Jury veroordeelt zes van de acht beschuldigden in zaak-Cools

Richard Taxquet, privé-secretaris, en Pino Di Mauro, chauffeur van wijlen Alain Van der Biest, zijn gisteren in Luik veroordeeld als opdrachtgevers van de moord op minister van Staat André Cools. De jury had na twaalf jaar onderzoek slechts vijf uur nodig om tot die uitspraak te komen.

Het was gisteren drie uur in de namiddag toen de Luikse volksjury zes van de acht beschuldigden in de zaak-Cools veroordeelde wegens de moord op André Cools en de moordpoging op zijn toenmalige levensgezellin Marie-Hélène Joiret.

Na amper vijf uur beraadslaging hadden de juryleden al een uitspraak klaar. Dat wijst er in elk geval op dat er weinig meningsverschillen waren en dat het oordeel van de 12 juryleden over het aandeel van elk van de betrokkenen gelijklopend was.

De jury in de zaak-Cools heeft geoordeeld op grond van de feiten. Ze oordeelde niet vanuit de buik, maar rationeel, met het dossier in het achterhoofd. Voor Richard Taxquet, Pino Di Mauro, Ioachino Contrino, Carlo Todarello en de afwezige beschuldigden Domenico Castellino en Carlo Todarello oordeelde de jury dat ze een onmisbare rol hadden gespeeld in het moordcomplot tegen André Cools. De jury erkende hiermee dat de moord op Cools geregeld werd op het kabinet van PS-minister Alain Van der Biest.

De laatste dagen van het proces was voor de juryleden echter ook duidelijk geworden dat de directe medewerking van twee verdachten niet vast stond. Daarom ontsnapten Mauro De Santis en Silvio De Benedictis de dans. Beiden hebben in een eerste fase aan het moordplan meegewerkt, maar het is onvoldoende duidelijk of ze dat tot het einde hebben gedaan.

De Santis en De Benedictis werden vrijgesproken en verlieten als vrije mannen de assisenzaal. Meester Jean-Philippe Mayence, de advocaat van De Santis, liet zijn tranen de vrije loop net als zijn collega Jean Mignon, de advocaat van Silvio De Benedictis. Mauro De Santis kon alleen nog uitbrengen “dat hij helemaal kapot was.”

Openbaar aanklaagster, Marianne Lejeune, vroeg daarna tijdens de debatten over de strafmaat een levenslange gevangenisstraf voor de veroordeelden Richard Taxquet en Pino Di Mauro. De oud-kabinetsmedewerkers van Alain Van Der Biest kunnen volgens haar op geen enkele verzachtende omstandigheid rekenen. Taxquet was volgens de aanklaagster “het brein achter de twee Tunesische moordenaars”, Di Mauro was hun “gewapende hand”.

“Beide veroordeelden zijn in elk stadium van het moordplan tussenbeide gekomen. Zonder hen zou André Cools niet zijn vermoord.” Pino Di Mauro was de enige van de zes aanwezige beschuldigden die elke dag na afloop van de zitting naar huis mocht.

De aanklaagster riep de juryleden op Taxquet en Di Mauro in elk geval een straf te geven die hoger is dan twintig jaar, indien zij toch enige verzachtende omstandigheden zien. “De Tunesische uitvoerders hebben twintig jaar gekregen. De bedenkers van het moordplan op Cools kunnen toch niet minder krijgen.”

Advocate-generaal Lejeune verwierp ook krachtig het argument van de verdediging dat de feiten te lang geleden zijn en dat de redelijke termijn voor een veroordeling is verstreken. “Stel dat morgen de doders van de Bende van Nijvel alsnog voor het assisenhof zouden terechtstaan, zou een jury hen dan een lage straf geven omdat de feiten zich twintig jaar geleden hebben voorgedaan”, vroeg ze retorisch.

Voor de 43-jarige Luigi Contrino vroeg Lejeune verrassend genoeg een zeer zware straf: tenminste 30 jaar. “Zijn rol was essentieel”, aldus Lejeune. Contrino legde in Sicilië de contacten voor de rekrutering van de Tunesische doders en heeft hen ook bij hun aankomst in Luik opgevangen.

Contrino’s advocaat, meester Swennen noemde die eis buitensporig. Volgens hem zat Contrino in het moordplan aan het einde van de ketting en heeft hij bovendien een blanco-strafblad, wat allerminst kan gezegd worden van de andere veroordeelden.

Voor de afwezige beschuldigden die ook schuldig werden bevonden, Domenico Castellino en Cosimo Solazzo, eiste de openbaar aanklaagster 25 jaar. Beiden houden zich in Italië schuil voor de Belgische justitie.

De enige die op clementie kon rekenen van de openbaar aanklager was spijtoptant Carlo Todarello. Voor hem vroeg de aanklaagster een gevangenisstraf van 15 jaar. “In tegenstelling tot de overige veroordeelden heeft hij zijn aandeel in de moord bekend. Hij is volgens jullie verdict een moordenaar, zeker, maar hij werkte met het gerecht mee en heeft zijn leven gebeterd.”

Bron » De Standaard

‘Dit is het proces van de leugens’

De familie en de vriendin van de vermoorde PS-leider André Cools geven de hoop op dat tijdens het assisenproces in Luik de namen boven water kunnen komen van mogelijk nog onbekende opdrachtgevers van de moord. Ze leggen zich neer bij de ‘juridische waarheid’ en vragen dat ten minste de acht beschuldigden uit de entourage van wijlen PS-minister Alain Van der Biest zouden worden veroordeeld, zo niet als opdrachtgevers dan toch als organisatoren van de moordaanslag.

