Het is aan de historici nu

Emmanuel Gerard en Rudi Van Doorslaer denken dat wetenschappers een doorbraak kunnen forceren in het Bendeonderzoek, net zoals bij de zaak-Lahaut.

Het onderzoek rond de Bende van Nijvel staat weer in het brandpunt van de belangstelling. Sommige commentatoren verwezen de afgelopen week naar de zaak-Lahaut. Valt daar iets uit te leren? Misschien wel, als we willen vermijden dat de opflakkering van het Bendeonderzoek niet meer is dan een strovuur.

Op 18 augustus 1950 werd de communistische leider Julien Lahaut door twee onbekenden doodgeschoten aan de deur van zijn woning in Seraing. Het Luikse gerecht was veertien jaar onafgebroken bezig met het onderzoek en verkende tientallen pistes. In 1964 gebeurden de laatste onderzoeken en na verjaring (toen twintig jaar) besloot de raadkamer van Luik de zaak in 1972 met een buitenvervolgingstelling. Zo bleef de enige politieke moord in België in vredestijd onopgelost. Dat was een blaam voor de rechtsstaat.

Vandaag zijn velen verontwaardigd na de recente onthullingen in de zaak van de Bende. Maar toen de moord op Lahaut in 2015 – na een onderzoek dat het federaal Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (Soma) op vraag van de Senaat voerde – eindelijk werd opgelost, was de belangstelling voor de bevindingen al bij al gering. Uit het onderzoek bleek nochtans dat een privénetwerk verantwoordelijk was voor de moord, dat dit netwerk verweven was met de gerechtelijke politie, gefinancierd werd door de bedrijfswereld en de bescherming genoot van sommigen in de administratie en de politiek. De realiteit overtrof in dit dossier de fictie, en toch waren deze vaststellingen de nuchtere conclusies van wetenschappelijk onderzoek, het ging niet om speculaties van complotdenkers. Die conclusies zijn in het licht van de recente onthullingen over de Bende van Nijvel meer dan ooit van belang.

De brandkast van een ceo

Anders dan de Luikse onderzoeksrechters, hadden wij en de collega-historici die het onderzoek in de zaak-Lahaut uitvoerden het voordeel dat wij niet in het keurslijf van een strafonderzoek moesten werken. Het was voor de meeste waarnemers in 1950 duidelijk dat de moord op de communist Lahaut politieke motieven had. Maar dat gaf de Luikse onderzoeksrechters geen vrijgeleide om zomaar alle extreemrechtse of pro-leopoldistische organisaties en figuren te ondervragen, vanuit de overtuiging dat de daders wellicht in die hoek moesten worden gezocht. Daarvoor hadden zij materiële aanwijzingen nodig, getuigenverklaringen of bekentenissen.

Het dossier bevatte reeds de namen van de figuren die we vandaag kennen als de hoofddader van de moord en zijn directe chef (François Goossens en André Moyen). Het zou vreemd zijn, mocht dat na veertien jaar onderzoek niet het geval zijn geweest. Maar het is niet omdat namen worden genoemd, dat je ze ook effectief met strafbare feiten kunt verbinden. Als er niet voldoende materiële aanwijzingen of bekentenissen in het dossier zijn, kunnen alleen externe bronnen nog helpen. Maar daarmee treed je buiten het strafonderzoek.

Je kon moeilijk verwachten van de Luikse onderzoeksrechters – die de namen van Goossens en Moyen kenden, maar niet konden plaatsen – dat zij bijvoorbeeld aan Herman Robiliart, toen ceo van de Union Minière, zouden hebben gevraagd zijn brandkast te openen. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek in de zaak-Lahaut steunen nochtans voor een deel op de combinatie van gerechtelijke informatie met ‘gewone’ historische bronnen, zoals de papieren van de zojuist genoemde topman van de mijnbouwmaatschappij.

Onze modus operandi in de zaak-Lahaut was anders dan die van een onderzoeksrechter. Wij gingen gericht op zoek naar de netwerken rond bepaalde politici, bedrijfsleiders en andere figuren, om uiteindelijk van de buitenkant naar de binnenkant te evolueren.

