25 jaar na de Witte Mars: ‘Als we toen hadden opgeroepen tot revolutie, was dat gebeurd’

Een kwarteeuw geleden, op 20 oktober 1996, liepen 300.000 mensen door de Brusselse straten in de Witte Mars na de zaak-Dutroux. Drie deelnemers kijken terug op een van de indrukwekkendste manifestaties die ons land gekend heeft.

Dennis Barbion (52): “Ik word er opnieuw emotioneel van”

“Is het al 25 jaar geleden? Dat is bizar om vast te stellen, het staat nog vers in mijn geheugen gegrift. Ik was toen een jonge knaap, een twintiger. Ik word opnieuw emotioneel als ik eraan denk. Ik zat bij mijn ouders en zag de beelden van twee meisjes die gered werden uit het huis van Dutroux op tv. Dat had een enorme impact op mij. Er was daarvoor al een algemeen gevoel van ongerustheid: enkele kinderen waren vermist en dat maakte indruk, omdat ik dat echt ongezien vond voor België. Ik dacht: hoe is dat in godsnaam mogelijk? Ik vond het mijn plicht om deel te nemen aan de mars.

“Ik wilde mijn steun betuigen aan de ouders van vermiste en vermoorde kinderen, een teken geven van ‘ik denk aan jullie’. Maar ik deed ook mee om een signaal te sturen naar beleidsmakers, het gerecht en politici, want er moest echt iets wezenlijks veranderen. Het rammelde toen echt langs alle kanten.

“Ik weet dat er enorm veel volk aanwezig was en dat we stapsgewijs door Brussel liepen. Het was heel heftig en hartverwarmend om al die mensen te zien. Ook al was ik op dat moment maar één druppel in de oceaan, ik wilde iets mee veranderen. En dat is dan ook wel gelukt. De Witte Mars was noodzakelijk om effectief tot veranderingen te komen, zoals de oprichting van Child Focus daarna. Al vind ik het enorm droevig om te beseffen dat er eerst kinderen moesten sterven voordat er iets veranderde.”

Paul Marchal (68): “We wilden de kinderen eren”

“Als vader van een van de slachtoffers van Dutroux heb ik de Witte Mars als een enorme kracht en uiting van solidariteit ervaren, van alle burgers. De Witte Mars is gegroeid uit een aantal ouders van verdwenen, vermoorde of teruggevonden kinderen. We wilden geen protestmars organiseren, we wilden de kinderen eren en aandacht vragen voor kindslachtoffers, en voor de problematiek die er toen was: de overheid luisterde onvoldoende naar ons.

“Vijf families organiseerden de mars, onder wie de ouders van Julie en Melissa en de ouders van Loubna Benaïssa. Alles ging toen vrij snel: we hadden blijkbaar alle burgers mee. Door de mars is er ook wat veranderd, en ook dat ging ineens heel snel. We werden uitgenodigd door toenmalig premier Jean-Luc Dehaene, aan wie we onze grieven mochten vertellen. Het was een goed gesprek, maar wij wilden natuurlijk meer. We wilden dingen op papier. Een van de belangrijkste dingen die we op papier hebben laten zetten is dat er in ons land een plek zou komen waar ouders van verdwenen kinderen terecht konden. Wij hadden de ervaring dat we in de kou bleven staan en dat wilden we voor andere ouders niet.

“We wilden ook dat verdwijningen serieuzer werden genomen. Soms lieten speurders zelfs dagen en weken voorbijgaan. Dat was de aanleiding voor onze eisen: we wilden een organisatie en een structuur waar ze onmiddellijk naar ouders van verdwenen kinderen zouden luisteren. Dat is ook gelukt, en dat was een grote verandering.

“Als we hadden opgeroepen tot een revolutie zou dat zelfs gebeurd zijn, denk ik. Niet dat ik dat wou, we wilden een geweldloze mars en daartoe hadden we ook opgeroepen. Het woordje ‘solidariteit’ heeft op die mars voor mij alleszins inhoud gekregen.”

