Proces Cools van start

Op 17 oktober was het eindelijk zo ver. Meer dan twaalf jaar na de feiten begint voor het Luikse assisenhof het proces voor de moord op minister van Staat André Cools. Hij werd neergeschoten in de ochtend van 18 juli 1991 bij het verlaten van de woning van zijn maîtresse Marie-Hélène Joiret, die zelf de kogels overleefde. Het was wellicht de evidenste politieke moord uit de Belgische geschiedenis.

De daders, twee Tunesische huurmoordenaars, werden in 1998 al in eigen land tot elk 25 jaar cel veroordeeld. Op het proces in Luik zitten de organisatoren van de moord in de beklaagdenbank. Het gaat om Richard Taxquet, Pino di Mauro, Cosimo Solazzo, Mauro de Santis, Iachino Contrino, Domenico Castellino, Silvio de Benedictis en Carlo Todarello.

Het zijn allemaal figuren uit de corrupte entourage van wijlen Van der Biest, oud PS-minister en vooral ex-poulain van de binnen de PS ooit almachtige André Cools. In de hoop een concreter zicht te krijgen op wat nu precies de aanleiding was voor de moord wil het openbaar ministerie zo’n vierhonderd getuigen oproepen.

Bron » De Morgen

‘Moord op Cools was etterbuil oude politieke cultuur’

Met het proces-Cools valt het doek over een van de affaires die tekenend waren voor de ‘schizofrene jaren 90’. Volgens Carl Devos, politicoloog aan de Universiteit Gent, heeft de zaak-Cools geen blijvend trauma nagelaten. Ze leidde ook niet tot trendbreuken in de verhouding tussen de burger, het gerecht en de politiek. In het kielzog van de affaire-Cools kwamen wel de smeergeldaffaires Agusta en Dassault aan het licht, die België even op zijn politieke grondvesten deden daveren.

Impact

Toen Andre Cools vermoord werd, ging er een schokgolf door België. Logisch, vindt Carl Devos, professor verbonden aan de Universiteit Gent. ‘In Belgie worden geen politici doodgeschoten’. Voor een precedent moeten we teruggaan naar de moord op Julien Lahaut in 1951. Lahaut riep bij de eedaflegging van koning Boudewijn ‘Vive la Republique’ en werd kort daarna vermoord, vermoedelijk door een groep Leopoldisten.

Ook na de moord op Cools, intussen twaalf jaar geleden, is in Belgie geen politieke moord meer gebeurd. De collectieve verontwaardiging direct na de moord, en de vrijwel onmiddellijke suggestie dat het om een politiek gerelateerd misdrijf ging, brachten een diep wantrouwen van de burger in de politiek aan de oppervlakte. Volgens Devos haalde de moord op Cools ‘het lelijkste van de oude politieke cultuur naar boven’.

Toch mag de impact op de langere termijn niet overschat worden: ‘Het gevaar is dat twaalf jaar na de feiten de zaak-Cools wordt aangegrepen om van alles en nog wat post factum te verklaren’, zegt hij. De waarheid is veel genuanceerder: ‘De moord op Cools was in de jaren 90 maar een van de vele affaires die de burgers de indruk gaven dat de overheid machteloos stond bij het oplossen van een aantal gebeurtenissen. Maar ze zette de politici ertoe ook aan – althans aan de oppervlakte – een aantal dingen te veranderen.

De moord op Cools past in het rijtje van een aantal politieke schandalen en affaires: Agusta, Dassault, de Bende van Nijvel, de moord op de veearts-keurder Karel van Noppen en vooral de Dutroux-affaire’. Devos werkt samen met de collega’s van zijn vakgroep aan een boek over de politiek in de ‘schizofrene jaren 90’.

Partijfinanciering

Een van de elementen waarop de publieke verontwaardiging zich in de marge van de moord op Cools concentreerde, was de partijfinanciering van de Parti Socialiste. Het was een gebruikelijke praktijk in die dagen dat bedrijven een deel van de overheidssubsidies terugstortten aan de partij van de toekennende minister. Een van de pistes die onderzoeksrechter Veronique Ancia onderzocht, was of de al dan niet illegale financiering van de PS een motief kon zijn voor de moord.

Intussen is het systeem van partijfinanciering grondig veranderd, maar volgens Carl Devos heeft dat niet rechtstreeks met de zaak-Cools te maken: ‘Het klopt dat de politieke partijen vroeger handenvol geld nodig hadden om de vele en dure verkiezingscampagnes te betalen en dat er nauwelijks controle was op de inkomsten van de partijen. Daar kwam in 1989 – dus voor de moord op Cools – met de wet-Dhoore verandering in.’