Zo komen de namen van minister Albert De Vleeschauwer (CVP) of commissaris Georges Block (hoofd van politieke afdeling van de gerechtelijke politie in Antwerpen) niet voor in het dossier van de onderzoeksrechter, omdat zij tot de buitenste schil behoren. Nochtans zijn het deze en andere personen die verantwoordelijk zijn voor het failliet van het onderzoek, door hun stilzwijgen of door de manipulatie van de informatie. Daardoor draaide het onderzoek, via een complexe reeks van oppervlakkige of niet uitgevoerde onderzoeken en wellicht ook door valse sporen, uiteindelijk op niets uit.

Meer dan banditisme

De misdaden van de Bende van Nijvel hebben een karakter dat het pure banditisme overstijgt. Het gaat om misdaden met een rechtstreeks of onrechtstreeks politiek karakter. Behalve de rechtstreeks betrokken daders zijn er waarschijnlijk ook andere figuren betrokken. Het is, voorzichtig geformuleerd, niet uitgesloten dat er lijnen lopen die vertrekken bij oudere extreemrechtse netwerken.

Het onderzoek naar een politieke misdaad vraagt om een andere modus operandi. De slaagkansen van het straf­onderzoek worden na dertig jaar kleiner en kleiner. Misschien identificeren de speurders nog een dader, maar ook niet meer dan dat. Zo blijven de nabestaanden van de slachtoffers, maar ook onze rechtsstaat en onze democratische samenleving met de grote onopgeloste vraag zitten: waarom moest dit gebeuren?

Het is onze overtuiging dat een andere aanpak deze zaak kan vooruithelpen, eventueel complementair met het strafonderzoek. Een taskforce van historici kan bepaalde aspecten van dit complexe dossier bestuderen, zoals ze dat als wetenschappers zouden doen.

Ook bij sommige onderzoekers van de cel Bende van Nijvel in Charleroi leefde in 2015 de overtuiging dat zo’n onderzoek nuttig kon zijn. Concreet zouden bijvoorbeeld Westland New Post, CEPIC, of waarom niet de rijkswacht zelf (Groep G, PIO, Groep Diane) aan een historisch onderzoek kunnen worden onderworpen, gelijkaardig aan dat over de zaak-Lahaut. Op die wijze zou men vanuit de buitenste schil mogelijk kunnen doordringen tot de binnenste schil of materiaal naar boven halen dat tot nu onsamenhangende feiten en figuren kan verbinden.

Vanzelfsprekend moeten over zo’n demarche klare en duidelijke afspraken worden gemaakt in het licht van het lopende strafonderzoek. Maar daarvoor hoeft men geen veertig jaar na het einde van de verjaring te wachten, zoals bij de zaak-Lahaut. In het dossier van de Bende van Nijvel kan de beslissing nu genomen worden.

Bron » De Standaard | Emmanuel Gerard & Rudi Van Doorslaer

De rijkswacht als ‘duistere macht’?

De parlementaire bendeonderzoeken konden het niet ontkennen: uit de onderzoeken bleek dat er ‘een duistere macht’ achter de feiten zat. Maar noch de parlementaire noch het gerechtelijk onderzoek konden tijdens de dertig voorbije jaren ontdekken wie die duistere macht uitoefende.

In andere soortgelijke moorddossiers is dat intussen wél gebeurd: de moorden op Julien Lahaut en op Patrice Lumumba werden ‘gecommanditeerd’ door hetzelfde ‘establishment’ en uitgevoerd door gelijkaardige parallelle netwerken.

Bovendien kwam de waarheid in deze dossiers niet door één of ander officieel onderzoek naar boven: zonder wetenschappelijk onderzoek en onderzoeksjournalistiek was het ook daarin bij ‘een duistere macht’ gebleven. Dat onze justitie de laagste score haalt in een bevraging naar de geloofwaardigheid van onze instellingen hoeft dus niemand te verwonderen. Er moet ook een andere les uit getrokken worden: laat ons niet naïef zijn.

Mededelingen

In zijn interpellatie in het parlement verklaarde de justitieminister dat hij enkel kan ter kennis brengen wat de procureurs-generaal hem voorschrijven. Daardoor weten wij nu dat de identificatie van de reus en de mogelijke piste van de ontwrichting van de staat ‘een interessante piste is’.

