Bende-verdachte Alain Moussa (71) overleden

De Brusselse ex-gangster Alain Moussa (71) is vrijdagavond overleden. Dat meldt zijn vriendin. Moussa was in de jaren 80 een lid van de Bende van Baasrode. Maar vooral omdat zijn naam steeds weer in verband werd gebracht met de Bende van Nijvel, was hij in de Brusselse onderwereld een notoir figuur.

“Hij is vertrokken zonder wapens, zonder geweld, en zonder haat”, zo schrijft de vriendin van Moussa op Facebook. Moussa zou volgens het bericht een hartaanval gekregen hebben. Hij overleed vrijdagavond aan de gevolgen ervan. “Hij is gestorven, zonder af te zien.”

Moussa was in de jaren 80 een pooier, die bars bewaakte in de Brusselse Noordwijk. Hij was een vechtersbaas, die lid werd van de Bende van Baasrode: een gangsterbende die vooral naam maakte door de overval op het postkantoor van Baasrode op 26 juni 1985. De bende zou in totaal zo’n 15 roven gepleegd hebben. Verschillende leden werden in 1987 hiervoor veroordeeld tot 20 jaar cel.

Door hun gewelddadige militaire aanpak, en omdat ze in dezelfde periode actief waren, werden ze vaak vergeleken met de Bende van Nijvel. Het hoofd van de clan van Baasrode, Philippe De Staerke, werd uiteindelijk buiten vervolging gesteld als Bende-verdachte. De Staercke had een alibi: hij zat immers op het moment van veel van de overvallen van de Bende van Nijvel in de gevangenis.

Eind 2021 verklaarde Alain Moussa plots dat zijn kompanen van toen, tóch achter de Bende van Nijvel zaten. Hij stapte binnen bij de politie van Nijvel, en verkondigde dat hij daarover verklaringen wilde afleggen. Hij wees twee mannen aan: De Staercke, en Dominique Salesse.

Van de verklaringen van Moussa bleef uiteindelijk niet veel over. Moussa werd opgepakt, enkele dagen lang ondervraagd. Hij gaf uiteindelijk toe dat hij de twee mannen enkel aangewezen had, omdat hij hoopte op de premie van 25.000 euro die Delhaize nog altijd uitlooft voor de gouden tip. “Ik had het geld nodig.”

Moussa werd uiteindelijk vrijgelaten door het gerecht, op voorwaarde dat hij zich zou excuseren over zijn uitlatingen.

Bron » Gazet van Antwerpen

Rechters moeten hun rol als tegenmacht behouden

Een brede coalitie van advocaten- en magistratenverenigingen roept samen met de Liga voor mensenrechten de politiek op om meer te investeren in de onafhankelijkheid en de kwaliteit van justitie.

Sinds meer dan een jaar is België het toneel van een schending van de ­fundamentele beginselen van de rechtsstaat, en dat op een ongekende en zeer verontrustende schaal: de ­federale regering heeft duizenden rechterlijke beslissingen naast zich neergelegd. Het gaat met name, maar niet uitsluitend, om uitspraken over de opvang van asielzoekers, waarin ­ arbeidsrechtbanken, rechtbanken van eerste aanleg en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben vastgesteld dat de Belgische staat zijn internationale verplichtingen en de Belgische wetgeving niet nakomt.

In deze kwestie kan het voor poli­tici niet volstaan te helpen zoeken naar oplossingen of verslag uit te brengen van een akkoord over de ­opvang van asielzoekers, zoals ­onlangs het geval was. Elke nacht die iemand die een verzoek tot interna­tionale bescherming heeft ingediend, op straat doorbrengt, betekent dat België zijn verplichtingen niet nakomt. Toezeggingen zijn niet genoeg.

Maar de schending van de begin­selen van de rechtsstaat is veel ruimer dan deze ‘asielcrisis’. De Belgische staat is herhaaldelijk veroordeeld voor de overbevolking van zijn gevangenissen, voor het niet-invullen van de kaders van magistraten… ­Helaas zijn het slechts enkele van de steeds talrijker wordende voorbeelden.

