‘Iedereen wil een hervorming. Maar niemand wil veranderen’

In de coulissen van ­justitiepaleizen woedt een overlevingsstrijd. De inzet is een hervorming die raakt aan de fundamenten van de rechtsstaat: wie beslist over de zware middelen om criminaliteit te bestrijden?

De inzet: een waanzinnig wetboek

De regels over hoe de politie en het gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het Wetboek van Strafvordering dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. ‘Er zijn vooral koterijen bijgebouwd’, luidde de verzuchting vier jaar geleden al (DS 25 januari 2014). Het was een periode waarin een aaneenschakeling van procedurefouten het belabberde imago van justitie verder de dieperik in duwde.

Een handvol experten heeft in ­opdracht van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nieuwe regels ­uitgewerkt. Ze nemen afscheid van een ­tijdrovende flessenhals: de raadkamer die aan het einde van een gerechtelijk onderzoek nagaat of er geen fouten zijn gemaakt en wie naar de vonnisrechter moet. Applaus op alle banken dus? Niet echt. Het alternatief is vooral de magistraten in het verkeerde keelgat geschoten.

De minister

Wie? Na kleinere ingrepen in het strafrecht komt Geens in zijn vierde jaar als minister van Justitie toe aan de orgelpunten, waaronder dat nieuwe Wetboek van Strafvordering. In vergelijking tot andere werven, zoals het faillissementsrecht, is dit een mijnenveld. Een update zou de nalatenschap van de advocaat en professor rechten die minister is geworden, volledig maken. Dus heeft Geens procedures voor ogen die de tand des tijds moeten doorstaan.

Vandaag bestaan er twee soorten onderzoeken: één onder leiding van het openbaar ministerie (OM) en één onder leiding van een onderzoeksrechter. Een crimineel in het vizier van de onderzoeksrechter heeft meer rechten dan een in het vizier van het OM.

‘Vroeg of laat zegt het Grondwettelijk Hof dat die ongelijkheid in strijd is met de Grondwet. Dan is het hek van de dam’, waarschuwt Yves Liégeois. Hij is een van de experten van Geens en werkt als ere-procureur-generaal bij het Antwerpse parket-generaal. ‘We moeten zo’n verregaande beslissing voor zijn’, vindt Liégeois.

De oplossing: het eengemaakte onderzoek. Het openbaar ministerie krijgt daarin de leiding over alle onderzoeken. Wanneer een magistraat een telefoon wil laten afluisteren of een bende wil infiltreren – met andere woorden: wanneer hij iemands privacy schendt – zal hij daarvoor toestemming moeten krijgen van een onderzoeksrechter.

Maar geen enkele tak van Justitie aanvaardt de voorstellen. Daar komt bij dat sommigen de wijzigingen die Geens heeft doorgevoerd met zijn potpourri-wetten, niet altijd kunnen volgen. Bovendien wordt nagenoeg overal geklaagd over personeelstekort. Het kabinet-Geens ontkent die tekorten.

Een doorlichting van de Hoge Raad voor de Justitie wees recent wel uit dat het personeelsbeleid bij justitie achterhaald is, ook omdat een deftige werklastmeting nog altijd niet bestaat. Voor een minister die de ambitie heeft om behalve andere wetboeken zoals die over erf- en vennootschapsrecht, ook het strafrecht een nieuw tijdperk in te loodsen met de ‘Codex Geens’, zijn er stevige obstakels.

De onderzoeksrechters

Wie? Rechters die verdachten tijdelijk kunnen aanhouden en de politie aansturen in de bestrijding van criminaliteit. Ongeveer vijf procent van alle onderzoeken – doorgaans de zwaarste dossiers – zit in hun handen. De onderzoeksrechter zoekt niet alleen naar bewijzen in het na- en voordeel van een verdachte, maar beslist ook over maatregelen die de privacy schenden: een telefoon afluisteren, een hacking of een huiszoeking. De onderzoeksrechters zijn tegelijk speurhond en rechter. In hun engagement om de waarheid te vinden, houden ze te weinig kritische afstand, luidt de kritiek.

Dus is de opsporing in de toekomst voor hen geen taak meer. De onderzoeksrechters zien nog toe op het correcte verloop van een onderzoek, maar leiden dat onderzoek niet langer. Een magistraat van het openbaar ministerie klopt bij hen aan om een machtiging te vragen voor afluisteroperaties, infiltraties of huiszoekingen. In veel landen bestaat het systeem al, dat efficiënter en onpartijdig zou zijn.

Maar ‘In Italië is de verandering al doorgevoerd. Ze komen er nu op terug’, zegt Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘De zaken slepen er te lang aan. In Nederland krijgt de onderzoeksrechter net weer meer macht en controle omdat hij te ver van het onderzoek af staat.’

‘Als er een stap komt tussen ons en de politiespeurders, riskeer je een gebrekkige informatiedoorstroming en verkeerde beslissingen. Net omdat wij als rechters ­beslissen over zo’n zware maat­regelen, moet de lijn tussen ons en de uitvoerders zo kort mogelijk zijn. Vergelijk het met “telefoontje spelen” in de jeugdbeweging: tussen de eerste versie en de bestemmeling kan de informatie al eens veranderen. In dossiers van drugs- en mensenhandel of terrorisme tikt de klok en heb je geen tijd om onverwacht een hele farde met pv’s te lezen. Anders zijn we niet meer dan een “stempelrechter”. Deze wijzigingen halen een efficiënte, echte controle onderuit.’