Die wet verplichtte de partijen een open boekhouding bij te houden. In ruil konden ze voortaan rekenen op een dotatie van de overheid. In 1993 werden de overheidssubsidies verhoogd. Ook die wetswijziging vloeit volgens Devos niet rechtstreeks uit de zaak-Cools voort. ‘De zaak-Cools heeft hooguit een aantal op stapel staande veranderingen versneld, maar de dynamiek om paal en perk te stellen aan een aantal praktijken was eerder al op gang gekomen’, stelt de professor.

Dienstbetoon

Een ander symptoom van de oude politieke cultuur dat na de moord op Cools door jong en oud verguisd werd, is de traditie van het dienstbetoon. Die traditie zat sterk geworteld in alle politieke partijen, niet het minst in de Parti Socialiste. Na de affaire-Cools, en nog meer na de affaires Agusta en Dassault, stond het dienstbetoon zwaar ter discussie. Vooral in Vlaanderen kwam het pleidooi voor een nieuwe politieke cultuur op gang.

Toch is het volgens Devos nooit gelukt om het cliëntelisme uit de partijen te bannen, en zeker niet uit de PS. ‘Het dienstbetoon verklaart nog steeds voor een groot deel het succes van de Parti Socialiste. De huidige partijvoorzitter, Elio di Rupo, beseft dat trouwens maar al te goed en draagt hierin een janusmasker: enerzijds voert hij zoals alle andere partijvoorzitters een vernieuwingsoperatie door, anderzijds zijn de ‘arrangeurs’ in zijn partij nog steeds actief.’

Devos merkt wel op dat ook bij de PS de scherpe kantjes er intussen afgevijld zijn: ‘Dienstbetoon staat niet per definitie buiten de wet. Het vreemde huwelijk tussen de maffia en de politiek bestaat wel niet meer. Het is niet meer nodig omdat alle partijen nu door de overheid beter gefinancierd worden. Het is nog wel steeds zo dat de PS maar matig te enthousiasmeren is over de Vlaamse ‘nieuwerwetserij’ die nieuwe politieke cultuur heet. Het beste voorbeeld is de tegendraadse houding van de PS in de Copernicus-hervorming.’

Rehabilitatie

Carl Devos gelooft niet dat de moord op Cools de Franstalige socialistische partij veel kwaad heeft gedaan. De partij verloor bij de verkiezingen van 24 november 1991 wel enkele procenten (van 43,9% naar 39,2%), maar ze is vandaag nog steeds de grootste politieke formatie in Wallonië. Ook voor de kopstukken van de partij betekende de affaire-Cools niet de doodsteek van hun politieke carriere.

Op Alain van der Biest na, die op 18 maart 2002 zelfmoord pleegde, zijn alle protagonisten gerehabiliteerd. Zo werd Guy Mathot recentelijk tot voorzitter van de Luikse PS verkozen. Hetzelfde geldt voor sleutelfiguren van affaires zoals Agusta en Dassault. Frank Vandenbroucke is nog prominent aanwezig op het politieke toneel. Willy Claes en Guy Coeme zijn weliswaar niet meer politiek actief, maar ook zij werden intussen door de publieke opinie van alle smet gezuiverd.

Fortuyn

De moord op Cools heeft ook het wantrouwen van de burger in het gerecht gevoed. ‘Dat komt omdat de burgers het idee kregen dat het kleine grut, de Tunesische executeurs, wel waren gepakt, terwijl de opdrachtgevers vrijuit gingen’, denkt Devos. Daarnaast waren er insinuaties over de politieke kleur van onderzoeksrechter Veronique Ancia en de slechte samenwerking van het gerecht van Luik en dat van Neufchateau.

Dat de zaak twaalf jaar na de feiten nog voor een assisenjury moet komen, verbetert de zaken er niet op. Hier en daar klinkt het dat een proces nu geen zin meer heeft. De vergelijking met Nederland, waar de moordenaar van Pim Fortuyn intussen al in beroep veroordeeld is, is nooit veraf. Toch roept Devos enkele verschoningsgronden in: ‘Je mag niet vergeten dat de affaires Agusta en Dassault en de fraudezaak bij de verzekeringsmaatschappij OMOB het onderzoek doorkruist hebben. Bovendien gaat het om een ingewikkeld dossier dat bemoeilijkt werd door de familiebanden tussen de betrokkenen waarbij zwijgplicht geldt. Bovendien ging het bij Fortuyn om een politieke moord pur sang, waarbij iemand om zijn ideeën vermoord werd en de dader onmiddellijk gevat kon worden. Bij Cools ging het om een interne afrekening.’

Bron » De Tijd