Aalst herdenkt kwarteeuw bloederige Bende-overval op Delhaize

Het stadsbestuur van Aalst organiseert morgen een herdenkingsmoment voor alle betrokkenen van de Bende-overval, precies 25 jaar geleden op een Delhaize filiaal in Aalst. Nabestaanden roepen op om ’s avonds een herdenking te houden op de parking van het warenhuis.

Op zaterdagavond 9 november 1985 schoot de Bende van Nijvel op de parking aan de Delhaize van Aalst acht winkelbezoekers dood en raakten zeven andere bezoekers gewond. Het was de laatste en meest bloedige aanslag van de Bende, die bij overvallen en zware inbraken op drie jaar tijd 28 mensen doodde en meer dan veertig personen verwondde.

Dinsdag om 11 uur organiseert het stadsbestuur van Aalst een herdenkingsplechtigheid aan het monument voor de slachtoffers van de Bende, op de stedelijke begraafplaats aan de Leo de Béthunelaan.

Op de plechtigheid zijn alle overlevenden en familieleden van slachtoffers die gewond of gedood raakten uitgenodigd. Daarnaast wordt ook de lokale en nationale directie van Delhaize verwacht, hulpverleners en politiediensten, en andere betrokkenen van toen, zoals bijvoorbeeld de toenmalige burgemeester.

Burgemeester Ilse Uyttersprot zal op de korte plechtigheid een toespraak houden. Nadien worden bloemenkransen neergelegd. Na afloop kunnen nabestaanden en betrokkenen in een zaaltje aan de Capucienenlaan napraten.

Daarnaast wordt op het internetforum www.bendevannijvel.com opgeroepen om dinsdagavond om 19 uur samen te komen voor een herdenking op de parking van Delhaize.

Bron » De Morgen

“Nederlandse link Bende van Nijvel”

Er is misschien een Nederlandse link met de Bende van Nijvel, die tussen 1982 en 1985 in België een serie bloedige aanslagen pleegde. Dat schrijft de Vlaamse krant De Morgen.

Getuigen zouden in 1985 drie Nederlandse mannen plotseling hebben zien opduiken vlak voor de aanslag op een Delhaize-supermarkt in Aalst. Kort na het drama zouden ze weer zijn verdwenen. Volgens de getuigen reden ze in een Mercedes met een ‘geel-zwart’ kenteken. Het spoor is volgens De Morgen nooit onderzocht.

De drie Nederlandse mannen -Bertus L., Roberto L. en Wilhelmus P.- woonden zelfs een tijdje in de buurt van de familie Van der Steen. Dat gezin werd op 9 november 1985 op de parkeerplaats van de Delhaize in Aalst doodgeschoten. Allleen de 9-jarige zoon David overleefde het drama.

Volgens De Morgen zou dit erop kunnen duiden dat de bende de slachtoffers niet zomaar lukraak uitzocht. Zoon David, die recent een boek publiceerde over de zaak, heeft altijd al gedacht dat de bende het op zijn familie voorzien had.

De drie mannen runden volgens De Morgen een bedrijf in import en export en hadden weinig contact met de buren. Wel was het er dag en nacht een komen en gaan van dure Mercedessen en BMW’s.

Bij de aanslagen van de Bende van Nijvel kwamen in totaal 28 mensen om en raakten zeker 20 mensen gewond. Wie de bendeleden waren en wat hun motief was, is nooit opgehelderd. Volgens complottheorieën zouden ze politieke bedoelingen hebben gehad en bescherming hebben genoten van hogerhand.

Bron » RTL Nieuws

Niet onderzocht spoor Bende van Nijvel leidt naar Nederland

Vijfentwintig jaar geleden keek David Van de Steen, negen jaar oud, in de tweeloop van de ‘reus’ van de Bende van Nijvel. “Bam! En mijn heup was weg.” Tot vandaag tracht hij te begrijpen waarom de Bende zo nodig zijn zusje, zijn vader en zijn moeder moest hebben. Waarom de reus achter hem aan rende, tot in de winkel. Misschien is er nu een begin van een antwoord. Exclusief: het een kwarteeuw lang vergeten Nederlandse spoor.

