Ex-speurder die meewerkte aan onderzoek naar Bende van Nijvel schrijft misdaadroman: “Met ferme knipoog naar zaken die ik meemaakte”

Zelenaar Luc Boeve (70) heeft een misdaadroman geschreven. Hij was jarenlang speurder bij de BOB en was onder meer betrokken bij de dossiers rond de Bende van Nijvel en de ontvoering van Anthony De Clerck. “Ik heb geprobeerd de frustraties uit mijn beroepsleven van me af te schrijven”, zegt hij.

Luc Boeve is een voormalig rijkswachter. Hij werkte mee aan tv-programma’s Heterdaad en Witse en heeft nu zijn eerste misdaadroman klaar. “Ik werkte als onderzoeker bij de Bijzondere Opsporingsbrigade van de Rijkswacht of BOB, in het wereldje van de prostitutie”, zegt Luc Boeve. “Ik behoorde tot de Deltagroep, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel voerde, nadat ik in 1985 in Aalst als eerste op de parking stond bij de slachtoffers van de overval in de Delhaize”, zegt hij. “Ik leidde ook het onderzoeksteam in de zaak van de ontvoering van Anthony De Clerck.”

Frustraties

Heel wat ervaringen die sporen nalieten en die geregeld opnieuw op het netvlies van de ex-speurder kwamen. “Ik heb geprobeerd de frustraties van mij af te schrijven in een verhaal”, zegt de auteur. “Zonder het te beseffen is dit een stuk autobiografischer geworden dan ik dacht. Uiteindelijk kwam ik aan 1.500 pagina’s. Ik heb me goed bevraagd en men vertelde mij dat het best was om tabula rasa te maken en te schrappen.”

Positieve feedback

Uiteindelijk kwam hij tot het manuscript van de politieroman Teetaert… drie maanden, die Luc op 6 oktober in CC De Wiek in Zele aan het grote publiek voorstelt. “Mijn zoon mocht het als eerste lezen en hij vroeg me daarna meteen wanneer het volgende boek uitkwam. Nadien lazen nog tien anderen het en kreeg ik opnieuw positieve feedback. Dat sterkte me om het in eigen beheer uit te geven.”

Het boek bestaat uit drie delen met een jonge rechercheur in de hoofdrol. “Het boek speelt zich vandaag af, maar het bevat zeker een ferme knipoog naar de zaken die ik heb meegemaakt”, zegt Luc. “Ik heb vier jaar research gedaan, want in mijn tijd bestond DNA-onderzoek bijvoorbeeld niet. Het moet uiteraard kloppen tot in het kleinste detail. En er zitten veel dialogen in, waardoor het vlot leest.”

Bron » Het Nieuwsblad

Alain Remue (Cel Vermiste Personen) bijna met pensioen: “In mijn ogen bestaat er niets ergers dan een kind verliezen”

“Eigenlijk zou ik het liefst van al mijn werk zo technisch mogelijk doen, alleen en ver van alle emotie.” Dat bekent Alain Remue, hoofd van de Cel Vermiste Personen. In de 29 jaar dat die cel bestaat, heeft hij een bijzondere band opgebouwd met veel ouders. Al bezorgde hem dat ook wel eens een dubbel gevoel. “Je wil me niet bij jou in huis”, zegt hij 1 jaar voor zijn pensioen.

Het was al een drukke zomer voor Alain Remue. Hij heeft er net 2 weken permanentie opzitten, en zijn team moest ook deze zomer weer slecht nieuws aan ouders brengen. Zo raakte Daan, een 25-jarige scoutsleider, vermist na een val in het meer van Vielsalm. Een dag later werd zijn lichaam gevonden, na een zoektocht van de hulpdiensten en de Cel Vermiste Personen.

Het verhaal van Daan is een van de ruim 32.000 dossiers die de Cel Vermiste Personen in de afgelopen 29 jaar heeft behandeld. Het gaat om onrustwekkende verdwijningen. “Daar zitten de weglopers dan niet eens tussen, want die dossiers komen niet bij ons terecht”, zegt Remue in ‘Op stap met Michaël’. In dat Radio 1-programma liet hij 1 uur lang in zijn hart en in zijn hoofd kijken.

Bijzondere band met getroffen ouders

“Eigenlijk kan je mijn job samenvatten in 2 woorden: antwoorden geven”, vertelt Remue. “Ik heb geleerd dat het voor sommige mensen niet uitmaakt wat dat antwoord ook is. Een antwoord hebben is belangrijker dan niks weten. Slecht nieuws is beter dan geen nieuws. Dat heb ik geleerd van ouders van vermiste kinderen. Het kan een verlossing zijn.”

Als hij het over die ouders heeft, gebruikt hij gewoon hun voornaam: Eric, Anita, Dirk, Danielle. (de ouders van Nathalie Geijsbregts en die van Liam Vanden Branden, red.) Remue kent hen na zoveel jaren dan ook erg goed, en ze mogen hem altijd bellen. “Ik heb liever dat ze een deftig antwoord krijgen, dan dat ze met twijfels blijven zitten.”

Toch schuurt die emotionele relatie ook wel eens. “Eigenlijk zou ik het liefst van al mijn werk zo technisch mogelijk doen, alleen en ver van alle emotie”, bekent Remue. Die emotionele betrokkenheid maakte het hem niet altijd makkelijk.

“Toen we in 2011 op zoek gingen naar Amélia en Alison, 2 zusjes die in de Maas waren gevallen, kwam de papa bij ons staan, met nog een broer en een zus”, geeft hij als voorbeeld. “Ze vertelden me hoe het vroeger allemaal was, en hoe die kinderen waren. En eigenlijk denk ik dan bij mezelf: ik wil dit niet horen. Die kinderen sluipen dan mijn emotioneel leven binnen.”

Het is een heel aparte band die hij heeft met al die ouders. “Als mensen me zien, bezorgt hen dat ook altijd een dubbel gevoel. Je wil me niet mij jou in huis, toch niet professioneel. Anderzijds roept het ook vertrouwen op als de ‘Cel Vermiste Personen’ ergens mee bezig is.”

Intense job en gezin veel gemist

Het is een understatement om zijn job ‘intens’ te noemen. Soms blijft hij wel 18 dagen ter plaatse. “Elke zaak is anders natuurlijk”, legt hij uit. “Het hangt allemaal van de omstandigheden af, maar als het over een kind gaat, dan blijf je, punt. Af en toe ga ik dan wel even naar huis, al was het maar om mijn eigen kinderen te zien slapen. Dat is heel belangrijk voor mij.”

Hij heeft veel steun gehad van zijn gezin. “Ze hebben me vaak moeten missen, ik was vaak het terrein op. Ik heb redelijk wat feestjes niet meegemaakt, of eerder moeten verlaten. Maar niemand heeft er ooit over gezaagd. Als ik hen niet had, had ik dit nooit op deze manier kunnen doen.”

Remue heeft veel leren relativeren doorheen de jaren. “Als je vrouw ergens vaststaat met een platte band, moet je natuurlijk niet aan haar zeggen dat er belangrijkere dingen in het leven zijn”, vertelt hij. “Je moet niet alles plat relativeren, maar ik heb wel geleerd dat sommige dingen ook mij hadden kunnen overkomen.”

Een zaak die hem enorm heeft doen nadenken is die van Julie Van Espen. Zij was onderweg met de fiets naar haar vrienden en raakte vermist. “Julie was een 23-jarige knappe, grote, flinke ‘madam’, met heel haar leven nog voor zich”, vertelt hij. “Ik zie haar nog altijd liggen op het asfalt onder de brug van Merksem, onder een zeil. Op dat moment was mijn dochter Eva ook 23. Zij is er nu 28, en haar leven gaat verder. Dat van Julie was gedaan.”

Hij heeft zich in die periode ook heel erg opgejaagd. “Mensen schreven of vertelden dat Julie pech had, en op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. No fucking way, Julie had alle recht om op dat moment op die plek te zijn. De enige die er niet mocht zijn, was de dader.”

Slecht nieuws brengen

“In mijn ogen bestaat er niets ergers dan een kind verliezen”, zegt Remue meermaals tijdens het gesprek. Hoe moeilijk is het dan om slecht nieuws aan de ouders te brengen? “We moeten dat niet altijd zelf doen. Daarvoor hebben we slachtofferbejegenaars, goed opgeleide mensen binnen de politie.”

Maar in veel gevallen doet Remue het toch zelf. “Ik herinner me de zaak rond Aurore in Gent. Ik heb toen de slechtnieuwsmelding gedaan, en ik besefte 10 seconden voordat ik aanbelde dat ik die mensen hun leven ging kapotmaken. Je wil dan overal zijn, maar niet op de oprit van die mensen, dat kan ik je wel vertellen.”

“Hoe ik zoiets ga vertellen, weet ik vooraf nooit. Ik troost de mensen dan ook, maar wat stelt mijn troost dan voor? Het bizarre is trouwens dat mensen me op dat moment van allerdiepste ellende nog bedanken. Hoe sterk kunnen mensen zijn?”

Bijna met pensioen

Remue begon zijn carrière in de rijkswacht, maar werkt ondertussen al 29 jaar voor de Cel Vermiste Personen. Al loopt die carrière stilaan ten einde: hij is 64 jaar oud en gaat in september 2025 met pensioen. Zijn vrije tijd gaat hij zeker opvullen met ritjes op de motor, dat staat al vast.

“Ik heb het voorrecht gehad om deze fantastische job te mogen doen. Ik heb me er altijd goed in gevoeld, ondanks klotemomenten en triestige momenten. Ik voel me echt bevoorrecht dat ik dit hebben kunnen en mogen doen.”

En wie hem gaat opvolgen? “Ik denk daar toch vaak aan, er zijn al een paar ideeën. Maar weet je, iedereen is vervangbaar.”

Bron » VRT Nieuws | An Steegmans

“We kunnen nu heel veel”: deze doorbraak bezorgt plegers van oude misdaden klamme handen

Meer dan dertig jaar nadat Ingrid Caeckaert vermoord werd is er nog geen dader. Toch hopen onderzoekers op een doorbraak door 150 mannen om een DNA-staal te vragen. Dat is enkel mogelijk dankzij een doorbraak in het onderzoek van forensisch wetenschapper Sofie Claerhout (KU Leuven).

Wat is er veranderd inzake het onderzoek naar de moord op Ingrid Caeckaert?

“Dat is lang een cold case geweest. Er was wel DNA van de dader, maar geen match. Dat wil zeggen dat de dader niet in de DNA-databank zit en nooit als verdachte werd gezien. De zaak dateert van de jaren negentig. Forensisch DNA-onderzoek kwam toen nog maar net op: de databank is er bijvoorbeeld pas sinds 2003.

“Tot nu toe gebruikten we in België heel oldskool methodes. DNA geeft niet alleen meer mogelijkheden dan vroeger, dankzij mijn onderzoek kunnen we nu nog een stap verdergaan en verwantschappen aantonen. Door nieuwe wetgeving die in maart gestemd werd, mag die nu ook gebruikt worden in de praktijk. Dus heeft de onderzoeksrechter beslist daar gebruik van te maken.”

“In deze zaak is de eerste stap om alle verdachten uit de jaren negentig opnieuw om een DNA-staal te vragen en die met de nieuwste technologieën te vergelijken.”

Wat houdt die nieuwe technologie op basis van uw onderzoek juist in?

“Ik noem het CSY-onderzoek, omdat het gebaseerd is op het Y-chromosoom. Dat is een klein stukje in het mannelijke DNA. Eigenlijk is dat heel uniek: het is het enige stukje van het DNA dat zo mooi en behoorlijk onaangetast wordt overgeërfd van vader op zoon.”

“Die verwantschap verwatert sneller in de rest van ons DNA. Je krijgt 50 procent van je vader en 50 procent van je moeder. Van je grootouders is er dus slechts 25 procent overgeërfd, enzovoort. Het Y-chromosoom kan je daarentegen tot veertig generaties ver traceren.”

“Zelfs al had je vroeger het DNA van de dader, maar geen een-op-eenmatch, dan zat je vast. Nu kunnen we verdergaan en proberen de familie van een dader te linken. Als er een broer, neef of zelfs verre achterneef in de databank zit, kunnen we die via het Y-chromosoom traceren. Dat geeft enorm veel mogelijkheden.”

Moeten daders van verleden feiten nu klamme handjes krijgen?

“We kunnen gewoon heel veel. Zodra we DNA hebben van een persoon en het is duidelijk dat die de daad heeft gepleegd, kunnen we relatief snel tot een identificatie komen. Het is natuurlijk niet zo omdat jouw DNA op een moordplaats wordt teruggevonden dat je iets met de feiten te maken hebt. Er moeten nog andere tactische elementen bijkomen.”

“Het is overigens niet alleen bruikbaar in moordzaken, al beginnen onderzoeksrechters nu wel met het heropenen van zware en oude moorddossiers. CSY is ook een interessante techniek voor zedendelicten, bijvoorbeeld om een serieverkrachter op te sporen. Het Y-chromosoom komt alleen voor bij mannen. Bij zedenfeiten is er meestal sprake van mannelijke daders.”

Zullen er nog andere zaken heropend worden?

“Ik hoop dat onderzoeksrechters over heel België nu door hun lijst met moordzaken gaan om te bekijken welke we kunnen helpen oplossen. Natuurlijk zal CSY niet elke zaak kunnen oplossen. Er zijn een paar voorwaarden: er moet natuurlijk DNA zijn van een dader, het moet dan nog een mannelijke dader zijn en er moeten tactische elementen zijn dat de dader zijn slachtoffer moet gekend hebben en geen toevallige passant was.”

U zei dat het Y-chromosoom tot veertig generaties terug gevonden kan worden. Tot hoever kunnen we dan teruggaan voor het onderzoeken van oude zaken?

“Met het Y-chromosoom kun je in principe zelfs teruggaan tot aan de origine van de mens. Dat stukje DNA kan je bijvoorbeeld zeggen of jouw voorvaderen uit Afrika, Azië of West-Europa komen. In termen van het oplossen van cold cases ligt de limiet op wat de politie bewaard heeft. In de praktijk zal dat vaak de jaren negentig zijn, in zeldzame gevallen misschien de jaren tachtig.”

“Ik ben heel blij dat rechercheurs in de zaak-Caeckaert in 1991 al bedachten dat het slim was om het bloed van de dader te bewaren. Zeker als je bedenkt dat er toen nog geen DNA-analyse gedaan werd. Maar voor een cold case uit de jaren tachtig waarbij niets bewaard is of de gebruikte bewaartechnieken niet deugen, kan ik niet helpen.”

Staan er nog wetenschappelijke doorbraken in de steigers die moordonderzoeken kunnen helpen?

“We onderzoeken momenteel broers en heel dichte verwanten om te zien of er een onderscheid zit op het Y-chromosoom. Vroeger dachten we dat het Y-chromosoom tussen vaders en broers gelijk was. Uit mijn onderzoek bleek daar toch verschil op te zitten. Eigenlijk zoeken we nog altijd tweelingbroers die willen deelnemen aan ons nieuw project om dat te onderzoeken. Iedereen die geïnteresseerd is, kan zich registreren via csy-leuven.be.”

“Zo kunnen we zien of we met een Y-chromosoom alleen ook kunnen pleiten in een rechtszaak. Tot nu toe wordt het niet gezien als bewijsmiddel maar als een tool om dichter bij de dader te raken.”

Bron » De Morgen

Wat staat er toch in het Bende-dossier dat de bevolking niet mag weten?

Het onderzoek naar de 28 moorden door de Bende van Nijvel is definitief stopgezet. Walter De Smedt toont daar enerzijds enig begrip voor maar plaatst er wel een aantal zeer kritische bemerkingen bij. “Kan je een dossier over28 moorden wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis?” “Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld”, vragen die nu onbeantwoord blijven.

Je kan er begrip voor hebben dat het onderzoek naar de moorden van de Bende van Nijvel wordt afgesloten. Een normale afhandeling in openbare zitting voor een Hof van assisen (1) is immers niet meer mogelijk.

De feiten zijn te lang geleden gebeurd, de daders – zo die nog leven – zijn oude mensen, het dossier is veel te groot en te ingewikkeld om het nog te kunnen behandelen in een tegensprekelijke procedure, en niet in het minst kan je er geen proces over houden dat kan voldoen aan de vereisten van eerlijk proces.

Vraag is evenwel of je een dossier over achtentwintig moorden zonder meer kan wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis. Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld.

Twee parlementaire onderzoeken hebben getracht er inzicht in te verkrijgen. Dat eindigde met de overweging dat er in dit land “een duistere macht” werkzaam was. Ook voor de Natie bleef het dossier daarover gesloten.

Hebben de slachtoffers zowel als de andere burgers in dit land dan niet het recht om te weten wat er in de jaren tachtig in hun land is gebeurd en waarom dat nooit kon worden ontdekt? Er zijn te veel vragen die een antwoord moeten krijgen. Als dat niet door een proces kan gebeuren kan dat wél op een andere manier.

Het eerste element is dat van de verantwoordelijkheid van de betrokken overheidsdiensten. Iedereen weet dat het onderzoek vol “disfuncties” zit en werd gemanipuleerd. Daar moeten dus in het dossier ernstige aanwijzingen voor zijn. Dat was van bij het begin reeds duidelijk en het is ook in het verslag van de Bendecommissies terug te vinden.

Waarom kon Jean Deprêtre, procureur van Nijvel, de overhand houden bij de bepaling van de onderzoekspistes en van de onderzoeksstrategie? Waarom werd de piste van extreemrechtse organisaties, die van bij het begin aanwezig was, geweerd en waarom werd wie ze wou bekijken uitgesloten van het onderzoek? Wie manipuleerde het onderzoek?

Ook de eeuwige vraag, die aansluit bij de vorige, moet een antwoord krijgen. Waren het criminelen, “des zozos” (2) zoals procureur Deprètre beweerde? Of ging het om de ontwrichting van de staat door geheime en parallelle diensten?

Zelfs ongeacht de vraag wie erachter zat is het laatste element, ook vandaag, nog erg belangrijk. De rol van de inlichtingendiensten is door het terrorisme sterk toegenomen en de oorlog in Oekraïne heeft die nogmaals versterkt. Ook de intussen bloot gelegde organisaties van extreemrechts hebben duidelijke banden met het verleden.

Wat was het gevolg van de in uitvoering van het Bendedossier genomen maatregelen? De eerste was de oprichting van Vaste Comités van Toezicht op de politie- (Comité P) en op de Inlichtingendiensten (Comité I).

Ondanks enkele pogingen hebben die nooit de kans gekregen om onderzoek te doen in de materie waarvoor zij waren opgericht. Niet enkel de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek heeft dat belet. Ook politiek werd iedere poging in de kiem gesmoord.

De enquêtediensten van deze Comités evolueerden van werkelijke enquêtediensten naar audit-activiteiten, de Rijkswacht (3) werd buiten schot gehouden, niemand, zelfs de leden van de parlementaire “begeleidingscommissie”, kreeg ooit een onderzoeksdossier te zien.

De tweede maatregel was de oprichting van de commissie-Franchimont. Deze commissie van experten, magistraten en professoren, kreeg de opdracht om de “knelpunten” in de strafprocedure weg te nemen.

De daaropvolgende wet verfijnde de opdracht van de procureur en van de onderzoeksrechter en gaf aan de burger de rechten die hem toekwamen. De vervolgingsplicht van de procureur werd omgezet in een vervolgingsrecht.

Daardoor kan de procureur nu ook op wettelijke basis beslissen om niet te vervolgen, te seponeren. En hij kan dat ook om “opportuniteitsredenen” beslissen. Daartegenover werd aan de burger het recht gegeven zijn dossier in te zien en er kopij van te bekomen, zodat hij zich kan verzetten tegen een eenzijdige en vertrouwelijke beslissing van de andere procespartij die de procureur is.

In de praktijk worden dergelijke aanstellingen als burgerlijke partij door de parketten als een inmenging in hun bevoegdheid aanzien en meermaals tegengewerkt. Justitieminister Koen Geens en het college van procureurs-generaal wilden dit recht zelfs aan de burger ontnemen door het af te schaffen.

Van het nieuw gecreëerde misdrijf “misbruik van inzagerecht” werd gebruik gemaakt om het openbaar maken van schokkende beelden over het politieoptreden, dat de dood van Jonathan Jacob in een politiecel te Mortsel tot gevolg had, te kunnen tegengaan.

Onderzoeksjournalisten worden, ongeacht hun bronnengeheim, bedacht met huiszoekingen en inbeslagnames. De door de wet-Franchimont aan de procureur verleende mogelijkheid om zelfs tijdens een onderzoek publieke mededelingen te doen wanneer het openbaar belang dat vereist werd voor onbestaande gehouden.

Zelfs voor parlementaire onderzoekscommissies weigerden hoge magistraten er gebruik van te maken. De opdracht van de onderzoeksrechter om alle maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen om met kennis van zaken te oordelen werd door de justitieminister Stefaan De Clerck volkomen miskend door het onderzoek naar misbruik in de kerk, de operatie Kelk, af te leiden naar een commissie van die instelling.

In beslag genomen “overtuigingsstukken” werden op de meest betwiste wijze teruggegeven. Een beoordeling van deze procedure door het hof van cassatie werd vermeden.

Hoewel ook de witte marsen terecht meer “transparantie” eisten werd het gerechtelijk optreden steeds heimelijker. In de werking van het federaal parket werd de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek nog versterkt door de samensmelting met een nog meer geheime werking van de inlichtingendiensten, die zelf bepalen wat al dan niet geheim moet blijven en wat er kan van worden geopenbaard.

Dat leidde in het onderzoek over de laatste aanslag door Lassoued4 tot de uitspraak van een procureur dat hij niet wist wat er met het dossier was gebeurd en de parlementairen het evenmin zullen weten.

In de wet op de burgerinfiltrant beslist één procespartij, de procureur, of er al dan niet bestraffing uitsluitende gronden van verschoning zijn, die de behandeling voor de strafrechter beletten, zodat de door de diensten, mits machtiging van de procureur, begane misdrijven, onbestraft kunnen blijven.

Het is best te begrijpen dat het beleid niet staat te springen om al wat verkeerd is gelopen openbaar te maken. Ook de afstand van soevereiniteit aan de internationale organisatie van aan elkaar verbonden inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en aan de burgerlijke tak van de NAVO, is historisch aanvaardbaar. Dat er met een dossier als dat over al wat het inhoudt niet onbedacht kan omgesprongen worden is dat ook.

Maar ook de slachtoffers en de nabestaanden, alle burgers en de gehele gemeenschap, hebben ook rechten. Die kan je in een democratische rechtsstaat niet zomaar met één pennentrek miskennen.

Dat kan je evenmin in wat ook nu de grootste bedreiging uitmaakt. Zoals de recente revelaties over het bestaan en de werking van extreemrechtse organisaties hebben aangetoond, hebben deze organisaties wortels die teruggaan naar de periode waarin de achtentwintig moorden door de Bende van Nijvel werden gepleegd.

Hoe kan je het verantwoorden dat het onderzoek daarover moet geheim worden gehouden?

Bron » Walter De Smedt

Lees verder

Dorpsraad Jezus-Eik wil plein laten vernoemen naar slachtoffer van Bende van Nijvel: “Blijvende herinnering aan Stefaan”

In Overijse wil de dorpsraad van Jezus-Eik een plein laten vernoemen naar Stefaan Noté, een van de slachtoffers van de Bende van Nijvel. Noté was 14 jaar toen hij in 1985 werd doodgeschoten op de parking van de Delhaize in Overijse.

27 september 1985, 20.27 uur. Op de parking van de Delhaize in Jezus-Eik stappen 3 mannen uit een Golf GTI. Ze dragen carnavalsmaskers en zijn gewapend. Ze openen onmiddellijk het vuur. De 14-jarige Stefaan Noté is samen met 2 vrienden met de fiets aan het spelen op de parking en wordt geraakt. Hij is op slag dood.

“Stefaan woonde in de Marnixwijk, dat is de wijk tegenover de Delhaize. Van de 5 slachtoffers die de Bende in Overijse maakte, was Stefaan de jongste”, zegt Guido Maene van de dorpsraad van Jezus-Eik. “We zouden natuurlijk aan alle slachtoffers een eerbetoon willen geven, maar omdat Stefaan nog maar 14 jaar was en zo jong uit leven werd weggerukt, kiezen we symbolisch voor hem.”

“Stefaan is begraven aan de begraafplaats aan de Reebokweg in Jezus-Eik. Dat is vlakbij de plaats waar het nieuwe plein zal komen”, gaat Guido verder. “Als het graf ooit wordt geruimd, dan zal er toch een blijvende herinnering zijn aan Stefaan en de andere slachtoffers.” De gemeenteraad zal uiteindelijk beslissen over het voorstel van de dorpsraad.

Bron » VRT Nieuws