Corinne Rulmont komt om het leven bij verkeersongeval

Dat een status als potentiële getuige op het proces-Cools niet echt een garantie is op een lang leven, lijkt inmiddels zo vanzelfsprekend dat de media er nauwelijks nog aandacht aan schenken als er weer eens een sneuvelt.

Slechts enkele kranten gunden het bericht maandag een paar lijntjes: ‘Zondagochtend omstreeks 6.30 uur is Corinne Rulmont (44) uit de Voerense deelgemeente Remersdaal om het leven gekomen bij een verkeersongeval in Sint-Pieters-Voeren. Zij is de echtgenote van gemeenteraadslid Gregory Happart, zoon van senator Jean-Marie Happart.’

In diens gloriedagen als minister was Corinne Rulmont woordvoerster van Van der Biest. Ze zou later mee worden veroordeeld tijdens een proces over het wilde wanbeheer op zijn kabinet. Los daarvan liep ze eind 1996 ook een voorwaardelijke celstraf op omdat ze van op het kabinet een ‘studie’ naar het nut van hostessen bestelde bij een bedrijf waarachter een Luiks netwerk van callgirls bleek schuil te gaan.

Het gebeurde ook soms dat op het kabinet afspraakjes werden geregeld met callgirls. Doodgewone dingen allemaal, in het Luik van tien jaar geleden.

Bron » De Morgen

Gerecht toont bewijsstukken Bende van Nijvel

De speurders die de misdaden van de Bende van Nijvel onderzoeken, doen een nieuwe oproep naar het grote publiek. Ze verspreiden foto’s van een aantal bewijsstukken die in de loop van het onderzoek in beslag werden genomen. Ze hopen daaruit nieuwe informatie over de daders te krijgen.

De Bende van Nijvel wordt verantwoordelijk geacht voor 28 doden tussen 1982 en 1985. De zeven resterende speurders van de Cel Waals Brabant die de misdaden van de Bende van Nijvel onderzoeken, hebben de hoop om de Bendedoders te ontmaskeren nog altijd niet opgegeven.

Vorig jaar vroegen ze aan twee Franse misdaadanalisten om een misdaadanalyse te maken van heel het Bendedossier. Bedoeling was om deze keer uit te gaan van concrete feiten uit het dossier en niet meer van hypotheses over wie de daders zouden kunnen zijn. “Die hypotheses – of het nu ging over een extreem-rechts complot of een samenzwering van de rijkswacht – hebben ons niets opgeleverd”, zegt Eddy Vos, één van de Bendespeurders. “Het kan nog altijd zijn dat ze kloppen, maar voor het onderzoek hebben ze niets opgeleverd.”

De conclusie die de Franse profilers trokken op basis van het dossier, was dat de Bende bestaan moest hebben uit drie of vier personen. Op drie van hen konden ze zelfs een naam plakken: Reus, Killer en Oude Man. Drie robotfoto’s van de vermoedelijke daders werden vorig najaar al verspreid.

“De verspreiding van de robotfoto’s heeft ons nuttige informatie opgeleverd, maar ze heeft niet geholpen om de daders te identificeren”, zegt Eddy Vos. Nu gaan de speurders foto’s van een aantal bewijsstukken vrijgeven die in de loop van het onderzoek in beslag werden genomen in de hoop toch nog de daders te vinden.

“We hebben gekozen voor veertien stukken die iets te vertellen hebben”, zegt Eddy Vos. Meest opvallende stukken zijn twee geweren die opgevist werden uit het kanaal in Ronquières en een lange jas zonder mouwen die de Killer zou gedragen hebben. Ook die jas werd in Ronquières teruggevonden. Daarnaast vragen de speurders ook nog informatie over een paar hoeden, een nummerplaat, vijf afstandsbedieningen van tv’s, een parkeerkaart en een aantal kogelladers.