De parlementairen luisterden er naar alsof het een begrafenistoespraak was. Zijn er dan geen vragen waarop kan worden geantwoord zonder het onderzoek te schaden of de rechten van de betrokkenen in het gedrang te brengen? De piste van Chris(tiaan) B. uit Dendermonde, alias Bonno, is reeds heel wat langer gekend dan vandaag. Tien jaar na de feiten kwam Bozidar Junior ermee naar buiten. Hij werd opnieuw ondervraagd en haalde de foto van de man uit een line-up. De man op de foto was een rijkswachter. Maar Bozidar Junior werd afgewimpeld.

“De speurders die zich ontfermden over de Bende van Nijvel hebben er onderzoek naar gedaan en zeiden mij dat hij niets met die feiten te maken had”, zegt hij. Sindsdien heeft hij niets meer gehoord (VRT-nieuws, 23 okt 2017).

Volgens Het Nieuwsblad dook de naam van de intussen overleden ex-rijkswachter al in 1999 op in het onderzoek, nadat de speurders een jaar eerder een tweede reeks affiches hadden verspreid met robotfoto’s van de Bendeleden.

Enkele van de 1.300 tips die toen binnenkwamen, zouden gewezen hebben op de sterke gelijkenis tussen robotfoto nummer 19 en C.B. Bovendien matchte zijn profiel, onder meer als voormalig lid van de elite-eenheid van de Groep Diane.

Twee vragen

Het is de opdracht van het parket en de onderzoeksrechter om de bewijzen te verzamelen en de daders te vatten. Daarover gaat de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek. Er is evenwel nog een andere opdracht: er voor te zorgen dat er geen ‘disfuncties’ ontstaan of voortbestaan in de werking van de openbare diensten.

Dat is ook de verantwoordelijkheid van de justitieminister. Het is nu niet alleen de vraag wie de moorden heeft begaan of wat er de bewijzen van zijn. Het is ook de opdracht van de parlementairen om de justitieminister te interpelleren over zijn bevoegdheid: wat hebben de speurders gedaan met de informatie die zij reeds langer hadden over ‘de reus’? Welke gevolg is daaraan gegeven, welke onderzoeksopdrachten werden uitgevoerd?

Onderzoeksrechter

De verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk onderzoek ligt bij de onderzoeksrechter. In de andere moorddossiers, de zaak Lahaut en het Lumumba-dossier is gebleken dat de onderzoeksrechter niet alle informatie kreeg waarover de enquêteurs beschikten, wat grotendeels verklaart waarom er in de onderzoeken geen vooruitgang werd gemaakt.

Het maakte zelfs de kern van de problematiek uit in het Dutrouxonderzoek: het comité P paste zijn verslag aan om de bekentenissen van de rijkswachters over het achterhouden van de operaties Othello en Décimes voor onderzoeksrechter Doutrèwe verborgen te houden.

Er zijn overigens ook nog heel wat andere dossiers waarin ‘disfuncties’ van de rijkswacht voor de onderzoeksrechter werden verborgen of onderzoek daarover werd onmogelijk gemaakt: de operaties Antwerp Tower en Rebel en het geheim politiesamenwerkingsakkoord tussen de rijkswacht en de Turkse overheden.

Vraag is dus wat aan onderzoeksrechter Martine Michel over de piste van de reus werd ter kennis gebracht. Reden te meer dat deze onderzoeksrechter van bij het begin aandacht had voor de piste van de ontwrichting en zij het lastig heeft gehad om niet van het dossier te worden gezet.

Radicale Maatregelen

Het is alsof wij nu plots wakker worden: wat was de rol van de rijkswacht in een mogelijke ontwrichting van de staat? Zijn wij dan al die tijd doof en blind gebleven voor wat dit korps zelfs openlijk heeft verklaard? Dat werd zeer duidelijk in de toespraak die de Luitenant-generaal-korpsoverste Willy De Ridder hield op een colloquium dat op 7 en 8 oktober 1994 op het hof van cassatie werd gehouden met als titel ‘Een eigentijds Openbaar Ministerie.’

De generaal zei toen: ”De procureur des konings is niet bij machte om de leiding van de opsporing als dusdanig op zich te nemen. Hij is daar niet geschikt voor. Hij kan, benevens op de wettelijkheid, alleen maar toezicht uitoefenen op de volledigheid en de degelijkheid van de opsporingen.”