Het openbaar ministerie (of parket)

Wie? De magistraten die instaan voor de openbare orde. Ze onderzoeken misdrijven en brengen uiteindelijk de verdachte voor de rechter. Circa 95 procent van de strafdossiers zit bij hen.

Dus zouden ze verheugd kunnen zijn dat in de toekomst elk onderzoek onder hun hoede komt en ze daarin de zware maatregelen ­mogen toepassen. Maar in een brief die De Standaard kon lezen, trekken ze net fel van leer tegen de verandering. Ze vrezen dat de ­onderzoeksrechter hun schoonmoeder wordt.

‘Dit holt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie net uit, in plaats van die te versterken’, schrijven de parketmagistraten. ‘De vele door elkaar lopende procedures, met vaak zeer krappe termijnen die permanent met elkaar dreigen te interfereren, zullen een efficiënt onderzoek in de weg staan.’ De flessenhals van de raadkamer zal zich verplaatsen, rechtspraak zal versnipperd raken en de werkelijke leiding van een onderzoek komt bij de politiediensten.

Maar de parketmagistraten maken zich vooral zorgen over de kosten van de hervorming. De nieuwe procedures brengen volgens hen meer werk mee, en daar hebben ze te weinig volk voor. Bij de hertekening valt ook de onderzoeksrechter als bliksemafleider, in gevoelige onderzoeken met veel persaandacht, weg.

De advocaten

Wie? Zij staan verdachten bij in de vervolging door het openbaar ministerie. Strafpleiters willen doorgaans dat hun cliënt zo licht mogelijk of het liefst niet wordt gestraft. Een cryptisch wetboek kan daarbij nuttig zijn.

Dus zouden met een fris, nieuw wetboek procedurefouten voltooid verleden tijd kunnen worden. Het openbaar ministerie denkt alvast van niet. De verdediging krijgt meer rechten, in meer dossiers, met meer procedures en een grotere kans op fouten. Bijna alsof advocaten de pen vasthielden. ‘Wij zijn totaal niet betrokken geweest’, zegt John Maes, de voorzitter van de commissie strafrecht bij de Orde van Vlaamse Balies. ‘Dat verwondert me, want bij veel andere ontwerpen worden we wel gehoord.’

Maar de advocaten valt vooral op dat de klacht met burgerlijke partijstelling er anders uitziet, waardoor het moeilijker is om als slachtoffer een gerechtelijk onderzoek op te starten. Toch zijn de advocaten het meest optimistisch. ‘In het verleden spraken veel ministers over hervormen, nu ligt er ook iets op tafel’, zegt Maes. ‘Tijd om er werk van te maken.’

Iedereen heeft het gevoel dat aan zijn macht wordt gemorreld, maar is er nog een belangrijke constante: geld. Onderzoeksrechter Van Linthout kan zich niet inbeelden dat het openbaar ministerie met de huidige bezetting de instroom van zware gerechtelijke dossiers kan behappen en dat de kartonnen dozen met pv’s vlot heen en weer gaan tussen de partijen. De minister gaat na wat de kosten zijn en verzekert dat hij niets er zomaar wil doorduwen.

‘Dit systeem kan niet draaien zonder bijkomende middelen en een nieuwe structuur’, voorspelt Liégeois. ‘Het openbaar ministerie zal anders moeten werken, met ervaren magistraten die gespecialiseerde secties leiden. Helaas bepaalt de budgettaire realiteit hoever mensenrechten zoals een gelijke behandeling reiken. Niet verwonderlijk dus dat elke groep vreest voor de botsing. Iedereen wil hervormen, maar niemand wil veranderen.’

Bron » De Standaard

Hobbelend op zoek naar de apotheose

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) beleeft enkele rotweken. Tot overmaat van ramp loopt zijn afspraak met de geschiedenis – de invoering van de Codex die zijn naam draagt – een stuk moeilijker dan verwacht.

Hij laat zich liever met professor dan met minister aanspreken. Koen Geens blijft in de eerste plaats een uitmuntende rechtsgeleerde die als zakenadvocaat ook graag een stapje in de harde realiteit zette. Het politieke spel ligt hem minder.

Niet dat hij daarover geen ideeën heeft, die veronderstelling zou hem oneer aandoen. Maar het fingerspitzengefühl laat hem soms wat in de steek. Al is er in het geval van het woensdag ingetrokken ontwerp van de woonstbetreding (waardoor de politie uitgeprocedeerde asielzoekers in hun woning administratief kan aanhouden, red.) ook sprake van brute pech.

Vorige week legde Geens de finaliteit van de wet in al haar finesses uit. Staatssecretaris voor Asiel Theo Francken (N-VA) kon er slechts vol bewondering naar luisteren. Het typeert Geens ten voeten uit. Hij etaleert graag zijn eruditie, hij laat geen moment onbenut om het recht te doceren. Maar hyperintelligente mensen verkijken zich soms op de kracht van basale argumenten.