De meeste nabestaanden van de Bendeslachtoffers hebben de hoop dat de daders van de misdrijven van de Bende van Nijvel ooit gevonden worden, al lang laten varen. De Cel Bende van Nijvel bestaat op dit moment nog uit zeven speurders. In 1997, op het hoogtepunt van haar bestaan, telde de Cel 93 personeelsleden. De foto’s van de bewijsstukken zijn, als alles volgens plan verloopt, vandaag al te vinden op de website van de Cel Bende van Nijvel.

Bron » De Standaard

Criminoloog Cyrille Fijnaut evalueert de politiehervorming

“De Belgische politie is doodziek. De patiënt ligt op intensive care. Hij zou een nieuwe operatie moeten ondergaan, maar hij is zo verzwakt dat hij een tweede experiment misschien niet overleeft.” De beeldspraak van de politie-expert Cyrille Fijnaut spreekt boekdelen: het gaat niet goed met onze politie, ondanks de grootscheepse hervorming van 1998.

Fijnaut komt tot zijn conclusie op grond van de getuigenissen van 25 beleidsmensen bij de Belgische politie en bij Justitie: burgemeesters, procureurs, lokale korpschefs, federale politiedirecteurs, noem maar op. Op vraag van het criminologisch tijdschrift Orde van de Dag evalueerden zij de politiereorganisatie van 1998. Redacteuren van het tijdschrift verwerkten hun antwoorden en professor Fijnaut, hoogleraar criminologie in Leuven en Tilburg, las hun rapporten. “Je wordt niet bepaald vrolijk van hun conclusies”, zegt Fijnaut, die als expert optrad in de parlementaire onderzoekscommissies naar de mensenhandel en de Bende van Nijvel.

Het loopt volgens de bevoorrechte getuigen op vele fronten mis: de federale politie werkt verzuild en elk van de vijf directies probeert het laken zoveel mogelijk naar zich toe te halen. De lokale politie is met bijna 200 politiezones te versnipperd om het gemeenschappelijke belang te zien. De politieraden, die voor de democratische controle moeten instaan, voldoen niet aan de verwachtingen. En ook de nationale adviesorganen van de politie functioneren niet.

Toch één lichtpunt: de uitwisseling van gerechtelijke informatie komt steeds beter op gang. Dat was precies een van de pijnpunten die de onderzoekscommissie-Dutroux aan het licht heeft gebracht. Maar de slotsom is dat de politiehervorming geen succes is. We hebben nog steeds geen betere politie.

Een van de pijnlijke vaststellingen is dat er geen overleg en geen samenwerking bestaat tussen de federale en de lokale politie. Sommigen spreken zelfs van een nieuwe politieoorlog.

Cyrille Fijnaut: “Dat is een belangrijke vaststelling. Er is soms samenwerking, maar we weten niet hoe goed die is. De algemene indruk is nog steeds dat er geen samenwerking is, of dat die op z’n minst met grote moeilijkheden gepaard gaat. Neem nu de bijstand bij risicovoetbalwedstrijden: die regeling is zo ingewikkeld. Dat kan een normaal mens niet begrijpen.”

“En zelfs waar de samenwerking tussen de federale en de lokale politie nog relatief goed is, zoals bij gerechtelijke onderzoeken, lukt het blijkbaar niet altijd, onder meer door een gebrek aan mankracht. Daardoor is ook hier de samenwerking een twijfelachtige zaak.”

Moeten we dan niet vaststellen dat de politie operationeel tekortschiet?

“Als je leest wat die bevoorrechte getuigen zeggen, kun je niet zeggen dat de organisatie er staat. In de interviews is evenwel niet gepeild naar de mate waarin de misdaadbestrijding en de ordehandhaving tegenwoordig efficiënter worden aangepakt. Dat is de zwakte van het onderzoek, de evaluatie is naar binnen gericht.”

“Wat voor mij de lakmoesproef zou zijn, is de vraag of ernstige delicten – moord en doodslag, gewelddadige overvallen, carjackings – vandaag systematisch beter worden aangepakt en afgehandeld dan in het verleden. Want de hele politiehervorming is op gang gekomen en gerechtvaardigd door de noodzaak van een betere aanpak van dat soort misdrijven en van een betere aanpak van collectieve ordeverstoringen – denk aan het Heizeldrama.”

Het ergste laat zich vermoeden. Als de interne organisatie er niet staat, hoe kan de veiligheid van de mensen dan beter gegarandeerd zijn?

“Als je een zwakke operationele organisatie hebt, is dat een veeg teken. Bij voetbalgeweld en voor grote gerechtelijke onderzoeken kan men blijkbaar alleen met hangen en wurgen voldoende mankracht mobiliseren. Dat klinkt onheilspellend en suggereert dat de problemen niet beter aangepakt worden.”

Een systematische opvolging van de politiehervorming ontbreekt.

“Het getuigt van onbehoorlijk bestuur dat men zo’n omvangrijke reorganisatie op gang heeft gebracht zonder dat er een evaluatie in vervat zit. Om de reorganisatie eventueel bij te sturen. En uit het regeerakkoord van de nieuwe regering blijkt ook niet dat dat voor deze regeerperiode is voorzien.”

“Je kunt niet ongestraft een live experiment op een politieorganisatie uitvoeren. Want net als een patiënt op de intensive care is de kans groot dat hij sneuvelt als je enkele keren na elkaar zo’n experiment doorvoert. Dat bewijst deze reorganisatie. Ik denk niet dat de Belgische politie in staat is een tweede reorganisatie te overleven.”

Volgens de ondervraagden is de politiehervorming mislukt omdat ze overhaast en onvoorbereid is doorgevoerd. Daardoor verloopt het integratieproces chaotisch.

“Van meet af aan heb ik geprotesteerd tegen deze totale hervorming. Ik vond zo’n tabula rasa ongepast. Men verwees naar de politiehervorming in Nederland, in 1993. Maar daarbij verloor men uit het oog dat de Nederlandse rijkspolitie en gemeentepolitie vanaf 1945 systematisch naar elkaar toe zijn gegroeid. De Nederlandse politiereorganisatie van 1993 was het sluitstuk van een harmoniseringsproces van veertig jaar. En dan heeft het nog vijf jaar geduurd vooraleer de hervorming zich heeft ‘gezet’.”

En in België proberen we dezelfde hervorming in enkele jaren door te voeren?

“Ja, en hier gaat het om de samenvoeging van liefst drie politiediensten, en niet twee, zoals in Nederland. Politiediensten die bovendien op geen enkele manier geharmoniseerd waren. De drie korpsen zijn gewoon overnight op elkaar gegooid. Tja, dat is va banque spelen. Je riskeert het faillissement van het systeem, als je niet uitkijkt. In een tijd waarin veiligheid zo belangrijk beleidsthema is, was het irrationeel zo’n totale reorganisatie door te voeren.”

Hoe had de reorganisatie moeten verlopen, volgens u?

“Men had twee hervormingen op gang moeten brengen. De grootste pijn zat hem in de verhoudingen tussen de rijkswacht en de gerechtelijke politie (GP). De eerste stap had de samenvoeging van de BOB en de GP moeten zijn. Dat had in een jaar gekund. En daaromheen moest men de hele gerechtelijke politiefunctie uitbouwen. Het was al een hele boterham geweest om dat tot een goed einde te brengen.”

“Op de tweede plaats had men de weg moeten volgen die de ministers Tobback en Vande Lanotte waren ingeslagen: de integratie, aan de voet van de piramide, van gemeentepolitie en rijkswacht. Zoals in Nederland had men langzamerhand beide politiediensten moeten dwingen om samen te werken in grotere regio’s. Dat proces had gerust tien jaar mogen duren. Maar men heeft het hele politiestelsel op zijn kop gezet, en men nu zit men met de scherven.”

Als de regering de politiehervorming langdurig voorbereid had, dan was de publieke verontwaardiging over de slechte werking van de politiediensten misschien weggeëbd en dan was er wellicht niets veranderd.