”Welke richting men hier ook uitgaat, het principe volgens hetwelk de onderzoeksrechter het onderzoek leidt en controleert, heeft in de praktijk niet alleen onvoldoende uitwerking, maar vernauwt ook het onderzoekspotentieel van een politiedienst in die mate dat de onderzoeksrechter slechts met bepaalde onderzoekers wenst te werken.”

“Als zou blijken dat er na de geschetste ingrepen die alle te realiseren zijn binnen de vigerende wetgeving, er toch geen beterschap komt inzake de opsporing en vervolging, dan zal naar meer radicale ingrepen moeten worden uitgezien.”

Hadden zijne koninklijke hoogheid de kroonprins en de andere hoogwaardigheidsbekleders die op het colloquium aanwezig waren dan niet begrepen wat de generaal voorhield?

Dat indien de procureur zijn bevoegdheden in de opsporing en de onderzoeksrechter de leiding van het onderzoek zouden behouden er moest worden uitgezien naar andere ‘radicale maatregelen’? Zoveel als de overname door de rijkswacht van de grondwettelijke opdrachten en bevoegdheden van de rechterlijke macht in het vooronderzoek.

En zijn die intussen niet reeds in uitvoering? Is de rijkswacht intussen niet de federale politie geworden die alle andere diensten, de lokale uitgezonderd, heeft opgeslorpt? Heeft de rijkswacht intussen door de wet op het politieambt niet de mogelijkheid gekregen om zijn eigen verzelfstandigde en geheime opsporing uit te bouwen en toe te passen? Was de rijkswachtoperatie al of niet met bijzondere methoden niet onder eigen bevel en buiten het gezag van de onderzoeksmagistratuur gegroeid?

Niet zo duister

Als je naast elkaar zet wat wij aan informatie hebben over ‘de duistere macht’ is deze heel wat minder duister dan wordt voorgehouden. Dat de waarheid kan komen van een wetenschappelijke benadering is duidelijk aangetoond door het voortreffelijke werk door het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (CEGESOMA) naar de moord op de communistenleider Julien Lahaut.

Wie de waarheid wil kennen over wat toen mogelijk was en is kunnen gebeuren moet absoluut de boeken over de moord lezen. In het laatste deel van Emmanuel Gerard, Widukind De Ridder en Françoise Muller wordt het verpletterende geheim van ‘la Belgique à papa’, zoals Knack- redacteur Walter Pauli het noemde, toegelicht.

Deze revelatie over de moord is veel meer dan een spannende politieroman. Het is de weergave van wetenschappelijk onderzoek naar een politieke moord die gepleegd werd door een uit het verzet tegen het nazi-regime voortkomende organisatie, minstens met medeweten van de hoogste gezagsdragers, en gefinancierd door de haute finance, waarbij het gerechtelijk onderzoek, door de werking van de organisatie, vakkundig kon worden belemmerd.

Dat ook de goede onderzoeksjournalistiek de waarheid dient werd o.m. bewezen door het volgehouden onderzoek van wijlen Walter De Bock over de moord op André Cools. Het heeft heel lang geduurd vooraleer zijn piste over de betrokkenheid van politiekers door het gerechtelijk onderzoek werd aanvaard.

En ook in de bendedossiers leverde Walter De Bock belangrijke bijdragen die allen de piste van de ontwrichting van de staat dienden. Reden waarom zijn verhoor, zoals dat van de wetenschappers in de Gladio-commissie die het naoorlogse verzetsnetwerk Stay Behind onderzocht, hoewel die reeds op de agenda stonden, nooit is doorgegaan.

Dat is ook in het bendeonderzoek gebeurd. Manipulatie die door onderzoeksrechter Martine Michel werd ontdekt over de in Ronquières gevonden overtuigingstukken is niet de enige poging tot destabilisering. Deze was reeds van bij het begin van het onderzoek aanwezig. Het eerste parlementair onderzoek stelde vast dat het parket een overmatige druk had gehad op de onderzoekspistes en de onderzoeksstrategie van de onderzoeksrechter.

Wat nu?

