Ann Fransen, baas van het federaal parket: ‘Hoe groter de crisis, hoe kalmer ik word’

Zeventien jaar lang behandelde ze de zwaarste terreurdossiers. Sinds vorig jaar staat Ann Fransen als eerste vrouw ooit aan het hoofd van het federaal parket. ‘We merken een grote dreiging vanuit Rusland. Helaas zit de sectie georganiseerde misdaad op haar tandvlees.’

Er staat een mysterieus blinkend voorwerp op de vensterbank van haar kantoor, dat uitgeeft op de monumentale koepel van het justitiepaleis in Brussel. “Een dromedariszadel”, zegt Ann Fransen (55), sinds april aan het hoofd van het federaal parket. “Een cadeautje uit een van de Golfstaten.”

De samenwerking met het buitenland is een van haar prioriteiten. Dit jaar bleek al de meerwaarde. In maart zette het hoogste rechtscollege van de Emiraten het licht op groen voor de uitlevering van Nordin El Hajjioui (38), alias ‘Dikke Nordin van de Dam’. Deze maand werd ook de Antwerpse drugsbaron Othman El Ballouti opgepakt in Dubai, nog zo’n high value target.

“We hebben sinds 2021 een uitleveringsverdrag, maar met het federaal parket zetten we nu meer in op rechtstreekse contacten”, zegt Fransen. “Dat loont. Je kunt zoveel verdragen hebben als je wilt, als je de mensen niet kent, wordt het moeilijker.”

Misdaadbestrijding werd haar met de paplepel meegegeven. Ann Fransen is de dochter van Herman Fransen, de laatste commandant van de rijkswacht en, na de politiehervorming eind jaren 90, de eerste commissaris-generaal van de Belgische federale politie.

Zijn vader, haar grootvader, was brigadecommandant in Wolvertem. “Het was mijn droom om de eerste vrouwelijke rijkswachtofficier te worden”, vertelt Fransen. “Op mijn 18de nam ik deel aan het toelatingsexamen van de militaire school, maar ik ben medisch afgekeurd door een gebrek aan dieptezicht.’

Ze studeerde rechten, en na een korte periode als advocaat begon Fransen haar carrière als magistraat op het Brusselse parket. Bij de oprichting van het federaal parket in 2002 stapte ze over.

Fransen behandelde zeventien jaar lang de zwaarste terreurdossiers. In april legde ze de eed af als federaal procureur, de eerste vrouw ooit in die functie.

Uw eerste wapenfeit in de media was het stopzetten van het onderzoek naar de Bende van Nijvel. In het jaarverslag van 2023 was dat nochtans een topprioriteit.

“Dat dossier ís een topprioriteit, maar toen ik federaal procureur werd, bleek dat de onderzoeksrechter en de dossierbeheerder bij ons geen onderzoekshandelingen meer mogelijk zagen.”

“De beslissing was al voor mijn aanstelling genomen, maar ik vond het mijn taak om die boodschap zelf aan de slachtoffers te brengen. Ik denk dat iedereen toen heeft gezien hoe moeilijk ik dat vond. We hadden het heel graag anders gezien.”

Door de nieuwe wet kan het dossier niet meer verjaren en blijft het voor altijd geheim. Volgens sommige slachtoffers is dat een truc om de echte hooggeplaatsten een hand boven het hoofd te houden.

“Maar neen, de wet is er net gekomen om straffeloosheid tegen te gaan. In dit soort ernstige zaken kunnen we geen rust vinden tot de daders zijn gevonden en vervolgd.”

Wat kan het Bende-dossier dan opnieuw activeren?

“Een gouden tip, of iemand die op zijn sterfbed wroeging krijgt en toch nog iets zegt. Het maakt niet uit of dat nu een ooggetuige is, of een dader of iemand die maar vaag betrokken was. Om maar te zeggen: belangrijke en relevante informatie is nog altijd welkom. De burgerlijke partijen hebben trouwens de mogelijkheid om bijkomende onderzoeksdaden te vragen en ze zijn daar volop mee bezig. We wachten op de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling daarover.”

Welke andere accenten legt u dan uw voorganger?

“Als aanklager heeft het Guatemala-dossier grote indruk op mij gemaakt. In december vorig jaar heeft het hof van assisen in Leuven vijf voormalige machthebbers uit Guatemala veroordeeld tot levenslang voor misdaden tegen de mensheid. Ze zijn verantwoordelijk voor de dood van Vlaamse missionarissen van Scheut.”

“Die dossiers van internationaal humanitair recht liggen me na aan het hart. Het gaat over kernmisdrijven die raken aan het menszijn zelf. Als je ziet hoe de wereld vandaag in brand staat, moeten we ervoor zorgen dat we voor die dossiers genoeg capaciteit hebben.”

“Zo hebben we op dit moment twaalf dossiers over handlangers van de voormalige Syrische president Assad. Ik denk ook aan misdaden tegen de mensheid bij de jezidi-gemeenschap in Syrië en Irak.”

We zijn kampioen in veroordelingen voor het lidmaatschap van IS, maar er zijn er geen voor hun wreedheden zoals de slavernij van jezidi. Is dat ook geen vorm van straffeloosheid?

“Er is één dossier waar jullie over geschreven hebben dat recentelijk voor de raadkamer is geweest.”(De zaak-Sammy Djedou, een Belgisch IS-lid die door een jezidivrouw werd aangewezen omdat hij haar als slaaf zou hebben gehouden, EB/BS).”

Die dader is waarschijnlijk overleden, neen?

“In de processen over de foreign terrorist fighters zijn er een heleboel veroordelingen bij verstek geweest. We weten niet waar die daders zitten. We hebben een aantal onderzoeken nu met de dubbele kwalificatie: zowel terrorisme als internationaal humanitair recht. Maar of die verdachten nog in leven zijn, is niet duidelijk. Het is heel moeilijk om daar vanuit Brussel zicht op te krijgen.”

“Een ander accent dat ik wil leggen als federaal procureur heeft te maken met internationale samenwerking. In de strijd tegen de cocaïnemaffia hebben we daardoor al goede resultaten geboekt.”

Bedoelt u de aanhouding van ‘drugsbaron’ Othman El Ballouti begin december?

“Ik durf te zeggen dat die persoonlijke contacten een belangrijke rol hebben gespeeld. Volgend jaar willen we ook verder inzetten op de relatie met Turkije.”

Wisselen de drugsbarons de Emiraten in voor Turkije?

“Er is toch een vermoeden van een waterbedeffect: als je een crimineel fenomeen aanpakt, dan zal het zich verplaatsen. Zoals de drugstrafiek ook niet zal stoppen als we de grote havens onder controle hebben. Dan verschuift ze naar de kleinere havens.”

In de strijd tegen de cocaïnemaffia focussen we de laatste maanden sterk op de recuperatie van criminele vermogens. De winsten uit drughandel verdwijnen vaak naar het buitenland: naar Marokko, Albanië, de Emiraten. Elk land heeft andere wetten. In Marokko kon een verbeurdverklaring enkel bij een veroordeling voor financiering van terrorisme of witwassen. Zo leerden we dat we onze onderzoeken naar de in- en uitvoer van drugs beter anders opbouwen, door er bijvoorbeeld systematisch een witwasonderdeel bij te steken.”

“Met de Albanezen staan we een stap verder. De Albanese georganiseerde criminaliteit blijft terrein winnen. Dat bleek nog uit de kraak van de versleutelde berichtendienst Sky ECC. Speurders stuitten op schokkende berichten, waaruit bleek dat de bendes extreem geweld niet schuwen.”

“Wij gaan nu het geld achterna. Samen met de Albanese justitie stellen we een kader op voor het effectief ontnemen van vermogensvoordelen. Dat willen we ook in de Emiraten. We moeten er niet alleen voor zorgen dat ze de high value targets uitleveren, maar ook dat we hun illegale vermogens kunnen recupereren.”

Maar dat is voorlopig nog nooit gebeurd.

“Niet in de Emiraten, maar in Marokko is net een arrest geveld met een verbeurdverklaring. Ook in Albanië hebben we al successen geboekt.”

Glazen plafond

Er zijn niet enkel de buitenlandse geschenken, op haar bureau staat ook een glazen pot suikerbonen. Fransen werd in oktober oma van haar eerste kleinzoon, Arthur. “Ik zie hem helaas weinig”, zegt ze. “Af en toe speelt het wel door mijn hoofd: als ik deze job blijf doen, is die jongen straks 10 jaar en heb ik dat allemaal gemist.”

U bent de eerste vrouw aan het hoofd van het federaal parket. Hecht u daar belang aan?

“Ik vind dat toch een signaal. Er zijn al vrouwen naar mij toe gekomen, van de administratie tot magistraten, om te zeggen hoe blij ze zijn met mijn aanstelling. Een juriste zei me tijdens haar evaluatie dat het haar moed gaf. Ze zat zo vaak in de knoop met de opvang van haar kinderen, dat ze twijfelde over haar functioneren. Maar ik geef toe: ik heb mijn beslissing genomen op een punt dat mijn kinderen het huis uit waren.”

Uw voorganger, Frédéric Van Leeuw, kon nergens verschijnen, zelfs niet in de opera, zonder beveiliging. Is dat voor u ook zo?

“In de periode van de aanslagen was Frédéric heel zichtbaar. Hij kwam zelfs in de propagandavideo’s van IS. Vandaag is de situatie anders. Er is nu geen concrete dreiging waardoor ik beveiliging nodig heb.”

Onderzoeksrechter Philippe Van Linthout trok onlangs wel terecht aan de alarmbel. De georganiseerde criminaliteit is zo geëvolueerd dat nu ook journalisten, magistraten en anderen steeds meer het voorwerp worden van bedreigingen. We hebben op dat vlak nog een weg af te leggen. Er ontbreekt ook psychosociale ondersteuning van magistraten.”

Jullie doen de ergste moordzaken maar kunnen geen beroep doen op een psycholoog?

“Dat domein ligt zo goed als blank. Terwijl we met gruwelijke dossiers te maken krijgen. Ik ga niet onder stoelen of banken steken dat er af en toe wel tranen komen kijken bij deze job.”

Welke dossier blijft aan uw ribben kleven?

“De aanslagen in Brussel. Dat was van een ab-so-lu-te gruwel. Ik kreeg om 8 uur telefoon van de federale procureur. Op dat moment was er nog geen sprake van bommen, maar enkel van ‘ontploffingen’.”

“Toen ik op de luchthaven aankwam, was er pure chaos. Iedereen liep er door elkaar. Het eerste wat ik deed, was orde brengen, om zo snel mogelijk te achterhalen hoeveel daders er waren en hoeveel bommen. Dat lukte vrij goed, tot er iets voor 12 uur het bericht binnen kwam van een derde valies, vermoedelijk ook met explosieven.”

Hoe hebt u dat beleefd?

“Professioneel en doelgericht, denk ik. IJzig kalm, zeggen anderen. Er waren mensen die achteraf vertelden dat ze het vreemd vonden hoe rustig ik was. Ik beland op zo’n moment in een andere modus. Hoe groter de crisis, hoe kalmer ik word. Alsof ik oogkleppen op krijg en geen enkele emotie er nog doorkomt.”

“De klap komt dan iets later toch. Tijdens de afstapping (bij ernstige feiten gaan de parketmagistraat en de onderzoeksrechter de plaats van het misdrijf onderzoeken, EB, BST) heb ik gruwelijke dingen gezien. Lichamen die totaal onherkenbaar waren. Toen viel er voor het eerst binnen wat een drama daar gebeurd is.”

Heeft uw job uw mensbeeld veranderd?

“Ik heb het geluk dat ik van nature positief ben ingesteld. Ik ben wel nog meer belang gaan hechten aan democratische waarden en principes. Als je de gruwel ziet in dossiers van internationaal humanitair recht, waar ganse delen van een bevolking worden geviseerd, gefolterd en uitgeschakeld, dan is dat het enige antwoord. Ook als je ziet hoe we onder druk komen te staan van landen die niet eens zo ver weg zijn.”

Rusland, bedoelt u?

“We merken een grote hybride dreiging vanuit Rusland, gaande van spionage, inmenging en desinformatiecampagnes tot cyberaanvallen. Er waren kort voor de verkiezingen de ddos-aanvallen op overheidssites, waarbij servers worden overspoeld met verzoeken om ze onbruikbaar te maken.”

“Onlangs ging het in Roemenië nog een stuk verder. Daar is vastgesteld hoe met duizenden profielen op TikTok is geknoeid, in die mate dat het Grondwettelijk Hof daar de eerste ronde van de verkiezingen heeft geannuleerd.”

“Helaas zit bij ons de sectie georganiseerde misdaad op haar tandvlees. We hebben op het federaal parket vijf magistraten te kort, en dat laat zich vooral voelen op cybercrime, waar we maar twee gespecialiseerde magistraten hebben.”

Richt u zich hiermee tot de regeringsonderhandelaars?

“Ja, die capaciteit moet absoluut omhoog. Die magistraten moeten niet alleen geëncrypteerde communicatienetwerken ontrafelen, zoals gelukt is met Sky ECC, maar ook onderzoek voeren naar cyberaanvallen. Voorlopig houden we het hoofd boven water door samen te werken met de lokale parketten. Maar als we geen gespecialiseerde magistraten kunnen aanwerven, komen we in de problemen.”

Bio

  • geboren in 1969 in Brasschaat
  • studeerde rechten aan de KU Leuven
  • werkte een tijdlang als advocaat
  • was substituut-procureur des Konings op het Brussels parket
  • stapte in 2002 over naar het federaal parket, waar ze onder meer de sectie antiterrorisme leidde
  • kwam in april aan het hoofd van het federaal parket

Bron » De Morgen

Kunnen historici dossier Bende van Nijvel wel ophelderen?

Het gerechtelijk onderzoek naar de misdaden van de Bende van Nijvel is bijna definitief afgesloten. In het parlement wordt ervoor gepleit om historici en criminologen het onderzoek te laten doorlichten.

Eind juni maakte het federaal parket bekend dat er na veertig jaar een einde komt aan het onderzoek in het dossier van de Bende van Nijvel. Volgens het parket zijn er geen ernstige sporen meer die onderzocht kunnen worden. Maar door een recente wetswijziging kan het dossier niet verjaren. Als er nieuwe elementen opduiken, kan het dossier opnieuw geopend worden.

Stefaan Van Hecke (Groen) pleitte er vorige week in het federaal parlement voor om een taskforce op te richten bestaande uit historici en criminologen die het dossier moeten doorploegen op zoek naar elementen die door de onderzoekers over het hoofd werden gezien of die gelinkt kunnen worden aan andere bronnen.

“Dat is misschien het enige pad dat we kunnen bewandelen om de antwoorden te vinden waar de samenleving al decennialang naar op zoek is”, aldus Van Hecke. Bij de overvallen begin jaren 80 die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel vielen 28 doden. De daders zijn tot op vandaag onbekend.

Beroepsgeheim

De ontslagnemende minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) antwoordde in de Kamer dat hij een voorstander is van dergelijk historisch en academisch onderzoek. “Maar om het dossier te kunnen openstellen voor historisch onderzoek zal een wettelijk ingrijpen nodig zijn. Zodra het gerechtelijk onderzoek is afgesloten, zijn de regels over het geheim van het strafonderzoek niet meer van toepassing. Maar het beroepsgeheim en de GDPR-regels blijven dat wel. Het parlement zal daar moeten over nadenken en initiatieven moeten nemen om daar een mouw aan te passen.”

Het gerechtelijk onderzoek is vandaag nog niet definitief afgesloten. Het federaal parket moet een eindvordering voorstellen aan de raadkamer en dan krijgen de burgerlijke partijen nog de kans om bijkomende onderzoeksdaden te vragen. Als die fase helemaal achter de rug is, zouden de historici en criminologen aan het werk kunnen gaan.

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Van Tigchelt is voorstander om dossier te laten onderzoeken door academici: “Elk initiatief om waarheid te achterhalen, verdient onze steun”

Eind juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel na veertig jaar werd stopgezet. Nu gaan er stemmen op om historici en academici een blik te laten werpen op het Bende-dossier. Minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld) is alvast voorstander. “Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun.”

“Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bendedossier opnieuw te onderzoeken.” Dat zei historicus Emmanuel Gerard (72) twee maanden geleden in het weekblad Knack, nadat het federaal parket had aangekondigd dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel zou worden stopgezet, veertig jaar na de feiten. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden.

“Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken”, zei professor Gerard nog. Gerard leidde zelf vanaf 2011 een wetenschappelijke commissie die moest onderzoeken waarom het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de politicus Julien Lahaut in 1950 op niets was uitgedraaid.

Bespreekbaar

Het idee voor een taskforce van professor Gerard inspireerde volksvertegenwoordiger Stefaan Van Hecke (Groen) tot een parlementaire vraag aan minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld). Het stopzetten van het onderzoek mag volgens hem niet leiden tot een eeuwigdurende geheimhouding van het onderzoek. Van Hecke steunt het idee van een taskforce die het dossier kan doorploegen naar elementen die de onderzoekers misschien over het hoofd hebben gezien.

Justitieminister Van Tigchelt is niet gekant tegen het idee van een taskforce, zo schrijft hij in zijn antwoord aan Van Hecke. Het niet-ophelderen van de misdaden die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel, is een litteken voor ons land. Niet het minst voor de slachtoffers en nabestaanden, maar ook voor justitie. Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun. Ik ben dus voorstander van een historisch en academisch onderzoek over het dossier van de Bende van Nijvel. Ook het openbaar maken van het strafdossier en eventueel rapporten van de inlichtingendiensten bijvoorbeeld, is voor mij bespreekbaar.

Competente onderzoekers

“Voor het zover is, moeten wel nog enkele hindernissen uit de weg worden geruimd. Het strafdossier moet eerst officieel worden afgesloten. Uiteindelijk zal het Hof van Cassatie moeten beslissen over het einde van het onderzoek. Er is dus nog een lange weg te gaan. Bovendien moet de openstelling van het strafdossier voor historisch onderzoek ook wettelijk geregeld worden. Het beroepsgeheim en de privacyregels blijven wel nog gelden. Daar moet vanuit het parlement over worden nagedacht en moeten initiatieven over worden genomen”, zegt minister Van Tigchelt.

De minister besluit zijn antwoord aan Van Hecke: “Ik begrijp en deel de frustratie, en zelfs de woede, van de slachtoffers en de bevolking in het algemeen over dit dossier al te goed. Ik ben er wel van overtuigd: het is met dit onderzoek niet misgelopen de laatste jaren, maar wel de eerste jaren van het onderzoek. Ik durf zelfs zeggen dat het onderzoek, toen het in 2017 werd overgenomen door het federaal parket, degelijk is gevoerd, door competente magistraten en onderzoekers.”

Bron » Het Laatste Nieuws

Wat staat er toch in het Bende-dossier dat de bevolking niet mag weten?

Het onderzoek naar de 28 moorden door de Bende van Nijvel is definitief stopgezet. Walter De Smedt toont daar enerzijds enig begrip voor maar plaatst er wel een aantal zeer kritische bemerkingen bij. “Kan je een dossier over28 moorden wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis?” “Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld”, vragen die nu onbeantwoord blijven.

Je kan er begrip voor hebben dat het onderzoek naar de moorden van de Bende van Nijvel wordt afgesloten. Een normale afhandeling in openbare zitting voor een Hof van assisen (1) is immers niet meer mogelijk.

De feiten zijn te lang geleden gebeurd, de daders – zo die nog leven – zijn oude mensen, het dossier is veel te groot en te ingewikkeld om het nog te kunnen behandelen in een tegensprekelijke procedure, en niet in het minst kan je er geen proces over houden dat kan voldoen aan de vereisten van eerlijk proces.

Vraag is evenwel of je een dossier over achtentwintig moorden zonder meer kan wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis. Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld.

Twee parlementaire onderzoeken hebben getracht er inzicht in te verkrijgen. Dat eindigde met de overweging dat er in dit land “een duistere macht” werkzaam was. Ook voor de Natie bleef het dossier daarover gesloten.

Hebben de slachtoffers zowel als de andere burgers in dit land dan niet het recht om te weten wat er in de jaren tachtig in hun land is gebeurd en waarom dat nooit kon worden ontdekt? Er zijn te veel vragen die een antwoord moeten krijgen. Als dat niet door een proces kan gebeuren kan dat wél op een andere manier.

Het eerste element is dat van de verantwoordelijkheid van de betrokken overheidsdiensten. Iedereen weet dat het onderzoek vol “disfuncties” zit en werd gemanipuleerd. Daar moeten dus in het dossier ernstige aanwijzingen voor zijn. Dat was van bij het begin reeds duidelijk en het is ook in het verslag van de Bendecommissies terug te vinden.

Waarom kon Jean Deprêtre, procureur van Nijvel, de overhand houden bij de bepaling van de onderzoekspistes en van de onderzoeksstrategie? Waarom werd de piste van extreemrechtse organisaties, die van bij het begin aanwezig was, geweerd en waarom werd wie ze wou bekijken uitgesloten van het onderzoek? Wie manipuleerde het onderzoek?

Ook de eeuwige vraag, die aansluit bij de vorige, moet een antwoord krijgen. Waren het criminelen, “des zozos” (2) zoals procureur Deprètre beweerde? Of ging het om de ontwrichting van de staat door geheime en parallelle diensten?

Zelfs ongeacht de vraag wie erachter zat is het laatste element, ook vandaag, nog erg belangrijk. De rol van de inlichtingendiensten is door het terrorisme sterk toegenomen en de oorlog in Oekraïne heeft die nogmaals versterkt. Ook de intussen bloot gelegde organisaties van extreemrechts hebben duidelijke banden met het verleden.

Wat was het gevolg van de in uitvoering van het Bendedossier genomen maatregelen? De eerste was de oprichting van Vaste Comités van Toezicht op de politie- (Comité P) en op de Inlichtingendiensten (Comité I).

Ondanks enkele pogingen hebben die nooit de kans gekregen om onderzoek te doen in de materie waarvoor zij waren opgericht. Niet enkel de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek heeft dat belet. Ook politiek werd iedere poging in de kiem gesmoord.

De enquêtediensten van deze Comités evolueerden van werkelijke enquêtediensten naar audit-activiteiten, de Rijkswacht (3) werd buiten schot gehouden, niemand, zelfs de leden van de parlementaire “begeleidingscommissie”, kreeg ooit een onderzoeksdossier te zien.

De tweede maatregel was de oprichting van de commissie-Franchimont. Deze commissie van experten, magistraten en professoren, kreeg de opdracht om de “knelpunten” in de strafprocedure weg te nemen.

De daaropvolgende wet verfijnde de opdracht van de procureur en van de onderzoeksrechter en gaf aan de burger de rechten die hem toekwamen. De vervolgingsplicht van de procureur werd omgezet in een vervolgingsrecht.

Daardoor kan de procureur nu ook op wettelijke basis beslissen om niet te vervolgen, te seponeren. En hij kan dat ook om “opportuniteitsredenen” beslissen. Daartegenover werd aan de burger het recht gegeven zijn dossier in te zien en er kopij van te bekomen, zodat hij zich kan verzetten tegen een eenzijdige en vertrouwelijke beslissing van de andere procespartij die de procureur is.

In de praktijk worden dergelijke aanstellingen als burgerlijke partij door de parketten als een inmenging in hun bevoegdheid aanzien en meermaals tegengewerkt. Justitieminister Koen Geens en het college van procureurs-generaal wilden dit recht zelfs aan de burger ontnemen door het af te schaffen.

Van het nieuw gecreëerde misdrijf “misbruik van inzagerecht” werd gebruik gemaakt om het openbaar maken van schokkende beelden over het politieoptreden, dat de dood van Jonathan Jacob in een politiecel te Mortsel tot gevolg had, te kunnen tegengaan.

Onderzoeksjournalisten worden, ongeacht hun bronnengeheim, bedacht met huiszoekingen en inbeslagnames. De door de wet-Franchimont aan de procureur verleende mogelijkheid om zelfs tijdens een onderzoek publieke mededelingen te doen wanneer het openbaar belang dat vereist werd voor onbestaande gehouden.

Zelfs voor parlementaire onderzoekscommissies weigerden hoge magistraten er gebruik van te maken. De opdracht van de onderzoeksrechter om alle maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen om met kennis van zaken te oordelen werd door de justitieminister Stefaan De Clerck volkomen miskend door het onderzoek naar misbruik in de kerk, de operatie Kelk, af te leiden naar een commissie van die instelling.

In beslag genomen “overtuigingsstukken” werden op de meest betwiste wijze teruggegeven. Een beoordeling van deze procedure door het hof van cassatie werd vermeden.

Hoewel ook de witte marsen terecht meer “transparantie” eisten werd het gerechtelijk optreden steeds heimelijker. In de werking van het federaal parket werd de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek nog versterkt door de samensmelting met een nog meer geheime werking van de inlichtingendiensten, die zelf bepalen wat al dan niet geheim moet blijven en wat er kan van worden geopenbaard.

Dat leidde in het onderzoek over de laatste aanslag door Lassoued4 tot de uitspraak van een procureur dat hij niet wist wat er met het dossier was gebeurd en de parlementairen het evenmin zullen weten.

In de wet op de burgerinfiltrant beslist één procespartij, de procureur, of er al dan niet bestraffing uitsluitende gronden van verschoning zijn, die de behandeling voor de strafrechter beletten, zodat de door de diensten, mits machtiging van de procureur, begane misdrijven, onbestraft kunnen blijven.

Het is best te begrijpen dat het beleid niet staat te springen om al wat verkeerd is gelopen openbaar te maken. Ook de afstand van soevereiniteit aan de internationale organisatie van aan elkaar verbonden inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en aan de burgerlijke tak van de NAVO, is historisch aanvaardbaar. Dat er met een dossier als dat over al wat het inhoudt niet onbedacht kan omgesprongen worden is dat ook.

Maar ook de slachtoffers en de nabestaanden, alle burgers en de gehele gemeenschap, hebben ook rechten. Die kan je in een democratische rechtsstaat niet zomaar met één pennentrek miskennen.

Dat kan je evenmin in wat ook nu de grootste bedreiging uitmaakt. Zoals de recente revelaties over het bestaan en de werking van extreemrechtse organisaties hebben aangetoond, hebben deze organisaties wortels die teruggaan naar de periode waarin de achtentwintig moorden door de Bende van Nijvel werden gepleegd.

Hoe kan je het verantwoorden dat het onderzoek daarover moet geheim worden gehouden?

Bron » Walter De Smedt

Lees verder

Wat de wetenschap voor het Bende-dossier kan betekenen

Pieter Leloup is criminoloog aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Hij hoopt dat het weer mogelijk wordt nieuwe onderzoeksmethodes aan te wenden voor de zaak van de Bende van Nijvel.

Met de recent doorgevoerde wetswijziging rond de afschaffing van de verjaringstermijn bij moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’, kwam het onderzoek naar de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel de voorbije maanden opnieuw in het nieuws. Ondertussen kwam het bericht dat het federaal parket het onderzoek naar de Bende afsluit. Dit doet sommigen vrezen dat de hoop op opheldering van het bijna 40 jaar oude dossier verder is afgenomen.

Het nieuws wordt niet enkel op gemengde gevoelens onthaald bij nabestaanden en slachtoffers van de overvallen, maar ook oud-Bende-speurder Eddy Vos (DM 13/2) en journalist Douglas De Coninck (DM 28/6) uitten hieromtrent al hun bezorgdheden. Ze menen dat met het afschaffen van de verjaringstermijn de ooit gehoopte wetenschappelijke benadering van het Bende-dossier onmogelijk wordt gemaakt. Op dat laatste punt zouden ze weleens gelijk kunnen krijgen. Het is over die wetenschappelijke inbreng dat ik enkele gedachten naar voren wil schuiven.

Vier miljoen pagina’s

De wetswijziging belet inderdaad dat een gespecialiseerd team van wetenschappers via de nieuwste digitale methoden het Bende-dossier ooit aan een optimale analyse kan onderwerpen. Het betrekken van academici bij het (succesvol) uitspitten van moeilijke dossiers en moordzaken is voor België nochtans niet nieuw. De voorbije decennia voerden historici met inhoudelijke en archivalische expertise in opdracht van het parlement reeds diepgaand onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba en deze op Julien Lahaut. In beide gevallen leidde hun engagement tot belangrijke nieuwe inzichten over opdrachtgevers en betrokkenen.

Zonder te beweren dat in het Bende-onderzoek een team van wetenschappers zomaar dé oplossing zal vinden, kunnen ze wel methodologisch een belangrijke bijdrage leveren. Volgens ingewijden telt het Bende-dossier ondertussen ergens tussen de drie en vier miljoen pagina’s, voor zover iemand daar nog zicht op heeft. Ondanks de deskundigheid van de betrokken speurders is het niet onlogisch dat een dossier van deze complexiteit en omvang niet langer via uitsluitend traditionele (ballistiek en vingerafdrukken) en moderne (DNA-stalen) onderzoeks- en opsporingsmethoden kan worden gelezen, geanalyseerd en geëvalueerd.

De snelle digitale en technologische evoluties die we de voorbije jaren met betrekking tot de analyse van omvangrijke datasets mochten aanschouwen, roepen de vraag op hoe deze technieken wetenschappelijk voor deze zaak kunnen worden aangewend. Het gaat dan over bijvoorbeeld text mining, machine learning en andere AI-toepassingen die er optimaal in slagen complexe en grote hoeveelheden data naar menselijke normen uiterst snel te verwerken en de analysemogelijkheden uit te breiden.

Cold cases

In het domein van cold cases zijn daar internationaal steeds meer voorbeelden van terug te vinden. In Nederland zet de politie sinds 2018 digitale en computergestuurde methoden in voor de analyse van ongeveer 1.500 onopgeloste dossiers, waaronder een duizendtal moorden. Het doel is om uiteindelijk 25 miljoen pagina’s te digitaliseren, een omvang die de menselijke denkcapaciteit ruimschoots overstijgt. Het automatiseren van deze forensische screening biedt de Nederlandse rechercheurs ondersteuning in de selectie van dossiers en het ontdekken van eerder gemiste sporen en patronen.

Laat dergelijke innovatieve analysemethoden nu net ook behoren tot het arsenaal waarop historici, criminologen en computerwetenschappers sinds het begin van de 21ste eeuw in toenemende mate een beroep doen.

Innovatieve analyses bij omvangrijk gedigitaliseerd (archief)materiaal of zogenaamde historische big data kennen vele toepassingen. De inzet van deze methoden is niet zonder valkuilen, zoals een gebrekkige transparantie of de aanwezigheid van een bias in het AI-model, maar zijn wel in staat om datasets te analyseren die het menselijke begrip overstijgen. Voordelen zijn dat ze snel sporen, verbanden en patronen ontdekken die eerder zijn gemist, zeker wanneer naast het Bende-dossier andere zaken uit die periode worden gedigitaliseerd. Dit maakt een vergelijking tussen dossiers mogelijk.

In het forensisch onderzoek blijft een combinatie van klassieke en nieuwe methoden cruciaal. Het gebruik van uitsluitend innovatieve digitale en technologische technieken zal niet dé mirakeloplossing zijn, maar het kan wel een aanzet zijn om op een andere wijze het Bende-dossier te onderzoeken. Voor de toekomst lijkt nu de vrees te groeien dat ook deze piste is afgesloten. Hopelijk niet onherroepelijk.

Bron » De Morgen | Pieter Leloup