“Een regering die bij haar zinnen was gebleven, had aan de bevolking duidelijk kunnen maken dat je in een tijd als deze maar beter niet met de politie begint te experimenteren. Met de twee hervormingen die ik heb geschetst, zou de regering ook applaus hebben gekregen. Maar ze heeft gekozen voor een spierballenpolitiek. En de frustratie bij de bevolking is alleen groter geworden. De mensen zien ook dat de politieorganisatie niet werkt.”

U zou op dezelfde organisatie als de huidige zijn uitgekomen, maar langzamer.

“De tijd die de Belgische regering heeft willen winnen door snel te reorganiseren, speelt ze kwijt omdat ze alles weer recht moet trekken. De politiehervorming van 1998 is in dat opzicht een onnodig kostbare, vrij domme operatie geworden.”

“Uiteindelijk weet ik niet of dit systeem met ongeveer 200 lokale politiekorpsen houdbaar is. Al de ondervraagden signaleren dat er te veel lokale korpsen zijn. Maar als je die 200 zones terugbrengt tot bijvoorbeeld 120, staat het hele systeem weer ter discussie. Dan kom je weer in een discussie over de organisatie terecht. Als je die steen uit de muur trekt, komt het hele bouwwerk misschien naar beneden.”

“Mijn advies luidt: laat het huidige systeem zoals het is, maar zet koers naar één nationale politieorganisatie via tussentijdse wetswijzigingen. Dat lijkt me verstandiger dat het huidige systeem in één klap te proberen repareren.”

De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, wil precies een maandenlange discussie over de politiehervorming tot elke prijs vermijden.

“Begrijpelijk. Je brengt een cascade op gang. De Belgische regering is nu in een situatie terechtgekomen waarbij ze de gijzelaar van haar eigen oplossing is. Ze heeft zich in de onmogelijkheid gemanoeuvreerd om systematisch wijzigingen aan te brengen. Dat is toch een bizarre uitkomst.”

“In Nederland en Groot-Brittannië woedt ook een discussie over de politiehervorming en daar gaan ze regelrecht, maar stapsgewijs naar één politie, waarbij de huidige regionale korpsen uiteindelijk districten van één politieorganisatie worden. Dat kan misschien nog vijf of tien jaar duren, maar die evolutie is onvermijdelijk, ook in België.”

In België bestaat veel politiek verzet tegen de vorming van één politieorganisatie. Dat gaat terug op een diepgeworteld wantrouwen tegenover de vroegere rijkswacht.

“Dat wantrouwen is altijd dubbelzinnig geweest. Ook Louis Tobback ging als fractieleider van de oppositie behoorlijk te keer tegen de rijkswacht, maar toen hij eenmaal minister van Binnenlandse Zaken was, heeft hij gezien wat de kwaliteiten van dat korps waren. De rijkswacht was een korps dat power had. Dat korps hebben ze met de politiehervorming op het middenrif gebroken.”

De werkwijze waarop de redactie van Orde van de Dag moest terugvallen, geeft te denken: ze moest de bevraagden anonimiteit garanderen, want kritiek over de politiehervorming mag klaarblijkelijk niet.

“De politiehervorming is politiek gezien zo’n heet thema dat kritiek niet in dank wordt afgenomen. De politiemensen die aan de top zitten, kunnen het zich niet permitteren te zeggen dat ze niet werkt. Dat zou worden uitgelegd als een enorm gebrek aan loyauteit. En als de mensen die in de subtop zitten – die weten hoe de vork in de steel zit – spreken, kunnen ze hun carrière wel vergeten.”

“Dat het slecht gaat met de Belgische politie, mag je gewoon niet zeggen. De regering creëert dat taboe. Als Verhofstadt de opendebatcultuur die hij predikt liet spelen, had hij kunnen voorkomen dat 25 subtoppers in de Belgische politie en justitie het begrafenisprentje van de Belgische politie schrijven.”

Wat staat er nu te gebeuren? Wat beveelt u de beleidsmakers aan?

“Ik zou die test van de operationaliteit van de politie laten doen. Als ik regeringsleider was, zou ik niet rustig slapen als ik niet de zekerheid had dat het politiebestel adequaat functioneert bij ernstige delicten en bij zware, gewelddadige ordeverstoring. Want ik denk dat de Belgische politie, ondanks de hervorming, wel nog iets kan. Maar je moet er zeker van zijn. Afhankelijk van wat de test oplevert, zou ik bijsturen.”

Wie moet die test uitvoeren?

“Ik zou de test laten uitvoeren door derden, met de politie erbij. Ik hou niet van mensen die van buitenaf komen aanvliegen en even komen zeggen hoe het moet. Je moet de test laten uitvoeren door vakmensen. Mensen uit de Belgische politie – want de Belgische politie heeft nog altijd vakmensen – en politiemensen uit andere landen van Europa, die weten hoe politiekorpsen in crisistoestanden moeten functioneren. Dat ben je als beleidsmaker tegenover de bevolking verplicht.”

Bron » De Standaard | Filip Verhoest

BOB’ers bij politie laten weer van zich horen

De 1.400 oud-rijkswachters die werken bij de gerechtelijke diensten van de federale politie eisen hetzelfde statuut als de voormalige leden van de gerechtelijke politie. “Toen de VLD nog in de oppositie zat, beloofde ze dat alle gerechtelijke rechercheurs hetzelfde loon voor hetzelfde werk zouden krijgen, ongeacht of ze van de BOB of de GP kwamen. Wij herinneren de Vlaamse liberalen nu aan die eis”, zegt Franz Vandelook, commissaris in Brussel.

Een van de hoekstenen van de politiehervorming van 1998 was de integratie van de Bijzondere Opsporingsbrigades van de rijkswacht met de gerechtelijke politie bij de parketten. De hevige concurrentie tussen beide politiediensten was onder meer de oorzaak voor het mislukken van het onderzoek naar de Bende van Nijvel.

Momenteel maken de oud-BOB’ers ongeveer de helft uit van de gerechtelijke opsporingsdiensten bij de federale politie. Met de oud-GP’ers voeren ze de onderzoeken uit tegen belangrijke vormen van criminaliteit zoals mensenhandel, terrorisme, drugs en home- en carjackings enerzijds – een specialisatie van de vroegere rijkswacht – en oplichting, fraude en witteboordencriminaliteit anderzijds – een actieterrein van de voormalige GP.

Onder oud-minister van Justitie, Melchior Wathelet, kregen de GP’ers in 1991 een bijzonder gunstig financieel statuut. Ze kregen daardoor bij de politiehervorming van 1998 vlotjes een statutaire benoeming. De oud-BOB’ers daarentegen kregen geen benoeming, maar een “aanstelling”, een niet onbelangrijk verschil.

Franz Vandelook: “Daardoor verliezen wij alle rechten bij bijvoorbeeld een overstap naar de lokale politie. En kunnen wij geen promotie maken, terwijl de GP’ers na zes jaar benoeming kunnen promoveren. Wij doen hetzelfde werk. Dat werk wordt algemeen gewaardeerd: politici pakken vaak uit met onze resultaten. Maar we krijgen niet hetzelfde statuut. Dat is niet langer aanvaardbaar.”

De politiecommissaris erkent dat het in deze budgettaire situatie utopisch is dat de oud-BOB’ers hetzelfde – hoger – loon krijgen als de mensen van de gerechtelijke politie. “Maar we willen dezelfde rechten op het gebied van mobiliteit en promotie.”

De oud-rijkswachters zeggen “op menselijk vlak” geen probleem te hebben met de voormalige GP-leden. Toch geeft hun actie aan dat de cultuurverschillen tussen rijkswacht en gerechtelijke politie is de huidige politieorganisatie niet zijn verdwenen. Dat was nochtans het opzet van de politiehervorming. De oud-BOB’ers kaarten hun grieven aan, omdat vandaag nieuwe onderhandelingen starten over de rechtspositie van de politiemensen, na een uitspraak van het Arbitragehof. Dat verbrak delen van de wet waarin de rechtspositie van politiemensen is geregeld.

Bron » De Standaard