Hobbelend op zoek naar de apotheose

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) beleeft enkele rotweken. Tot overmaat van ramp loopt zijn afspraak met de geschiedenis – de invoering van de Codex die zijn naam draagt – een stuk moeilijker dan verwacht.

Hij laat zich liever met professor dan met minister aanspreken. Koen Geens blijft in de eerste plaats een uitmuntende rechtsgeleerde die als zakenadvocaat ook graag een stapje in de harde realiteit zette. Het politieke spel ligt hem minder.

Niet dat hij daarover geen ideeën heeft, die veronderstelling zou hem oneer aandoen. Maar het fingerspitzengefühl laat hem soms wat in de steek. Al is er in het geval van het woensdag ingetrokken ontwerp van de woonstbetreding (waardoor de politie uitgeprocedeerde asielzoekers in hun woning administratief kan aanhouden, red.) ook sprake van brute pech.

Vorige week legde Geens de finaliteit van de wet in al haar finesses uit. Staatssecretaris voor Asiel Theo Francken (N-VA) kon er slechts vol bewondering naar luisteren. Het typeert Geens ten voeten uit. Hij etaleert graag zijn eruditie, hij laat geen moment onbenut om het recht te doceren. Maar hyperintelligente mensen verkijken zich soms op de kracht van basale argumenten.

Een woonstbetreding mag dan vriendelijk klinken, als plots het woord huiszoeking valt, neemt de emotie het van de ratio over en wacht een gevecht bergop. En als liberalen met de grondwettelijk vastgelegde onschendbaarheid van de woning de aanval inzetten, dan rijden juridische spitsvondigheden het gat niet dicht.

Hangende pootjes

De minister van Justitie was zich ervan bewust dat de timing van de bespreking zeer ongelukkig was. En de aanwezigheid van Francken was wellicht ook geen pluspunt. Hij moet nu dulden dat premier Charles Michel (MR) zijn geesteskind onder handen neemt en wellicht bijstuurt. Het zijn zo van die events die geheel onverwacht het leven van een minister zuur maken. Ze raken aan de essentie van het politiek bestaan.

Een ongeluk komt nooit alleen. Vandaag staken de cipiers opnieuw. Geens gaf vanochtend op de radio toe dat hij zijn verbintenis niet was nagekomen. Twee jaar geleden beloofde hij het personeelskader op te vullen tot 7.075 eenheden. Zo kon de minister een langdurige staking eindelijk bezweren.

Maar geldtekort en een weinig dynamische aanwervingsprocedure gooide vorig jaar roet in het eten. Minzaam en zalvend – zoals altijd – toonde hij begrip en beloofde hij beterschap. Maar de luisteraar zag als het ware zijn hangende pootjes.

Geens’ mensis horribilis startte net voor nieuwjaar met een voor hem onaangenaam arrest van het Grondwettelijk Hof. Op justitie voert de minister met zijn zogeheten potpourriwetten (het zijn er ondertussen vijf) een sterk hervormingsbeleid. Maar uitgerekend de meest zichtbare aanpassing – de sterke beperking van het assisenproces – verwees het Hof naar de prullenmand. Ook andere bepalingen uit Potpourri II gingen voor de bijl. Voor een minister die zich profileert als de slimste van de klas, blijft dat erg vervelend.

Codex Geens

Het maakt de aanloop naar zijn orgelpunt des te hobbeliger. Geens wil de legislatuur afronden met een apotheose: de hervorming van het wetboek van strafvordering. De regels over hoe politie en gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het wetboek dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. De noodzaak voor een nieuwe aanpak die de 21ste eeuw kan trotseren, wordt door niemand betwist.

Voor het grote publiek behelst het niet meteen een sexy hervorming. Maar het gaat uiteraard naar de kern van justitie. De plannen maken bij rechters en advocaten grote emoties los (DS 3 februari). Uitgerekend de top van het openbaar ministerie – die in wezen aan de kant van de minister moet staan – maakte enkele weken geleden al flink misbaar. Een zekere hervormingsmoeheid slaat toe bij de procureurs-generaal. Zij voelen zich ook te weinig betrokken. En zij vrezen een gebrek aan personeel wanneer de minister zijn ambitieuze plannen doorvoert.

Stilaan ontstaat een vervelend beeld: niet alles wat Geens aanraakt, verandert in goud. Een vrijspraak omdat het gerecht een dvd’tje met telefoontaps niet kan afspelen, daar kletst een minister zich nog uit, zeker wanneer fundamentele hervormingen overeind blijven. Maar de minister ondervindt dezer dagen aan de lijve dat de beeldvorming kan keren.

Vloeken in de rechtszaal

Een jaar geleden prijkte Geens op nummer een van de door Knack opgestelde Powerlist Veiligheid. Hij toonde zich wat fier dat hij de in de media veel zichtbaardere minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) achter zich liet. ‘Dit departement is de voorbije zeventig jaar niet zo goed beheerd’, klonk het wat eufemistisch in zijn commentaar. ‘En ja, het is hier alle dagen iets.’

Maar hij maakte zich sterk: ‘Ik word niet moe van moeilijke dingen’. Alvast Jambon kan hem leren dat een wat minder academische aanpak in de Wetstraat best kan renderen. Voor een rechtsgeleerde klinkt dat ongetwijfeld als vloeken in de rechtszaal.

Bron » De Standaard

Gerecht vraagt meer info op bij Apple en Facebook

Het Belgisch gerecht vraagt steeds meer gegevens op bij techreuzen als Apple, Facebook en Microsoft. In acht op de tien gevallen krijgt het die gegevens ook.

Het Antwerpse hof van beroep heeft vorige maand het softwarebedrijf Skype, dat eigendom is van Microsoft, tot een boete van 30.000 euro veroordeeld omdat het weigerde mee te werken aan een gerechtelijk onderzoek. Skype weigerde in 2012 een Mechelse onderzoeksrechter te helpen bij het afluisteren van een verdachte. Het hof gaf met zijn arrest zowel Skype als de andere techreuzen een duidelijk signaal. Elke operator of dienstverlener die zich op de Belgische markt richt, moet de Belgische regels naleven en onze justitie helpen.

Maar hoe reageren Microsoft en co. als het Belgisch gerecht nu vraagt om samen te werken? Vast staat dat het Belgisch gerecht zich niet laat ontmoedigen en steeds meer informatie opvraagt bij de Amerikaanse computerbedrijven. In de eerste helft van dit jaar kregen Microsoft, Facebook, Apple, Google (YouTube) en Twitter samen 2.619 verzoeken om gegevens uit ons land. Dat waren er nog nooit zoveel. Vier jaar eerder waren het er in dezelfde periode nog maar 1.417.