Hebben ook de andere parlementaire onderzoeken niet te maken met dezelfde ‘duistere macht’? Zowel het Panamaschandaal als de Kazachgate vertonen dezelfde gemene kenmerken.

In de Kazachgate gaat het over het grote geld dat werd verdiend met de verkoop van gevechtshelikopters of de megafraude in de diamant, waaronder ook bloeddiamant, het betaalmiddel voor al wat onheus is.

Onder het grote geld dat in Panama werd verscholen is er ook heel wat van verdachte afkomst. Of wij het niet konden geweten hebben? Je moet geen overjaarse communist zijn om het te beweren.

Eisenhouwer in zijn afscheidsrede: ”In the councils of government, we must guard against the acquisition of unwarranted influence, whether sought or unsought, by the military-industrial complex. The potential for the disastrous rise of misplaced power exists and will persist”.

Wat gaat er gebeuren indien na de strafrechter (afkoopwet) ook de onderzoeksrechter (hervomingsplan) moet verdwijnen? Laat ons niet naïef zijn: zolang ‘de duistere macht’ mag voortbestaan, zal die blijven voortwerken.

Als diegene die er de uitspattingen moet van onderzoeken, de onderzoeksrechter, en diegene die het moet bestraffen, de strafrechter, vervangen worden door diegenen die onder het gezag van het systeem werken, het openbaar ministerie, kan het enkel nog erger worden.

En het gaat heus niet alleen over justitie: welk vliegtuig wordt de vervanger van de F16? Wordt dat de F-35 bommenwerper van het Amerikaanse Lockheed-Martin of het Rafale multirole-gevechtsvliegtuig van het Franse Dassault?

Wat hebben wij nodig? Een multirole jager of een vliegtuig dat enkel de atoombom kan vervoeren? Is ook daarin duistere macht, ‘the disastrous rise of misplaced power’, niet doorslaggevend?

Bron » Apache | Walter De Smedt

“Het geheim van het onderzoek dient niet om de waarheid te verbergen”

Strafrechter en voormalig lid van zowel comité P als Comité I Walter De Smedt over de meest recente ontwikkelingen in het dossier rond de Bende Van Nijvel.

Na een vergadering met de procureurs-generaal drong de justitieminister Koen Geens er dit weekend op aan dat het geheim van het onderzoek wordt gerespecteerd. De geheimhouding van het vooronderzoek, wat is dat voor iets? Waarom werd het ingevoerd? Mag de Burger dan niet weten wat er meer dan een kwarteeuw is gebeurd en waarom de feiten niet konden opgelost worden?

‘Het geheim van het onderzoek dient niet om de waarheid te verbergen’

Het oorspronkelijke vooronderzoek zoals het tijdens de Franse Revolutie ontstond was geheel openbaar. Dat had zijn reden: het Volk wou weten hoe er werd onderzocht, wat de gehele waarheid was. Deze openbaarheid had evenwel ook nadelen: het belette wel meer het onderzoek en het vinden van de daders en voor wie er onschuldig in vernoemd werd was de schade nadien moeilijk te herstellen.

Daarom werd het onderzoek opgesplitst in twee delen: het voorlopig vooronderzoek werd geheim en het definitief onderzoek voor de strafrechter bleef openbaar. Ook de reden van de geheimhouding bleef: de voortgang van het onderzoek en de bescherming van de betrokkenen. Deze geheimhouding is dus niet absoluut: die dient niet om ‘disfuncties’ of misdrijven te verbergen.

Knelpunt

Het geheim van het vooronderzoek was één van de knelpunten in het Bendedossier. De oorzaak daarvan lag in het bestaan van hoofdzakelijk twee grote pistes: De Nijvelse procureur De Prêtre hield het bij hoog en bij laag bij ‘ Les Zozo’s‘, de piste van de gekke criminelen. Ook het Dendermondse Delta team volgde deze piste en was overtuigd van de betrokkenheid van de bende De Staerke.

Er was ook dé andere piste: deze van de ontwrichting van de Staat. In deze piste ging de aandacht naar de mogelijke betrokkenheid van bepaalde diensten uit de Rijkswacht en de inlichtingendiensten, zowel de Staatsveiligheid als de Militaire veiligheid. De laatste piste gaf natuurlijk een bijzondere betekenis aan het strikt bewaakte geheim: ging het er om het onderzoek niet te beletten of de betrokkenen niet te schaden, of ging het om een bescherming van de betrokken diensten, ‘la Raison d’Etat‘?