Magda De Bruyne: “Ook mijn zus werd ontvoerd en vermoord”

“Mijn zus is in 1961 op negenjarige leeftijd ontvoerd en vermoord in Kortrijk. Ze was 33 dagen vermist. Ik werd pas later geboren en kreeg dezelfde naam als haar, en was een soort van vervangdochter geworden. Mijn ouders waren altijd bang om mij ook te verliezen. Heel mijn leven stond in het teken van wat er gebeurd was. Voor mijn ouders was het een enorme klap, het tekende ook hun leven.

“In die tijd was zoiets heel uitzonderlijk. Toen al die verhalen over Dutroux uitkwamen leefde iedereen, maar wij vooral, ook mee. Ik weet nog dat mijn moeder in de periode-Dutroux ziek werd van de verhalen en weer nachtmerries kreeg omdat ze zich in de onrust van de families herkende. Ze beleefde alles opnieuw. Die onzekerheid, het blijven zoeken naar een kind, dat deed iets met onze familie.

“Ik ging die dag alleen naar de Witte Mars en wist niet goed wat ik kon verwachten, maar ik ben heel blij dat ik er toen bij was. Er was die grote massa waarin we allemaal meeliepen, die menigte op de trein. Ja, dat was allemaal heel aandoenlijk. Ik was er vooral omdat ook ik de angst van de getroffen families voelde. Ik herkende het verdriet daar, verdriet dat ouders en gezinnen van verdwenen kinderen altijd zullen meedragen.

“Ik vind dat de straffen voor daders strenger moeten. Op dat vlak vind ik dat justitie nog kan verbeteren, ook al zijn er ondertussen al wat dingen gebeurd. Maar ik kan niet begrijpen dat bijvoorbeeld de vrouw van Dutroux nu gewoon vrij is. Ik zag haar liever nog wat langer in de gevangenis zitten. Mensen die kinderen hebben laten uithongeren en sterven en die dan weer vrij rondlopen, dat is gewoon iets dat voor mij niet kan. Dat gaat er bij mij echt niet in.”

Bron » De Morgen

Nieuwe opgraving in zaak-Bende van Nijvel: postbode Jacques Hoebeeck

Er is een nieuwe opgraving gebeurd in het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Het gaat om de postbode Jacques Hoebeeck, die lid was van Front de la Jeunesse. Dat bericht La Dernière Heure.

Hoebeeck stierf een natuurlijke dood op 26 maart 1989 Elsene. De man was aan de slag als postbode en was lid van de extreemrechtse jeugdbeweging Front de la Jeunesse. Naar verluidt kreeg hij een exemplaar van ‘Mein Kampf’ cadeau van een van de leiders toen.

Hij wordt vooral herinnerd als een “eenzame, zelfingenomen en teruggetrokken” man. Oud-collega’s omschrijven hem ook als “xenofoob” en “een racist”.

Op de begraafplaats van Elsene vond in opdracht van Martine Michel, onderzoeksrechter in Charleroi, een “gerechtelijke opgraving” plaats. De opgraving kadert in het onderzoek naar de Bende van Nijvel. In het hele dossier zitten 800 namen van wie men geen DNA-staal heeft. Systematisch verzamelen de speurders die stalen nu, in de hoop dat er een match is met de DNA-sporen uit het dossier. Er zouden al meer dan 400 DNA-stalen verzameld zijn.

Het DNA-onderzoek is ook niet de enige piste die de speurders nog volgen. In totaal werken er 20 agenten op het dossier, in de hoop dat er na al die jaren toch nog een doorbraak zou komen. Die doorbraak is nodig voor 2025, wanneer het dossier verjaart.

Bron » De Morgen

Lichaam van postbode opgegraven in onderzoek naar Bende van Nijvel

Het gerecht heeft op de begraafplaats van Elsene een opgraving uitgevoerd in het kader van het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Dat meldt La Dernière Heure. Het gaat om het lichaam van Jacques Hoebeeck, een in 1989 op natuurlijke wijze overleden postbode die lid was van het extreemrechtse Front de la Jeunesse.

Martine Michel, onderzoeksrechter in Charleroi, gaf de opdracht voor de “gerechtelijke opgraving” van het lichaam van Hoebeeck. Die kadert in het onderzoek naar de Bende van Nijvel. In dat dossier zitten momenteel achthonderd namen van personen van wie men geen DNA-staal heeft.

Het gerecht verzamelt daarom nu systematisch stalen van die personen – inmiddels zou dat voor vierhonderd namen al gebeurd zijn – in de hoop dat er vervolgens een link gelegd kan worden met de DNA-sporen die al in het dossier zitten. Pro memorie: het Bendedossier verjaart in 2025.

Bron » Het Nieuwsblad

Forensische genetica kan ‘cold cases’ helpen oplossen

Wordt de 30 jaar oude moord op Ingrid Caeckaert alsnog opgelost? Als onze overheid zou toelaten dat speurders gebruikmaken van de modernste inzichten in de forensische genetica, is dat mogelijk. Dat zegt Sofie Claerhout, de winnares van de PhD Cup.

Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica (KU Leuven), is de winnaar van de PhD Cup. Dat is een wedstrijd waarbij wetenschappers in drie minuten tijd aan leken het onderwerp van hun specialisatie moeten uitleggen. Claerhouts onderzoeksdomein is het Y-chromosoom, dat mannen van vrouwen onderscheidt. Sofie Claerhout bestudeert de minieme verandering die dat chromosoom ondergaat in eenzelfde familie. ‘Ik heb een tool ontwikkeld waarmee ik via onderzoek van het Y-chromosoom kan zeggen: die en die mannen zijn familie van elkaar. Ik kan zelf zeggen hoe nauw de verwantschap is: vader en zoon, of broers, of neven. Ik kan tot tien generaties terug mannelijke familiebanden zien.’

Tijdens haar onderzoek bedacht Claerhout dat de techniek bruikbaar zou kunnen zijn voor onopgeloste moordzaken. ‘Ik ben gaan zoeken naar Vlaamse cold cases en vond de zaak van Ingrid Caeckaert. Ik was meteen geboeid en ook gepakt. Zelfs al gebeurde de moord twee jaar voor mijn geboorte. Maar ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel en zou graag hebben dat de ouders rust vinden en dat de moordenaar van hun dochter alsnog wordt gearresteerd.’

Ingrid Caeckaert werd op 16 maart 1991 met messteken om het leven gebracht. Haar lichaam werd teruggevonden in de trappenhal van haar appartement in Knokke. De onderzoekers hadden de beschikking over het DNA van de dader, maar de moordenaar werd nooit gevonden.

Nicky Verstappen

Dat de techniek van Claerhout werkt, is enkele jaren geleden al bewezen. Toen riep het Nederlandse gerecht de expertise in van Claerhout en haar promotor, professor Ronny Decorte, om de moord op Nicky Verstappen – een jongen van 11 jaar die in 1998 vermoord werd – op te lossen. Vijftienduizend mannen stonden vrijwillig hun DNA af. Uiteindelijk werd de dader gevonden via DNA van zijn familie.

‘Dat zou nu ook kunnen in de zaak van Ingrid Caeckaert, of in andere zaken waarbij de speurders het DNA van de dader hebben’, zegt Claerhout. ‘Helaas mogen Belgische speurders geen bijna-identiek DNA-onderzoek doen. Er mag alleen gezocht worden naar een exacte match, niet naar een link tussen een bijna-match en de dader. Nochtans is de zaak-Nicky Verstappen via zo’n bijna-match opgelost.’

Bron » De Standaard