemeren. En ze wijst erop ‘dat de jongen de broek van de bestuurder heeft beschreven, wat materieel onmogelijk is’ – ze verwijst dan naar de ‘jeans’ en denkt direct aan een broek, terwijl de jongen het over een jas en een doodskop op de borst heeft.”
“Kijk, vertel zulke dingen op café, maar niet als antwoord aan een advocaat die net een goed gestoffeerd verzoekschrift van tien bladzijden heeft ingediend. Ik denk niet dat ze een doofpotfiguur is, daarvoor is ze te fel van karakter. Maar ze hadden er duidelijk geen zin meer in en hebben zich er snel vanaf gemaakt.”
Dirk: “Waarom kijken ze dat niet na? Marc Dutroux hebben ze opgepakt dankzij een halve nummerplaat, maar als een jongen van 10 jaar een nummerplaat volledig opschrijft, zou dat plots niks waard zijn?”
Humo: Op de vergadering zei het federale parket nochtans dat ze het dossier altijd kunnen heropenen als er nieuwe, relevante informatie komt.
Vandenbussche: “Maar wat is relevant voor hen? Daar zit de adder onder het gras.”
Dirk: (windt zich op) “Ik krijg het ervan, die paraplu’s die ze altijd opsteken!”
Humo: En nu?
Vandenbussche: “Ik ben in beroep gegaan. Voor ze het dossier definitief afsluiten, wil ik dat dat onderzocht wordt. Ik ben een strijder, ik geef nooit op.”
Humo: Met welk gevoel gingen jullie na de aankondiging van het federale parket naar huis?
Dirk: “Ik ervaar het als het zoveelste gebrek aan respect van het gerecht voor ons. Mijn geloof in justitie en politiek is al lang verdwenen. Ik stem al jaren blanco, mijn stem krijgen ze niet meer. Zij hebben mij een leeg blad zonder antwoorden over de Bende gegeven, ik geef hun een leeg blad terug.”
Carine: “Mijn vader is op een avond vis gaan kopen in Delhaize en is zomaar doodgeschoten. En de daders zullen ongestraft blijven, ik maak me geen illusies. Ze zijn vandaag toch allemaal dood, of toch bijna. Maar het zou goed zijn om te weten waarom mijn vader moest sterven.”
Humo: Denkt u nog veel aan uw vader?
Dirk: “Elke dag.”
Bron » Humo | Annemie Bulté