Een woonstbetreding mag dan vriendelijk klinken, als plots het woord huiszoeking valt, neemt de emotie het van de ratio over en wacht een gevecht bergop. En als liberalen met de grondwettelijk vastgelegde onschendbaarheid van de woning de aanval inzetten, dan rijden juridische spitsvondigheden het gat niet dicht.

Hangende pootjes

De minister van Justitie was zich ervan bewust dat de timing van de bespreking zeer ongelukkig was. En de aanwezigheid van Francken was wellicht ook geen pluspunt. Hij moet nu dulden dat premier Charles Michel (MR) zijn geesteskind onder handen neemt en wellicht bijstuurt. Het zijn zo van die events die geheel onverwacht het leven van een minister zuur maken. Ze raken aan de essentie van het politiek bestaan.

Een ongeluk komt nooit alleen. Vandaag staken de cipiers opnieuw. Geens gaf vanochtend op de radio toe dat hij zijn verbintenis niet was nagekomen. Twee jaar geleden beloofde hij het personeelskader op te vullen tot 7.075 eenheden. Zo kon de minister een langdurige staking eindelijk bezweren.

Maar geldtekort en een weinig dynamische aanwervingsprocedure gooide vorig jaar roet in het eten. Minzaam en zalvend – zoals altijd – toonde hij begrip en beloofde hij beterschap. Maar de luisteraar zag als het ware zijn hangende pootjes.

Geens’ mensis horribilis startte net voor nieuwjaar met een voor hem onaangenaam arrest van het Grondwettelijk Hof. Op justitie voert de minister met zijn zogeheten potpourriwetten (het zijn er ondertussen vijf) een sterk hervormingsbeleid. Maar uitgerekend de meest zichtbare aanpassing – de sterke beperking van het assisenproces – verwees het Hof naar de prullenmand. Ook andere bepalingen uit Potpourri II gingen voor de bijl. Voor een minister die zich profileert als de slimste van de klas, blijft dat erg vervelend.

Codex Geens

Het maakt de aanloop naar zijn orgelpunt des te hobbeliger. Geens wil de legislatuur afronden met een apotheose: de hervorming van het wetboek van strafvordering. De regels over hoe politie en gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het wetboek dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. De noodzaak voor een nieuwe aanpak die de 21ste eeuw kan trotseren, wordt door niemand betwist.

Voor het grote publiek behelst het niet meteen een sexy hervorming. Maar het gaat uiteraard naar de kern van justitie. De plannen maken bij rechters en advocaten grote emoties los (DS 3 februari). Uitgerekend de top van het openbaar ministerie – die in wezen aan de kant van de minister moet staan – maakte enkele weken geleden al flink misbaar. Een zekere hervormingsmoeheid slaat toe bij de procureurs-generaal. Zij voelen zich ook te weinig betrokken. En zij vrezen een gebrek aan personeel wanneer de minister zijn ambitieuze plannen doorvoert.

Stilaan ontstaat een vervelend beeld: niet alles wat Geens aanraakt, verandert in goud. Een vrijspraak omdat het gerecht een dvd’tje met telefoontaps niet kan afspelen, daar kletst een minister zich nog uit, zeker wanneer fundamentele hervormingen overeind blijven. Maar de minister ondervindt dezer dagen aan de lijve dat de beeldvorming kan keren.

Vloeken in de rechtszaal

Een jaar geleden prijkte Geens op nummer een van de door Knack opgestelde Powerlist Veiligheid. Hij toonde zich wat fier dat hij de in de media veel zichtbaardere minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) achter zich liet. ‘Dit departement is de voorbije zeventig jaar niet zo goed beheerd’, klonk het wat eufemistisch in zijn commentaar. ‘En ja, het is hier alle dagen iets.’

Maar hij maakte zich sterk: ‘Ik word niet moe van moeilijke dingen’. Alvast Jambon kan hem leren dat een wat minder academische aanpak in de Wetstraat best kan renderen. Voor een rechtsgeleerde klinkt dat ongetwijfeld als vloeken in de rechtszaal.

Bron » De Standaard

Gerecht vraagt meer info op bij Apple en Facebook

Het Belgisch gerecht vraagt steeds meer gegevens op bij techreuzen als Apple, Facebook en Microsoft. In acht op de tien gevallen krijgt het die gegevens ook.

Het Antwerpse hof van beroep heeft vorige maand het softwarebedrijf Skype, dat eigendom is van Microsoft, tot een boete van 30.000 euro veroordeeld omdat het weigerde mee te werken aan een gerechtelijk onderzoek. Skype weigerde in 2012 een Mechelse onderzoeksrechter te helpen bij het afluisteren van een verdachte. Het hof gaf met zijn arrest zowel Skype als de andere techreuzen een duidelijk signaal. Elke operator of dienstverlener die zich op de Belgische markt richt, moet de Belgische regels naleven en onze justitie helpen.

Maar hoe reageren Microsoft en co. als het Belgisch gerecht nu vraagt om samen te werken? Vast staat dat het Belgisch gerecht zich niet laat ontmoedigen en steeds meer informatie opvraagt bij de Amerikaanse computerbedrijven. In de eerste helft van dit jaar kregen Microsoft, Facebook, Apple, Google (YouTube) en Twitter samen 2.619 verzoeken om gegevens uit ons land. Dat waren er nog nooit zoveel. Vier jaar eerder waren het er in dezelfde periode nog maar 1.417.