Waarborg tegen uitwassen

Dat alles staat ook niet los van de polemiek die recent werd gevoerd over de rol van de rechter in een democratie. De rechterlijke macht is van meet af aan opgevat als een ‘tegenmacht’, die het optreden van de uitvoerende macht controleert en zo ­nodig sanctioneert. In België, en ­elders, wordt de rol van de rechter als waarborg ­tegen de uitwassen van de politiek door ­bepaalde politieke partijen in vraag gesteld. Zij zouden liever zien dat de magistraten zich ­beperken tot het uitvoeren van wetten en besluiten, ­zonder er nog over te ­waken dat de toegepaste regels ook in overeenstemming zijn met de grondwet en met de grondrechten.

Op basis van hun electorale legitimiteit zouden deze politici de macht van de rechters willen inperken, daarbij vergetend dat de rol en de taak van de rechter steunen op rechtsregels en op het beginsel van tegenspraak. De bezorgdheid over het behoud van een onafhankelijke rechterlijke macht is overigens niet zonder voorwerp. Naar verluidt is de regering ­momenteel van plan om een veto in te voeren op de benoeming van rechters, via het advies van een administratieve overheid, zonder enige mogelijkheid tot tegenspraak.

Sinds 2015 hebben de verschillende actoren van justitie in België het manifeste gebrek aan middelen, en de repercussies daarvan op de toegang tot justitie en op het recht op een ­snelle en effectieve rechtsgang, aan de kaak gesteld. In het kader van de ­federale verkiezingscampagne in 2019 hebben verschillende verenigingen van advocaten, rechters en mensenrechtenorganisaties hun eisen ­samengevat in zes punten. Ze zijn uitsluitend gericht op de verbetering van de werking van justitie. Wat waren ­onze gezamenlijke eisen in 2019?

  1. Een voor iedereen toegankelijke justitie, wat de opheffing ­inhoudt van financiële hinder­palen (versoepeling van de voorwaarden voor de toegang tot juridische bijstand, een lager btw-tarief voor de erelonen van advocaten, deurwaarders en notarissen, beperking van de ­procedurekosten), geografische hinderpalen (nabijheid van gerechts­gebouwen) en procedurele hinderpalen (vereenvoudiging van de procedures).
  2. De uitvoering van een werklastmeting, zodat een transparante verdeling van de middelen mogelijk wordt gemaakt. In afwachting van een ­betrouwbaar meetinstrument, ­moeten de vastgelegde kaders aan personeelsbezetting in acht worden genomen (voor wat betreft de magistraten, de griffiers en het personeel van de griffies en de parketten), en dit voor alle rechtbanken en parketten van het land.
  3. De implementatie van het ­verzelfstandigd autonoom beheer, waarbij de rechterlijke macht in volledige onafhankelijkheid uitspraak kan doen in individuele geschillen en zijn financiële middelen zelf beheert onder toezicht van het parlement en het Rekenhof.
  4. Een justitie die infrastructureel goed uitgerust is, met gerechtsgebouwen die voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake veiligheid en toegankelijkheid, en een justitie die ook digitaal op een moderne manier toegankelijk is.
  5. Een performante, gedigitaliseerde justitie die binnen een duidelijk wettelijk kader wordt geïmplementeerd en gefinancierd, die de verschillende actoren van justitie toelaat om vanuit een digitaal dossier te werken en te handelen.
  6. Een overheidsdienst die beantwoordt aan de vereisten van de rechtsstaat, waarbij niet enkel cijfers als enige logica gehanteerd worden, maar waarbij er kwaliteit wordt nagestreefd binnen een redelijke termijn, zodat de rechtzoekende een antwoord krijgt op zijn vragen en zorgen, waardoor het vertrouwen in justitie wordt hersteld.

Onvoldoende beterschap

Vier jaar later, in 2023, stellen we een verbetering vast op bepaalde punten, met name op het vlak van informatisering, de aanwerving van nieuwe ­magistraten en juridische medewerkers, en de verlaging van de drempels voor toegang tot rechtsbijstand (pro deo advocatuur).

