Van Tigchelt is voorstander om dossier te laten onderzoeken door academici: “Elk initiatief om waarheid te achterhalen, verdient onze steun”

Eind juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel na veertig jaar werd stopgezet. Nu gaan er stemmen op om historici en academici een blik te laten werpen op het Bende-dossier. Minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld) is alvast voorstander. “Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun.”

“Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bendedossier opnieuw te onderzoeken.” Dat zei historicus Emmanuel Gerard (72) twee maanden geleden in het weekblad Knack, nadat het federaal parket had aangekondigd dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel zou worden stopgezet, veertig jaar na de feiten. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden.

“Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken”, zei professor Gerard nog. Gerard leidde zelf vanaf 2011 een wetenschappelijke commissie die moest onderzoeken waarom het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de politicus Julien Lahaut in 1950 op niets was uitgedraaid.

Bespreekbaar

Het idee voor een taskforce van professor Gerard inspireerde volksvertegenwoordiger Stefaan Van Hecke (Groen) tot een parlementaire vraag aan minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld). Het stopzetten van het onderzoek mag volgens hem niet leiden tot een eeuwigdurende geheimhouding van het onderzoek. Van Hecke steunt het idee van een taskforce die het dossier kan doorploegen naar elementen die de onderzoekers misschien over het hoofd hebben gezien.

Justitieminister Van Tigchelt is niet gekant tegen het idee van een taskforce, zo schrijft hij in zijn antwoord aan Van Hecke. Het niet-ophelderen van de misdaden die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel, is een litteken voor ons land. Niet het minst voor de slachtoffers en nabestaanden, maar ook voor justitie. Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun. Ik ben dus voorstander van een historisch en academisch onderzoek over het dossier van de Bende van Nijvel. Ook het openbaar maken van het strafdossier en eventueel rapporten van de inlichtingendiensten bijvoorbeeld, is voor mij bespreekbaar.

Competente onderzoekers

“Voor het zover is, moeten wel nog enkele hindernissen uit de weg worden geruimd. Het strafdossier moet eerst officieel worden afgesloten. Uiteindelijk zal het Hof van Cassatie moeten beslissen over het einde van het onderzoek. Er is dus nog een lange weg te gaan. Bovendien moet de openstelling van het strafdossier voor historisch onderzoek ook wettelijk geregeld worden. Het beroepsgeheim en de privacyregels blijven wel nog gelden. Daar moet vanuit het parlement over worden nagedacht en moeten initiatieven over worden genomen”, zegt minister Van Tigchelt.

De minister besluit zijn antwoord aan Van Hecke: “Ik begrijp en deel de frustratie, en zelfs de woede, van de slachtoffers en de bevolking in het algemeen over dit dossier al te goed. Ik ben er wel van overtuigd: het is met dit onderzoek niet misgelopen de laatste jaren, maar wel de eerste jaren van het onderzoek. Ik durf zelfs zeggen dat het onderzoek, toen het in 2017 werd overgenomen door het federaal parket, degelijk is gevoerd, door competente magistraten en onderzoekers.”

Bron » Het Laatste Nieuws

Politiewaakhond wil agenten vaker doorlichten: “We moeten alert zijn voor corruptie binnen het korps”

De inspectiedienst van de politie vraagt dat, in de strijd tegen corruptie , alle 50.000 agenten geregeld worden doorgelicht. Nu gebeurt dat alleen bij de aanwerving.

De Algemene Inspectie van de lokale en federale politie (AIG) is, naast het Comité P, een van de toezichtsdiensten die bij het Belgische politieapparaat naar mistoestanden speurt. De AIG vraagt aan de onderhandelaars van de volgende federale regering dat ze van de integriteit van het Belgische politiepersoneel een speerpunt maakt. Dat zegt inspecteur-generaal Thierry Gillis. Volgens Gillis is er meer alertheid nodig, “nu crimi­nele of zelfs terroristische organisaties onze burgermaatschappij proberen binnen te dringen. Het valt niet uit te sluiten dat dergelijke organisaties ook in onze politie- en inlichtingendiensten infiltreren”, zegt Gillis.

De meest opvallende maatregel waar de AIG voor pleit, is dat alle 50.000 agenten geregeld aan een screening worden onderworpen. “Nu wordt zo’n integriteitsscreening enkel uitgevoerd tijdens de aanwervingsprocedure”, aldus de inspectiedienst. Het AIG pleit voor geregelde screenings doorheen de loopbaan, of ook wanneer iemand promotie maakt of van dienst verandert. Bijvoorbeeld wanneer iemand voor een delicate dienst zoals een anti-terrorismedienst of drugssectie gaat werken, of corruptieonderzoeken verricht.