De verzoeken hadden in de eerste helft van dit jaar betrekking op een recordaantal accounts of toestellen (1.341). Het gerecht wil bijvoorbeeld weten wie schuilgaat achter een bepaalde iPhone of iCloud van Apple. Dat aantal neemt al vier jaar gestaag toe, met 908 geviseerde toestellen en accounts in de eerste helft van 2013.

De meeste vragen om informatie waren in de eerste zes maanden van dit jaar gericht aan Apple (1.040 accounts en toestellen) en Facebook (757 accounts). Microsoft ontving verzoeken over 441 toestellen en accounts, Google over 349 accounts. De minste verzoeken van ons gerecht waren aan Twitter gericht, over 32 accounts.

Maar vooral de antwoorden van de techreuzen gaan de goede richting uit. In gemiddeld acht op de tien gevallen bezorgden ze in de eerste helft van dit jaar gegevens aan ons gerecht. Dat gebeurde in verschillende gradaties. Microsoft, de eigenaar van Skype, heeft sinds 2013 nog nooit inhoudelijke data aan het gerecht bezorgd, ook dit jaar niet. Het ging telkens alleen over gegevens die een gebruiker konden ontmaskeren.

Facebook stemde er in de eerste helft van dit jaar in 64 gevallen ook mee in om bepaalde accountgegevens 90 dagen te bewaren in afwachting van formele juridische stukken.

Facebook werkte niet alleen mee aan strafonderzoeken in ons land. Unia, de Belgische instelling die tegen discriminatie strijdt, vroeg haatberichten te blokkeren en Facebook heeft dat in de eerste helft van dit jaar in drie gevallen gedaan. Facebook deed dat ook toen de economische inspectie vroeg twee web-pagina’s te blokkeren waarop illegaal tickets werden doorverkocht. Daarnaast beperkte het dit jaar de toegang tot 18 Belgische pagina’s die de holocaust ontkenden.

Bron » De Tijd

Bendedossier: België alleen kan niet bekennen

Op 16 maart 2005 bood Guy Verhofstadt tijdens een ceremonie in het Holocaustmuseum Yad Vashem de excuses aan voor de rol die bepaalde Belgische autoriteiten hebben gespeeld ten tijde van de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sindsdien betwist niemand meer het actieve optreden van het bestuur en de politie van Antwerpen bij de deportatie. Het heeft wel meer dan een halve eeuw geduurd eer het zover kon komen.

Dat het niet vroeger gebeurde, heeft een naam: ‘La raison d’état’, het belang van de staat. Met het bendedossier vergaat het op dezelfde wijze. Niemand twijfelt er nog aan dat de bendefeiten niet het werk zijn van ‘les zozos’, van kleine criminelen zoals de procureur Deprêtre het omschreef.

Er zijn te veel ernstige aanwijzingen dat het om de toepassing van de theorie van de spanning gaat, en de overvallen werden uitgevoerd door minstens parallelle diensten die op de medewerking van de staat konden rekenen, ook om het geheim te houden.

Beletsels

Heeft de overheid wel een keuze? Kan de overheid wat anders dan door de verlenging van de verjaring van de strafbaarheid van de feiten ook de geheimhouding te verlengen?

De geschiedenis geeft daarop een antwoord. Na de oorlog vroeg de chef van de Britse geheime diensten, Stewart Menzies, aan eerste minister Spaak om samen te werken. Spaak wou dat enkel indien ook de Amerikaanse diensten er in betrokken werden. Daaruit ontstond het verdrag van Brussel en later wat wij nu de NAVO noemen.

Deze verdragsorganisatie bestaat niet enkel uit een militair luik dat wij allen kennen omdat wij er als dienstplichtige deel van uitgemaakt hebben. Het andere facet, de aan elkaar verbonden Nationale Veiligheidsoverheden en Inlichtingendiensten zijn minder bekend maar even belangrijk.

Hierin zit de voornaamste reden dat de Belgische overheid de geheimhouding over het bestaan en de werking van aan de officiële diensten verbonden parallelle diensten niet kan bekennen. Het verdrag houdt immers een overdracht van soevereiniteit in. En er zijn ook werkingsregels die de geheimhouding opleggen.

Het zijn de inlichtingendiensten zelf die bepalen wat al of niet geheim is en als het over een bevriende dienst gaat speelt ‘de derde regel’ waardoor enkel de dienst van oorsprong het geheim kan declassificeren, de graad van geheimhouding kan opheffen.

Bovendien is het verbreken van die geheimhouding strafbaar. Recentelijk werd er zelfs een wet gemaakt om lekken daarover te vermijden: zwaardere bestraffing en toepassing van bijzondere technieken om de lekken op te sporen.

Waarheid

Stel je voor dat wat nu wordt vermoed officieel zou worden bevestigd. Dat leden van de groep G, een geheime organisatie binnen de rijkswacht samen werkten met extreem rechtse organisaties als de Westland New Post, en de acties binnen het kader van de NAVO gebeurden met als voorgehouden doel de veiligheidsdiensten in ons land te versterken.