De commissie-Franchimont die de door het Bendeonderzoek vastgestelde knelpunten in het vooronderzoek moest wegnemen voerde een maatregel in om de geheimhouding van het voorlopig vooronderzoek aan te passen aan de maatschappelijke vereisten: zowel de procureur als de advocaat van de verdediging konden mededelingen doen “wanneer het openbaar belang het vereist”.

Openbaar belang

Op zich moet de vraag worden gesteld wat nog de zin is van de geheimhouding meer dan een kwarteeuw na de feiten: wat kan het onderzoek nog belemmeren, wie zal er nu nog op de vlucht gaan, wie van de nabestaanden kan er nog door geschaad worden? Aan de andere kant staat het openbaar belang, en dat is, zo lang nadien, nog even groot, en zelfs nog gevoelig toegenomen. De periode na de bendeaanslagen is immers gekenmerkt door een gevoelige versterking van de diensten en de aanpassingen in de wijze waarop er nu onderzocht en vervolgd wordt gebeurden voornamelijk om de sterke Staat te dienen. De theorie van de ontwrichting van de Staat om deze sterker te kunnen maken is meer dan ooit actueel.

Raison d’Etat

Van de Staat mag je niet verwachten dat die zijn eigen disfuncties met enthousiasme gaat onderzoeken. De Staat bestaat immers uit personen die er functies en bevoegdheden in uitoefenen en die daarvoor ook aansprakelijk en verantwoordelijk zijn. Dat die verantwoordelijken er alles aan doen om hun aandeel in de disfuncties geheim te houden bleek nog recentelijk uit de laattijdige revelaties van reeds lang bestaande schandalen in de openbare sector: de graaicultuur.

Hoe sterk de er mee samenlopende cultuur van geheimhouding wel is bleek ook uit de ondoelmatigheid van het instituut dat na de bendeaanslagen werd opgericht juist om disfuncties in de politie- en inlichtingendiensten te onderzoeken: de Vaste Comité’s van Toezicht. Wat heeft het onderzoek door deze instellingen in het onderzoek naar de Bende bijgebracht? Voor zover ik weet niets. Meer nog, als lid van beide comité’s heb ik meermaals getracht onderzoek in die richting te doen, maar dat werd telkenmale afgeblokt.

Openbaar belang

Wat is nu nog het belang van de bendedossiers? Wie van de daders is nog in leven? Welke straf kunnen zij nu nog krijgen en hoe gaat deze worden uitgevoerd? Anderzijds zijn er ook andere wijzen om de waarheid te dienen: daar dient de wetenschappelijke benadering en de onderzoeksjournalistiek voor.

Dat de waarheid kan komen van een wetenschappelijke benadering is duidelijk aangetoond door het voortreffelijke werk door het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (CEGESOMA) naar de moord op de communisteleider Julien Lahaut. Wie de waarheid wil kennen over wat toen mogelijk was en is kunnen gebeuren moet absoluut de boeken over de moord lezen. In het laatste van Emmanuel Gerard, Widukind De Ridder en Françoise Muller wordt het verpletterende geheim van ” la Belgique à papa “, zoals Knack-redacteur Walter Pauli het noemde, toegelicht.

Deze revelatie over de moord is veel meer dan een spannende politieroman : het is de weergave van wetenschappelijk onderzoek naar een politieke moord die gepleegd werd door een uit het verzet tegen het nazi regime voortkomende organisatie, minstens met medeweten van de hoogste gezagdragers, en gefinancierd door de haute finance, waarbij het gerechtelijk onderzoek, door de werking van de organisatie, vakkundig kon worden belemmerd.

Ook onderzoeksjournalistiek aan banden leggen?

Dat ook de goede onderzoeksjournalistiek de waarheid dient werd onder meer bewezen door het volgehouden onderzoek van wijlen Walter De Bock over de moord op André Cools: het heeft heel lang geduurd voor aleer zijn piste door het gerechtelijk onderzoek werd aanvaard. En ook in de bendedossiers leverde Walter belangrijke bijdragen die allen de piste van de ontwrichting van de Staat dienden, reden waarom zijn verhoor, zoals dat van de wetenschappers, in de Gladio-commissie die het naoorlogse verzetsnetwerk Stay Behind onderzocht, hoewel die reeds op de agenda stonden, nooit zijn doorgegaan.

Dat justitieminister Koen Geens aandringt om de geheimhouding te respecteren is vanuit zijn opzet erg begrijpelijk: revelaties over mogelijke betrokkenheid van een overheidsdienst als de Rijkswacht dienen zijn justitiehervorming niet vermits die vooral tot doel heeft de Staat nog sterker te maken. Overigens was dat ook de reden waarom hij de bestraffing van lekken uit een onderzoek verhoogde tot drie jaar en toeliet dat voor de opsporing ervan Bijzondere Methoden worden gebruikt. Is het ‘chilling effect’ van die ingreep voldoende om ook de onderzoeksjournalistiek over de Bendeaanslagen verder aan banden te leggen?

Bron » Knack | Walter De Smedt

De architect van de politie

Zonder Brice De Ruyver zag het veiligheidsbeleid in ons land er compleet anders uit. Met de ene voet in de academische en de andere in de politieke wereld loodste hij de politie weg van stammentwisten. De Ruyver overleed vanochtend onverwacht.

In de tweede helft van de jaren negentig zat het vertrouwen in politie en justitie op een dieptepunt. Tijdens de affaire-Dutroux, die draaide rond een verdwijningszaak van minderjarige meisjes, was gebleken dat politiediensten naast elkaar werkten. Tussen de Gerechtelijke Politie bij de Parketten en de opsporingsdiensten van de Rijkswacht zat er bijzonder veel ruis op de lijn. Het geloof in magistraten, politie én politici was compleet zoek.

Een parlementaire onderzoekscommissie moest de pijnpunten binnen het veiligheidsapparaat blootleggen. Even belangrijk was de symbolische ‘zuiverende’ functie van de commissie, die alleen maar kon slagen als politici loskwamen van vingerwijzingen naar elkaar en elkanders politieke benoemingen in het veiligheidsapparaat. Brice De Ruyver was één van de experts die de commissie moest bijstaan in die opdracht. Mede door zijn academische onderbouwde, open aanpak – die zich volgens collega’s in elk aspect van zijn werk toonde – bracht de commissie het tot een goed einde.

Essentieel was een grondige politiehervorming, met één federale politie in de plaats van diensten naast elkaar. Een structuur die werd uitgetekend door onder anderen De Ruyver, maar daar hield het voor hem niet op. ‘Hij zag niet alleen problemen, zoals professoren soms neigen te doen, maar werkte ook actief mee aan de beleidsvorming’, zegt Willy Bruggeman, voorzitter van de Federale Politieraad. Samen met De Ruyver gaf hij vorm aan de geïntegreerde politie. ‘Brice was altijd bereid om zijn nek uit te steken en slaagde er ook in om een draagvlak te hebben voor zijn ideeën. Er werd naar hem geluisterd.’ Na de start van de hervorming begin jaren 2000 zag De Ruyver er als veiligheidsadviseur van Guy Verhofstadt op toe dat die in de praktijk werd voortgezet.

Bruggeman noemt het nieuws over het plotse overlijden van De Ruyver ‘verschrikkelijk’. De prof criminologie moest vanmorgen college geven aan de eerstejaarsstudenten rechten van de Universiteit Gent. Toen hij niet opdaagde, bleek dat hij thuis was overleden aan de gevolgen van een hartstilstand.

Rondtrekkende dadergroepen

‘We zijn allemaal geschokt’, zegt Tom Vander Beken, een naaste collega van De Ruyver. Samen stonden ze met nog enkele andere academici begin jaren negentig aan de wieg van het IRCP, het criminologisch onderzoeksinstituut van de UGent. ‘Hij hamerde erop dat de groep van onderzoekers veel belangrijker was dan de delen ervan. Dat heeft hij enorm vaak gezegd. Brice was een enorm warme collega, eerder een vriend zelf. Telkens opnieuw leerde hij ons om te durven antwoorden op de vragen die de maatschappij ons stelde. In die zin heeft hij ook heel veel betekend voor de universiteit.’