De toezichtsdienst voelt zich gesterkt in zijn standpunt doordat Defensie recent de beslissing nam om voortaan álle 25.000 militairen elke vijf jaar aan een grondige veiligheidsscreening te onderwerpen. Dat zou een opdracht zijn voor de militaire inlichtingendienst ADIV. De aanleiding was de onopgemerkte radicalisering van de Limburgse militair Jürgen Conings. Wie negatief uit de screening komt, riskeert ontslag uit het leger of ziet zijn of haar promotie of overplaatsing gedwarsboomd.

Eén klachtenloket

Om wantoestanden bij de politie efficiënter aan te pakken, pleit de AIG ook voor één centraal meldpunt waar burgers terechtkunnen. Nu lopen mensen soms wat verloren met een klacht over de politie: moeten ze die bij het desbetreffende korps zelf indienen, bij de burgemeester, de federale politie of het Comité P? Daardoor gaan belangrijke klachten soms verloren, vreest de toezichtsdienst. Die wil ook af van korpschefs van bijvoorbeeld lokale politiezones die al vijftien jaar lang op dezelfde stoel zitten. “Dergelijke mandaten zouden moeten beperkt worden tot maximum vijf jaar. Het is erkend dat door jobrotatie de integriteit van een organisatie stijgt.”

Ontslagnemend minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) zegt werk te willen maken van een betere screening van politiemensen. Volgens haar kabinet waren tijdens de regering-De Croo de eerste voorbereidingen daarvoor gestart.

De politievakbonden reageren lauw op het voorstel. “De politie is al onderbemand, ook de inspectiediensten zitten op hun tandvlees. Is dat dan realistisch?” Volgens de liberale politievakbond VSOA zijn “politiemensen vandaag al de best bewaakte burgers: met camera’s, met bodycams, zelfs elke toets die een agent op zijn klavier induwt, wordt geregistreerd”, zegt ondervoorzitter Vincent Houssin.“Uiteraard is corruptie uit de boze: zijn er aanwijzingen, dan moet er keihard worden opgetreden. Maar dat is nog iets anders dan dat constant alle agenten op de vingers worden gekeken.”

Bron » De Standaard

Ex-speurder die meewerkte aan onderzoek naar Bende van Nijvel schrijft misdaadroman: “Met ferme knipoog naar zaken die ik meemaakte”

Zelenaar Luc Boeve (70) heeft een misdaadroman geschreven. Hij was jarenlang speurder bij de BOB en was onder meer betrokken bij de dossiers rond de Bende van Nijvel en de ontvoering van Anthony De Clerck. “Ik heb geprobeerd de frustraties uit mijn beroepsleven van me af te schrijven”, zegt hij.

Luc Boeve is een voormalig rijkswachter. Hij werkte mee aan tv-programma’s Heterdaad en Witse en heeft nu zijn eerste misdaadroman klaar. “Ik werkte als onderzoeker bij de Bijzondere Opsporingsbrigade van de Rijkswacht of BOB, in het wereldje van de prostitutie”, zegt Luc Boeve. “Ik behoorde tot de Deltagroep, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel voerde, nadat ik in 1985 in Aalst als eerste op de parking stond bij de slachtoffers van de overval in de Delhaize”, zegt hij. “Ik leidde ook het onderzoeksteam in de zaak van de ontvoering van Anthony De Clerck.”

Frustraties

Heel wat ervaringen die sporen nalieten en die geregeld opnieuw op het netvlies van de ex-speurder kwamen. “Ik heb geprobeerd de frustraties van mij af te schrijven in een verhaal”, zegt de auteur. “Zonder het te beseffen is dit een stuk autobiografischer geworden dan ik dacht. Uiteindelijk kwam ik aan 1.500 pagina’s. Ik heb me goed bevraagd en men vertelde mij dat het best was om tabula rasa te maken en te schrappen.”

Positieve feedback

Uiteindelijk kwam hij tot het manuscript van de politieroman Teetaert… drie maanden, die Luc op 6 oktober in CC De Wiek in Zele aan het grote publiek voorstelt. “Mijn zoon mocht het als eerste lezen en hij vroeg me daarna meteen wanneer het volgende boek uitkwam. Nadien lazen nog tien anderen het en kreeg ik opnieuw positieve feedback. Dat sterkte me om het in eigen beheer uit te geven.”

Het boek bestaat uit drie delen met een jonge rechercheur in de hoofdrol. “Het boek speelt zich vandaag af, maar het bevat zeker een ferme knipoog naar de zaken die ik heb meegemaakt”, zegt Luc. “Ik heb vier jaar research gedaan, want in mijn tijd bestond DNA-onderzoek bijvoorbeeld niet. Het moet uiteraard kloppen tot in het kleinste detail. En er zitten veel dialogen in, waardoor het vlot leest.”

Bron » Het Nieuwsblad

Alain Remue (Cel Vermiste Personen) bijna met pensioen: “In mijn ogen bestaat er niets ergers dan een kind verliezen”

“Eigenlijk zou ik het liefst van al mijn werk zo technisch mogelijk doen, alleen en ver van alle emotie.” Dat bekent Alain Remue, hoofd van de Cel Vermiste Personen. In de 29 jaar dat die cel bestaat, heeft hij een bijzondere band opgebouwd met veel ouders. Al bezorgde hem dat ook wel eens een dubbel gevoel. “Je wil me niet bij jou in huis”, zegt hij 1 jaar voor zijn pensioen.

Het was al een drukke zomer voor Alain Remue. Hij heeft er net 2 weken permanentie opzitten, en zijn team moest ook deze zomer weer slecht nieuws aan ouders brengen. Zo raakte Daan, een 25-jarige scoutsleider, vermist na een val in het meer van Vielsalm. Een dag later werd zijn lichaam gevonden, na een zoektocht van de hulpdiensten en de Cel Vermiste Personen.

Het verhaal van Daan is een van de ruim 32.000 dossiers die de Cel Vermiste Personen in de afgelopen 29 jaar heeft behandeld. Het gaat om onrustwekkende verdwijningen. “Daar zitten de weglopers dan niet eens tussen, want die dossiers komen niet bij ons terecht”, zegt Remue in ‘Op stap met Michaël’. In dat Radio 1-programma liet hij 1 uur lang in zijn hart en in zijn hoofd kijken.

Bijzondere band met getroffen ouders

“Eigenlijk kan je mijn job samenvatten in 2 woorden: antwoorden geven”, vertelt Remue. “Ik heb geleerd dat het voor sommige mensen niet uitmaakt wat dat antwoord ook is. Een antwoord hebben is belangrijker dan niks weten. Slecht nieuws is beter dan geen nieuws. Dat heb ik geleerd van ouders van vermiste kinderen. Het kan een verlossing zijn.”

Als hij het over die ouders heeft, gebruikt hij gewoon hun voornaam: Eric, Anita, Dirk, Danielle. (de ouders van Nathalie Geijsbregts en die van Liam Vanden Branden, red.) Remue kent hen na zoveel jaren dan ook erg goed, en ze mogen hem altijd bellen. “Ik heb liever dat ze een deftig antwoord krijgen, dan dat ze met twijfels blijven zitten.”

Toch schuurt die emotionele relatie ook wel eens. “Eigenlijk zou ik het liefst van al mijn werk zo technisch mogelijk doen, alleen en ver van alle emotie”, bekent Remue. Die emotionele betrokkenheid maakte het hem niet altijd makkelijk.

“Toen we in 2011 op zoek gingen naar Amélia en Alison, 2 zusjes die in de Maas waren gevallen, kwam de papa bij ons staan, met nog een broer en een zus”, geeft hij als voorbeeld. “Ze vertelden me hoe het vroeger allemaal was, en hoe die kinderen waren. En eigenlijk denk ik dan bij mezelf: ik wil dit niet horen. Die kinderen sluipen dan mijn emotioneel leven binnen.”

Het is een heel aparte band die hij heeft met al die ouders. “Als mensen me zien, bezorgt hen dat ook altijd een dubbel gevoel. Je wil me niet mij jou in huis, toch niet professioneel. Anderzijds roept het ook vertrouwen op als de ‘Cel Vermiste Personen’ ergens mee bezig is.”

Intense job en gezin veel gemist

Het is een understatement om zijn job ‘intens’ te noemen. Soms blijft hij wel 18 dagen ter plaatse. “Elke zaak is anders natuurlijk”, legt hij uit. “Het hangt allemaal van de omstandigheden af, maar als het over een kind gaat, dan blijf je, punt. Af en toe ga ik dan wel even naar huis, al was het maar om mijn eigen kinderen te zien slapen. Dat is heel belangrijk voor mij.”

Hij heeft veel steun gehad van zijn gezin. “Ze hebben me vaak moeten missen, ik was vaak het terrein op. Ik heb redelijk wat feestjes niet meegemaakt, of eerder moeten verlaten. Maar niemand heeft er ooit over gezaagd. Als ik hen niet had, had ik dit nooit op deze manier kunnen doen.”

Remue heeft veel leren relativeren doorheen de jaren. “Als je vrouw ergens vaststaat met een platte band, moet je natuurlijk niet aan haar zeggen dat er belangrijkere dingen in het leven zijn”, vertelt hij. “Je moet niet alles plat relativeren, maar ik heb wel geleerd dat sommige dingen ook mij hadden kunnen overkomen.”

Een zaak die hem enorm heeft doen nadenken is die van Julie Van Espen. Zij was onderweg met de fiets naar haar vrienden en raakte vermist. “Julie was een 23-jarige knappe, grote, flinke ‘madam’, met heel haar leven nog voor zich”, vertelt hij. “Ik zie haar nog altijd liggen op het asfalt onder de brug van Merksem, onder een zeil. Op dat moment was mijn dochter Eva ook 23. Zij is er nu 28, en haar leven gaat verder. Dat van Julie was gedaan.”

Hij heeft zich in die periode ook heel erg opgejaagd. “Mensen schreven of vertelden dat Julie pech had, en op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. No fucking way, Julie had alle recht om op dat moment op die plek te zijn. De enige die er niet mocht zijn, was de dader.”

Slecht nieuws brengen

“In mijn ogen bestaat er niets ergers dan een kind verliezen”, zegt Remue meermaals tijdens het gesprek. Hoe moeilijk is het dan om slecht nieuws aan de ouders te brengen? “We moeten dat niet altijd zelf doen. Daarvoor hebben we slachtofferbejegenaars, goed opgeleide mensen binnen de politie.”

Maar in veel gevallen doet Remue het toch zelf. “Ik herinner me de zaak rond Aurore in Gent. Ik heb toen de slechtnieuwsmelding gedaan, en ik besefte 10 seconden voordat ik aanbelde dat ik die mensen hun leven ging kapotmaken. Je wil dan overal zijn, maar niet op de oprit van die mensen, dat kan ik je wel vertellen.”

“Hoe ik zoiets ga vertellen, weet ik vooraf nooit. Ik troost de mensen dan ook, maar wat stelt mijn troost dan voor? Het bizarre is trouwens dat mensen me op dat moment van allerdiepste ellende nog bedanken. Hoe sterk kunnen mensen zijn?”

Bijna met pensioen

Remue begon zijn carrière in de rijkswacht, maar werkt ondertussen al 29 jaar voor de Cel Vermiste Personen. Al loopt die carrière stilaan ten einde: hij is 64 jaar oud en gaat in september 2025 met pensioen. Zijn vrije tijd gaat hij zeker opvullen met ritjes op de motor, dat staat al vast.

“Ik heb het voorrecht gehad om deze fantastische job te mogen doen. Ik heb me er altijd goed in gevoeld, ondanks klotemomenten en triestige momenten. Ik voel me echt bevoorrecht dat ik dit hebben kunnen en mogen doen.”

En wie hem gaat opvolgen? “Ik denk daar toch vaak aan, er zijn al een paar ideeën. Maar weet je, iedereen is vervangbaar.”

Bron » VRT Nieuws | An Steegmans

“We kunnen nu heel veel”: deze doorbraak bezorgt plegers van oude misdaden klamme handen

Meer dan dertig jaar nadat Ingrid Caeckaert vermoord werd is er nog geen dader. Toch hopen onderzoekers op een doorbraak door 150 mannen om een DNA-staal te vragen. Dat is enkel mogelijk dankzij een doorbraak in het onderzoek van forensisch wetenschapper Sofie Claerhout (KU Leuven).

Wat is er veranderd inzake het onderzoek naar de moord op Ingrid Caeckaert?

“Dat is lang een cold case geweest. Er was wel DNA van de dader, maar geen match. Dat wil zeggen dat de dader niet in de DNA-databank zit en nooit als verdachte werd gezien. De zaak dateert van de jaren negentig. Forensisch DNA-onderzoek kwam toen nog maar net op: de databank is er bijvoorbeeld pas sinds 2003.

“Tot nu toe gebruikten we in België heel oldskool methodes. DNA geeft niet alleen meer mogelijkheden dan vroeger, dankzij mijn onderzoek kunnen we nu nog een stap verdergaan en verwantschappen aantonen. Door nieuwe wetgeving die in maart gestemd werd, mag die nu ook gebruikt worden in de praktijk. Dus heeft de onderzoeksrechter beslist daar gebruik van te maken.”

“In deze zaak is de eerste stap om alle verdachten uit de jaren negentig opnieuw om een DNA-staal te vragen en die met de nieuwste technologieën te vergelijken.”

Wat houdt die nieuwe technologie op basis van uw onderzoek juist in?

“Ik noem het CSY-onderzoek, omdat het gebaseerd is op het Y-chromosoom. Dat is een klein stukje in het mannelijke DNA. Eigenlijk is dat heel uniek: het is het enige stukje van het DNA dat zo mooi en behoorlijk onaangetast wordt overgeërfd van vader op zoon.”

“Die verwantschap verwatert sneller in de rest van ons DNA. Je krijgt 50 procent van je vader en 50 procent van je moeder. Van je grootouders is er dus slechts 25 procent overgeërfd, enzovoort. Het Y-chromosoom kan je daarentegen tot veertig generaties ver traceren.”

“Zelfs al had je vroeger het DNA van de dader, maar geen een-op-eenmatch, dan zat je vast. Nu kunnen we verdergaan en proberen de familie van een dader te linken. Als er een broer, neef of zelfs verre achterneef in de databank zit, kunnen we die via het Y-chromosoom traceren. Dat geeft enorm veel mogelijkheden.”

Moeten daders van verleden feiten nu klamme handjes krijgen?

“We kunnen gewoon heel veel. Zodra we DNA hebben van een persoon en het is duidelijk dat die de daad heeft gepleegd, kunnen we relatief snel tot een identificatie komen. Het is natuurlijk niet zo omdat jouw DNA op een moordplaats wordt teruggevonden dat je iets met de feiten te maken hebt. Er moeten nog andere tactische elementen bijkomen.”

“Het is overigens niet alleen bruikbaar in moordzaken, al beginnen onderzoeksrechters nu wel met het heropenen van zware en oude moorddossiers. CSY is ook een interessante techniek voor zedendelicten, bijvoorbeeld om een serieverkrachter op te sporen. Het Y-chromosoom komt alleen voor bij mannen. Bij zedenfeiten is er meestal sprake van mannelijke daders.”

Zullen er nog andere zaken heropend worden?

“Ik hoop dat onderzoeksrechters over heel België nu door hun lijst met moordzaken gaan om te bekijken welke we kunnen helpen oplossen. Natuurlijk zal CSY niet elke zaak kunnen oplossen. Er zijn een paar voorwaarden: er moet natuurlijk DNA zijn van een dader, het moet dan nog een mannelijke dader zijn en er moeten tactische elementen zijn dat de dader zijn slachtoffer moet gekend hebben en geen toevallige passant was.”

U zei dat het Y-chromosoom tot veertig generaties terug gevonden kan worden. Tot hoever kunnen we dan teruggaan voor het onderzoeken van oude zaken?

“Met het Y-chromosoom kun je in principe zelfs teruggaan tot aan de origine van de mens. Dat stukje DNA kan je bijvoorbeeld zeggen of jouw voorvaderen uit Afrika, Azië of West-Europa komen. In termen van het oplossen van cold cases ligt de limiet op wat de politie bewaard heeft. In de praktijk zal dat vaak de jaren negentig zijn, in zeldzame gevallen misschien de jaren tachtig.”

“Ik ben heel blij dat rechercheurs in de zaak-Caeckaert in 1991 al bedachten dat het slim was om het bloed van de dader te bewaren. Zeker als je bedenkt dat er toen nog geen DNA-analyse gedaan werd. Maar voor een cold case uit de jaren tachtig waarbij niets bewaard is of de gebruikte bewaartechnieken niet deugen, kan ik niet helpen.”

Staan er nog wetenschappelijke doorbraken in de steigers die moordonderzoeken kunnen helpen?

“We onderzoeken momenteel broers en heel dichte verwanten om te zien of er een onderscheid zit op het Y-chromosoom. Vroeger dachten we dat het Y-chromosoom tussen vaders en broers gelijk was. Uit mijn onderzoek bleek daar toch verschil op te zitten. Eigenlijk zoeken we nog altijd tweelingbroers die willen deelnemen aan ons nieuw project om dat te onderzoeken. Iedereen die geïnteresseerd is, kan zich registreren via csy-leuven.be.”

“Zo kunnen we zien of we met een Y-chromosoom alleen ook kunnen pleiten in een rechtszaak. Tot nu toe wordt het niet gezien als bewijsmiddel maar als een tool om dichter bij de dader te raken.”

Bron » De Morgen