Voor deze piste waren er van bij het begin van het onderzoek ernstige aanwijzingen. Dat er gemanipuleerd werd en bepaalde onderzoeken niet behoorlijk werden gedaan was ook snel zichtbaar.

De grootste manipulatie gebeurde zelfs in het comité dat was opgericht juist om de disfuncties te onderzoeken: in het vast Comité P werd ieder onderzoek naar zowel de Bende als naar de Rijkswacht belet en als het dan toch gebeurde, zoals in het Dutrouxonderzoek niet kon vermeden worden, werd het onderzoeksdossier achter gehouden zodat de tegenspraak met de er in afgelegde bekentenissen en het daar haaks op staande verslag niet kon opgemerkt worden.

Het had te maken met het bestaan binnen de rijkswacht van een geheime inlichtingendienst die niet enkel inlichtingen verzamelde maar ook operaties deed en om de werking ervan af te schermen, valse processen-verbaal maakte zodat de gerechtelijke overheden er door werden misleid.

Dit zijn geen geheimen meer. Iedereen die de materie kent, weet voldoende dat de rijkswacht een staat in de staat was. De boeken over de moord op de communistenleider Julien Lahaut hebben ook op wetenschappelijke wijze bewezen dat er in dit land netwerken bestonden die hun oorsprong vinden in de verzetsnetwerken uit de oorlog, dat deze gesteund werden door de rechtse haute finance, en medewerking hadden in politie en justitie zodat onderzoek daarover kon worden tegen gewerkt.

Maar weten is niet hetzelfde als openlijk bekennen.

Wat te doen?

Wat zouden wij er mee doen indien het in een officiële verklaring of een gerechtelijke uitspraak zou komen te staan? Voor zover de daders nu nog leven, is een eerlijk proces daarover zo goed als onmogelijk geworden.

De gevolgen ten overstaan van de hernieuwde acties van het NAVO bondgenootschap vormen anderzijds het voornaamste beletsel. Want intussen hebben zich andere feiten voorgedaan die evenmin kunnen worden ontkend.

“Alles wijst erop dat de wereld afstevent op oorlog” (…) “De relaties tussen de grootmachten zijn de afgelopen jaren slechter geworden. De pleitbezorgers van een wapenwedloop en het militair-industrieel complex wrijven zich in de handen”, aldus Michail Gorbatsjov in Time Magazine.

“De NAVO-top staat inderdaad grotendeels in het kader van Rusland en de militaire versterkingen op de oostflank. Maar telkens weer herhaalt topman Jens Stoltenberg dat het westen geen confrontatie zoekt. “We zien geen enkele directe dreiging tegen een bondgenoot van de NAVO. Maar Rusland is ook geen strategische partner”, klonk het (Knack.be – 9 september ’16).

“Je moet de geschiedenis kennen. Rusland heeft eeuwenlang gevochten om de Krim, vanwaar de Tataren vroeger aanvallen uitvoerden op de Russische vorstendommen, plunderden en slaven maakten. We hebben er een hoge prijs voor betaald. De Krim was een onvervreemdbaar deel van Rusland.

En in 1954 heeft Chroesjtsjov het in een opwelling cadeau gedaan aan Oekraïne. Daar had hij het recht niet toe, maar het maakte toen niet veel uit, want we waren toch één land. Maar toen in 1991 alles uit elkaar viel, was de Krim ineens geen Russisch grondgebied meer, maar een provincie van Oekraïne. Is dat soms rechtvaardig? Dat werd beslist over de hoofden van de Russen die er woonden. Hen is niks gevraagd” (Geert Groot Koerkamp, Rusland-correspondent voor de NOS en VRT, 24 maart ’14 in Trouw).

Hoe moet je tegen deze meningen aankijken? Als het waar is dat Gorbatjov door het Westen werd belogen wanneer hem werd beloofd dat buiten Oost-Duitsland de andere Oostbloklanden door de NAVO ongemoeid zouden worden gelaten, is de sterke aanwezigheid van de Navo in die landen erg problematisch. Dan is ook de houding van Poetin in het conflict in Oekraïne begrijpelijk.

Lord Prescot, van 1977 tot 2007 vice-premier in de regering van Tony Blair schreef in de Sunday Mirror dat hij voor de rest van zijn leven moest voortleven met de beslissing om op oorlog te gaan en met de catastrofale gevolgen ervan: “Het Chilcot Rapport was een vernietigende aanklacht over hoe de Blair-regering handelde in de oorlog – en ik neem mijn eerlijk deel van schuld.”

Inderdaad bewees het Chilcot-onderzoek dat oorlog in Irak op de leugen ruste dat Sadam Hoessein massa vernietingswapens had. Het terrorisme kwam nadien, de vluchtelingen ook. Wat is oorzaak en gevolg? Maar ook: wat kan een klein landje als het onze er aan doen?

Spaak

In september 1948 hield onze eerste minister Spaak een erg opgemerkte toespraak op de derde sessie van de Algemene Vergadering van de UNO in Parijs. Hij stelde dat een afgevaardigde van een klein land een antwoord kon geven op wat de vertegenwoordiger van de Sovjetunie had verklaard omdat een provocatie door België tegenover de USSR ridicuul zou overkomen.

