“Belliraj hielp aanslag verijdelen in Groot-Brittannië”

Abdelkader Belliraj hielp als informant van de Belgische Staatsveiligheid een aanslag in Groot-Brittannië verijdelen, schrijft de krant La Libre Belgique.

Terreurnetwerk opgerold

Drie maanden na de aanslagen van 7 juli 2005 in Londen berichtten de media dat eerder een andere aanslag op Britse bodem was verijdeld dankzij precieze informatie van de Belgische inlichtingendiensten. Hierdoor konden in Groot-Brittannië verschillende huiszoekingen worden uitgevoerd, onder meer in Liverpool, waarbij een terreurnetwerk werd opgerold. De informatie leverde ook een lange lijst van verdachten op.

Dodelijk materiaal gevonden

Bij de huiszoeking in Liverpool werd materiaal gevonden waarmee tientallen mensen gedood konden worden. Wel bleef onduidelijk waar de verijdelde aanslag had moeten plaatsvinden.

Verhofstadt bedankt

La Libre schrijft ook op basis van bronnen in “politieke kringen” dat de Britse regering premier Guy Verhofstadt tijdens een Europese top bedankt heeft.

Bron » De Morgen

Belliraj zat ook in dossier militaire inlichtingendienst

Het Comité I, de parlementaire waakhond van de inlichtingendiensten, heeft ontdekt dat ook de inlichtingendienst van het leger weet had van de activiteiten van Abdelkader Belliraj, de Belgisch-Marokkaanse terroristenleider die in Marokko gevangenzit. Tot nu toe was aangenomen dat Belliraj enkel bij de Staatsveiligheid bekend was.

In het kader van zijn onderzoek naar de zaak-Belliraj heeft het Comité I de voorbije weken “honderden documenten” opgevraagd en ontvangen, zo vernam De Morgen uit bevoegde bron. De grote hoeveelheid documenten, die momenteel door de enquêtedienst van het Comité I worden geanalyseerd, is afkomstig van zowel de Staatsveiligheid als de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV), de geheime dienst van het leger.

Dat betekent dat de ADIV weet had van het bestaan van Belliraj. De bij de dienst gevonden documenten kunnen rapporten zijn van de Staatsveiligheid, die in het kader van het samenwerkingsprotocol inzake terrorismebestrijding werden uitgewisseld met de Staatsveiligheid. Het is ook mogelijk dat de ADIV eigen informatie heeft verzameld over Belliraj of inlichtingen over hem heeft gekregen van een bevriende buitenlandse geheime dienst.

Het indrukwekkende aantal documenten over de zaak-Belliraj dat bij de Staatsveiligheid en bij de ADIV werd gevonden, bevestigt dat het gaat om een zeer belangrijke zaak. Het bewijst dat er gedurende jaren een drukke activiteit moet hebben bestaan in dit dossier.

Tussen de documenten zitten wellicht de rapporten over de contacten van de ‘runner’ (de behandelende officier) van de Staatsveiligheid met zijn informant, interne syntheserapporten van beide inlichtingendiensten en mogelijk ook rapporten bestemd voor de respectieve voogdijministers van Justitie en Defensie. Daarnaast bestaat er waarschijnlijk ook internationale correspondentie over het dossier, tussen de diverse binnenlandse en de betrokken buitenlandse inlichtingendiensten.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman

Geen controle meer op Staatsveiligheid

De parlementaire controle op de werking van de Staatsveiligheid draait de laatste jaren volkomen vierkant, zo blijkt uit een nog niet gepubliceerde verslag van de parlementaire begeleidingscommissie die toezicht houdt op de werking van de inlichtingendiensten. De Morgen kon het document inkijken.

“De situatie wordt belachelijk”, zegt een lid van de begeleidingscommissie. “In de toekomst dreigen we voor de belangrijkste onderzoeken onmogelijk de waarheid te kunnen achterhalen.” Meerdere senatoren willen daarom dringend een debat over de rol die het parlement kan spelen in de democratische controle op de geheime dienst.

Het schandaal rond Abdelkader Belliraj, die werkte in opdracht van Al Qaida terwijl hij fungeerde als informant van de Staatsveiligheid, komt niet uit de lucht vallen. De geheime dienst wordt om verschillende redenen nauwelijks nog gecontroleerd. Dat staat in het verslag van de begeleidingscommissie over het jongste jaarverslag van het Comité I, het orgaan dat namens het parlement de inlichtingendiensten moet controleren. “De indruk ontstaat dat het Comité I wel zoekt, maar nooit iets vindt”, stelt een senator. “Dat is een bijzonder onaangename situatie.” De relatie tussen het Comité I en de begeleidingscommissie aan wie het Comité rapporteert, zit duidelijk op het vriespunt.

“Wij worden geconfronteerd met de limieten van ons systeem”, stelt een senator. “Voldoet de begeleidingscommissie als democratisch toezicht op de inlichtingendiensten of dient zij eerder als alibi?” Een van de problemen is dat het federaal parket terrorismedossiers naar zich toetrekt, zoals bijvoorbeeld het nog onbekende onderzoek dat aan de basis lag van het recente terreuralarm of het dossier-Belliraj. En zodra er een gerechtelijk onderzoek is geopend, heeft het Comité I het nakijken. “Gerechtelijke onderzoeken kunnen zeer lang duren”, weet een senator.

“Als het Comité I daarop moet wachten om een onderzoek af te ronden, zal het bijzonder weinig aan de begeleidingscommissie kunnen meedelen. Soms wordt de situatie belachelijk. De eigen enquêtedienst van het Comité voert ook opdrachten uit voor de gerechtelijke overheden en beschikt over de processen-verbaal van een bepaald onderzoek terwijl het Comité zelf van niets op de hoogte is. Ik schat dat dit geldt voor ongeveer de helft van de belangrijke dossiers. Voor bepaalde dossiers vraag ik mij zelfs af of het gerechtelijk dossier soms niet gebruikt wordt om het toezicht te beletten.” De senator besluit dat “in de toekomst het Comité voor de belangrijkste onderzoeken onmogelijk de waarheid zal kunnen achterhalen”.

Een andere senator beklaagt zich erover dat “de huidige situatie ertoe leidt dat de begeleidingscommissie de pers moet consulteren om te weten wat er gebeurt in een bepaald gerechtelijk onderzoek”. Voor hem is het duidelijk dat het geheim van het gerechtelijk onderzoek wordt ingeroepen om bepaalde dossiers aan het toezicht van het Comité I te onttrekken.

Nog een andere senator vraagt zich af “hoe het komt dat journalisten wel over informatie beschikken, maar dat de begeleidingscommissie niets kan worden meegedeeld.” “Ik kan niet aanvaarden”, stelt een commissielid, “dat wanneer er problemen zijn die het actieterrein van de Staatsveiligheid betreffen, het Comité I niet zou kunnen optreden omdat er ook een gerechtelijk onderzoek loopt. Dan kunnen de begeleidingscommissie en het Comité I hun boeken wel sluiten.”

Verschillende senatoren waarschuwen ervoor dat het systeem van parlementaire controle stilaan dreigt te verworden tot een alibi. “Ik ben zeer verontrust over mogelijke evoluties waarbij het Comité I enkel nog een parlementair excuus vormt terwijl het meer en meer van zijn inhoud wordt ontdaan”, stelt een senator. “Op die manier dreigt het parlement op twee vlakken te verliezen. Aan de ene kant wordt het parlement onterecht gerustgesteld, anderzijds wordt het toezicht volledig inefficiënt.”

“Er mag geen verdere verglijding zijn in de richting van het onttrekken aan het parlementair toezicht”, besluit een senator. Twee commissieleden willen daarom dat er dringend met de regering een debat wordt gevoerd “over hoe de uitvoerende macht de taak ziet van het parlement in de controle op de activiteiten van de inlichtingendiensten”.

Bron » De Morgen

De geheime dossiers van Albert Raes

De begeleidingscommissie besprak ook het probleem van de fameuze ‘gereserveerde dossiers’. Dat zijn geheime, illegale dossiers met compromitterende informatie over honderden politici die destijds werden aangelegd door Albert Raes, de legendarische vroegere chef van de Staatsveiligheid in de jaren 1977 tot 1990.

De dossiers, die volledig buiten de normale informatiehuishouding van de geheime dienst vielen, werden twee jaar geleden toevallig ontdekt door het Comité I, tijdens een huiszoeking in het kader van het onderzoek naar de klacht van baron Benoît de Bonvoisin tegen de Staatsveiligheid.

Senator Tony Van Parys (CD&V) stelde tijdens de bespreking van het jaarverslag van het Comité I over 2006, waarin het bestaan van de gereserveerde dossiers kort staat vermeld, “dat het nuttig zou zijn dat de begeleidingscommissie geïnformeerd zou worden over welke dossiers het gaat en waarom ze apart werden gehouden”.

Guy Rapaille, de voorzitter van het Comité I, gaf een sussend antwoord. “Het zijn oude dossiers van de Staatsveiligheid”, zei Rapaille, “die teruggaan tot de periode van administrateur-directeur-generaal Raes, die de gewoonte had bepaalde dossiers in een kast in zijn kantoor te bewaren. De Staatsveiligheid heeft zich afgevraagd wat er met deze oude dossiers moest gebeuren. Ze zijn al geruime tijd niet meer bijgewerkt. Er moet worden beslist over hun uiteindelijke bestemming.”

Van Parys was hiermee niet tevreden. “Ik meen dat het heel belangrijk is om te weten over welke dossiers het precies gaat, om er de relevantie van te kunnen inschatten”, repliceerde hij. “Ik denk hierbij onder meer aan het dossier van de Bende van Nijvel, waarover twee parlementaire onderzoekscommissies zich gebogen hebben en waarvan het gerechtelijk dossier nog altijd niet is afgesloten, laat staan opgelost. Als blijkt dat de gereserveerde dossiers daarover informatie bevatten, dan lijkt het toch nog nuttig om te kunnen beschikken over een inventaris van deze dossiers.”

Rapaille stelde ter verontschuldiging dat het onderzoek naar de zaak werd vertraagd, “omdat andere onderzoeken voorrang moesten krijgen”. Hij beloofde de begeleidingscommissie op 15 januari het verslag over de gereserveerde dossiers “binnen een maand af te werken en aan het parlement te bezorgen”. Het is nog onduidelijk of dit intussen ook is gebeurd.

Bron » De Morgen

Comité I ook volgende week samen over Belliraj

De begeleidingscommissie van het comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingendiensten, komt volgende week opnieuw bijeen naar aanleiding van de zaak Belliraj. Ook de bevoegde ministers zullen aanwezig zijn. Intussen zet het comité I haar onderzoek naar de staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst voort.

Verschillende commissieleden benadrukte de ernst van het dossier en de ingewikkeld karakter van het onderzoek dat het comité I moet voeren. Het gaat daarbij onder meer over de lekken, de doorstroming van informatie enzovoort.

Toch kan het onderzoek niet eindeloos blijven aanslepen. “Na de paasvakantie zouden we toch informatie moeten hebben”, stelde een commissielid. Op basis van het onderzoek van het comité I kan de begeleidingscommissie werken aan de politieke lessen die uit het dossier kunnen getrokken worden.

Bron » De Morgen