Deze positieve punten mogen echter niet verbergen dat in vele rechtbanken en parketten de middelen – in termen van magistraten, griffiers en administratief personeel – nog ernstig tekortschieten om rechtszaken binnen een redelijke en aanvaardbare termijn te behandelen. Dit gebrek aan middelen is schadelijk, omdat het de achterstand in de behandeling vergroot, het openbaar ministerie ­verplicht om zaken te seponeren waarin eigenlijk een vervolging op zijn plaats zou zijn, en een buitensporige werklast oplegt aan de medewerkers van justitie, wat op zijn beurt leidt tot vele burn-outs.

Bovendien creëert het gebrek aan middelen een gevoel van verbittering, ontgoocheling en woede bij de bevolking, die de indruk heeft dat justitie niet geïnteresseerd is in haar problemen en onaanvaardbare straffeloosheid laat bestaan. Dat alles maakt het ook moeilijk voor advocaten om hun beroep uit te oefenen, in hun rol als tussenpersoon tussen justitie en het publiek.

Het is duidelijk dat een goed functionerende rechtsstaat voldoende ­investeringen nodig heeft. Alle burgers en ondernemingen moeten op rechtsbescherming door en tegen de overheid kunnen vertrouwen via een beroep op justitie, en de meest kwetsbaren onder hen nog het meest. Een onafhankelijke en kwalitatief hoogstaande justitie is een gemeenschappelijk goed en het fundament van ­samenhang, veiligheid en vrede in ­onze samenleving.

Bruno Lietaert en Evelien de Kezel (Magistratuur & Maatschappij), Kati Verstrepen (Liga voor mensenrechten), Vincent Macq (Union professionnelle de la magistrature), Marie Messiaen (Association syndicale des magistrats), Pierre-Arnaud Perrouty (La Ligue des droits humains), Hélène Debaty (Syndicat des Avocats pour la Démocratie), Christine Brüls (Koninklijk verbond van vrede- en politierechters), Pierre Sculier (Avocats.be), Adviesraad van de Magistratuur.

Bron » De Standaard

Kristel uit Tervuren heeft de hand van de ‘reus’ gevoeld in 1985 en durft niet naar serie over Bende van Nijvel kijken

Kristel Caron (56) uit Tervuren wil wel graag, maar durft niet naar de televisiereeks “1985” kijken. Waarom niet? Op 27 september 1985 stond ze, als 18-jarige, aan een kassa van de Delhaize van Overijse oog in oog met de ‘reus’ van de Bende van Nijvel. En dat beeld is ze nooit vergeten. En toch moest het ergste nog komen: 5 doden in en rond de Delhaize in Overijse.

Op vrijdagavond 27 september haalt de Bende Van Nijvel verwoestend uit. Na een stilte van bijna twee jaar vallen de overvallers schietend binnen in de Delhaize van Eigenbrakel, ze maken drie dodelijke slachtoffers. Een kwartier later rijden ze de parking van de Delhaize in Jezus-Eik (Overijse) op, twee mannen stappen uit een wagen en beginnen meteen te schieten. Daar begint het verhaal van Kristel Caron.

“Ik was net afgestudeerd en in september bij Delhaize begonnen. Vrijdagavond was ik aan het werk aan kassa 11, de voorlaatste kassa. Een klant riep: een overval! Ik hoorde precies ballonnen die sprongen. En dan zag ik twee mannen met zwarte lange jassen, een masker en een zwarte muts of hoed op het hoofd. Eerst gingen ze naar boven naar het bureel. Ik wist niet dat er nog een derde aan de ingang van de kassa stond, die man was de schutter, de killer, hij heeft iedereen doodgeschoten. Ze gingen kassa per kassa af. Het duizelde in mijn hoofd, ik was gaan liggen, maar kroop weer recht omdat ik zeker wou zijn dat ik de kassa wel open kreeg.” Iets wat achteraf belangrijk bleek, bij een collega kassierster, Rosa uit Huldenberg, ging het niet snel genoeg, zij werd doodgeschoten.