Criminologie zit op het snijpunt van onder meer strafrecht, psychologie en sociologie, waardoor critici het al eens afdoen als een wetenschappelijk afkooksel. De praktisch gerichte invulling van De Ruyver kon hen lik op stuk geven. Al in de jaren tachtig verrichte hij onderzoek naar fenomenen zoals rondtrekkende dadergroepen, waardoor ook meer politieke aandacht voor de problematiek ontstond.

‘Law & Order’

Na de commissie-Dutroux groeide De Ruyver als veiligheidsadviseur van de paarsgroene regering definitief uit tot een household name. De premier en de criminoloog kenden elkaar uit Gentse logekringen, al zou het niet correct zijn De Ruyver exclusief onder te brengen bij de liberalen. ‘Hij heeft gewerkt voor verschillende ministers en regeringen’, zegt Bruggeman. ‘Ongeacht hun kleur. Ook aan Milquet heeft hij recent nog advies geleverd voor de optimalisatie van de federale politie.’ Bruggeman werkte daar ook aan mee.

Drugsaanpak, grenscriminaliteit, motorbendes, terreurbestrijding: er is amper een crimineel fenomeen waar De Ruyver zijn licht niet over liet schijnen, en waar hij dus geen vorm gaf aan het beleid. Ook media vonden vlot de weg naar De Ruyver. Al begin jaren 2000 had hij bijvoorbeeld een maandelijkse column in De Standaard, getiteld ‘Law & Order’.

De Ruyver, die zijn privé-leven uit de schijnwerpers hield, was volgens collega Gert Vermeulen ‘altijd een vroege vogel’ op de universiteit. ‘Zijn engagement was erg aanstekelijk’, vindt Vermeulen.

Veel tijd voor zaken buiten de criminologie bleef daardoor niet over. Die momenten bracht hij liefst door met familie. ‘Om een roman of een biografie te lezen heb ik op dit ogenblik te weinig tijd’, zei De Ruyver twee jaar geleden in een interview met Het Belang van Limburg. ‘Ik troost me met de gedachte dat ik ooit wel tijd zal hebben om alles te lezen wat ik altijd heb willen lezen.’ Die tijd is hem niet gegund geweest. De Ruyver werd 62.

Bron » De Standaard

Criminoloog Brice De Ruyver overleden

Criminoloog Brice De Ruyver is overleden op 62-jarige leeftijd. Hij was verbonden aan de UGent, die het overlijden meldde. De Ruyver werd als veiligheidsexpert vaak geraadpleegd door politici en media.

‘Brice De Ruyver was veel meer dan alleen een academicus. Hij maakte ons telkens duidelijk om buiten de muren van de universiteit te kijken en open te staan voor de vragen die de maatschappij stelt’, reageert Tom Vander Beken, een naaste collega van De Ruyver aan de UGent. Samen met enkele andere criminologen stonden ze begin jaren negentig aan de wieg van een onderzoeksgroep aan de universiteit die zich toelegde op criminologie. Door die sterke academische basis vonden ook beleidsmakers hun weg naar de vakgroep, en zeker naar De Ruyver zelf.

‘Professor De Ruyver kende een rijk gevulde loopbaan aan de UGent en doceerde strafrecht, strafrechtelijk beleid en drugsbeleid aan de faculteit Recht en Criminologie in Gent’, klinkt het in een persbericht van de UGent, die het nieuws bekend maakte. ‘Hij was promotor van tientallen veiligheids- en drugsgerelateerde wetenschappelijke onderzoeken en publiceerde ook talrijke artikelen en boekbijdragen over deze en andere materies. Jarenlang fungeerde hij in de Wetstraat in Brussel als adviseur veiligheid en binnenlandse zaken. Zo was hij één van de architecten van de politiehervorming.’

Rector Rik Van de Walle spreekt over het verlies van ‘een groot academicus en leermeester voor velen’: ‘Brice De Ruyver is cruciaal geweest voor het veiligheidsbeleid in ons land. We zullen hem heel hard missen, als collega en als mens.’ Ook minister van Justitie Koen Geens (CD&V) en zijn collega van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) tonen zich op Twitter ‘diep getroffen’.

Bron » De Standaard