De verzoeken hadden in de eerste helft van dit jaar betrekking op een recordaantal accounts of toestellen (1.341). Het gerecht wil bijvoorbeeld weten wie schuilgaat achter een bepaalde iPhone of iCloud van Apple. Dat aantal neemt al vier jaar gestaag toe, met 908 geviseerde toestellen en accounts in de eerste helft van 2013.

De meeste vragen om informatie waren in de eerste zes maanden van dit jaar gericht aan Apple (1.040 accounts en toestellen) en Facebook (757 accounts). Microsoft ontving verzoeken over 441 toestellen en accounts, Google over 349 accounts. De minste verzoeken van ons gerecht waren aan Twitter gericht, over 32 accounts.

Maar vooral de antwoorden van de techreuzen gaan de goede richting uit. In gemiddeld acht op de tien gevallen bezorgden ze in de eerste helft van dit jaar gegevens aan ons gerecht. Dat gebeurde in verschillende gradaties. Microsoft, de eigenaar van Skype, heeft sinds 2013 nog nooit inhoudelijke data aan het gerecht bezorgd, ook dit jaar niet. Het ging telkens alleen over gegevens die een gebruiker konden ontmaskeren.

Facebook stemde er in de eerste helft van dit jaar in 64 gevallen ook mee in om bepaalde accountgegevens 90 dagen te bewaren in afwachting van formele juridische stukken.

Facebook werkte niet alleen mee aan strafonderzoeken in ons land. Unia, de Belgische instelling die tegen discriminatie strijdt, vroeg haatberichten te blokkeren en Facebook heeft dat in de eerste helft van dit jaar in drie gevallen gedaan. Facebook deed dat ook toen de economische inspectie vroeg twee web-pagina’s te blokkeren waarop illegaal tickets werden doorverkocht. Daarnaast beperkte het dit jaar de toegang tot 18 Belgische pagina’s die de holocaust ontkenden.

Bron » De Tijd

Bendedossier: België alleen kan niet bekennen

Op 16 maart 2005 bood Guy Verhofstadt tijdens een ceremonie in het Holocaustmuseum Yad Vashem de excuses aan voor de rol die bepaalde Belgische autoriteiten hebben gespeeld ten tijde van de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sindsdien betwist niemand meer het actieve optreden van het bestuur en de politie van Antwerpen bij de deportatie. Het heeft wel meer dan een halve eeuw geduurd eer het zover kon komen.

Dat het niet vroeger gebeurde, heeft een naam: ‘La raison d’état’, het belang van de staat. Met het bendedossier vergaat het op dezelfde wijze. Niemand twijfelt er nog aan dat de bendefeiten niet het werk zijn van ‘les zozos’, van kleine criminelen zoals de procureur Deprêtre het omschreef.

Er zijn te veel ernstige aanwijzingen dat het om de toepassing van de theorie van de spanning gaat, en de overvallen werden uitgevoerd door minstens parallelle diensten die op de medewerking van de staat konden rekenen, ook om het geheim te houden.

Beletsels

Heeft de overheid wel een keuze? Kan de overheid wat anders dan door de verlenging van de verjaring van de strafbaarheid van de feiten ook de geheimhouding te verlengen?

De geschiedenis geeft daarop een antwoord. Na de oorlog vroeg de chef van de Britse geheime diensten, Stewart Menzies, aan eerste minister Spaak om samen te werken. Spaak wou dat enkel indien ook de Amerikaanse diensten er in betrokken werden. Daaruit ontstond het verdrag van Brussel en later wat wij nu de NAVO noemen.

Deze verdragsorganisatie bestaat niet enkel uit een militair luik dat wij allen kennen omdat wij er als dienstplichtige deel van uitgemaakt hebben. Het andere facet, de aan elkaar verbonden Nationale Veiligheidsoverheden en Inlichtingendiensten zijn minder bekend maar even belangrijk.

Hierin zit de voornaamste reden dat de Belgische overheid de geheimhouding over het bestaan en de werking van aan de officiële diensten verbonden parallelle diensten niet kan bekennen. Het verdrag houdt immers een overdracht van soevereiniteit in. En er zijn ook werkingsregels die de geheimhouding opleggen.

Het zijn de inlichtingendiensten zelf die bepalen wat al of niet geheim is en als het over een bevriende dienst gaat speelt ‘de derde regel’ waardoor enkel de dienst van oorsprong het geheim kan declassificeren, de graad van geheimhouding kan opheffen.

Bovendien is het verbreken van die geheimhouding strafbaar. Recentelijk werd er zelfs een wet gemaakt om lekken daarover te vermijden: zwaardere bestraffing en toepassing van bijzondere technieken om de lekken op te sporen.

Waarheid

Stel je voor dat wat nu wordt vermoed officieel zou worden bevestigd. Dat leden van de groep G, een geheime organisatie binnen de rijkswacht samen werkten met extreem rechtse organisaties als de Westland New Post, en de acties binnen het kader van de NAVO gebeurden met als voorgehouden doel de veiligheidsdiensten in ons land te versterken.

Voor deze piste waren er van bij het begin van het onderzoek ernstige aanwijzingen. Dat er gemanipuleerd werd en bepaalde onderzoeken niet behoorlijk werden gedaan was ook snel zichtbaar.

De grootste manipulatie gebeurde zelfs in het comité dat was opgericht juist om de disfuncties te onderzoeken: in het vast Comité P werd ieder onderzoek naar zowel de Bende als naar de Rijkswacht belet en als het dan toch gebeurde, zoals in het Dutrouxonderzoek niet kon vermeden worden, werd het onderzoeksdossier achter gehouden zodat de tegenspraak met de er in afgelegde bekentenissen en het daar haaks op staande verslag niet kon opgemerkt worden.

Het had te maken met het bestaan binnen de rijkswacht van een geheime inlichtingendienst die niet enkel inlichtingen verzamelde maar ook operaties deed en om de werking ervan af te schermen, valse processen-verbaal maakte zodat de gerechtelijke overheden er door werden misleid.

Dit zijn geen geheimen meer. Iedereen die de materie kent, weet voldoende dat de rijkswacht een staat in de staat was. De boeken over de moord op de communistenleider Julien Lahaut hebben ook op wetenschappelijke wijze bewezen dat er in dit land netwerken bestonden die hun oorsprong vinden in de verzetsnetwerken uit de oorlog, dat deze gesteund werden door de rechtse haute finance, en medewerking hadden in politie en justitie zodat onderzoek daarover kon worden tegen gewerkt.

Maar weten is niet hetzelfde als openlijk bekennen.

Wat te doen?

Wat zouden wij er mee doen indien het in een officiële verklaring of een gerechtelijke uitspraak zou komen te staan? Voor zover de daders nu nog leven, is een eerlijk proces daarover zo goed als onmogelijk geworden.

De gevolgen ten overstaan van de hernieuwde acties van het NAVO bondgenootschap vormen anderzijds het voornaamste beletsel. Want intussen hebben zich andere feiten voorgedaan die evenmin kunnen worden ontkend.

“Alles wijst erop dat de wereld afstevent op oorlog” (…) “De relaties tussen de grootmachten zijn de afgelopen jaren slechter geworden. De pleitbezorgers van een wapenwedloop en het militair-industrieel complex wrijven zich in de handen”, aldus Michail Gorbatsjov in Time Magazine.

“De NAVO-top staat inderdaad grotendeels in het kader van Rusland en de militaire versterkingen op de oostflank. Maar telkens weer herhaalt topman Jens Stoltenberg dat het westen geen confrontatie zoekt. “We zien geen enkele directe dreiging tegen een bondgenoot van de NAVO. Maar Rusland is ook geen strategische partner”, klonk het (Knack.be – 9 september ’16).

“Je moet de geschiedenis kennen. Rusland heeft eeuwenlang gevochten om de Krim, vanwaar de Tataren vroeger aanvallen uitvoerden op de Russische vorstendommen, plunderden en slaven maakten. We hebben er een hoge prijs voor betaald. De Krim was een onvervreemdbaar deel van Rusland.

En in 1954 heeft Chroesjtsjov het in een opwelling cadeau gedaan aan Oekraïne. Daar had hij het recht niet toe, maar het maakte toen niet veel uit, want we waren toch één land. Maar toen in 1991 alles uit elkaar viel, was de Krim ineens geen Russisch grondgebied meer, maar een provincie van Oekraïne. Is dat soms rechtvaardig? Dat werd beslist over de hoofden van de Russen die er woonden. Hen is niks gevraagd” (Geert Groot Koerkamp, Rusland-correspondent voor de NOS en VRT, 24 maart ’14 in Trouw).

Hoe moet je tegen deze meningen aankijken? Als het waar is dat Gorbatjov door het Westen werd belogen wanneer hem werd beloofd dat buiten Oost-Duitsland de andere Oostbloklanden door de NAVO ongemoeid zouden worden gelaten, is de sterke aanwezigheid van de Navo in die landen erg problematisch. Dan is ook de houding van Poetin in het conflict in Oekraïne begrijpelijk.

Lord Prescot, van 1977 tot 2007 vice-premier in de regering van Tony Blair schreef in de Sunday Mirror dat hij voor de rest van zijn leven moest voortleven met de beslissing om op oorlog te gaan en met de catastrofale gevolgen ervan: “Het Chilcot Rapport was een vernietigende aanklacht over hoe de Blair-regering handelde in de oorlog – en ik neem mijn eerlijk deel van schuld.”

Inderdaad bewees het Chilcot-onderzoek dat oorlog in Irak op de leugen ruste dat Sadam Hoessein massa vernietingswapens had. Het terrorisme kwam nadien, de vluchtelingen ook. Wat is oorzaak en gevolg? Maar ook: wat kan een klein landje als het onze er aan doen?

Spaak

In september 1948 hield onze eerste minister Spaak een erg opgemerkte toespraak op de derde sessie van de Algemene Vergadering van de UNO in Parijs. Hij stelde dat een afgevaardigde van een klein land een antwoord kon geven op wat de vertegenwoordiger van de Sovjetunie had verklaard omdat een provocatie door België tegenover de USSR ridicuul zou overkomen.

Hij zei: “Bij ons houdt de vrijheid om te denken en te schrijven zelfs in verkeerd te denken en te schrijven. Maar wij denken dat om tegen de vergissing te strijden het niet nodig is om op de politie of het gerecht te steunen, of erger nog. Tegenover de propaganda die de vergissing verspreidt, denken wij dat het echte antwoord bestaat in de verspreiding van propaganda die de waarheid bevat.

En omdat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen, denken wij dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint(…) Ik ga hem zeggen wat de basis is van onze politiek. Ik ga het hem zeggen in termen die misschien een beetje wreed zijn en in termen die enkel de vertegenwoordiger van een klein land kan gebruiken. Weet u wat de basis is van onze politiek? Dat is de schrik. De schrik van u, de schrik van uw regering, de schrik van uw politiek.”

Harmel

In 1967 schreef onze minister Pierre Harmel een rapport voor de NAVO. Hij stelde een Europese doctrine voor de koude oorlog voor: de ‘Europese regeling’ is een overstijgen en overbruggen van de onnatuurlijke verdeling van Europa in een Westers en een Oostblok.

Dat kon gebeuren, door drie dingen. De NAVO moest niet enkel een defensieve organisatie als verdediging tegen de Sovjet-Unie zijn, maar moest ook bijdragen in de ontspanning van de relaties met de lidstaten van het Oostblok.

De toenadering moest er komen door een overname van de gaullistische opvatting door bilaterale contacten tussen West-Europese en Oost-Europese staten. Elke Europese NAVO-lidstaat moest pogen vriendschappelijke en ontspannen relaties aan te gaan met lidstaten van het Oostblok.

Deze vriendschappelijke contacten zouden een Europese ontspanning bewerkstelligen waardoor een ‘Europese regeling’ mogelijk zou worden. De Harmeldoctrine past volkomen in de huidige wereldpolitiek: het isolationisme van Trump, de hernieuwing van de Europese gedachte door Macron, de oprichting van eigen Europese strijdkracht.

Het beste

Schrik voor de tegenstander is altijd al een gevaarlijk uitgangspunt geweest. Van Spaak kan je beter onthouden dat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen zodat wij denken dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint.

De Harmeldoctrine heeft er intussen voor gezorgd dat er ontspanning kwam. Van beide kan het beste genomen worden: een nieuwe benadering van het NAVO-pact moet ons ook in staat stellen de uit ‘schrik’ begane vergissingen uit het recente verleden te bekennen en daardoor ook het zwaarste beletsel voor de propaganda van de waarheid op te heffen.

Omdat het nu te laat is voor een eerlijk proces, is het tijd voor eerlijke propaganda. Niet alleen voor de nabestaanden van de Bendefeiten is een gekende waarheid belangrijker dan een niet bestrafte leugen: voor ons allen is het aangewezen komaf te maken met de erfelijke belasting die reeds te lang een klare kijk op justitie en politie belet.

En omdat wij, zoals Spaak het benadrukte, een klein land zijn kan niemand ons verwijten Europa aan te zetten om voor eens en altijd klaarheid te brengen in de “jaren van lood”.

Laat ons het gerechtelijk dossier sluiten en een wetenschappelijk en geschiedkundig openen. Indien onze Europese partners daarin willen volgen, kunnen alle lidstaten die er door getroffen werden dit hoofdstuk waardig afsluiten: de Belgische staat alleen kan niet bekennen, maar kan wel aan Europa vragen om het te doen.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Is België de zieke man van Europa?

De Bende van Nijvel bevestigt het beeld van België als failed state. 35 jaar later houdt het dossier het land nog altijd obsessief bezig. ‘Dit gaat om de sérieux van de Belgische democratie.’

Wat er zo typisch Belgisch is aan de Bende van Nijvel? Hilde Geens twijfelt. ‘Het moet de Belgische knulligheid wel zijn’, antwoordt ze. Geens volgde jarenlang het onderzoek naar de Bende voor het Vlaamse tijdschrift Humo en is auteur van ‘Beetgenomen: zestien manieren om de Bende van Nijvel’ nooit te vinden. Het is een vernietigend ‘blunderboek’ over het onderzoek dat inmiddels 35 jaar beslaat. De dag erop mailt Geens dat ze nog heeft liggen woelen over mijn vraag. ‘Ik heb lang gedacht: dit is surrealisme. Dit is Magritte. Maar het is eigenlijk te grimmig. Het is meer James Ensor dan Magritte. Telkens als je een kast opentrekt, donderen de maskers en geraamtes op je schoenen.’

Knulligheid: het vat misschien beter dan welk woord ook het zelfbeeld van de Belgen samen. De herinneringen aan het complete fiasco van de Bende van Nijvel rakelt ons minderwaardigheidscomplex alsmaar op. Het aantal gevonden en berechte daders van de meest bloedige moorden in de Belgische naoorlogse geschiedenis bedraagt nog steeds nul. Zo spelen de dodelijke warenhuisovervallen van de Bende van Nijvel in de jaren 80 – goed voor 28 dodelijke slachtoffers en ruim veertig gewonden – nog steeds een prominente rol in de Belgische publieke verbeelding. Recent zorgt de verklaring van Chris Bonkoffsky, die vlak voor zijn dood aan zijn broer bekende dat hij een Bende-lid was, voor veel verwarring. Zoals steeds bij mogelijke onthullingen maakt na de euforie van de eerste bekendmaking de walging zich meester van het publiek. De knulligheid is al lang niet grappig meer.

Is België een failed state? Dat was de inzet van het debat na de aanslagen van Parijs in 2015. Nadat een deel van de terreurcel afkomstig bleek uit Molenbeek en het falen van de Belgische veiligheidsdiensten duidelijk werd, kreeg België er in de buiten- en binnenlandse pers stevig van langs. Politico noemde België onomwonden een failed state, een ‘divided, dysfunctional country’.

Failed state, apenland, het ‘Belgiekske nikske’, de zieke man van Europa, bananenrepubliek. Het (zelf)beeld van België is al langer laag. Walter Pauli, journalist bij het Vlaamse weekblad Knack, schreef over de kwestie een treffend essay. Volgens Pauli sluit het idee van België als een mislukte staat naadloos aan bij het Belgische zelfbeeld van de laatste vijftig jaar. Vanaf de jaren 70 beheerste ‘scandalitis’ de Belgische samenleving en het land leek te zwalken van het ene naar het andere politieke schandaal.

Pauli haalt het voorbeeld aan van de Palestijnse terrorist Walid Khaled, die in 1991 werd opgepakt bij de Grote Markt van Brussel. Khaled bezat een geldig visum verstrekt door Mark Eyskens, de minister van Buitenlandse zaken. Eyskens kreeg veel kritiek maar bleef op post. Aan de Volkskrant verklaarde de minister later dat hij in elk ander land zou zijn opgestapt, ‘maar toch niet in een apenland als België’. Ons zelfbeeld werd naar het buitenland geëxporteerd. In 2000 werden België, Griekenland en Italië volgens de TI Corruption Index beschouwd als de meest corrupte landen van Europa. De Oostenrijkse Jörg Haider zei in 2000 na kritiek van de Belgische minister van Buitenlandse zaken dat hij niets te leren had van ‘een corrupte regering die zich beter zou bezighouden met pedofilieschandalen in eigen land’.

In de jaren 80 sloeg België het pad van het federalisme in met zes staatshervormingen, botsende bevoegdheden en concurrerende beleidsniveaus als resultaat. Het land heeft vandaag zes tot negen (te zien hoe je telt) regeringen en parlementen. In de nasleep van de aanslagen in Brussel wilde ook Wouter Beke, de partijleider van de Vlaamse christendemocraten, graag bewijzen dat België géén falende staat was. Ongewild schoot hij in eigen voet, met de verdediging dat ‘een failed state geen regering heeft, terwijl wij er zes hebben’ Dat er in België 427 betaalde volksvertegenwoordigers rondlopen – 1 per 24.766 inwoners – is voor de failed state-believers juist een argument om het Belgische model dood te verklaren.

‘Het wás voor een heel groot deel gewoon amateurisme.’ Dirk Van Daele, hoogleraar politierecht aan de KU Leuven, fileert aan de telefoon het onderzoek naar de Bende van Nijvel. ‘Er was op dat moment nauwelijks crime scene management. Het korps dat als eerste op de plaats van de misdaad kwam, voerde het onderzoek.’ In de jaren 80 was er nog de versplintering in 27 arrondissementen (nu zijn het er 12), die nog door Napoleon waren uitgetekend. ‘Bovendien had elke procureur z’n eigen koninkrijkje, samenwerking was quasi afwezig.’

Het Bende-dossier is zo door minstens zes arrondissementen behandeld. Bij de centralisering van het onderzoek in Charleroi gingen jaren verloren door vertaalwerk van Nederlandstalige dossiers. In een typisch Belgische reflex bogen maar liefst twee parlementaire onderzoekscommissies zich over het onderzoek. De maatschappelijke drang naar de waarheid is echter nog steeds zeer groot. Warenhuis Delhaize looft tweehonderdvijftig duizend euro uit voor een gouden tip. Een groep fantasten, onwaarschijnlijke complottheorieën, eerdere bekentenissen en waardeloze leads hebben het onderzoek al jaren vertraagd. Die dynamiek was en is vicieus: de massale beschuldigingen van incompetentie, manipulatie en complot dwongen de speurders de meest ongeloofwaardige tips wel serieus te nemen.

Dat de overvallen erg (en nodeloos) bloedig waren, duwt een aantal hypotheses rond de bende weg van het klassieke banditisme richting politieke motieven en – jawel – terrorisme. Toch lijkt het erop dat de speurders altijd meer in de hypothese van (groot)banditisme hebben geloofd. Allemaal zonder resultaat. De meest tot de verbeelding sprekende hypotheses kijken in de richting van politieke motieven en beschouwen de misdaden van De Bende als terreur. Zo zou de Bende van Nijvel onderdeel zijn geweest van netwerken die tegenwerk moesten bieden aan het Rode Gevaar van het internationaal communisme. Ook België kende, zoals Duitsland de Rote Armee Fraktion had, linkse terreur. Bij aanslagen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) kwamen zo twee mensen om het leven.

Rechtse terreur, met het goedkeurende oog van de politiek, zou de publieke opinie moeten controleren. Waren bepaalde groepen binnen Franstalig extreemrechts uit op een junta, zoals in Griekenland? Hielp het ontwrichten van de samenleving de neonazistische zaak vooruit? De hypothese die door de ontwikkelingen van de laatste weken weer aan geloofwaardigheid wint, is het verband met de rijkswacht, de Belgische semi-gemilitariseerde politie die door vermeende corruptie een slechte naam kreeg. De Bende werd in verband gebracht met de extreemrechtse cel binnen de rijkswacht. Een inside job dus, wat zou verklaren waarom de daders nooit gepakt zijn.

De onzekerheid maakt herdenken en verwerken lastig. Er was onlangs dan ook veel ophef toen bleek dat nog maar vier tot zes onderzoekers bezig zijn met het Bende-dossier. Wat opgaat voor de Bijlmerramp uit 1992, gaat ook op voor de Bende van Nijvel. In De Groene identificeerde emeritus hoogleraar psychiatrie Berthold Gersons onlangs de nasleep van de Bijlmer als een ‘secundaire ramp’, of ‘ramp na ramp’. De vele fouten en manipulatie van het onderzoek veroorzaakten de secundaire ramp van de Bende van Nijvel en zorgden voor verdeeldheid en woede.

‘Ons nationaal trauma’, zo beschreef schrijver Peter Terrin de Bende van Nijvel ooit. Het dossier herinnert het land aan een grimmige episode uit zijn recente geschiedenis en bevestigt voor velen dat het (nog steeds) een failed state is. Emmanuel Gerard, professor emeritus aan de KU Leuven, stelt dat het dossier van de Bende zo mede heeft gezorgd voor een gebrek aan vertrouwen in de Belgische instellingen. ‘Het gaat tenslotte om de sérieux van de Belgische democratie. Men moet niet verwonderd zijn dat dat vertrouwen weg is.’ Volgens data van de European Social Survey heeft meer dan de helft van de burgers weinig tot geen vertrouwen in het parlement – al is niet duidelijk om welk parlement het dan zou gaan. 13% van de Belgen heeft eigenlijk nauwelijks tot absoluut geen vertrouwen in justitie (in Nederland is dat de helft).

Is België werkelijk een failed state? à la limite is het antwoord: uiteraard neen. Het land staat vandaag op een redelijke 15de plaats in de TI Corruption Perception index, vóór de VS en Frankrijk. The Economist beoordeelt België – net als Frankrijk – als een flawed democracy, waar Nederland een full democracy zou zijn. Geen perfecte score, maar ook niet gezakt. Op zich is nog steeds 55% van de bevolking matig tot zeer tevreden over de manier waar de Belgische democratie functioneert (opnieuw volgens het European Social Survey). De politie heeft het vertrouwen van 70% van de burgers.

‘België is niet meer de failed state die ooit het godsonmogelijke schandaal van de Bende-knoeiboel mogelijk gemaakt heeft’, schreef Bart Eeckhout, hoofdcommentator van De Morgen, onlangs. ‘Voor de samenleving zou dat de inzet kunnen zijn van wat nog rest van het Bende-onderzoek: openlijk aantonen dat dit land inderdaad ons land geweest is.’ Een once failed state, maar wel één die zijn leven heeft gebeterd. Niettemin is het ‘apenland’-idee nog steeds aanwezig. Deze wordt versterkt door vermijdbare aanslagen, regeringsonderhandelingen die 541 dagen duren of calamiteiten met verbannen Catalaanse minister-presidenten.

Het discours van België als failed state is echter niet onschuldig. Als ze gebruikt wordt voor politieke doeleinden gaat ze verder dan schampere zelfspot. Historica Gita Deneckere liet vorig jaar in De Morgen optekenen dat het gebruik ervan een politieke strategie is om België te verzwakken. Ze kijkt duidelijk in de richting van het Vlaamse separatisme, hoewel ze ‘de bekoelde liefde’ van de burgers begrijpt. Dat de opeengestapelde bestuursniveaus niet samenwerken, elkaar als schuldige aanwijzen en geen verantwoordelijkheidszin hebben, is volgens de historica echter geen geldige reden om de bestuursniveaus verder uit elkaar te trekken. Anders: het is niet omdat België een failed state zou zijn, dat we het direct moeten splitsen.

De Vlaams-nationalistische N-VA pleitte er deze maand voor om het dossier van de Bende over te hevelen naar Vlaanderen. De minister van Justitie vond dat een ‘ondoenbare kwestie alleen al door de vertaling die dan moet gebeuren’. Hoewel duidelijk is dat het overhevelen van het dossier naar Vlaanderen een onbegonnen zaak is, greep de N-VA de Bende van Nijvel aan om haar communautaire zaak te dienen. Het is tenslotte de raison d’être van het Vlaams-nationalisme: België wordt beter meteen opgedoekt, omdat het een onwerkbare, gefaalde constructie is. Het extreemrechtse Vlaams-Belang kan dat als eeuwige oppositiepartij vrolijk blijven rondtoeteren, de N-VA zit als lid van de federale regering in een gewrongen positie. De mythe van de failed state wordt misbruikt door twee partijen die diezelfde staat zo snel mogelijk willen opheffen. Het gebruik van de term verdient dus op z’n minst enige voorzichtigheid.

Bron » De Groene Amsterdammer | Simon Grymonprez

‘Natuurlijk is het onderzoek naar de Bende van Nijvel gemanipuleerd’

De Leuvense historicus Emmanuel Gerard bestudeerde zijn hele loopbaan hoe het Belgische politieke systeem werkt, voor en achter de schermen. Veel illusies maakt hij zich niet meer: ‘Wat in werkelijkheid gebeurt, strookt niet met ons beeld van België als een bezadigde, rustig voortkabbelende democratie.’

Op vrijdag 10 november viert de Leuvense historicus Emmanuel Gerard zijn emeritaat met een lezing over ‘de eeuwige terugkeer van de jaren dertig’. Tijdens zijn loopbaan heeft Gerard zijn academisch werk als historicus gekoppeld aan een actief engagement in de christelijke arbeidersbeweging. Ook zijn bekendste historisch werk bevindt zich op de breuklijn tussen geschiedschrijving en politiek. Hij promoveerde in 1984 op de geschiedenis van de vooroorlogse katholieke partij. Zijn promotor Lode Wils loofde dat proefschrift met de woorden: ‘In de mate dat een historisch werk definitief kan zijn, is dit een definitief werk.’

In 2000 schreef Gerard mee het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar de Belgische betrokkenheid bij de moord op de afgezette Congolese premier Patrice Lumumba in 1961. Zijn vervolgstudie ‘Death in the Congo’, waarin ook de betrokkenheid van de Amerikanen aan bod kwam, haalde in 2015 de eindejaarlijstjes van The Wall Street Journal.

Datzelfde jaar leidde Gerard ook het historisch onderzoek dat in opdracht van de Senaat gevoerd werd naar de moord op Julien Lahaut, de voorzitter van de Kommunistische Partij, in 1950. Gerard en zijn team kwamen tot spectaculaire vaststellingen. Ze legden het hele raderwerk rond de moordenaars bloot, inbegrepen hun contacten in de wereld van het gerecht en de politiediensten, hun politieke beschermheren en hun sponsors uit de Belgische haute finance. Dat netwerk heeft ervoor gezorgd dat het gerechtelijk onderzoek naar de moord op Lahaut indertijd even discreet als vakkundig werd gesaboteerd.

Gerard: ‘Ik behoor niet tot de historici die zich alleen maar uit belangstelling voor het verleden interesseren voor de geschiedenis. Je moet het verleden respecteren om wat het is, maar er zijn toch voldoende actuele onderwerpen en problemen die beter begrepen kunnen worden als ze belicht worden uit historisch perspectief.’

Samen met Rudi Van Doorselaer, de gewezen directeur van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Cegesoma), pleitte u er in een Vrije Tribune in De Standaard voor om historici bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel te betrekken.

Emmanuel Gerard: “Mag ik spreken uit mijn ervaring met het dossier-Lahaut? Ook daarin stuitten we op een privénetwerk dat verweven was met officiële instanties. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog runde een zekere André Moyen, een voormalig lid van het gewapend verzet en een extreemrechtse anticommunist, een privé-inlichtingendienst die samenwerkte met de Gerechtelijke Politie (GP). Moyen had ook goede banden met mensen uit het bedrijfsleven en de politiek – en niet de minsten.”

“Bij het onderzoek naar de moord op Lahaut stootten de onderzoekers indertijd op de namen van een aantal medewerkers van Moyen, maar telkens liep het spoor bijster. Waarom? Omdat er altijd wel andere onderzoekers waren die een zekere verplichting hadden tegenover Moyen en de feiten begonnen toe te dekken die hun vriend in een lastig parket hadden kunnen brengen. Daardoor kwamen wij een paar jaar geleden tot de vaststelling dat de namen van de moordenaars van Lahaut al in het gerechtelijk dossier zaten. De speurders in Luik hebben ze alleen nooit herkend, omdat ze intern tegengewerkt werden.”

Hoe hebt u die sabotage vijftig jaar later kunnen reconstrueren? En hoe kan dat nuttig zijn voor het Bende-onderzoek?

Gerard: “Omdat men ons als historici niet kon verbieden andere informatie op te snorren dan de gegevens die zich in het gerechtelijk dossier bevonden. De naam van de moordenaar van Lahaut, François Goossens, stond letterlijk vermeld in het gerechtelijk dossier. Na een tip had de onderzoeksrechter in Luik een discreet onderzoek naar hem bevolen. De Gerechtelijke Politie van Luik gaf die opdracht vervolgens door aan de collega’s van Brussel, want Goossens woonde in Halle. Het Brusselse antwoord was, samengevat: ‘Goossens is een brave vent.’ Waarop de onderzoeksrechter besliste om François Goossens met rust te laten.”

“Wij zijn te weten gekomen hoe Goossens de hand boven het hoofd werd gehouden toen we het netwerk van André Moyen in kaart brachten. Ook Goossens behoorde daartoe. Toen we de archieven onderzochten van de Brusselse GP – die dus níét in het eigenlijke moorddossier-Lahaut zitten – stelden we tot onze verbazing vast dat niet minder dan twintig procent van alle dossiers van de politieke sectie van de Brusselse GP aangeleverd werd door André Moyen. Denkt u echt dat ze bij de Gerechtelijke Politie van Brussel een van hun beste contactpersonen zouden verlinken aan de collega’s van Luik?”

“Daarom zouden ze volgens mij het onderzoek naar de Bende van Nijvel ook moeten verruimen. Ik ben er vrij zeker van dat er dan een doorbraak mogelijk is. Zeker in een zaak die zo veel groter en belangrijker is dan die van de moord op Lahaut. De Bende van Nijvel heeft op verschillende plaatsen in het land tientallen slachtoffers gemaakt, er zijn honderden getuigen en nog meer betrokkenen. Er is een Bendedossier van een paar miljoen pagina’s, waarvan er intussen helaas ook een miljoen pagina’s zijn verbrand. (lacht schamper)”

“Het zou dus vreemd zijn als de ware toedracht nooit zou worden gevonden, omdat ik vermoed dat alle namen van de daders al ergens in het Bendedossier zitten. Dat ze nog altijd niet zijn ontdekt, valt alleen maar te verklaren doordat er ook in het Bendedossier andere krachten aan het werk zijn geweest. Vandaar mijn punt: alleen als we het onderzoek uitbreiden tot buiten het eigenlijke Bendedossier, kunnen we te weten komen wat er echt is gebeurd met de Bende van Nijvel.”

U zou ook interne nota’s en correspondentie van de Rijkswacht willen lezen?

Gerard:(knikt bevestigend) “In een strafonderzoek kan dat niet zomaar. Kijk, ik had het voorrecht om me met de zaak-Lumumba en de zaak-Lahaut te mogen bezighouden, zeg maar: met de duistere kant van de Belgische democratie. Wie zich met die dossiers heeft ingelaten, krijgt een ander zicht op wat er in dit land achter de schermen gebeurt. En geloof me: wat er in werkelijkheid gebeurt, strookt niet met ons beeld van België als een bezadigde, rustig voortkabbelende democratie.”

Politicologen roemen die als onze typische ‘overlegdemocratie’. Maar die voltrekt zich dus grotendeels in de coulissen van de macht?

Gerard: “In een beroemde toespraak uit 1981 sprak koning Boudewijn een aantal invloedrijke heren aan als ‘de machten in rechte en in feite’. Dat werd de vorst toen zeer kwalijk genomen omdat hij daardoor de ‘machten in feite’ eigenlijk als zodanig erkende. Op zich is daar weinig fout mee: een democratie werkt nu eenmaal met meer spelers dan alleen de verkozen politici. Maar in dit land hebben sommige organisaties meer macht en invloed dan in het buitenland.”

“Eigen aan het Belgische politieke systeem is bijvoorbeeld de uitzonderlijk centrale positie van de politieke partijen. Ik heb niets tegen partijen an sich, integendeel. In België ontstonden ze in de negentiende eeuw om de persoonlijke politiek van koning Leopold I aan banden te leggen: het was een essentiële ontwikkeling in de verfijning van de parlementaire democratie. Maar na de Tweede Wereldoorlog zijn die partijen uitgegroeid tot machtige, buitenparlementaire machtscentra.”

Hebben de politieke partijen toen de macht gegrepen in onze parlementaire democratie?

Gerard: “De partijen zaten natuurlijk met het trauma van de jaren dertig. Tot het interbellum genoten de parlementsleden een haast onbeperkte vrijheid. Dat leidde tot chaos. Tussen 1918 en 1940 kende België in 22 jaar evenveel regeringen. Na de Tweede Wereldoorlog pleitten ze zowel bij de BSP als bij de CVP voor meer discipline: ‘Wij moeten in staat zijn een regering staande te houden.’ De invoering van de partijtucht was ook noodzakelijk voor de stabiliteit van het systeem.”

“Het gevolg was dat niet de parlementaire fracties maar de partijhoofdkwartieren de echte politieke machtshebbers werden. In andere landen hebben de partijen veel minder invloed. In Nederland zijn de fractievoorzitters in de Tweede Kamer de echte politieke leiders, terwijl de taak van de partijvoorzitters eerder organisatorisch is. De Belgische partijen zijn veel te hiërarchisch gestructureerd. Ze aanvaarden nauwelijks afwijkende opinies.”

“Zodra een partijvoorzitter of een belangrijk minister heeft gesproken, moet de rest van de partij zwijgen. Gewone parlementsleden, en zeker de backbenchers, worden geacht hun mond te houden. Want als ze met een eigen mening naar buiten komen, kan dat de plannen van de partijstrategen verstoren. Terwijl die dissidente stemmen vaak vertolken wat bij de bevolking leeft. We zijn getuige van de verstikking van het partijpolitieke debat.”

In uw onderzoek naar Kamer en Senaat stelde u vast dat de Kamerleden aan invloed verliezen en daardoor niet meer veel tegenwicht bieden tegen de regering.

Gerard: “Het klassieke parlementaire systeem, waarbij de wetgevende macht de uitvoerende macht controleert en ter verantwoording roept, is in ons land veranderd in een systeem waarbij de oppositie de meerderheid controleert. Terwijl in Nederland of elders die oude dualiteit tussen parlement en regering nog altijd bestaat. De Amerikaanse president moet onderhandelen met de zwaargewichten van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat en rekening houden met wat zij willen, of dat nu Democraten of Republikeinen zijn.”

Intussen vindt elk parlementslid dat er een ‘herwaardering van het parlement’ moet komen.

Gerard: “In de jaren negentig al voelden de partijen de behoefte om onze parlementen opnieuw meer body te geven. En wat hebben ze bedacht: het systeem van plaatsvervangers! (zucht) Parlementsleden die minister worden, moeten hun zetel afstaan aan een opvolger. Zo dacht men de onafhankelijkheid van de assemblee te vergroten. Precies het tegenovergestelde is gebeurd: het parlement verloor veel van zijn kracht. Herman De Croo sprak ooit van ‘slaafse slippendragers van de regering en de partij’.”

Om het goede voorbeeld te geven in zijn strijd tegen de cumul heeft John Crombez (SP.A) ontslag genomen uit het parlement. Als de voorzitter van de grootste Vlaamse oppositiepartij voortaan kritiek wil leveren op de regering, moet hij naar de media, bij voorkeur de tv.

Gerard: “Ik hou meer van de Britse stijl, waar de regeringsleden deel uitmaken van het parlement. In het Lagerhuis zit de regeringsleider te midden van zijn frontbenchers, en gaat daar in debat met de leider van de oppositie, die recht tegenover hem zit. Het hoeft niet allemaal zo ingewikkeld, met vergezochte ‘vernieuwingen’ zoals die plaatsvervangers. Bovendien heeft dat systeem aan de partijen van de meerderheid méér mandaten gegeven. Ze beschikken over ministers én over extra plaatsvervangende parlementsleden.”

“Je kunt je toch afvragen of dat wel democratisch is. De meerderheidspartijen kunnen dus nog meer wegen op het politieke debat en beschikken bij verkiezingen over meer bekende koppen. Dat speelt toch in het nadeel van de oppositie? Als ze nog eens spreken over de herwaardering van het parlement, dat ze dan beginnen met het systeem van de plaatsvervangers af te schaffen.”

In de huidige democratie is geen enkele partij meer zeker van haar zaak. Uw doctoraat behandelde de crisis van de katholieke partij in het interbellum. Die behaalde toen bij de parlementsverkiezingen scores tussen de dertig en veertig procent. Daarmee kroont de N-VA zich vandaag tot almachtige volkspartij.

Gerard: “Eigenlijk heeft vandaag geen enkele partij het patent op het begrip ‘volkspartij’. De N-VA haalt wel ruim dertig procent van de stemmen, maar een ‘volkspartij’ heeft historisch toch een specifiekere betekenis dan ‘een partij met héél veel kiezers’. De klassieke volkspartijen hadden een brugfunctie en brachten in hun schoot de verschillende sociale groepen samen. Ze verenigen het héle volk, van werkgeversorganisaties tot vakbonden. Bart De Wever heeft een andere ambitie. Hij wil de hele rechterzijde verenigen.”

“De vraag is: waarom is de N-VA in 2010 plots zo groot geworden? Tot op heden heb ik nog geen afdoende verklaring gelezen waarom een partij die in 2003 met Geert Bourgeois nog amper één Kamerlid had, geen tien jaar later dertig procent van de stemmen haalt. Ik denk niet dat je dat kunt toeschrijven aan Brussel-Halle-Vilvoorde. De splitsing van B-H-V beheerste weliswaar al vele jaren de politieke discussies, maar de meeste mensen lagen daar niet van wakker.”

“Volgens mij speelde de financiële crisis van 2008 een belangrijkere rol. Toen waren heel veel mensen erg ongerust. Bekende Belgische banken stonden op de rand van het faillissement. Veel mensen waren bang dat ze hun spaargeld zouden verliezen, omdat talloze ‘veilige’ aandelen sterk in waarde daalden. De zittende partijen hadden die crisis niet zien aankomen, en dat droeg bij tot een klimaat van ras-le-bol: ‘We hebben mensen nodig die dat hier wél durven aanpakken’.”

Ook N-VA-voorzitter Bart De Wever speelt natuurlijk een cruciale rol in het succes van zijn partij.

Gerard:(monkelt) “Toen ik aan de UFSIA doceerde, was De Wever een van mijn studenten voor het vak ‘politieke geschiedenis van België’. Later werd hij assistent van mijn collega-historicus Louis Vos in de faculteit Letteren, terwijl op datzelfde ogenblik mijn assistent hier bij Sociale Wetenschappen Wouter Beke was. De Wever is een raspoliticus. Zijn politiek talent speelt een cruciale rol in de opgang van de N-VA, vandaar dat zijn voorzitterschap steeds maar verlengd wordt. Al begint het na de zoveelste keer toch wel gênant te worden.”

Het succes van de N-VA is toch vooral vervelend voor de andere partijen?

Gerard: “Dat de N-VA zich heeft ontpopt tot zo’n sterke partij stelt de CD&V voor grote problemen, maar een andere belangrijke vaststelling is de afkalving van de SP.A. De internationale neergang van het socialisme is voor mij nog opmerkelijker dan het feit dat de christendemocratie wat aan het zwalpen slaat: in een tijd van financieel-economische crisissen en sociale spanning kan uitgerekend de linkerzijde niet overtuigen.”

“Dat fenomeen deed zich ook al voor in de jaren dertig. Bij de Kamerverkiezingen van 1936 vallen de socialisten terug van 37,3 procent van de stemmen naar 32,1 procent, in 1939 zakken ze nog verder weg, naar 29,4 procent. Dus op het cruciale moment slaagt de sociaaldemocratie er niet in om aan de kiezer te appelleren. Misschien vindt die dat de conservatieven in crisistijd meer zekerheid bieden dan de linkerzijde?”

U argumenteert vaak: dat is eigenlijk niet nieuw, dat hebben we al eerder gezien.

Gerard: “De bekende frase ‘de geschiedenis herhaalt zich’ is een puur retorisch argument. De geschiedenis herhaalt zich níét. De voortdurende verwijzing naar de jaren dertig maakt deel uit van het politieke debat. Theo Francken in een nazi-uniform, Laurette Onkelinx die opnieuw laarzen door de straten hoort marcheren, of de Catalanen die nu Franco bovenhalen: dan is het toch altijd interessant om na te gaan of zulke verwijzingen terecht zijn. En dat zijn ze vaak niet.”

“De jaren dertig worden meestal verengd tot het nationaalsocialisme, Hitler en de Holocaust, terwijl er toen wel meer Europese landen waren die het pluralisme uitbanden of de rechtsstaat niet respecteerden. Dat had niet overal dezelfde desastreuze gevolgen als in Duitsland, maar het gebeurde wel: in Polen, in Portugal, in Oostenrijk, noem maar op. Overal in Europa ging het vertrouwen in de democratische instellingen verloren, vaak in een sfeer van scandalitis.”

Dreigt de nieuwe vloedgolf aan onthullingen over de Bende van Nijvel het vertrouwen in de rechtsstaat nogmaals aan te tasten?

Gerard: “Het ‘slinkende vertrouwen’ van de burgers wordt een endemisch probleem van de westerse democratie. In de jaren tachtig zorgde de Bende van Nijvel inderdaad voor een schok, maar ga eens na wat er tussen 1985 en 1995 nog allemaal is gebeurd: de CCC-aanslagen, de hormonenmaffia, de vrouwenhandel, de Agusta-affaire en zo veel andere smeergeldschandalen, de zaak-Dutroux … De Witte Mars was bijna een prerevolutionair moment, een gebeurtenis waarbij zichtbaar werd hoe fundamenteel het geloof in de rechtsstaat was aangetast. Dat wantrouwen is er nog altijd. En het is er niet kleiner op geworden sinds de aanslagen van 9/11 en de asielcrisis. Het populisme neemt weer toe, hand in hand met de angst voor wie niet tot ‘het volk’ behoort.”

Net zoals in de jaren dertig, lijkt u in uw afscheidscollege te suggereren.

Gerard: “Gelukkig zijn er ook wezenlijke verschillen met de jaren dertig. Vandaag stelt haast niemand de democratie en de instellingen op zich ter discussie. Als in de jaren dertig een fabriek de deuren sloot, was er geen uitkering voor de mensen die hun werk kwijt waren. Die belandden dus in de armoede en werden vatbaar voor het betoog van wie de legitimiteit van de bestaande maatschappelijke orde op de helling zette.”

“Na de Tweede Wereldoorlog heeft de ontwikkeling van de welvaartsstaat een breed draagvlak gecreëerd dat tot vandaag stand houdt: de sociale zekerheid garandeert de mensen bescherming tegen ongeluk en is de ondergrond die het hele systeem stabieler heeft gemaakt. Maar stabieler wil niet zeggen dat het systeem niet onderhevig kan zijn aan schokken en verandering. Vandaag zitten we in zo’n fase. Het draagvlak voor de democratie neemt stilaan af en het is niet meteen duidelijk hoe we haar weer gezonder kunnen maken.”

U weet het ook niet?

Gerard: “Ik citeer weleens een zin uit De gewapende vrede van socioloog Luc Huyse: ‘De politieke actualiteit verliest iets van haar agressiviteit en onvoorspelbaarheid zodra men even stilstaat en de tijd neemt om wat vandaag gebeurt in de bedding van het verleden te leggen.’ Je kunt het ook anders zeggen: als je het verleden niet kent, loop je rond als een kip zonder kop. Niet dat je dankzij geschiedenis kunt voorspellen hoe de zaken zich zullen ontwikkelen.”

“Niets is voorspelbaar. Morgen kan een onnozel incident een enorme steekvlam veroorzaken die alles en iedereen verrast. In de geschiedenis is het toeval ontzettend belangrijk. Maar een historicus kan tradities en spelregels zien, en begrijpen hoe een politiek systeem functioneert. Hij weet hoe ze vroeger conflicten hebben opgelost en kan zich voorstellen wat er kan gebeuren als er opnieuw een conflict uitbreekt. Een historicus kan niets voorspellen, maar hij zal ook nooit voor het compleet onverwachte komen te staan.”

Bron Knack | Walter Pauli & Ewald Pironet