“Zaterdag 9 november 1985, 19.37 uur. ‘Niet schieten, dat is mijn papa!’ roept mijn zus. Een keiharde knal, alsof er vuurwerk onder je neus ontploft. Mijn zus en mijn vader die in elkaar zakken. Dan de schrille, paniekerige stem van mijn moeder: ‘Lopen, David! Maak dat je wegkomt!'”

“Zelf rent ze naar de andere kant van de parking van de Delhaize. Van achter een auto duiken twee rare mannen op met riotguns en geweren. Ze dragen vuile kleren en een van hen heeft een zwartepietenpruik op. Een derde man komt van achter een stapel kratten. Instinctief loop ik terug naar de ingang van de winkel, terwijl ik onophoudelijk hoor schieten. Een van de gangsters heeft het op mij gemunt. Ratata! Ik word geraakt in mijn billen, maar voel het niet. Ik ren voor mijn leven, de winkel in. Eerst door het sas, waar klanten verstijfd achter hun karretje staan. Ruiten springen kapot, een man voor mij zijgt neer hij is in het gezicht geraakt door een kogel die voor mij is bestemd.”

“Ik spring over hem, storm de winkel binnen, denk dat ik daar veilig zal zijn. Aan de ingang staat een rek met strips, waar ik daarnet nog in heb zitten lezen terwijl mijn ouders de boodschappen deden. Voor het rek ligt Jo, een jongen die ken van school, plat op de grond. Ik gooi me naast hem in de hoek, net achter de deur van de ingang. ‘Mijn vader is dood! Ik ben bang! Ik ben bang!’ Jo probeert me gerust te stellen, maar hij is even bang als ik. In de winkel rennen klanten hysterisch achter elkaar aan. Geroep, gehuil.”

Vorige week woensdag. Het is drummen in de trouwzaal van het stadhuis van Aalst. Burgemeester Ilse Uyttersprot heeft een receptie geregeld voor de voorstelling van het boek van de kleine jongen voor wie koningin Fabiola ooit een kussentje breide. Vader Uyttersprot was burgemeester van Aalst ten tijde van de laatste en tevens dodelijkste van alle aanslagen van de Bende van Nijvel.

Zes maanden na de achtvoudige moordpartij zou hij overlijden, verteerd door woede en frustratie over hoe dit kon gebeuren. In de trouwzaal verbroederen nabestaanden met politieagenten die die avond ter plaatse waren. Ze willen hem aanraken, graag ook even knuffelen: het tot een beer van een vent uitgegroeide medische mirakel. De enige overlevende van het gezin Van de Steen is na ontelbaar veel operaties nog altijd wankel te been. “Er zitten nog acht kogels in”, wijst hij. Maar hij is hier, en hij leeft.

Het boek verhaalt hoe de kleine David werd opgevoed door zijn grootouders. Opa Albert Van den Abiel is er vanavond niet, helaas. Het gaat slecht met hem. “Hij heeft gezegd: ik wil nog meemaken dat het boek verschijnt”, zegt de auteur. “Dat het daar ligt en dat de mensen het nooit meer zullen vergeten.” Het was de avond van Sint-Maarten. Marie-Thérèse Van den Abiel (38) had voor haar dochter Rebecca (14) een complete new-waveoutfit gekocht. Het meisje is ermee begraven. In het boek staat een foto van vader Gilbert Van de Steen (42 ten tijde van de feiten), met een stok en twee emmers balancerend op een wasdraad. “Mijn pa was een echte artiest”, zegt David.

Op zijn eenentwintigste trok hij met opa naar het parlement. Om de mensen van de parlementaire onderzoekscommissie te vertellen hoe het was geweest, daar in Aalst. En in de moeilijke jaren daarna. Negen jaar geleden nam hij met opa voor de allerlaatste keer deel aan een hoorzitting met de speurders van de Cel Waals Brabant.

“Een speurder legde uit wie zoal op welke positie stond, die avond in Aalst”, weet hij nog. “Er klopte iets niet, en mijn opa en ik zeiden er wat van. Een speurder richtte zich tot mij: ‘Manneke, wat weet gij daar nu van.’ Toen is opa opgestaan en zijn we vertrokken.” Het is allemaal een beetje aan David Van de Steen voorbijgegaan. De Kamercommissies, de theorieën, de boeken, de films.

Onderzoeksrechter Freddy Troch, die in 1990 van de zaak werd gehaald, net toen hij op het punt leek te staan een doorbraak te forceren. Toen de natie zich erover opwond, lag de kleine David zijn pijngrens te verleggen bij de kinesist. “Kinderen die iets gruwelijks meemaken, dissociëren”, zegt David Van de Steen. “Ze duwen het weg in een hoekje van hun geheugen. Bij mij was het niet zo. Ik zie alles heel scherp, tot het punt waarop ik in die tweeloop staarde. Elk moment van mijn leven daarvoor is een bijna tastbare herinnering. Het is ook alles wat ik nog heb van papa, mama en Rebecca.” De agent die hem vond, trachtte hem bij bewustzijn te houden. Waar woon je? “Hyacintenstraat 43.” Waar? “Hyacintenstraat 43.” Waar woon je? “Hyacintenstraat 43.”

Een passage uit het boek: “Waarom werden wij vieren neergekogeld, op drie verschillende plaatsen? Waarom riep mijn zus naar een van die mannen: ‘Niet schieten, dat is mijn papa’? Toch een rare reactie, alsof ze die man kende. Mijn pa en mijn zus lagen vooraan op de parking, maar mijn moeder was naar de andere kant van de parking gelopen.”

“Een gangster had haar eerst met een riotgun neergemaaid en had daarna nog de moeite gedaan om tot bij haar te lopen, om haar met een nekschot uit een revolver af te maken. Dat doe je toch niet als je gehaast bent, tenzij je daar goeie redenen voor hebt? Ook de kogels voor mij waren bedoeld om te moorden. (…) Mijn grootvader is ervan overtuigd dat de daders, of toch tenminste een van hen, ons kenden. En eerlijk gezegd denk ik er ook zo over. Niet dat de daders speciaal naar Aalst waren gekomen om met ons af te rekenen. Maar misschien zat er een dader bij die uit Aalst kwam en die ons kende.”

Bron » De Morgen

Kroongetuige Bende van Nijvel na 25 jaar verhoord

Een kwarteeuw na de feiten is David Van de Steen ondervraagd door speurders die onderzoek doen naar de Bende van Nijvel. Van de Steen keek op 9 november 1985 als kind van negen de ‘reus’ in de ogen. “Ik ben blij dat ik eindelijk eens mijn verhaal kon doen.” Vorige week presenteerde Van de Steen zijn samen met Humo-journaliste Annemie Bulté geschreven boek ‘Niet schieten, dat is mijn papa!’. Dinsdag werd hij door twee speurders van de Cel Waals Brabant drie uur lang ondervraagd.

Van de Steen was 9 jaar oud toen hij op die fatale zaterdagavond zijn vader, zijn moeder en zijn zus zag geëxecuteerd worden op de parking van de Delhaize in Aalst. Hij vluchtte de winkel in ent trachtte met een vriendje te schuilen achter een rek met stripalbums, maar werd opgemerkt door de legendarische ‘reus’, die hem met een tweeloop onder vuur nam. Net voor dat gebeurde, kwam de sjaal om zijn gezicht los. Wat van David Van de Steen wellicht de enige ooggetuige maakt die de ‘reus’ ooit van zo dichtbij te zien kreeg. “Net voor hij de trekker overhaalde, grijnsde hij”, herinnert hij zich.

Van de Steen overleefde miraculeus en werd destijds in het ziekenhuis al eens verhoord. Ook nadien kreeg hij de speurders op bezoek. “Maar echt op mijn gemak het verhaal van de aanslag vertellen, dat is er de voorbije vijfentwintig jaar nooit van gekomen”, zegt Van de Steen. “Ik ben blij dat ik eindelijk eens mijn verhaal kon doen. Ik heb na een kwarteeuw voor het eerst het gevoel dat mijn getuigenis deel uitmaakt van het Bendeonderzoek.”