Hij zei: “Bij ons houdt de vrijheid om te denken en te schrijven zelfs in verkeerd te denken en te schrijven. Maar wij denken dat om tegen de vergissing te strijden het niet nodig is om op de politie of het gerecht te steunen, of erger nog. Tegenover de propaganda die de vergissing verspreidt, denken wij dat het echte antwoord bestaat in de verspreiding van propaganda die de waarheid bevat.

En omdat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen, denken wij dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint(…) Ik ga hem zeggen wat de basis is van onze politiek. Ik ga het hem zeggen in termen die misschien een beetje wreed zijn en in termen die enkel de vertegenwoordiger van een klein land kan gebruiken. Weet u wat de basis is van onze politiek? Dat is de schrik. De schrik van u, de schrik van uw regering, de schrik van uw politiek.”

Harmel

In 1967 schreef onze minister Pierre Harmel een rapport voor de NAVO. Hij stelde een Europese doctrine voor de koude oorlog voor: de ‘Europese regeling’ is een overstijgen en overbruggen van de onnatuurlijke verdeling van Europa in een Westers en een Oostblok.

Dat kon gebeuren, door drie dingen. De NAVO moest niet enkel een defensieve organisatie als verdediging tegen de Sovjet-Unie zijn, maar moest ook bijdragen in de ontspanning van de relaties met de lidstaten van het Oostblok.

De toenadering moest er komen door een overname van de gaullistische opvatting door bilaterale contacten tussen West-Europese en Oost-Europese staten. Elke Europese NAVO-lidstaat moest pogen vriendschappelijke en ontspannen relaties aan te gaan met lidstaten van het Oostblok.

Deze vriendschappelijke contacten zouden een Europese ontspanning bewerkstelligen waardoor een ‘Europese regeling’ mogelijk zou worden. De Harmeldoctrine past volkomen in de huidige wereldpolitiek: het isolationisme van Trump, de hernieuwing van de Europese gedachte door Macron, de oprichting van eigen Europese strijdkracht.

Het beste

Schrik voor de tegenstander is altijd al een gevaarlijk uitgangspunt geweest. Van Spaak kan je beter onthouden dat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen zodat wij denken dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint.

De Harmeldoctrine heeft er intussen voor gezorgd dat er ontspanning kwam. Van beide kan het beste genomen worden: een nieuwe benadering van het NAVO-pact moet ons ook in staat stellen de uit ‘schrik’ begane vergissingen uit het recente verleden te bekennen en daardoor ook het zwaarste beletsel voor de propaganda van de waarheid op te heffen.

Omdat het nu te laat is voor een eerlijk proces, is het tijd voor eerlijke propaganda. Niet alleen voor de nabestaanden van de Bendefeiten is een gekende waarheid belangrijker dan een niet bestrafte leugen: voor ons allen is het aangewezen komaf te maken met de erfelijke belasting die reeds te lang een klare kijk op justitie en politie belet.

En omdat wij, zoals Spaak het benadrukte, een klein land zijn kan niemand ons verwijten Europa aan te zetten om voor eens en altijd klaarheid te brengen in de “jaren van lood”.

Laat ons het gerechtelijk dossier sluiten en een wetenschappelijk en geschiedkundig openen. Indien onze Europese partners daarin willen volgen, kunnen alle lidstaten die er door getroffen werden dit hoofdstuk waardig afsluiten: de Belgische staat alleen kan niet bekennen, maar kan wel aan Europa vragen om het te doen.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Is België de zieke man van Europa?

De Bende van Nijvel bevestigt het beeld van België als failed state. 35 jaar later houdt het dossier het land nog altijd obsessief bezig. ‘Dit gaat om de sérieux van de Belgische democratie.’

Wat er zo typisch Belgisch is aan de Bende van Nijvel? Hilde Geens twijfelt. ‘Het moet de Belgische knulligheid wel zijn’, antwoordt ze. Geens volgde jarenlang het onderzoek naar de Bende voor het Vlaamse tijdschrift Humo en is auteur van ‘Beetgenomen: zestien manieren om de Bende van Nijvel’ nooit te vinden. Het is een vernietigend ‘blunderboek’ over het onderzoek dat inmiddels 35 jaar beslaat. De dag erop mailt Geens dat ze nog heeft liggen woelen over mijn vraag. ‘Ik heb lang gedacht: dit is surrealisme. Dit is Magritte. Maar het is eigenlijk te grimmig. Het is meer James Ensor dan Magritte. Telkens als je een kast opentrekt, donderen de maskers en geraamtes op je schoenen.’

Knulligheid: het vat misschien beter dan welk woord ook het zelfbeeld van de Belgen samen. De herinneringen aan het complete fiasco van de Bende van Nijvel rakelt ons minderwaardigheidscomplex alsmaar op. Het aantal gevonden en berechte daders van de meest bloedige moorden in de Belgische naoorlogse geschiedenis bedraagt nog steeds nul. Zo spelen de dodelijke warenhuisovervallen van de Bende van Nijvel in de jaren 80 – goed voor 28 dodelijke slachtoffers en ruim veertig gewonden – nog steeds een prominente rol in de Belgische publieke verbeelding. Recent zorgt de verklaring van Chris Bonkoffsky, die vlak voor zijn dood aan zijn broer bekende dat hij een Bende-lid was, voor veel verwarring. Zoals steeds bij mogelijke onthullingen maakt na de euforie van de eerste bekendmaking de walging zich meester van het publiek. De knulligheid is al lang niet grappig meer.

Is België een failed state? Dat was de inzet van het debat na de aanslagen van Parijs in 2015. Nadat een deel van de terreurcel afkomstig bleek uit Molenbeek en het falen van de Belgische veiligheidsdiensten duidelijk werd, kreeg België er in de buiten- en binnenlandse pers stevig van langs. Politico noemde België onomwonden een failed state, een ‘divided, dysfunctional country’.

Failed state, apenland, het ‘Belgiekske nikske’, de zieke man van Europa, bananenrepubliek. Het (zelf)beeld van België is al langer laag. Walter Pauli, journalist bij het Vlaamse weekblad Knack, schreef over de kwestie een treffend essay. Volgens Pauli sluit het idee van België als een mislukte staat naadloos aan bij het Belgische zelfbeeld van de laatste vijftig jaar. Vanaf de jaren 70 beheerste ‘scandalitis’ de Belgische samenleving en het land leek te zwalken van het ene naar het andere politieke schandaal.

Pauli haalt het voorbeeld aan van de Palestijnse terrorist Walid Khaled, die in 1991 werd opgepakt bij de Grote Markt van Brussel. Khaled bezat een geldig visum verstrekt door Mark Eyskens, de minister van Buitenlandse zaken. Eyskens kreeg veel kritiek maar bleef op post. Aan de Volkskrant verklaarde de minister later dat hij in elk ander land zou zijn opgestapt, ‘maar toch niet in een apenland als België’. Ons zelfbeeld werd naar het buitenland geëxporteerd. In 2000 werden België, Griekenland en Italië volgens de TI Corruption Index beschouwd als de meest corrupte landen van Europa. De Oostenrijkse Jörg Haider zei in 2000 na kritiek van de Belgische minister van Buitenlandse zaken dat hij niets te leren had van ‘een corrupte regering die zich beter zou bezighouden met pedofilieschandalen in eigen land’.

In de jaren 80 sloeg België het pad van het federalisme in met zes staatshervormingen, botsende bevoegdheden en concurrerende beleidsniveaus als resultaat. Het land heeft vandaag zes tot negen (te zien hoe je telt) regeringen en parlementen. In de nasleep van de aanslagen in Brussel wilde ook Wouter Beke, de partijleider van de Vlaamse christendemocraten, graag bewijzen dat België géén falende staat was. Ongewild schoot hij in eigen voet, met de verdediging dat ‘een failed state geen regering heeft, terwijl wij er zes hebben’ Dat er in België 427 betaalde volksvertegenwoordigers rondlopen – 1 per 24.766 inwoners – is voor de failed state-believers juist een argument om het Belgische model dood te verklaren.

‘Het wás voor een heel groot deel gewoon amateurisme.’ Dirk Van Daele, hoogleraar politierecht aan de KU Leuven, fileert aan de telefoon het onderzoek naar de Bende van Nijvel. ‘Er was op dat moment nauwelijks crime scene management. Het korps dat als eerste op de plaats van de misdaad kwam, voerde het onderzoek.’ In de jaren 80 was er nog de versplintering in 27 arrondissementen (nu zijn het er 12), die nog door Napoleon waren uitgetekend. ‘Bovendien had elke procureur z’n eigen koninkrijkje, samenwerking was quasi afwezig.’

Het Bende-dossier is zo door minstens zes arrondissementen behandeld. Bij de centralisering van het onderzoek in Charleroi gingen jaren verloren door vertaalwerk van Nederlandstalige dossiers. In een typisch Belgische reflex bogen maar liefst twee parlementaire onderzoekscommissies zich over het onderzoek. De maatschappelijke drang naar de waarheid is echter nog steeds zeer groot. Warenhuis Delhaize looft tweehonderdvijftig duizend euro uit voor een gouden tip. Een groep fantasten, onwaarschijnlijke complottheorieën, eerdere bekentenissen en waardeloze leads hebben het onderzoek al jaren vertraagd. Die dynamiek was en is vicieus: de massale beschuldigingen van incompetentie, manipulatie en complot dwongen de speurders de meest ongeloofwaardige tips wel serieus te nemen.

Dat de overvallen erg (en nodeloos) bloedig waren, duwt een aantal hypotheses rond de bende weg van het klassieke banditisme richting politieke motieven en – jawel – terrorisme. Toch lijkt het erop dat de speurders altijd meer in de hypothese van (groot)banditisme hebben geloofd. Allemaal zonder resultaat. De meest tot de verbeelding sprekende hypotheses kijken in de richting van politieke motieven en beschouwen de misdaden van De Bende als terreur. Zo zou de Bende van Nijvel onderdeel zijn geweest van netwerken die tegenwerk moesten bieden aan het Rode Gevaar van het internationaal communisme. Ook België kende, zoals Duitsland de Rote Armee Fraktion had, linkse terreur. Bij aanslagen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) kwamen zo twee mensen om het leven.

Rechtse terreur, met het goedkeurende oog van de politiek, zou de publieke opinie moeten controleren. Waren bepaalde groepen binnen Franstalig extreemrechts uit op een junta, zoals in Griekenland? Hielp het ontwrichten van de samenleving de neonazistische zaak vooruit? De hypothese die door de ontwikkelingen van de laatste weken weer aan geloofwaardigheid wint, is het verband met de rijkswacht, de Belgische semi-gemilitariseerde politie die door vermeende corruptie een slechte naam kreeg. De Bende werd in verband gebracht met de extreemrechtse cel binnen de rijkswacht. Een inside job dus, wat zou verklaren waarom de daders nooit gepakt zijn.

De onzekerheid maakt herdenken en verwerken lastig. Er was onlangs dan ook veel ophef toen bleek dat nog maar vier tot zes onderzoekers bezig zijn met het Bende-dossier. Wat opgaat voor de Bijlmerramp uit 1992, gaat ook op voor de Bende van Nijvel. In De Groene identificeerde emeritus hoogleraar psychiatrie Berthold Gersons onlangs de nasleep van de Bijlmer als een ‘secundaire ramp’, of ‘ramp na ramp’. De vele fouten en manipulatie van het onderzoek veroorzaakten de secundaire ramp van de Bende van Nijvel en zorgden voor verdeeldheid en woede.

‘Ons nationaal trauma’, zo beschreef schrijver Peter Terrin de Bende van Nijvel ooit. Het dossier herinnert het land aan een grimmige episode uit zijn recente geschiedenis en bevestigt voor velen dat het (nog steeds) een failed state is. Emmanuel Gerard, professor emeritus aan de KU Leuven, stelt dat het dossier van de Bende zo mede heeft gezorgd voor een gebrek aan vertrouwen in de Belgische instellingen. ‘Het gaat tenslotte om de sérieux van de Belgische democratie. Men moet niet verwonderd zijn dat dat vertrouwen weg is.’ Volgens data van de European Social Survey heeft meer dan de helft van de burgers weinig tot geen vertrouwen in het parlement – al is niet duidelijk om welk parlement het dan zou gaan. 13% van de Belgen heeft eigenlijk nauwelijks tot absoluut geen vertrouwen in justitie (in Nederland is dat de helft).

Is België werkelijk een failed state? à la limite is het antwoord: uiteraard neen. Het land staat vandaag op een redelijke 15de plaats in de TI Corruption Perception index, vóór de VS en Frankrijk. The Economist beoordeelt België – net als Frankrijk – als een flawed democracy, waar Nederland een full democracy zou zijn. Geen perfecte score, maar ook niet gezakt. Op zich is nog steeds 55% van de bevolking matig tot zeer tevreden over de manier waar de Belgische democratie functioneert (opnieuw volgens het European Social Survey). De politie heeft het vertrouwen van 70% van de burgers.

‘België is niet meer de failed state die ooit het godsonmogelijke schandaal van de Bende-knoeiboel mogelijk gemaakt heeft’, schreef Bart Eeckhout, hoofdcommentator van De Morgen, onlangs. ‘Voor de samenleving zou dat de inzet kunnen zijn van wat nog rest van het Bende-onderzoek: openlijk aantonen dat dit land inderdaad ons land geweest is.’ Een once failed state, maar wel één die zijn leven heeft gebeterd. Niettemin is het ‘apenland’-idee nog steeds aanwezig. Deze wordt versterkt door vermijdbare aanslagen, regeringsonderhandelingen die 541 dagen duren of calamiteiten met verbannen Catalaanse minister-presidenten.

Het discours van België als failed state is echter niet onschuldig. Als ze gebruikt wordt voor politieke doeleinden gaat ze verder dan schampere zelfspot. Historica Gita Deneckere liet vorig jaar in De Morgen optekenen dat het gebruik ervan een politieke strategie is om België te verzwakken. Ze kijkt duidelijk in de richting van het Vlaamse separatisme, hoewel ze ‘de bekoelde liefde’ van de burgers begrijpt. Dat de opeengestapelde bestuursniveaus niet samenwerken, elkaar als schuldige aanwijzen en geen verantwoordelijkheidszin hebben, is volgens de historica echter geen geldige reden om de bestuursniveaus verder uit elkaar te trekken. Anders: het is niet omdat België een failed state zou zijn, dat we het direct moeten splitsen.

De Vlaams-nationalistische N-VA pleitte er deze maand voor om het dossier van de Bende over te hevelen naar Vlaanderen. De minister van Justitie vond dat een ‘ondoenbare kwestie alleen al door de vertaling die dan moet gebeuren’. Hoewel duidelijk is dat het overhevelen van het dossier naar Vlaanderen een onbegonnen zaak is, greep de N-VA de Bende van Nijvel aan om haar communautaire zaak te dienen. Het is tenslotte de raison d’être van het Vlaams-nationalisme: België wordt beter meteen opgedoekt, omdat het een onwerkbare, gefaalde constructie is. Het extreemrechtse Vlaams-Belang kan dat als eeuwige oppositiepartij vrolijk blijven rondtoeteren, de N-VA zit als lid van de federale regering in een gewrongen positie. De mythe van de failed state wordt misbruikt door twee partijen die diezelfde staat zo snel mogelijk willen opheffen. Het gebruik van de term verdient dus op z’n minst enige voorzichtigheid.

Bron » De Groene Amsterdammer | Simon Grymonprez