Studenten gaan op zoek naar onterecht veroordeelden in assisenzaken

In België is het officieel nog nooit gebeurd dat mensen onterecht veroordeeld werden voor moord of doodslag. Maar studenten van de KU Leuven pluizen oude dossiers uit. ‘Het gaat over mensenwerk. Dan ben je nooit zeker.’

In de Verenigde Staten bestaat een database met 3.307 mensen die zijn vrijgesproken, na een onterechte veroordeling. In Duitsland zijn 31 personen erkend als onterecht veroordeelden, in Nederland 11. ‘In België werd nog nooit een onterechte veroordeling gerapporteerd. Dat kan niet’, zegt Tamara De Beuf. ‘Een gerechtelijk onderzoek, een ondervraging door de politie, een veroordeling voor assisen. Het gaat altijd over mensenwerk. Dan kan je fouten nooit honderd procent uitsluiten’. De Beuf is projectleider bij ‘Voordeel van de twijfel’, een project van de KU Leuven waarbij een tiental masterstudenten van de richtingen rechten, criminologie en forensische wetenschappen een jaar lang aan de slag gaat met een waargebeurd moord- of doodslagdossier.

Inspiratie vonden de onderzoekers bij onze Noorderburen, waar in 2003 het onderzoeksproject ‘Gerede twijfel’ aan de Universiteit Maastricht werd opgestart. Momenteel loopt het project verder aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De Vlaamse tegenhanger, die vorig academiejaar als proefproject werd opgestart, is momenteel op zoek naar zaken waar studenten volgend jaar mee aan de slag kunnen gaan.

Maar wat kan het werk van de studenten precies betekenen voor een mogelijk onterecht veroordeelde? ‘Op het einde van het schooljaar maken de studenten een dossier met hun bevindingen over aan de advocaat van de veroordeelde’, legt De Beuf uit. Die kan dan kiezen daarmee verder te gaan, en een herziening van de zaak aanvragen bij de in 2018 opgerichte Commissie Herzieningen in Strafzaken (CHS). Zelf zullen de studenten dus geen zaken bepleiten. Om zo onpartijdig mogelijk te blijven, is er voor de rest trouwens geen contact met de advocaat of getuigen in het dossier, beklemtoont De Beuf. ‘De studenten mogen zelf geen onderzoeksdaden stellen (zoals opnieuw met getuigen spreken, red.)’.

Nieuwe technieken

Wat ze dan wel onderzoeken? Heel wat, klinkt het: ‘De studenten kijken vooral naar welke pistes destijds misschien te snel werden losgelaten, hoe stevig de bewijslast is en of door nieuwe technologie geen nieuwe opties onderzocht moeten worden’. Dat de studenten uit verschillende departementen komen, maakt dat ze de zaak telkens vanuit een verschillende hoek benaderen, legt De Beuf uit. ‘Studenten rechten en criminologie kijken naar andere aspecten van het onderzoek dan die van forensische wetenschappen. Hoe werd het verhoor gevoerd, werden er suggestieve vragen gesteld? Tegenwoordig is het gangbaar dat er opnames zijn van belangrijke ondervragingen, maar vroeger was een proces-verbaal eigenlijk een samenvatting van het verhoor, waarin niet de letterlijke vragen en antwoorden werden neergepend. Studenten kijken wat ze kunnen leren uit de bewoordingen. Maar ook hoelang het duurde vooraleer een bepaalde getuige voor het eerst werd verhoord. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat de mogelijke foutenmarge in een eerste verklaring toeneemt naarmate de feiten waarover de getuige moet vertellen langer geleden zijn.’

Studenten forensische wetenschappen kijken dan weer naar de wetenschap. Zijn er nieuwe DNA-technieken die gebruikt kunnen worden? Hoe werd het bewijs destijds verzameld? ‘Vroeger kwam het bijvoorbeeld voor dat verschillende kledingstukken in dezelfde zak werden meegenomen van de plaats delict. Dan kan je contaminatie niet uitsluiten’, aldus De Beuf. Maar ook simpele praktijktesten worden uitgevoerd: ‘Stel, je hebt een getuige die verklaart ’s nachts de veroordeelde aan de overkant van de straat te hebben gezien. Kan dat wel? Is er straatverlichting in die straat? Wanneer werd het donker op het moment van de feiten? Onze studenten doen het allemaal nog eens over.’

Bron » De Standaard