Volgens Van de Steen zijn er in Aalst nog heel veel mensen die ten tijde van de aanslag een glimp opvingen van de Bende en nooit zijn ondervraagd. “Veel mensen hebben en hadden schrik”, zegt hij. “Wie die avond in het grootwarenhuis aanwezig was, brengt daar ook alle begrip voor op. Deze mensen kwamen met slechts één doel: doden. De inhoud van de kassa was bijkomstig.” De Bende van Nijvel pleegde tussen 1982 en 1985 een twintigtal diefstallen en aanslagen, vaak tegen grootwarenhuizen. Er vielen minstens 28 doden. De daders werden nooit gevonden. De feiten verjaren in 2015.

De raid in Aalst was de laatste en tevens de bloedigste. Er vielen acht doden. Bij de Cel Waals Brabant gaat met er tot vandaag van uit dat één van de killers die avond tijdens zijn vlucht werd geraakt door een kogel die werd afgevuurd door agent Eddy Nevens van de politie van Aalst. De Bende zou zichzelf die nacht hebben ontbonden.

Bron » De Morgen

David Van de Steen overleefde de Bende van Nijvel en schreef een boek

Bij de laatste en ook bloedigste overval van de Bende van Nijvel verloor David Van de Steen zijn beide ouders en zijn zus. Zelf raakte hij zwaargewond. 25 jaar en 33 operaties later vertelt hij zijn verhaal. Om een beetje orde te kunnen scheppen in de chaos aan herinneringen, zegt hij.

“Ik kom uit een hel. Nu wil ik vooruit.” Zaterdag 9 november 1985, 19.37 uur. David Van de Steen, zijn ouders en zijn zus hebben net gewinkeld in de Delhaize van Aalst en stappen op de parking naar hun auto. David en zijn ma lopen eerst, pa en zus er vlak achter. Het is hun laatste moment samen, beslissen drie zwaar gewapende, vermomde mannen die uit het niets opduiken.

“Niet schieten, dat is mijn papa!” roept mijn zus. Een keiharde knal, alsof er vuurwerk onder je neus ontploft. Mijn zus en mijn vader die in elkaar zakken. De pijnkreet die uit mijn vaders mond ontsnapt, zal me mijn hele leven bijblijven. Dan de schrille, paniekerige stem van mijn moeder: “Lopen, David! Maak dat je wegkomt!” Het fragment komt uit het boek dat Van de Steen samen met Humo-journaliste Annemie Bulté schreef en dat vanaf vandaag in de rekken ligt. Het is een bij momenten ondraaglijk hard document, met zoveel misselijkmakend, laf geweld dat een mens er opstandig van wordt.

“Ik wou geen boek over de honderden Bende-theorieën”, zegt Van de Steen. “Ik wilde gewoon vertellen wat we meegemaakt hebben. Eens orde scheppen in die chaos aan herinneringen.” Het was een vorm van therapie. “Ik hoop dat verleden wat beter los te kunnen laten nu alles in een boek staat. Ik ben het beu om al die details te onthouden. Ik wil vooruit.”

Maar veel van die details draagt Van de Steen sowieso mee voor de rest van zijn dagen. “Mijn zus die in de armen van mijn vader in elkaar zakt. Ze vallen neer op het beton, bijna in elkaar verstrengeld. Het witte hemd van mijn vader dat rood kleurt”, schrijft hij. En hoe hij zijn moeders laatste advies opvolgde, weer de winkel in liep en zich aan het rek met stripverhalen verschool. “Daar komt de derde gangster al aan – de grote.’ Geschminkt, met een pruik op, zijn ogen wijdopen. ‘Hij zet een bruine juten zak met de afbeelding van een posthoorn neer, pakt zijn tweeloop en mikt op ons. Ik kijk recht in de tweeloop, die vooraan scheef en slordig is afgezaagd. (…) Hij grijnst. En vuurt.”

Van de Steen was geraakt in de heup. “Er zijn hagelbollen door mijn been heen geschoten, teruggeketst op de vloer en weer mijn been binnengedrongen. Ze hebben een enorme vernieling aangericht. De heupkop is weggeschoten. De slagader en de spieren zijn doormidden gesneden.” Of, opnieuw in zijn eigen woorden: “Een brij verhakkeld bloederig vlees. Net americain préparé”.

En hij mag nog van geluk spreken: in de muts die hij droeg, zitten twee kogelgaten, net onder de pompon. De jongen zal tot augustus van het volgende jaar in het ziekenhuis liggen. Operatie na operatie. Elke dag krijgt hij bezoek van zijn vaders moeder en van de ouders van zijn ma. Kapotte mensen. “Ik merk het aan elke beweging, aan hun verstikte stem en bezorgde blikken.” “Ze hadden de overval weten beginnen”, zegt Van de Steen. “Ze woonden recht tegenover de Delhaize. Bij elk schot dat weerklonk, vroegen ze zich af of het een van ons was.” Zijn grootvader had nog twee kinderen die hadden kunnen wegvluchten, opgevangen in zijn flat.

Van de Steen zal tot zijn negentiende bij hen wonen, vlakbij die plek des onheils. Onvoorstelbaar, vinden velen. “Maar door die harde confrontatie heb ik de feiten misschien beter leren plaatsen”, zegt Van de Steen. Goed anderhalf jaar na de feiten is hij ook een eerste keer teruggekeerd naar de plaats delict, om zijn grootvader te tonen waar hij was beschoten, waar zijn pa en zijn zus waren afgemaakt.”

“Verbaasde blikken alom, herinnert hij zich. Zijn grootmoeder is vorig jaar gestorven. Tot haar dood heeft ze nooit met een woord over het drama gerept. “Ze had het wel over mijn moeder, maar dan ging het altijd over vroeger.” Een geluk dat ze gelovig was, zegt Van de Steen. “Als ze raad nodig had, richtte ze zich altijd tot hetzelfde hoekje in het appartement. Daar sprak ze dan met mijn ma.”

Zijn grootvader heeft de troost van het geloof niet. Na het drama deed hij al het mogelijke om, samen met Van de Steens oom, het antiroestbedrijf van zijn zoon draaiende te houden en zijn kleinzoon bij te staan. Elke resterende minuut ging in de zoektocht naar de daders. 89 is hij intussen. “Sinds kort ligt hij in het ziekenhuis met een longontsteking”, zegt Van de Steen. Als hij komt te gaan, zal het zeer doen. “Hij is de laatste link met mijn ouders.” Maar hij zal het aankunnen. “Mijn grootvader is moe geleefd. Over tijd, zegt hij zelf.” En ja, hij is verbitterd. “In zijn theorie heeft de rijkswacht iets met de Bende te maken. Het andere kamp, noemt hij hen. Hij heeft de oorlog meegemaakt, hè.”

Zelf heeft Van de Steen geen grote theorie. Een paar overtuigingen, dat wel. Dat de Bende in opdracht handelde, bijvoorbeeld, een piste waar ook speurder Eddy Vos in gelooft. Dat een paar leden nog in leven moeten zijn. Dat de man die hem beschoot – de zogenaamde ‘Reus’ – Patrick Haemers was, de gangster die in 1989 samen met onder anderen Philippe Lacroix en Basri Bajrami oud-premier Paul Vanden Boeynants ontvoerde en op 14 mei 1993 zelfmoord pleegde in zijn cel in Sint-Gillis.

Van de Steen was vijftien en kwam thuis van school. Zijn grootvader had de Humo gekocht. Het blad lag op de keukentafel. “Mijn blik valt op de cover, en ik krijg de schrik van mijn leven’, schrijft hij. Een man in een blauw-wit gestreept T-shirt. ‘Doordringende ogen. Een puist op zijn rechterwang. Ik ken de man niet. (…) Maar één ding weet ik zeker: dit is het gezicht dat mij al jaren doodsangsten bezorgt. (…) ‘Dat is de reus uit de Delhaize die op mij schoot’, stamel ik.” Onmogelijk, zeggen de speurders.

“Een van hen beweerde dat het Haemers niet kón zijn, omdat die op dat ogenblik in de gevangenis zat. Pas veel later kwam ik erachter dat dat niet het geval was. Haemers had op 4 november 1985, vijf dagen voor de overval in Aalst, nog een postwagen in Verviers overvallen.” De reus die hem beschoot in de Delhaize droeg een bruine postzak mee. “Maar er zijn ook getuigen die zeggen dat hij helemaal geen postzak bij had”, zegt Van de Steen. “Terwijl ik echt wel weet wat ik gezien heb. Ik ben niet seniel, hoor.”

Maar hij wil niet meer vechten voor zijn gelijk. En natuurlijk blijft hij hopen op opheldering, maar hij gelooft er niet meer in. “Of er zou iemand moeten spreken op zijn sterfbed.” En ja, ook hij vindt dat politie en justitie een zootje van dit dossier hebben gemaakt. Eén voorbeeld: pas drie weken na de feiten kwamen een paar rijkswachters eens horen wat hij had gezien, en dan nog nadat zijn grootvader daar ferm op had moeten aandringen. “Het werd een gesprek van een kwartier. Daarna elf jaar niks meer.”

Maar Van de Steen wil, neen, kan er geen energie meer in stoppen. “Kijk, ik kom uit een hel (Van de Steen ondernam op zijn dertiende een zelfmoordpoging, red.). Ik ben eruit geklauterd, en ik ga niet meer terug. Ik wil vooruit, genieten van heel gewone dingen.” Met zijn vrouw Nathalie, een psychologe. Zeventien jaar zijn ze intussen samen. “Ik heb het grote geluk gehad iemand te ontmoeten die oprecht meevoelend is”, zegt hij. Eén zoontje hebben ze: Yanni, zeven jaar. “Ja, ik ben allicht wat overbeschermend. Als hij ergens aan het spelen is, wil ik hem altijd kunnen zien. Ik zal hem nooit alleen naar school laten gaan: ik zet hem af en ga hem ophalen.”

Met of zonder zijn zoon in de buurt, Van de Steen is continu ‘alert’. “Als ik ergens ga zitten, kijk ik altijd wie er rond mij zit. Als iemand achter mij loopt en plots sneller gaat stappen, ben ik op mijn hoede.’ Van de Steen schrijft ook: “In carnaval zal altijd iets van de overval blijven hangen”. Gemaskerde mensen vertrouwt hij niet. “Overdag, dat gaat nog”, zegt hij. “Maar ’s avonds, die verklede massa in het donker, dat mijd ik.” Altijd zullen er moeilijke momenten zijn, zegt hij. Wanneer hij muziek hoort van Julio Iglesias, waar zijn ma zo dol op was. Of van Wham!, waar zijn zus graag op danste. En straks is het 9 november. Tot voor kort ging hij elk jaar op die dag een kaarsje zetten op het muurtje waar zijn zus en zijn pa in elkaar zakten.

Maar nu kan hij het leven aan, zegt hij. Al blijft het verleden hem ‘inhalen’. “Drie jaar geleden was ik er nog rotsvast van overtuigd dat de Bende van Nijvel me niet klein zou krijgen”, schrijft hij. Hij had jaren kunnen werken in het bedrijf van zijn pa, dat zijn grootvader en oom met zoveel moeite draaiende hadden gehouden. Maar toen kreeg hij die “kleine open wonde in mijn onderbeen, een infectie die de schade onherstelbaar maakte. Opnieuw operaties en helse pijn. Opnieuw frustraties over wat een paar onbekende daders me hadden geflikt, meer dan twintig jaar geleden nu al. Het machteloze besef dat er nooit een normale toekomst zal zijn”.

33 keer ging hij al onder het mes, wekelijks zit hij in het ziekenhuis. “De pijn is een constante. Lang zitten kan ik niet, lang rechtop staan ook niet, werken is helemaal uitgesloten.” Zijn doelen in het leven heeft hij aangepast aan die realiteit. “Geen grootse plannen. Gewoon genieten van mijn gezin en zoveel mogelijk uit het ziekenhuis blijven.”

Bron » De Standaard