Grote handen en heldere blauwe ogen

“Als ik mijn ogen sluit kan ik die film weer helemaal afspelen. ‘De reus’ kwam naar mijn kassa, hij was opvallend groot. Of hij Nederlands of Frans sprak was me onduidelijk, misschien omdat ik zelf perfect tweetalig ben. Hij nam het geld en stopte het in een zwarte vuilniszak met daarop ‘Propsac’. Hij zei dat ik moest gaan liggen, zijn geweer in de hand en met de andere hand duwde hij me naar beneden. Het was een grote hand en hij had opvallend helderblauwe ogen. Die kon ik zien onder het masker, een aansluitend masker van een man waarmee je kon kijken en bewegen met je mond. Daarboven droeg hij een zwarte muts. Daarna waren ze snel weg met hun Volkswagen Golf GTi.”

Fles wijn gegooid

“Wat me opviel, is hoe koelbloedig en professioneel ze te werk gingen,” vertelt Kristel. “Daarna bleef het even stil en toen barste het gehuil en geschreeuw los. Vanaf dan weet ik niets meer of in flarden. Ik heb met een collega nog een deken over onze overleden collega gelegd. Eén van de hoofdkassiersters had haar schort uitgedaan en wou de overvallers achterna rijden met haar auto. Ze had eerst al een fles wijn in hun richting gegooid. Gelukkig was dat niet raak, je weet nooit hoe ze gereageerd zouden hebben,” aldus Kristel. Maandag erna ging ze opnieuw werken. Van hun werkgever Delhaize hoorde ze niets: “Geen brief, geen opvang en geen begeleiding. Zwijgen en weer aan de slag, dat was het.”

Maskers

“Ik ben nog steeds doodsbang voor maskers. Carnaval vind ik een vervelende periode. Als ik onverwacht iemand zie met een masker loop ik voor mijn leven. Mijn kinderen mochten ook nooit maskers dragen”, vertelt Kristel. “Ik heb de draad snel weer opgepikt en blijven werken bij Delhaize en later bij Di. Toen ik enkele jaren geleden de reconstructie van Aalst zag op Telefacts ging ik in shock en was ik weken out.”

Ooit eens kijken

“De serie ‘1985’ neem ik op. Iedereen zegt me dat ze goed is en ik ben altijd alles over de Bende blijven volgen. Maar ik ben bang om opnieuw in shock te gaan. Misschien kijk ik later eens en zeker op mijn eentje, daar hoeft niemand bij te zijn. Maar nu durf ik het niet.” Op de vraag wie er achter de Bende zit heeft ook Kristel geen antwoord: “Ik volg de politiek en alle theorieën niet, maar ik ben wel blij met de serie, er moet aandacht blijven voor de gruwel van de Bende van Nijvel. Ik hoop dat de zaak niet verjaart en dat ze blijven zoeken naar de daders.”

Haemers

Op de vraag of de ‘reus’ met de opvallende grote ogen misschien Patrick Haemers was (Haemers was van het nabije Sint-Lambrechts-Woluwe en heeft nog steeds naaste familie in Overijse, n.v.d.r.), die ook in de serie 1985 opduikt, antwoordt Kristel negatief: “Nee, hij was het niet, dat zou ik geweten hebben. Waar ik wel zeker van ben is dat ze de Delhaize van Overijse goed kenden. Ze kenden de parking en ook de weg in de Delhaize zonder enig aarzelen. Ze zijn zeker op verkenning geweest.”

Bron » VRT Nieuws

Aflevering 8 van “1985”: de fictiereeks stopt, de vragen rond het bendedossier blijven

Vanavond kan je op Eén naar de laatste aflevering van “1985” kijken, de serie over de Bende van Nijvel. Het brutale geweld, de vervlechting van boven- en onderwereld en het weinig efficiënte onderzoek: het zijn de inmiddels bekende hoofdingrediënten van het Bendeverhaal. Maar wat na acht afleveringen rest, is toch vooral het open einde en de talloze vragen. Exact ook de realiteit van het Bendeonderzoek: veel hypotheses, weinig of geen exacte antwoorden.

Robert Beijer

De aflevering begint met een ondervraging van Robert Beijer. Door een toeval is dat stukje nu brandend actueel. Zoals bekend, reisden Belgische speurders enkele weken geleden naar Thailand, het land waar Robert Beijer al jarenlang resideerde. De Belgische onderzoeksrechter Martine Michel, iemand van het federaal parket en vijf speurders deden er een huiszoeking. Dat nieuws kreeg veel weerklank in de media. Maar zo veel deining het kortstondig veroorzaakte, zo stil bleef het daarna.

Voor zo ver bekend, vond men bij de huiszoeking niets interessants. Dat mag misschien ook niet verbazen. Als het zo is dat Robert Beijer samen met Madani Bouhouche de spin in het Bendeweb vormt, zou het vreemd zijn mocht hij, zo’n veertig jaar na de feiten, bewijzen daarvan voor het grijpen laten liggen.

Een gevolg van de huiszoeking was wel dat Beijer niet over de juiste Thaise papieren bleek te beschikken. Het is een administratieve kwestie die wellicht ook al wel eerder bekend was. Het blijft dus een beetje vreemd dat het werk van de rogatoire commissie ogenschijnlijk slechts dat opleverde. De kans is reëel dat er een onderzoeksstrategie gehanteerd wordt die op een ander effect mikt.

Want dat Robert Beijer een sleutelfiguur is in het Bendedossier, daarvan is er meer dan één indicatie. Zo bleek hij bijvoorbeeld kort voor de aanslag in Aalst, in het najaar van 1985, opgemerkt te zijn in de buurt van de plaats van de feiten. De speurders van de Deltacel onder leiding van onderzoeksrechter Troch voelden hem daarover aan de tand. Ze vermoedden dat hij een observatieopdracht uitvoerde om de aanslag voor te bereiden. Zijn uitleg was dat hij als privédetective informatie aan het inwinnen was in een banale zaak van overspel.

Beijer neemt zelfs foto’s van de omgeving.

Wellicht relevanter is het globale klantenbestand van A.R.I., het detectivebureau dat Beijer en Bouhouche oprichtten na hun vertrek uit de rijkswacht. In “1985” is te zien hoe Beijer enkele speurders voor een gesloten deur plaatst om dan bewijsmateriaal te vernietigen. Dat bewijsmateriaal was onder andere te vinden in de A.R.I.-fichebak. A.R.I. werkte blijkbaar in opdracht van niet bepaald de eerste de beste. Zo zien we enkele bekende namen passeren van de Amerikaanse ambassade in Brussel, ex-premier Paul Vanden Boeynants, de B.O.B., journalisten van het tijdschrift Pourqoui Pas….

Bolognaisesaus

De realiteit van het Bendeverhaal overtreft soms de fictie. Zo is er het onwaarschijnlijke verhaal van een wapen dat teruggevonden wordt in een potje diepgevroren bolognaisesaus.

Het was Anne Quittner, de vrouw van Bouhouche, die aan de speurders liet weten dat er bij hen thuis nog een wapen verstopt was, een FN GP 9mm pistool. Het pistool zat, zo zei ze nog, in een doos met bolognaisesaus in de diepvriezer. Zij zou het wapen gekregen hebben van Beijer.

Het wapen wordt door diverse wapendeskundigen geanalyseerd maar waar de ene expert het linkt aan de Bende, en meer bepaald aan de moord op wapenhandelaar Juan Mendez, ontkent de andere dat. “Had ik het u niet gezegd?” reageert een triomfalistische Bouhouche op het nieuws van de tegenexpertise die hem in zijn visie in het gelijk stelt. In het Bendeverhaal lijkt, Multatuli parafraserend, niets waar te zijn en zelfs dat niet.

Garageboxen

Wat materieel wel bewezen is, is het bestaan van garageboxen waar de Bende haar wapens, munitie en voertuigen verstopte. Dat gegeven wordt in de laatste aflevering van 1985 goed uitgewerkt.

Zo is er een garagebox ‘Louise’ op de Louisalaan in Brussel aan de rue du Beau Site. Het zou speurder Goffinon geweest zijn die de tip over deze opslagplaats kreeg maar hij hield de info voor zich.

In de reeks is te zien hoe Bouhouche vanuit de gevangenis aan zijn vrouw Anne Quittner via de telefoon vraagt om alles op te ruimen. Versta: laat het bewijsmateriaal verdwijnen.

Dat laatste gebeurde hoe dan ook. De box wordt op een bepaald moment helemaal leeggemaakt. De vraag blijft of dat met medeweten van sommige speurders gebeurde dan wel dat de Bende de speurders eens te meer te slim af was. In de reeks van vanavond krijgt u een Brusselse vloek als antwoord…

Versterking van de staat

In de reeks doet het personage van Madani Bouhouche een veelzeggende uitspraak. “Luister ‘s,” zo zegt de sluwe vos aan de idealistische speurder De Vuyst, “de rijkswacht rijdt tegenwoordig rond met Golf GTI’s, draagt kogelvrije vesten en schiet met riot guns. België is een stabiel land geworden.”

Het is natuurlijk slechts een fragment uit een conversatie uit een fictiereeks. Maar toch zal het voor velen als de bevestiging klinken van wat ze vermoeden: het bendegeweld had tot doel het veiligheidsapparaat te versterken.

Het is en blijft slechts een theorie als verklaring voor de feiten van de Bende.

Het hellend vlak

Ronquières is bekend door het hellend vlak. Maar de omschrijving van de locatie is figuurlijk eigenlijk perfect toepasselijk op een cruciaal element in het onderzoek dat tot op de dag van vandaag voor veel controverse zorgt en waar alle kanten mee uitgegaan wordt.

Alles start in de nacht van 10 op 11 november 1985. Aan de draaikom van het kanaal Brussel-Charleroi, op een paar tientallen meters van Ronquières, wordt een zak (of verschillende zakken) in het water gegooid. Het zijn getuigen die dit signaleren. Procureur Jean Deprêtre van Nijvel laat de plek doorzoeken maar zonder resultaat.

Maar een jaar na deze eerste zoektocht wordt er opnieuw gezocht. Deze keer door speurders van het Deltateam onder leiding van onderzoeksrechter Freddy Troch uit Dendermonde. Dit team zoekt wellicht beter want er worden verschillende zakken opgedoken. In die zakken zit bewijsmateriaal dat de feiten uit de eerste en de tweede periode van de Bende aan elkaar linkt.

Iedereen spreekt in eerste instantie over deze vondst in termen van ‘een belangrijke doorbraak’. Maar het Bendedossier zou het Bendedossier niet zijn, mocht er ook geen tweede lezing van deze vondst zijn. Het hellend vlak neemt eigenlijk een bocht van 180°. Wat voor de een een succes is, bekijkt de ander als sabotage. Dat zit zo.

In 1990 wordt het Bendeonderzoek gecentraliseerd in Charleroi. De Cel Waals-Brabant in Charleroi schakelt het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC). En het NICC stelt vast dat die gevonden wapens onmogelijk een jaar lang in het water hebben kunnen liggen. Sterker: men zou de stukken er zelf ingelegd kunnen hebben om zo het onderzoek opzettelijk te manipuleren. Wat in eerste instantie een belangrijk spoor leek wordt dus later door sommigen beschouwd als een bewust uitgezet dwaalspoor.

Het is de aanleiding voor onderzoeksrechter Martine Michel om een onderzoek te openen tegen de voormalige speurders in Dendermonde. Het conflict escaleert zwaar. Speurders worden door andere speurders in opspraak gebracht en er worden wederzijdse zware beschuldigingen geuit.

Wat in de reeks 1985 het einde is, is in werkelijkheid absoluut niet zo. Integendeel, het dossier werd er door de verwikkelingen rond Ronquières zo mogelijk nog raadselachtiger op. En in het verlengde daarvan kan gezegd worden dat een van de redenen waarom het bendedossier tot op de dag van vandaag niet opgelost is, precies het gegeven is dat ervaren speurders mekaar vakkundig de das omgedaan hebben.

Het is maar fictie

Wat heeft “1985” ons bijgebracht? We hebben 8 zondagavonden lang genoten van fantastische acteerprestaties, waarheidsgetrouwe decors, een soundtrack die de jaren ’80 muzikaal deed herleven. Het was kortom spannende televisie van de bovenste plank.

De makers meldden week na week expliciet dat het over fictie ging maar tegelijk zeiden ze dat alles gebaseerd was op waargebeurde feiten. In de sterkte zat tegelijk ook de zwakte van de reeks. Door tegelijk feitelijke informatie te geven en originele archiefbeelden te verwerken maar tegelijk ook te zeggen dat het slechts fictie is, kan je alle kanten uit.

En het ging in de reeks ook alle kanten uit. Verschillende verklaringen voor de Bende van Nijvel kwamen aan bod, soms impliciet, soms expliciet: extreem rechts, corruptie, afpersing, chantage, Gladio, strategie van de spanning, rancune, wraak, …

Over de Bende van Nijvel is er ondertussen een omvangrijk onderzoeksdossier van honderdduizenden pagina’s, er verschenen tientallen boeken, artikelen, films, … In die zin is het verhaal van de Bende met “1985” aangevuld met een bijzonder goed gemaakte reeks. Maar misschien heeft de bevolking en al zeker de slachtoffers naast een spannend verhaal over de Bende van Nijvel vooral ook behoefte aan duidelijke antwoorden.

Bron » VRT Nieuws | Dirk Leestmans

‘Hij was altijd bezig over die staatsgreep, en over een bepaalde ‘kolonel’’: dochter van vermoorde bankier uit ‘1985’

In de tv-serie 1985 doet Léon Finné weinig anders dan zuipen, feesten en waarschuwen voor staatsgrepen. Om dan te worden neergekogeld door de Bende van Nijvel. ‘Voor mij was hij een toevallig slachtoffer’, zegt dochter Patricia Finné.

Hij wordt al jaren beschouwd als het meest enigmatische slachtoffer van de Bende. Tot drie jaar voor zijn dood runde Léon Finné het Brusselse filiaal van de Banque Copine aan de Louizalaan, vlak bij het Justitiepaleis. Hij was de bankier van zowel politiemensen en magistraten als drugscriminelen. Aan digitaal bankieren deden ze nog niet, en dus reed Finné geregeld met zakken vol cash naar het Groothertogdom Luxemburg om ze daar op geheime rekeningen te zetten.

“Als wij criminelen wilden pakken door zogezegd een lading drugs te kopen, dan belden we Finné”, herinnert een oud-drugsspeurder zich. “Dan kwam die aangereden met zijn Amerikaanse slee met twee vlaggetjes voor en twee achter. En een aktetas vol cash. Om te tonen aan de criminelen. ’s Avonds werd de operatie meestal uitgebreid gevierd.”

Staatsgreep

In 1981 zocht Léon Finné contact met rijkswachtmajoor Herman Vernaillen, om hem te waarschuwen voor een nakende staatsgreep door een extreemrechtse groep binnen de rijkswacht. Dezelfde Vernaillen die eind 1981 maar net een moordpoging door zijn ondergeschikten Madani Bouhouche en Robert Beijer overleefde.

Uitgerekend diezelfde Léon Finné werd in de avond van 27 september 1985 op de parking van de Delhaize in Overijse met niet minder dan negen kogels neergemaaid door de Bende van Nijvel. Die doodde bij een dubbele raid – eerst in Eigenbrakel, dan Overijse – acht mensen.

In 1985 wordt het personage tot leven gewekt door de Waalse acteur Jean-Michel Balthazar. Die speelt een buikige figuur die onophoudelijk zit te schransen, te zuipen en complottheorieën te debiteren. “De makers hebben me vooraf het scenario laten lezen”, zegt dochter Patricia Finné (66). “Ik ging ervan uit dat het bedoeld is als fictie, zoals de makers bij elke gelegenheid benadrukken. Ik heb geen enkele aanpassing gevraagd. Want er is opnieuw aandacht voor de zaak, er kijken 1,4 miljoen mensen, donc ça m’arrange. Misschien maakt de reeks iets wakker bij een of andere getuige. In alle misdaadzaken is er altijd iemand die iets weet en wil praten. Hier dus niet. Er is overduidelijk een omerta.”

“Ik was 29 jaar toen mijn papa stierf. Ik had een zoontje van vier en ik was samen met mijn man. Ik was een jonge moeder en had mijn eigen leven. Later pas ben ik me beginnen te informeren over wie mijn vader was. En toen ik dat scenario las, dacht ik: ze hadden nog een serieuze stap verder kunnen gaan. (lacht) Ja, mijn vader wás een bon vivant, om het zacht uit te drukken.”

In 1982 kwam de Banque Copine in zwaar weer omdat een aantal bankiers met de boekhouding zou hebben geknoeid en er een gat was ontstaan van 25 miljoen euro. “Mijn vader is toen ontslagen”, zegt Patricia. “Dat herinner ik me heel scherp: hij ontkende de tegen hem geuite aantijgingen en keek vol vertrouwen uit naar de rechtszaak. Maar die heeft hij dus niet meer meegemaakt. De laatste twee jaar werkte hij voor een bank in Luxemburg.”

‘Toevallig’

Léon Finné moet een uniek perspectief hebben gehad op het Brusselse criminele wereldje van toen. In talloos veel boeken en op internetfora wordt zijn aanwezigheid in de Delhaize van Overijse, uitgerekend die avond, beschouwd als té toevallig om aanhalingstekens rond dat woord weg te halen.

“Hij woonde in Overijse, op twee kilometer van de Delhaize”, zegt Patricia Finné. “Hij kocht daar dagelijks zijn krant. Het klopt wel dat hij de hele tijd bezig was over die staatsgreep, en ook over een bepaalde ‘kolonel’. Dat kwam altijd terug: ‘De kolonel heeft dit gezegd, de kolonel heeft dat gezegd…’ Wie die kolonel was? Geen idee. Dus ja, hij zat middenin het wereldje dat je nu ziet in 1985, maar als iemand hem specifiek naar het leven stond, kon die persoon hem toch ook voor zijn huis opwachten? Elk ander scenario lijkt me eerder iets voor Steven Spielberg.”

Ooggetuigen

Volgens ooggetuigen was de 14-jarige Stéphane Notte, die op de parking van de Delhaize wat aan het fietsen was, de eerste die die avond de gewapende en gemaskerde mannen opmerkte. Hij begon te schreeuwen. Daarop laadde een van hen zijn riotgun en schoot het joch neer voor de ogen van Léon Finné. Die behoorde tot een van de eerste Belgen met een autotelefoon, rende naar zijn auto om de politie te bellen, maar werd ook neergeschoten. Zijn moordenaar draaide zijn lichaam nog om met zijn voet en vuurde dan meerdere genadeschoten af. “De feiten zijn uitvoerig gedocumenteerd”, zegt Patricia. “Mijn papa was gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.”

Er zijn van Léon Finné nauwelijks foto’s opgedoken, behalve eentje, in het boek dat Patricia Finné in 2012 publiceerde met Michel Leurquin. We zien de piepjonge Patricia met haar hand op zijn schouder. Hij houdt een jachtgeweer vast en draagt een cowboyhoed.

“Hij had in zijn villa in Overijse veel wapens liggen”, weet Patricia nog. “Hij had ook vier honden. Een politieman die aanwezig was in de Delhaize heeft mijn vader herkend. Agenten zijn die avond naar de villa gereden en hebben er de drie grote Duitse herders doodgeschoten. Zonder de familie te bellen. Er was ook nog een puppy, en die hebben ze naar het asiel gebracht. Het was zo’n rare, akelige tijd.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck