Het netwerk van Jean-Luc

Politici als Jean-Luc Dehaene ‘maken ze vandaag niet meer’. Netwerken zoals hij er een had uitgebouwd, zijn al even zeldzaam geworden. Het netwerk-Dehaene was extreem uitgebreid en divers. En het is, merkwaardig genoeg, nog altijd actief.

Jean-Luc Dehaene heeft in zijn diverse ministeriële functies maar liefst twaalf kabinetschefs gehad. Zij eren hun baas vandaag in een opiniestuk in deze krant. Het verrast dat ze zich niet concentreren op zijn staatsmanschap of zijn beleidsdaden, maar wel op de manier waarop hij werkte en dan vooral op zijn menselijke kwaliteiten die bij buitenstaanders nauwelijks of niet bekend zijn. Zonder het uitdrukkelijk beoogd te hebben, bewijzen ze daarmee dat het netwerk-Dehaene, vijftien jaar na zijn vertrek, nog bestaat en nog actief is.

Dat netwerk bestaat naast de twaalf kabinetschefs, van wie de voorzitter van het Grondwettelijk Hof André Alen, huidig CM-topman Marc Justaert en Eric Kirsch de bekendste zijn, ook uit mensen die op andere kabinetten werkten, diplomaten en mensen met wie hij de laatste jaren intens samenwerkte.

In totaal gaat het om zeker 42 personen (zie beneden) die, hoewel ze zeer uiteenlopende posities bekleden in de samenleving, nog tot aan zijn dood geregeld samenkwamen. Dat het netwerk bestaat, wordt door verschillende leden ook bevestigd.

Dat zo’n heterogeen netwerk zo lang blijft samenhangen, is verbazend. Dat lukt maar als de deelnemers ervaren dat het nut heeft. Hoe vaak en waarvoor Jean-Luc Dehaene een beroep op de leden deed, en hoe vaak en hoe intens ze onderling een beroep op elkaar deden en doen, is moeilijk te achterhalen. Maar Jean-Luc Dehaene nam vaak zelf het initiatief voor de bijeenkomsten, zijn secretaressen Marie-Claire Robijns en voordien Rosa Debaus organiseerden het.

Omgeving van 65

Hoe lang het netwerk nog actief kan blijven, is niet duidelijk. Een belangrijk gegeven is dat een flink aantal leden een zekere leeftijd hebben bereikt. Velen naderen of zijn al 65 jaar. Sommigen gingen recent met pensioen, anderen gaan binnenkort. Maar het gemeenschappelijk kenmerk van de meeste 65-plussers is dat ze (nog) niet inactief zijn.

Geen van de gecontacteerden had ook bezwaar tegen de vermelding dat ze tot het netwerk behoren. Een groot contrast met andere netwerken, die vaak het daglicht schuwen. Veel, hard en lang werken, is wat alle gecontacteerden opgeven als kenmerk van het werken bij Jean-Luc Dehaene. Wie dat niet graag deed, of niet erg intelligent was, kwam niet in het netwerk terecht.

‘Voor hem werken was veeleisend, maar je kreeg er nog meer voor terug’, schrijven de twaalf kabinetschefs in hun opiniestuk.

‘We wisten immers dat hij ons in cruciale omstandigheden altijd zou verdedigen. In de besprekingen met medewerkers van andere kabinetten, wisten die collega’s dat onze standpunten met onze minister waren doorgesproken en dat ze ook door hem zouden worden verdedigd. Op die manier wist Jean-Luc Dehaene zijn medewerkers te motiveren en te integreren in een vriendenteam waarvan hij de onbetwistbare patrouilleleider was.’

Om in het netwerk te mogen komen, moesten ze oplossingsgericht werken, of het nu ging om de organisatie van de eigen ICT of om staats- of economische hervormingen. En men moest respect betonen voor de visies van degenen die men als bondgenoot nodig had. Compromis was geen lelijk woord.

Civil servants

Er was ook een vorm van onafhankelijk denken bij, erkennen alle gecontacteerde leden. In veel politieke netwerken is het bindmiddel vaak ‘het partijbelang’ of het belang van de zuil of van een onderdeel ervan. Hier niet, zeggen ze allen affirmatief.

Netwerkleden moesten partij- en groepsbelangen kunnen inschatten, maar mochten die niet als uitgangspunt nemen. Bijna allen worden ze in hun huidige werkkring getypeerd als civil servants.

Het netwerk bevat geen verkozen politici. Zo wou Dehaene dat zelf. Ook politici die erg dicht bij hem stonden, rekende hij niet tot zijn netwerk, ook niet Herman Van Rompuy, zijn compagnon de route. Het netwerk omvat mede-werkers, geen mede-politici, zei hij ooit.

De namen

1. Zijn kabinetschefs
  • Steve Dubois, ondervoorzitter GIMB, met pensioen
  • Marc Justaert, topman CM
  • Jan Smets, vice-gouverneur Nationale Bank
  • Marc Schiepers, directeur-generaal RSZ
  • Eric Kirsch, FOD Financiën, Oeso.
  • Paul Maertens, Agoria, Imelda, KU Leuven
  • Christine Vanderveeren, Belfius, Infrabel
  • André Alen, voorzitter Grondwettelijk Hof
  • Wim Coumans, ondervoorzitter FMSA, met pensioen
  • Bernard Martens, Core Invest
  • Walter Nonneman, professor Economie UA
  • Dirk Sauer, ex CM, ex Verso, met pensioen
2. Zijn woordvoersters

Zijn politieke woordvoerster Moniek Delvou, later actief bij Umicore en Belfius, ging deze maand met pensioen. Mieke Vandenberghe, ambtelijke woordvoerster is 65, maar nog actief bij Roosevelt.

3. Zijn diplomaten
  • Frank Geerkens, ambassadeur in Den Haag.
  • Dominique Struye, ambassadeur in Congo.
  • Oud-ambassadeur Johan Swinnen (67).
4. Drie toplui in de sociale zekerheid
  • Jo De Cock, administrateur-generaal Riziv (ziekteverzekering).
  • Frank Robben, administrateur-generaal Kruispuntbank Sociale Zekerheid.
  • Koen Snyders, administrateur-generaal van de inningsparastatale RSZ
5. Gezondheidssector
  • Christiaan Decoster, directeur-generaal van de FOD Volksgezondheid
  • Jean Hermesse, secretaris-generaal christelijk ziekenfonds CM.
6. Andere
  • Henri Bogaert (66), eredirecteur federaal planbureau.
  • Ludwig Caluwé, gedeputeerde provincie Antwerpen.
  • Etienne De Callataÿ, chief economist van de Bank Degroof.
  • Christian De Valkeneer, procureur-generaal Luik.
  • Frans Machtelinckx was actief bij Brussels Airport.
  • Roger Malevé, directeur operaties Nationale Loterij.
  • Francy Peeters, topman De Lijn Vlaams-Brabant, met pensioen.
  • Jan Van Cromburgge, consulent, vrijwilliger voor Collegium Vocale.
7. Netwerkleden die niet tot zijn kabinetten behoorden
  • Guy Cox, chef van de sociale bemiddelaars van de FOD Werk.
  • Hans D’Hondt, topman FOD Financiën.
  • Jérôme Glorie, topman civiele veiligheid.
  • Baudouin Meunier, Bpost, ziekenhuis CHU Mont Godinne (Dinant).
  • Pierre Reynders, korpschef Inspectie van Financiën.
  • Etienne Schouppe (71), oud-spoorbaas, oud-staatssecretaris Mobiliteit.
  • Erik Stroobants, ere-secretaris-generaal Vlaamse administratie.
  • Frans Van Daele, kabinetschef koning.
  • Piet Vantemssche, Boerenbond.
  • Fons Verplaetse (84), eregouverneur van de Nationale Bank.
8. Netwerkleden van de jongste jaren
  • Benjamin Dalle, kabinetschef van Servais Verherstraeten,
  • Tine Meyfroodt, medewerkster in het Europees Parlement.

Bron » De Standaard

Naast zwarte lijst van politie met organisaties ook registratie van personen

Minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet heeft donderdag in de Senaat bevestigd dat ze jaarlijks een lijst van te volgen organisaties, die door de federale politie wordt opgesteld, goedkeurt. Personen die betrokken zijn bij het verstoren van de openbare orde door één van deze organisaties worden ook geregistreerd, maar worden geschrapt als er binnen twee jaar geen feiten gepleegd worden. Filip Dewinter (Vlaams Belang) ontkende op basis van zijn eigen fiche de verklaring van de minister en kondigde aan klacht in te dienen bij de Privacycommissie.

Het bestaan van de lijst werd donderdag onthuld door Gazet van Antwerpen. Op de lijst staan 221 organisaties, die moeten gevolgd worden omdat ze extremistisch of terroristisch zijn, of omdat ze de openbare orde verstoren. Naast tientallen verenigingen van voetbalsupporters prijken organisaties als Al Qaida, Scientology, Voor Moeder Aarde, Ijzerwake en Vlaams Belang Jongeren op de lijst.

Van de 221 geregistreerde organisaties staan er 20 geregistreerd onder de rubriek links extremisme, 14 onder rechts extremisme, 13 onder religieus extremisme en § onder milieu extremisme. De lijst bevat ook schadelijk sectarische organisaties (9), terroristisch integristische bewegingen (9), andere terroristische groeperingen (5), criminele motorbendes (17) en gewelddadige groeperingen (25). Ruim een derde van de organisaties situeren zich rond het voetbal. Daarnaast zijn er nog enkele groeperingen die actief zijn in het dierenrechtenactivisme of anarchisme.

Minister Milquet bevestigde het bestaan van de lijst, die opgesteld wordt op basis van informatie van de federale politie, OCAD, het crisiscentrum, de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst. Volgens haar worden mensen, die de openbare orde verstoren bij manifestaties van één van deze organisaties geregistreerd. Ze worden van de lijst na twee jaar zonder nieuwe feiten uit de database geschrapt.

Filip Dewinter was het met het laatste luik van het antwoord niet eens. “Dit klopt niet, maar daar bent u misschien niet van op de hoogte”, zei hij. Uit zijn persoonlijke fiche blijkt immers dat hij geregistreerd werd onder meer wegens zijn aanwezigheid op de Ijzerwake in 2010, waar er geen sprake was van het verstoren van de openbare orde, noch door hem, noch door andere deelnemers.

Volgens Dewinter bevat de lijst van geregistreerde personen zo’n 10.000 namen, waarvan zo’n 480 mandatarissen en medewerkers van het Vlaams Belang. Hij kondigde ook aan klacht in te dienen bij de Privacycommissie.

Bron » De Morgen

Ook politie stelt zwarte lijst van organisaties op

Niet alleen de Staatsveiligheid, maar ook de federale politie blijkt te beschikken over een lijst met honderden organisaties die worden gevolgd. Daarop staan al-Qaida, de Vlaams Belang Jongeren, voetbalhooligans en zelfs Vredesactie kriskras door elkaar. Dat schrijft Gazet van Antwerpen vandaag.

De lijst, die jaarlijks wordt geactualiseerd en ter goedkeuring voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, moet een inventaris zijn van extremistische, terroristische en andere organisaties die de openbare orde kunnen bedreigen.

Op de meest actuele lijst (die van 2012) staan ook organisaties zoals de VB Jongeren, het Taal Aktie Komitee en het Vlaams-Nationalistisch Jeugdverbond, evenals organisaties die steun verlenen aan illegalen of opkomen voor dierenrechten. Zelfs een politieke partij figureert op de lijst: de PTB, de Franstalige tegenhanger van de PVDA.

Filip Dewinter, kopman van het Vlaams Belang, stelt zich ernstige vragen bij de lijst van de federale politie. “Hij is opgesteld zonder enige democratische controle”, klaagt Dewinter aan. Volgens de federale politie gaat het om “een soort van achtergrondinformatie voor de veiligheidsdiensten” bij ordehandhavingen en is de lijst “zeker niet ultrageheim”.

Bron » De Morgen

Staatsveiligheid kent parlementairen niet

De Staatsveiligheid stelde de voorbije drie jaar 350 verslagen en nota’s op waarin de naam van een parlementslid werd vermeld. Toch werd de minister van Justitie slechts uitzonderlijk ingelicht. ‘Men wist niet altijd dat het om parlementairen ging.’

Het Comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, heeft zijn definitief rapport gepubliceerd over de manier waarop de Staatsveiligheid informatie verzamelt over politici. Het onderzoek werd begin dit jaar opgestart op vraag van minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld). Het kwam er onder meer nadat was uitgelekt dat de inlichtingendienst opvolgde welke politici in contact kwamen met bewegingen als Scientology.

Meldingsplicht

Het controleorgaan stelde vast dat de meldingsplicht aan de minister van Justitie niet nageleefd wordt. Sinds mei 2009 moet de minister op de hoogte worden gebracht telkens als de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de Staatsveiligheid voorkomt.

“Echter, sinds juni 2010 zijn ongeveer 350 verslagen en nota’s opgesteld waarin de naam wordt vermeld van op dat ogenblik actieve federale parlementsleden. Het betreft dus gemiddeld een tiental gevallen per maand die gemeld dienden te worden. Slechts uitzonderlijk is ook effectief melding gemaakt aan de minister op de wijze zoals voorgeschreven door de richtlijn”, stelt het verslag.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, is blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd”, klinkt het verder. De richtlijn kon ook niet volledig worden nageleefd. De Staatsveiligheid beschikt immers niet eens over een permanent geüpdatete lijst van politieke mandatarissen. “Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men wist dat het om parlementsleden ging.”

De Staatsveiligheid laat weten dat ze ondertussen “technische ingrepen heeft gepleegd”. Daardoor kunnen met een druk op de knop alle nieuwe documenten worden opgeroepen waarin politieke mandatarissen opduiken.

Banaal

Volgens het Comité I zijn geen aanwijzingen gevonden dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde “om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om”. Toch wordt het nut van een pak verzamelde gegevens in vraag gesteld.

“Ook al bevatten bepaalde verslagen zeker pertinente gegevens, toch kan het Comité niet voorbij aan het feit dat een deel van de verzamelde informatie eerder ‘banaal’ is. Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste gezicht dan ook onduidelijk”, besluit het controleorgaan.

Het rapport is slecht nieuws voor Alain Winants, de administrateur-generaal ad interim van de inlichtingendienst. Pascale Vandernacht, die door de PS is gepolst om de Staatsveiligheid te leiden, liet woensdag weten “de job niet te ambiëren”.

Bron » De Morgen

142 namen van politici in dossiers Staatsveiligheid

Dat de Belgische geheime diensten inlichtingen aanmaken over politieke mandatarissen is niet problematisch aangezien de mandatarissen niet als dusdanig worden opgevolgd. Dat schrijft het Comité I in een nieuw toezichtsonderzoek. De Staatsveiligheid meldde echter slechts uitzonderlijk aan de minister van Justitie wanneer namen van politici opdoken in haar dossiers.

De parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I, dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV controleert, besprak op woensdag 22 oktober het toezichtonderzoek “naar de wijze waarop de inlichtingendiensten informatie verzamelen over politieke mandatarissen”.

Het rapport van het Comité I staat sinds vanmorgen hier online. De Standaard en MO* berichten er als eerste over. Het rapport vormt het sluitstuk van drie onderzoeken die het Comité I begin 2013 opstartte naar aanleiding van de Scientology-lekken, waaruit bleek dat namen van politici opdoken in rapporten van de Staatsveiligheid.

Het Comité I stelde een lijst op met alle ministers en volksvertegenwoordigers van België – 479 in totaal – en vroeg de Staatsveiligheid en de ADIV of die personen in hun dossiers en databanken voorkomen. De Staatsveiligheid antwoordde dat in de huidige legislatuur 142 politici vernoemd werden in haar documenten uit het luik “collecte” (ingezamelde informatie). Ruim een op de drie politici werd één keer vermeld, vier verkozenen kwamen in 21 documenten voor en één verkozene zelfs in 91 documenten.

Die documenten bevatten “ruwe informatie”: gegevens die door de commissarissen en inspecteurs van de Staatsveiligheid op het terrein zijn verzameld en genoteerd zonder dat er een analyse op gebeurde. Wat betreft het luik “analyse” duiken bij de Staatsveiligheid de namen van 93 politieke mandatarissen op. Opmerkelijk is dat zeven nota’s van de Staatsveiligheid, met daarin namen van Belgische politici, bestemd waren voor buitenlandse overheden.

Bij de militaire inlichtingendienst ADIV werden op basis van de “lijst van politieke mandatarissen” in totaal 115 papieren steekkaarten gevonden. Slechts van een derde konden de bijhorende papieren dossiers worden teruggevonden -heel wat andere dossiers bleken immers vernietigd. Het Comité stelde ook vast dat de ADIV in de huidige legislatuur geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers en parlementaire mandatarissen betrekking hebben.

Het Vast Comité I vond geen aanwijzingen dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om. “Wat de ADIV betreft kan dezelfde conclusie getrokken worden: de ADIV vertoont geen interesse voor politieke mandatarissen as such.”

Ten slotte stelde het Comité I vast dat sinds 2013 geen in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen meer voorkomen in de jaarlijkse actie- of inlichtingenplannen van de Belgische inlichtingendiensten. Voordien werden bepaalde partijen systematisch vermeld als target, soms op expliciet verzoek van de bevoegde minister.

Volgens het Comité I hoeft het feit dat iemand politicus is op zich geen beletsel te zijn voor de geheime diensten om die persoon op te volgen. Wel wil het dat de Staatsveiligheid en de ADIV “klare en eenduidige” richtlijnen uitwerken met betrekking tot de inwinning, de verwerking, de raadpleging, de opslag en de archivering van gegevens van bepaalde categorieën van personen die bijzondere verantwoordelijkheden dragen.

In 2009 keurde de toenmalige minister van Justitie een richtlijn goed waarin de Staatsveiligheid werd opgedragen de minister onmiddellijk in kennis te stellen wanneer de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de VSSE voorkomt. Het Comité stelde vast dat sinds juni 2010 in totaal ongeveer 350 verslagen en nota’s zijn opgesteld waarin namen van actieve federale parlementsleden opduiken. Slechts uitzonderlijk meldde de Staatsveiligheid dat echter aan de minister van Justitie.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, werd blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd intern de dienst. Het Comité wijst er overigens op dat de richtlijn niet volledig kon worden nageleefd alleen al omwille van het feit dat de VSSE niet beschikte over een (permanent geüpdatete) lijst van politieke mandatarissen. Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men hiervan op de hoogte was.”

De Staatsveiligheid stelt voor om de minister van Justitie voortaan eens per maand – in plaats van “onmiddellijk” – in kennis te stellen wanneer parlementsleden vermeld worden in documenten van de analysedienst (en dus niet langer van de buitendiensten).

Het Comité I merkt ook op dat een deel van de gecollecteerde informatie door de Staatsveiligheid eerder “banaal” is. “In het deelonderzoek Debie-Dewinter werden hiervan reeds voorbeelden geciteerd. Maar ook in het huidig onderzoek stootte het Comité I op heel wat feiten die op het eerste zicht van weinig nut zijn (politicus A gaat eerst even persoon B groeten vooraleer weg te gaan; politicus C is aanwezig op een meeting waar 1.000 mensen aanwezig waren; politicus D nam deel aan de manifestatie, maar kwam pas op het eind ervan toe…). Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste zicht dan ook onduidelijk.”

Ander punt van kritiek is dat “de concepten die aan de basis van de organisatie van de Staatsveiligheid-databank liggen fundamentele problemen met zich meebrengen. De definitie en interpretatie van de ‘motiveringen” zijn niet eenduidig. Ze moeten volgens het Comité I dan ook “dringend” worden herbekeken, “zeker wanneer ze voorkomen in documenten die buiten de VSSE verspreid worden”.

“De bedrijfsprocessen van de diensten in verband met de collecte, analyse , bewaring en verspreiding van gegevens worden in regel te weinig aangestuurd”, besluit het Comité I. “De diensten moeten hier verandering in brengen. Dit geldt niet alleen met betrekking tot de eventuele opvolging van politieke mandatarissen.”

Ook de politici zelf dragen verantwoordelijkheid, stelt het Comité I. “De verspreiding van informatie naar andere diensten in binnen- en buitenland is onvoldoende omschreven. Het Ministeriel Comité voor inlichting en veiligheid wordt aanbevolen om hierover richtlijnen uit te werken. Deze aanbeveling geldt niet alleen ten aanzien van de opvolging van politieke mandatarissen.”

Op 23 september 2013 stuurde minister van Justitie Annemie Turtelboom een reactie naar het Comité I. Daarin citeert ze opmerkingen van de Staatsveiligheid “waaruit blijkt dat de dienst duidelijk aangeeft dat ze reeds een deel van haar bedrijfsprocessen heeft aangepast en nog zal verbeteren in de nabije toekomst, en rekening zal houden met de aanbevelingen en conclusies van het toezichtrapport.”

De Staatsveiligheid “herhaalt haar bereidheid om het evententueel opduiken van politieke mandatarissen met de nodige omzichtigheid, met respect voor hun parlementair werk en met duidelijke richtlijnen te beanderen. Dat neemt echter niet weg dat politieke mandatarissen op eenzelfde manier dienen behandeld te worden wanneer zij zouden bijdragen tot het tot stand komen van een dreiging zoals bedoeld in de wet.”

De Staatsveiligheid hoopt te werken aan de ontwikkeling van een veiligheidscultuur. “Als inlichtingendienst botsen we immers geregeld op het ontbreken van zo’n cultuur en menen we een zekere onzekerheid – en mogelijk daardoor ook een ietwat negatieve houding – van de kant van politici ten aanzien van onze werking, doelstellingen en producten te ontwaren.” De opmerkingen van de Staatsveiligheid zijn integraal te raadplegen op de website van het Comité I.

Ook minister van Defensie De Crem stuurde, op 29 augustus 2013, een reactie naar het Comité I: “Ik neem akte van de vaststelling van dat de ADIV in de referteperiode geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers of parlementaire mandatarissen betrekking hadden en geen documenten verspreid heeft aan derde diensten waarin de naam van een minister of een parlementair werd vermeld.”

“Ik neem ook akte van het feit dat het Comité I geen indicaties heeft dat de analysediensten van de ADIV aan ministers en parlementairen aandacht zouden besteden buiten de grenzen gesteld door de wet van 30 november 1998 om. De suggestie van het Vast Comité I om de instructie te incorporeren en harmoniseren tot een omvattende duidelijke richtlijn voor beide inlichtingendiensten kan ik onderschrijven op voorwaarde dat men oog blijft hebben voor de eigenheid van Defensie.”

Bron » MO*