Hadden José Happart, Guy Spitaels, Guy Mathot of andere (vroegere) kopstukken van de PS iets te maken met de moord op Cools? Na een gerechtelijk onderzoek dat twaalf jaar heeft aangesleept en de vreemdste kronkels heeft gemaakt, is er op die vraag nog geen begin van een antwoord. Het Luikse gerecht beschouwde het assisenproces tegen de acht beklaagden, afkomstig uit het Italiaans-Luikse misdaadmilieu, als de laatste kans om de waarheid alsnog aan het licht te brengen. De onuitgesproken redenering was dat de beklaagden tijdens de debatten zodanig in het nauw gedreven zouden worden dat ze eindelijk de omerta zouden doorbreken en namen zouden noemen.

Maar zelfs de nabestaanden van de vermoorde socialistische voorman geloven niet meer in dat scenario. “De familie Cools wacht al meer dan twaalf jaar op de juridische waarheid of in elk geval op een juridische oplossing”, zo begon advocaat Georges Dehousse, raadsman van de familie, gisteren zijn pleidooi.

“Voor ons is hier geen sprake van een afrekening. We willen dat een aantal mensen rekenschap wordt gevraagd voor een verschrikkelijke en bedroevende daad: de moord op een minister van staat en een groot staatsman, een man die de Luikse regio, Wallonië en zelfs België in zijn geheel wilde optillen in de Europese context.” Tijdens de soms chaotische debatten van de afgelopen maanden, gekenmerkt door opeenvolgende incidenten, werd volgens meester Dehousse lang niet alles gezegd, sterker nog: “er kon niet alles gezegd worden”.

“We kunnen er nog vijftig jaar over debatteren”, verzuchtte Dehousse, die zijn teleurstelling niet onder stoelen of banken stak. “Ik heb nooit zoveel mensen zoveel horen liegen als in dit dossier.” De advocaat pleitte voor de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie die een onderzoek zou moeten voeren naar de manier waarop het onderzoek naar de moord op Cools werd gevoerd. “Hopelijk komt zo’n commissie er sneller dan die voor Patrice Lumumba, waar men vijftig jaar op heeft moeten wachten.”

Dehousse deed een scherpe uitval naar José Happart, momenteel Waals PS-minister van Landbouw, en wees de jury op de perfide rol die hij heeft gespeeld. Dehousse bracht in herinnering hoe Happart in de maanden voorafgaand aan de moord contact zocht met in financiële zaken gespecialiseerde speurders, bij wie hij materiaal zocht om Cools politiek te destabiliseren en zo mogelijk met een of ander schandaaldossier politiek te elimineren.

Dehousse legde uit hoe Happart eind 1995, vier jaar na de moord, samen met de Duitse oplichter Horst Hermann vervalste documenten fabriceerde, in een poging om de overleden Cools af te schilderen als een gecorrumpeerde en een fraudeur en zo het strafonderzoek naar een vals spoor te leiden. “De Luikse procureur-generaal Anne Thily, een goede vriendin van Happart, kreeg op een bepaald moment een brief van de staatsveiligheid waaruit moest blijken dat Cools betrokken was bij een enorme geldzwendel”, zei Dehousse. “De staatsveiligheid had dat zogenaamd vernomen uit een gevoelige bron. Die bron bleek Happart himself te zijn.”

De advocaat wees erop dat Hermann voor zijn kuiperijen correctioneel werd vervolgd maar door de rechtbank werd vrijgesproken omdat de vervalsingen “al te grof” waren. Happart werd nooit vervolgd, want hij genoot parlementaire onschendbaarheid. “Die parlementaire onschendbaarheid moet volgens mij worden afgeschaft”, poneerde Dehousse.

“Ze dient enkel om de oneerlijken te beschermen, de anderen hebben die bescherming niet nodig. Ik weet zeker dat André Cools er precies hetzelfde over dacht.” Advocaat Jean-Louis Berwart, die pleitte namens Marie-Hélène Joiret (de toenmalige levensgezellin van Cools, die tijdens de aanslag levensgevaarlijk gewond werd), gaf de juryleden de raad om zich straks, bij hun beraad over de schuldvraag, te concentreren op de hoofdlijnen en niet te zeer op de vele verwarrende details te letten. “Vergeet Mathot en al de rest”, bezwoer Berwart hen. “Het gaat enkel om de acht beschuldigden die hier terechtstaan.”

Bron » De Morgen

Guy Mathot ontkent moeiteloos betrokkenheid bij moord op Cools

Guy Mathot (62) rekende gisteren op het proces-Cools moeiteloos af met alle geruchten en verdachtmakingen die in de zaak-Cools over hem de ronde doen. “Ik word al twintig jaar achtervolgd door dit soort verhalen. Noem het ‘ongeluk’ als u wil. Zelf meen ik dat ‘men’ mij systematisch zoekt. Ik ben het slachtoffer van kwade trouw”, vond Mathot.

Guy Mathot, burgemeester van Seraing en voorzitter van de Luikse PS-federatie, kwam fluitend en met de vingers in de neus getuigen op het proces Cools. Hij vertelde in detail en zonder aarzelen over het hoe en waarom van zijn conflicten met André Cools.

“Ruzies waren er genoeg, maar ik zou nooit meegedaan hebben aan een complot om Cools te vermoorden. Ik zou de eerste geweest zijn om het hem te vertellen.” Mathot had zijn succes gisteren in de eerste plaats te danken aan het gestuntel op de zitting van spijtoptant Carlo Todarello, één van de zes beschuldigden.

Todarello was de man die in juni 1992 voor het eerst wees naar de entourage van Alain Van der Biest als opdrachtgevers van de moord op André Cools. Hij noemde in zijn verklaringen toen ook Guy Mathot en een zekere “Schmitt of Schlitz” als opdrachtgever.

Voorzitter Luc Lambrecht vroeg Todarello tijdens het getuigenis van Mathot recht te staan en nog eens te verduidelijken wat hij eigenlijk had willen zeggen met die verklaringen over Mathot. Verklaringen die hij in de loop der jaren bovendien verschillende keren wijzigde.

Een stotterende Todarello zei dat het een andere beschuldigde, Pino Di Mauro, was die hem over Mathot had gesproken. “Had Di Mauro dan Mathot de opdrachtgever van de moord genoemd”, wilde Lambrecht weten. “Neen, ik heb dat afgeleid uit zijn woorden”, zei Todarello. “Voor mij stond het na de gesprekken met Di Mauro vast dat Van der Biest onder druk stond van hogerhand. Ik dacht dat het om Mathot ging.”

Di Mauro zelf ontkende meteen formeel dat hij ooit over Mathot zou gesproken hebben. “Ik heb Mathot pas na de moord voor het eerst gezien en gesproken. Dat was in mijn functie van chauffeur van Alain Van Der Biest.”

Meteen was de meest formele aanwijzing dat Guy Mathot betrokken zou zijn geweest bij de moord op André Cools van tafel geveegd. Eerder op het proces waren twee getuigen al komen ontkennen dat zij ooit tegen zoon Marcel Cools hadden gezegd dat Mathot en Spitaels op de hoogte waren van de moord. Volgens zoon Cools is dat wel zo.

Guy Mathot ontkende niet dat de PS -vooral dan in Luik- begin jaren ’90 een krabbenmand was waar iedereen mekaar naar de verdoemenis wenste. Hij bevestigde dat André Cools en hijzelf in de periode voor de dood van Cools grote ruzies hadden. “Ik wilde de ruzies binnen de Luikse PS tussen de clan Happart-Dehousse aan de ene kant en de clan Cools aan de andere kant, sussen. Guy Spitaels wilde dat ook. Cools niet. Daar gingen die ruzies over. Het is ook waar dat André Cools niet wilde dat ik nog minister zou worden.”

“Hij heeft me drie keer verraden”, was één van bekendste uitspraken die André Cools ooit over Guy Mathot heeft gedaan. “Ik denk dat ik weet waarover hij het had”, zegt Mathot. “Mijn positie in zijn ruzie met de Happarts vond hij ‘verraad’, net als mijn relatie met een persoon van wie hij vond dat dat niet kon ( Eliane Van Vreckom, nvdr). Ook dat ik de Luikse zakenman Leon Deferm kende die hij onbetrouwbaar vond, was hem een doorn in het oog.”

Mathot gaf toe dat hij in mei 1991 op het kantoor van André Cools was geroepen en daar een ferme bolwassing had gekregen. “Cools noemde mij toen ‘een ferailleur’ (schroothandelaar) omdat hij meende dat ik een gifschandaal bij Van Saint-Lambert in de doofpot had gestopt. Dat was maar één van de dingen die hij me verweet. Naar dat gifschandaal is toen een onderzoek geweest en er bleek, zoals zo vaak, niets aan de hand.”

Volgens Guy Mathot probeerde Alain Van Der Biest in de maanden die aan de dood van Cools voorafgingen een coalitie tegen Cools te smeden. “Van Der Biest wilde zelf de macht grijpen maar het was duidelijk dat hij daar niet de man toe was. Iedereen weet wat zijn problemen waren.”

Op het einde van zijn getuigenis peperde Mathot het de aanwezigen nog eens goed in. “Na twintig jaar roddels en verdachtmakingen wil ik er toch even op wijzen dat ik een blanco strafregister heb. In de zaak Agusta-Dassault ben ik de enige van de drie Guy’s die vrijuit gaat. Er is tegen niemand méér en harder onderzoek, gevoerd dan tegen mij. Het wordt tijd dat die verdachtmakingen stoppen.”

Bron » De Standaard

Analyse: Waarom Guy Mathot het altijd gedaan heeft

Er ging de voorbije weken op het proces-Cools geen dag voorbij of de naam van Guy Mathot ging over de tongen. Volgens sommigen is de burgemeester van Seraing en niemand anders de enige ware opdrachtgever van de moord op André Cools. De man achter de schermen die, zoals zo vaak in het verleden, de dans ontspringt. Vandaag krijgt Mathot, het enfant terrible van de Luikse politiek, op het proces-Cools eindelijk zelf het woord.

De kans is bijzonder groot dat Guy Mathot vandaag tijdens zijn getuigenis op het proces-Cools de gelegenheid aangrijpt om uitgebreid zijn hart te luchten. Mathot, die geen beschuldigde is in de zaak, heeft de voorbije weken op het proces-Cools en in de pers heel wat verdachtmakingen moeten slikken. De burgerlijke partijen, zoon Marcel Cools in de eerste plaats, steken niet onder stoelen of banken dat zij menen dat Guy Mathot op zijn minst vooraf op de hoogte was van de moord op André Cools.

Volgens Marcel Cools hebben getuigen hem een paar weken na de moord, op de kermis van de Luikse wijk Outremeuse, zelfs verteld dat Guy Mathot en Guy Spitaels wisten dat André Cools vermoord zou worden. Het is maar een van de tientallen sterke verhalen die de voorbije 30 jaar over de flamboyante Guy Mathot de ronde gedaan hebben.

In een van de verkiezingscampagnes begin jaren 80, in een periode toen de regeringen elkaar in snel tempo opvolgden, wachtte in Seraing ooit een volle zaal met PS-militanten op Guy Mathot. De minister kwam uit Brussel en zou de grote toespraak houden.

Mathot kwam anderhalf uur te laat en zichtbaar dronken de zaal binnen. Niemand in de zaal was echt verwonderd. Mathot was altijd te laat en dikwijls dronken. Bovendien had de halve zaal ondertussen al anderhalf uur aan de grote bar achteraan in de zaal doorgebracht. Het waren de tijden toen het socialisme nog echt plezant was

Toen hij aan zijn speech begon, raakte Guy Mathot maar moeilijk uit zijn woorden, tot groot jolijt van zijn militanten. Na enkele minuten was de metamorfose compleet: plots stond er een krachtig en waarachtig minister op het podium.

Een man die volgens de aanwezige journalisten toen de beste toespraak over de staatshervorming – het thema bij uitstek van die jaren – hield die in die periode ooit gehouden werd. Het is een anekdote die typisch is voor Mathot. Achter zijn vele gebreken die hij heeft gecultiveerd, gaat een grote persoonlijkheid schuil.

Net als zijn grote voorbeeld André Cools werd Guy Mathot in een socialistisch nest geboren. Mathot haalde een licentie in de botanische wetenschappen aan de Luikse universiteit. En dan gebeurde wat niet kon uitblijven: de talentvolle Guy Mathot werd opgemerkt door partijvoorzitter André Cools. Hij maakte Mathot meteen politiek secretaris van de toen nog unitaire BSP.

In 1971 werd Guy Mathot kamerlid, dankzij zijn piston André Cools. Mathot was de jongste politiek secretaris (27), de jongste burgemeester (29) én het jongste kamerlid (30) ooit. In 1977 werd hij in de regering-Tindemans ook de jongste minister ooit.

En, zoals het vaker met de kroonprinsen bij de Parti Socialiste gebeurde, liep het vanaf dat moment lelijk mis. Als minister begon Guy Mathot geregeld op te duiken in de schandaalkronieken. Het Rekenhof maakte brandhout van zijn te kwistig beleid en was ook niet mals voor de uitgaven voor drank, spijs en schoenen op de kabinetten van de minister.

Mathot vond te veel geld uitgeven niet echt een probleem. “Het begrotingstekort is er vanzelf gekomen. Het zal vanzelf ook weer verdwijnen”, was een van zijn legendarische uitspraken.

Mathot leek schandalen aan te trekken: als de minister van Openbare Werken in 1977 op wintersport vertrok, miste hij (uiteraard) zijn trein. Hij nam de volgende, maar de NMBS hing voor de minister meteen een extra luxewagon aan de trein. Een schandaal was geboren.

Voor het imago van deze nog altijd veelbelovende jonge god was dat allemaal niet dodelijk. Hem werd veel vergeven. Zo werd Guy Mathot nog in 1981 de PS-vice-eerste minister in de regering van Mark Eyskens, en behield hij (voorlopig) het vertrouwen van André Cools.

Maar na 1982 ging het om meer dan drank en schoenen. Eliane Van Vreckom, een min of meer officiële vriendin van Mathot, werd toen door het gerecht ondervraagd in verband met de louche verkoop van een schilderij, waarbij ook Mathot zou zijn betrokken.

Mathot zelf bracht een weekend in de gevangenis door omdat hij geknoeid zou hebben met de aankoop van zijn BMW en met subsidies voor de plaatselijke voetbalclub. In 1985 dwong PS-voorzitter Guy Spitaels Mathot af te zien van zijn kandidatuur voor de Kamer, en Mathot trok zich terug in Seraing.

Maar een kat heeft negen levens en in 1988 kwam Guy Mathot terug in de Senaat. In 1993 riep hij zich voor de verzamelde pers in een rommelig Luiks restaurant met een rommelige lunch (américain frites voor iedereen, en Mathot zoals altijd te laat) uit tot grote baas van de PS in Luik.

Tot de Agusta-affaire ook hem achterhaalde en onderzoeksrechter Véronique Ancia in 1993 de opheffing vroeg van de parlementaire onschendbaarheid van de heren Spitaels, Coëme en Mathot. De mythe van de “drie Guy’s” was geboren. En de loopbaan van Guy Mathot was gebroken.

Maar Guy Mathot werd, ondanks vele gerechtelijke onderzoeken, nooit veroordeeld. Dat zijn naam ook in de zaak-Cools opdook, is, meer dan op feiten, gebaseerd op zijn groezelige reputatie. Ondertussen is Guy Mathot, naast burgemeester van Seraing, ook voorzitter van de Luikse PS-federatie.

Bron » De Standaard

Het kasteel van de Cosa Nostra

‘Geruchten’, zei justitieminister Melchior Wathelet toen de Duitse criminele politie, een RTBF-reportage en diverse maffia-experts er tien jaar geleden op wezen dat de Siciliaanse maffia open en bloot opereert vanuit een goed beveiligd kasteel in Forchies-la-Marche bij Charleroi. De buurtbewoners hoorden de kogels fluiten. Tot vorige week zag of hoorde justitie niks. Douglas De Coninck tracht te begrijpen.

Dinsdagmiddag, en alles is rustig op het commissariaat van de lokale politie in Fontaine l’Evêque. Vier agenten zitten naar het computerscherm van inspecteur Robert Hautenne, de hoogste in rang blijkbaar, te staren, en geven elkaar raadgevingen over hoe je een proces-verbaal met code 5336 moet invoeren. Een gewichtige zaak is dat. Een uur eerder is een patrouille uitgerukt naar het kasteel met de vier torentjes. Daar is een verdacht sujet opgepakt: bovengetekende.

“U weet toch dat u hier niet mag komen?” Nee, dat viel nergens uit op te maken. Zo’n soort discussie. Mee naar het commissariaat dus, want de computer heeft iets gezien over iets met een verkeersboete uit 1998. Tijd voor een praatje dan, misschien. Heeft de politie in al die jaren dan niets gezien?

Agent 1: “We mogen u niks zeggen. Geheim van het onderzoek.”

Agent 2: “Nu, er valt ook niks over te zeggen. Wij wisten van niets, echt van niets.”

Agent 1: “Het was een complete verrassing voor ons.”

Agent 2: “Er zijn nooit klachten gekomen over dat kasteel. Nooit.”

Agent 3: “Nochtans zijn we heel erg attent, hier in Fontaine.”

Inspecteur Hautenne: “Oké, eerst code 5336, dan dit, en dan insert. Wat doe ik nu?”

Voor de lokale politie was het een verrassing, voor de omwonenden iets minder toen zo’n 500 speurders van de federale politie en het parket van Charleroi vorige week woensdag begonnen aan de invasie van het kasteel van Forchies-la-Marche en 24 andere adressen van eigenaar Stefano Di Luciano of zijn clangenoten in het Zwarte Land. Vijf mensen, onder wie Di Luciano zelf, werden gearresteerd. Vier aanhoudingsmandaten werden verlengd.

Er werden meer dan 200 vuurwapens, vooral machinegeweren, in beslag genomen. Verder: tonnen munitie, een installatie voor luchtafweergeschut (MG42), een partij oorlogswapens, een Rolls-Royce, een paar Ferrari’s en twee aanhangwagens vol kunstwerken waarvan wordt vermoed dat die gestolen zijn. In het kasteel werd ook een professioneel atelier voor de productie van geluidsdempers op handvuurwapens ontdekt.

Twee archeologen kwamen ter plaatse en de Civiele Bescherming begon te graven. Op het terrein werd een ijskast uit de grond gehaald. Een aantal wapens bleek verstopt te zitten in een hondenhok of tussen het hooi in de kippenren. Er zijn (niet bevestigde) berichten over bloedsporen die speurders doen denken dat in het kasteel zo nu en dan een eliminatie à la The Godfather werd uitgevoerd. Franse politiemensen kwamen ter plaatse. Zij onderzoeken de diefstal van munitie en politie-uniformen bij de gendarmerie in Amiens.

De speurders in Charleroi kregen felicitaties van premier Guy Verhofstadt. De Siciliaanse maffia in België, zo klonk het, is een zware slag toegebracht. En dat is vast ook zo, maar de mensen in de nabijgelegen rue Grand Mouligneau vragen zich vooral af waarom het zo lang moest duren voor de politie eens een kijkje kwam nemen.

“Ik kan niet zeggen dat we ooit last hadden van de mensen van het kasteel”, zegt de mevrouw, die er net als al haar buren op staat niet bij naam te worden genoemd in de krant. “We willen geen problemen met onze buren, toch niet met deze (lacht). We hadden eigenlijk geen contact met hen, behalve die keer in 1992 toen mijn dochtertje ginds aan het spelen was en midden in een kogelregen terechtkwam. Het viel nog mee. Een politieman in kogelvrij vest hield me op afstand en mijn dochter was zo slim plat te gaan liggen in het gras. Tja, je weet: als de Siciliaanse maffia om de hoek woont, dan kunnen zulke dingen gebeuren.”

Mevrouw en mijnheer gingen begin jaren tachtig een lening aan om in deze verkaveling te komen wonen. Ze konden zich geen verhuizing veroorloven.

De buurman: “Je hoorde regelmatige geweerschoten, maar dat went. Er zitten ook leuke aspecten aan. Twee- tot driemaal per maand hielden ze vergaderingen. Ik ben een autofreak. Dan zag je hier in de straten van ons armzalige dorp Ferrari’s, Lamborghini’s en Porsches met buitenlandse nummerplaten. Soms zat ik ’s zomers in de tuin te kijken en weg te dromen.”

Mevrouw: “Ze reden wel hard.”

Buurman: “De rue de la Marche, de enige weg om tot bij dat kasteel te geraken, is een oude kasseiweg met veel hobbels. Dan kwamen ze wel eens vast te zitten of brak er een as, en hoorde ze je, veelal in het Italiaans, luidkeels de Belgische wegen verwensen.”

Mevrouw: “Dan hielden we de kinderen binnen. Je weet nooit. Het lawaai van de helikopters was ook een beetje hinderlijk. Er moet naast dat kasteel een landingsbasis zijn. De helikopters kwamen ’s nachts en vlogen af en aan. Dan kleurden zoeklichten, van die krachtige lichtbundels, de hemel rood. Er waren veiligheidsmensen die er voor zorgden dat niemand in de buurt kon komen. Drie weken geleden was er nog zo’n bijeenkomst.”

Buurman: “Vergadering van de Cosa Nostra (grijnst). Hier in Forchies-la-Marche. Geef toe, niet iedereen kan dat zeggen.”

Toen Sebastiano Di Luciano en zijn broer Domenico begin jaren tachtig neerstreken in Forchies-la-Marche, was het kasteel nauwelijks die naam waardig. Di Luciano zou er niet meer dan 2,5 miljoen frank voor hebben neergeteld aan de oude schroothandelaar die er zich met zijn autowrakken en andere rotzooi had genesteld. “Het was een ruïne”, zegt de buurman. “Slechts hier en daar stond nog een muur overeind. Ik ging er als kind met mijn vriendjes riddertje spelen. Wij vonden het goed toen die man kwam die zei dat hij de lotto had gewonnen.”

Sebastiano Di Luciano vertoonde, het moet gezegd, een aantal uiterlijke kenmerken van een lottowinnaar. Hij voerde geen klap uit, behalve ritjes maken met zijn Rolls en wat jagen op zijn domein. Bij de lokale RVA stond hij lange tijd geregistreerd als werkzoekend. Hij had wel twee eigen bouwbedrijfjes, de bvba’s Charro en Ideal Constructions. Het gros van de in 1988 voltooide werken aan het kasteel werd uitgevoerd door Charro.

In het centrum van Forchies-la-Marche kocht hij occasioneel wat grond of een krotwoning op en bouwde hij een smaakvol appartementencomplex, zoals laatst nog met het oude tramstation. De uitbater van de speciaalzaak voor Italiaanse voedingswaren vreest nu de winter in te gaan zonder dak. “Sinds de arrestatie van signore Di Luciano liggen de werken stil”, zegt hij.

Weinigen in het dorp kenden Sebastiano Di Luciano. Als iemand hier scheef werd bekeken, dan was het dat malle koppel van de vzw Abrasax in de rue Emile Vandervelde, waar speurders uit Neufchâteau in de avond van 21 december 1996 met veel gedaver kwamen binnengevallen, op zoek satanische mensenoffers. Abrasax had niks te maken met Marc Dutroux, maar ging daarom niet minder over de tongen. In dezelfde straat ging Di Luciano naar de tandarts, bij Philippe Melchior. Hij is een van de arrestanten. Melchior kende wat van financiën en werkte zich op tot ‘adviseur’ van de kasteelheer. Wat later opende hij een tweede praktijk in Leernes en nog een in het Zuid-Franse Nice.

“Daarstraks stond hier nog een mevrouw met barstende tandpijn”, zegt de apothekeres in de rue Emile Vandervelde. “Ze had een afspraak bij Melchior. We legden haar uit dat ze beter op zoek kon naar een andere tandarts (schatert het uit). Het is zo hypocriet. Iederéén hier wist wat voor vlees we in de kuip hadden.”

De lokale politie kan natuurlijk niet alles weten.

Tienduizenden mensen wisten het echter al toen in 1993 het in alle belangrijke Europese talen vertaalde boek Het Europa van de Peetvaders van de Franse onderzoeksjournalist Fabrizio Calvi verscheen. Het was een regelrechte bestseller, een standaardwerk: omdat het midden in Operatie Schone Handen tot in detail de vertakkingen van de Italiaanse maffia door heel Europa blootlegde. Op pagina 171 kon je dit lezen:

‘In de streek van Charleroi kon Pasquale Caruana rekenen op de steun van twee andere oud-inwoners van Siculiana, van wie de levensstijl zelfs de minst achterdochtige Belgische politieman had moeten intrigeren. Ondanks zijn statuut van werkloze arbeider bezat de man een prachtige versterkte burcht van 1.600 vierkante meter, volledig en tegen hoge kosten gerestaureerd (…).’

Fabrizio Calvi vervolgt: ‘Verstopt in de omgeving van het domein waren de agenten van het BKA (Bundeskriminalamt, de Duitse federale politie, DDC) getuige van een uitgebreid defilé van bekende kopstukken, van Caruana’s en Cuntrera’s, en van anderen die bekend moesten zijn bij de Italiaanse en de Duitse politiediensten. Na onderzoek begrepen de agenten van de BKA welke functie het kasteel van Charleroi had. ‘Het is bekend’, schreven zij in hun rapport, ‘dat topontmoetingen van de georganiseerde misdaad op dergelijke, moeilijk te observeren locaties plaatshebben.’ Die panden worden speciaal voor dat doel aangekocht en onderhouden door stromannen.

In het voorjaar van 1992, zo staat er nog, was er een schietincident. En de eerste rapporten van zowel de BKA als de criminele recherche in Rome over het kasteel dateren van 1989.

Van Belgische politiemensen mag je, naar men zegt, niet verwachten dat ze boeken lezen. Televisie kijken schijnen ze af en toe wel te doen. Maar je kunt ook niet alles zien natuurlijk. Op 14 september 1994 zat nochtans heel Franstalig België aan het scherm gekluisterd voor de documentaire ‘Belgica Nostra’. Bij de RTBF was er een jaar aan gewerkt. De reden waarom ze erg veel aandacht kreeg, lag mee vervat in het feit dat de maakster werd beschouwd als de Lynn Wesenbeeck van Franstalig België. Françoise Van de Moortel stond tot dan toe bekend als presentatrice, onder meer van de prestigieuze Koningin Elisabeth-wedstrijd. Ze had nu als journaliste vol overgave gegooid op de vraag in hoeverre de Siciliaanse maffia was doorgedrongen in het maatschappelijke leven.

Vandaag, negen jaar later, zit Françoise Van de Moortel thuis, nog steeds elke ochtend hopend dat er niet weer een deurwaarder komt aanbellen met een dagvaarding. Ze werd op gezag van toenmalig justitieminister Melchior Wathelet (cdH) verketterd door een deel van de Franstalige pers. Door de vloed aan rechtszaken durfde de nochtans in herhalingen gespecialiseerde RTBF haar reportage nooit meer opnieuw uitzenden, ook al kan van weinig journalistieke werkstukken in dit land worden gezegd dat ze een zo profetische waarde hadden. De mensen die Van de Moortel aanwees als vermoedelijke organisatoren van de moord op André Cools zitten vandaag in Luik in de beklaagdenbank. De Italianen die ze aanwees als kopstukken achter een zwendel in gestolen aandelen, werden in 1998 veroordeeld. In het kasteel in Forchies-la-Marche, waar ze ging filmen, denken de speurders nog een week of twee werk te hebben.

Françoise Van de Moortel: “Het was de periode kort na de moord op Cools, de Agusta-affaire en de moord op journalist Stéphan Steinier van La Nouvelle Gazette door de koppelbazenmaffia. Je hoorde in die tijd geregeld theoretische referaten over hoe de maffia ook in België aan een opmars bezig zou zijn. Ik wou dat onderzoeken. Ik kreeg te maken met politiemensen die zeiden: ‘Mais madame, doe dat toch niet. U hebt een leuk gezin, een leuke baan. Zet dat niet allemaal op het spel.’ Politiemensen zeiden me dat het een hopeloze zaak was, zeker in Charleroi. ‘Wij stellen geregeld pv’s op, maar het parket seponeert ze met de ogen dicht.’ Dat was de sfeer, toen.”

U kreeg zeven rechtszaken te verwerken?

“Ja, ook van Stefano Di Luciano. Alle zaken die voor de rechtbank kwamen hebben we gewonnen, ook die van Di Luciano. Maar dat is een magere troost. Zij huren de duurste advocaten in, procederen je plat en zorgen ervoor dat je op de duur aan niks anders meer toekomt dan je te verdedigen. Het werkt ook: je geraakt ontmoedigd. De RTBF mag ik niks verwijten. Ze hebben me door dik en dun gesteund. Gelukkig maar.”

Wat is die Di Luciano voor iemand?

“Ik aarzel zelfs om op die vraag te antwoorden. Telkens als mijn hoofd de voorbije jaren in de media verscheen (Françoise Van de Moortel werd op zeker ogenblik woordvoerster van de vzw Julie en Mélissa, DDC), voelde ik de gevolgen meteen. Wéér een deurwaarder. Wéér zo’n oude klacht die werd gereactiveerd. Dat is zo akelig: ze vergeten je niet. Altijd zo’n signaal van: we zijn er nog.”

Het verhaal is vrij helder. Na drie jaar onderzoek klist de Duitse justitie in 1992 Pasquale Cuntera en Pasquale Caruana, twee peetvaders van de Cosa Nostra. De twee Siciliaanse families hebben in Europa miljarden verdiend met drugshandel, witwaspraktijken en afpersing. Het is een van de grootste politionele successen die ooit tegen de Siciliaanse maffia zijn geboekt. De misdaadorganisatie is volgens de rapporten van de BKA actief in Italië, Duitsland, Canada, Thailand en België. In ons land leidt het spoor naar de pizzeria van Pasquale Di Mora in Charleroi, en van daaruit naar Stefano Di Luciano en een bedrijfje dat Chiaro heet (de vorige benaming van de bvba Charro).

Vooraleer toe te slaan, observeren speurders van de BKA in 1992 maandenlang Cuntrera, Caruana en hun stromannen. Zo komen ze terecht in Forchies-la-Marche, waar ze op een nacht vanuit de struiken nummerplaten noteren. Wanneer buitenlandse politiediensten zoiets doen, horen ze bijstand te vragen. Vermits ze zich begeven op een terrein waar ze geen enkele bevoegdheid hebben, horen ze de lokale justitie in te lichten en zich te laten vergezellen door lokale politiemensen.

François Van de Moortel: “De BKA deed dat dus niet. Volgens wat men mij zei omdat ze politie en justitie in Charleroi voor geen haar vertrouwden. En dat is het nu juist. Een Italiaanse maffia-expert legde in de reportage uit dat we in België niet zozeer bang moeten zijn voor een vlaag van geweld, maar veeleer voor corruptie. De maffia is echt niet zo dom om hier rekeningen te komen vereffenen met kogels. Het gebeurt subtieler, door zich respectabel te maken, door zich op te werken in, bijvoorbeeld, het politieke leven.”

In haar reportage interviewde Van de Moortel Thomas Defourny, de toenmalige procureur des konings in Charleroi. Hij vertelde voor de camera dat de strijd tegen de maffia hem niet echt interesseerde, dat hij te weinig middelen had en dat de opdeling van België in 27 parketten de zaak erg bemoeilijkte. Over het rond die tijd al twee jaar oude BKA-rapport, dat zowel in het boek van Fabrizio Calvi als in diverse Belgische media en het boek Bloedsporen van het toenmalige Humo-duo Sauviller-Ilegems beschreven was, zei hij: “Van dat fameuze BKA-rapport moet ik de eerste pagina nog te zien krijgen.”

Daags na de reportage verschafte justitieminister Melchior Wathelet (cdH) in Le Soir verduidelijking: ‘Betreffende de rol van een bepaald kasteel in de streek van Charleroi – in Forchies-la-Marche – dat zou hebben gediend als draaischijf voor de maffia in België, klopt het dat Duitse politiemensen er tijdens een rogatoire commissie over hebben gepraat tijdens een gesprek op café. Die zouden daarom hebben gelachen, zeggend dat ze de al twintig jaar oude geruchten over dat kasteel wel kenden. Er is, zo bevestigt het kabinet, geen enkel objectief element dat een verdenking of een observatie van dit gebouw wettigt.’

Françoise Van de Moortel: “Het zal u niet verbazen dat de advocaat van Stefano Di Luciano die mededeling van de minister van Justitie aan het dossier tegen mij toevoegde en aangreep om aan te voeren dat ik onzin had verkocht. Die ministeriële reactie vormde ook de hoofdargumentatie waarom de reportage nooit meer kon worden uitgezonden. Er bestaat een vonnis dat de RTBF verbiedt om de reportage opnieuw uit te zenden, tenzij vergezeld van een uitbreid recht van antwoord.”

Dus als de RTBf na de ontdekkingen van vorige week de kijkers wil laten zien dat ze al in 1994 uitgebreid over dat kasteel berichtte, dan kan ze dat niet?

“Zo is dat. De rechtbank hechtte geloof aan wat Wathelet verklaarde. Hij beschuldigde me er in Le Soir ook van te hebben verzuimd om justitie te bellen voor een reactie, met zo’n toon van: ‘Wat kent dat domme blondje van journalistiek?’ Kijk, hier (graait in een stapeltje brieven). Schriftelijk verzoek om toelating om onderzoeksrechters Van Espen en Bulthé te interviewen. Negatief antwoord met de Brusselse procureur Dejemeppe… Hier, een onderhoud met de procureur-generaal. Ik heb ze allemaal aangeschreven of gesproken…”

Wathelet trad op als belangenbehartiger van de maffia?

“Pfft, we zijn nu tien jaar verder. Ik zit thuis en kan alleen in de krant lezen wat ze daar in dat kasteel allemaal naar buiten buiten hebben gesleept. De conclusies laat ik voor een ander.”

Stellen dat Stefano Di Luciano volkomen ongemoeid werd gelaten is onjuist. Hij werd in 1997 door het hof van beroep in Bergen veroordeeld wegens oplichting en frauduleus faillissement met een van zijn bouwbedrijfjes. Hij werd ook geviseerd in een onderzoek naar de koppelbazenmaffia, al leidde dat niet tot een veroordeling.

De actie van vorige week is het gevolg van een tussenkomst van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, die beslag liet leggen op een som van 400.000 euro bij een witwasoperatie. Inmiddels wordt ook in een kasteel in het nabijgelegen Thuin gezocht naar wapens en lijken. Het kasteel, door Di Luciano geschonken aan zijn zoon, fungeerde in 1999 nog als trekpleister op de Open Monumentendag.

Behalve Stefano Di Luciano, zijn broer Domenico (mede-eigenaar van het kasteel in Forchies) en tandarts Philippe Melchior werd Michele Messina gearresteerd. Die laatste haalde al eens eerder de krantenkolommen, toen hij in 1992 werd gearresteerd als kopstuk van een bende die een aantal Henegouwse banken had opgelicht. Een van de overige arrestanten was Eric Di Rupo, neef van Elio Di Rupo.

Als we Stefano Di Luciano mogen geloven, is de PS-voorzitter een persoonlijke vriend. En ook oud-minister van Financiën Philippe Maystadt (cdH). Op 30 april 1996 verstuurde hij namens de bvba Charro een uitnodiging voor een feest in zijn prachtige kasteel: ‘Op zaterdag 4 mei wordt in het kasteel van Forchies-la-Marche een Middeleeuwse Dag georganiseerd door de gemeente Fontaine l’Evêque. Minister Dirupo zal er zijn, minister Ph. Maysdaht, alsook burgemeester Rovillard. 1.500 mensen worden verwacht. Er is een tentoonstelling van Middeleeuwse wapens. Een vriendelijk glas wordt u aangeboden. Een barbecue wordt georganiseerd door de gemeente (…). Ik zal niet nalaten om voor foto’s te zorgen en, indien mogelijk, een video-opname. Mr. Di Luciano.’

Philippe Maystadt is tegenwoordig voorzitter van de Europese Investeringsbank in Luxemburg, de grootste overheidsbank ter wereld. Via zijn woordvoerder laat hij weten geen enkele herinnering te hebben aan een middeleeuws feest bij de Cosa Nostra. Di Rupo wisten we gisteren niet te bereiken. “Maar het feit dat die man niet eens de namen van zijn eminente genodigden juist kan schrijven, geeft ons een idee van de ernst”, zegt de woordvoerder van Maystadt. “Het komt me voor dat die man zich op leugenachtige gronden probeert voor te doen als respectabel.”

Françoise Van de Moortel: “Dat was nu net waar ik voor wou waarschuwen.”

Maar niemand luisterde. Het bijna voltallige college van burgemeester en schepen van Fontaine l’Evêque was op 4 mei 1996 tijdens het middeleeuwse feest present en verstuurde op kosten van de gemeente een officiële uitnodiging. “Het was een leuke avond, er was veel volk en er waren heel veel belangrijke mensen uit de streek”, zegt schepen Michel Demat (PS): “Wat ik me nog herinner is dat bepaalde delen van het kasteel afgesloten bleven voor de gasten. Of Di Rupo en Maystadt daar aanwezig waren? Dat kan ik mij niet herinneren.”

Organiseert het gemeentebestuur vaker feestjes met de Cosa Nostra?

“In die tijd wisten wij dat nog niet. Was er toen trouwens geen andere eigenaar?”

De naam van Di Luciano staat op de uitnodiging.

“Oh, dan vergis ik mij wellicht.”

U kijkt nooit naar tv?

“Jawel, maar wij beschouwden die verhalen over de maffia als geruchten.”

‘We hadden eigenlijk geen contact met hen’, zegt de buurvrouw. ‘Behalve die ene keer in 1992 toen mijn dochtertje aan het spelen was en midden in een kogelregen terechtkwam. Tja, je weet: als de Siciliaanse maffia om de hoek woont, dan kunnen zulke dingen gebeuren’Justitieminister Melchior Wathelet op 15 september 1994 in Le Soir, daags nadat een RTBF-journaliste het bestaan van het kasteel had onthuld: ‘Er is geen enkel objectief element dat een verdenking of een observatie van dit gebouw wettigt’.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck