Staatsveiligheid kent parlementairen niet

De Staatsveiligheid stelde de voorbije drie jaar 350 verslagen en nota’s op waarin de naam van een parlementslid werd vermeld. Toch werd de minister van Justitie slechts uitzonderlijk ingelicht. ‘Men wist niet altijd dat het om parlementairen ging.’

Het Comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, heeft zijn definitief rapport gepubliceerd over de manier waarop de Staatsveiligheid informatie verzamelt over politici. Het onderzoek werd begin dit jaar opgestart op vraag van minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld). Het kwam er onder meer nadat was uitgelekt dat de inlichtingendienst opvolgde welke politici in contact kwamen met bewegingen als Scientology.

Meldingsplicht

Het controleorgaan stelde vast dat de meldingsplicht aan de minister van Justitie niet nageleefd wordt. Sinds mei 2009 moet de minister op de hoogte worden gebracht telkens als de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de Staatsveiligheid voorkomt.

“Echter, sinds juni 2010 zijn ongeveer 350 verslagen en nota’s opgesteld waarin de naam wordt vermeld van op dat ogenblik actieve federale parlementsleden. Het betreft dus gemiddeld een tiental gevallen per maand die gemeld dienden te worden. Slechts uitzonderlijk is ook effectief melding gemaakt aan de minister op de wijze zoals voorgeschreven door de richtlijn”, stelt het verslag.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, is blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd”, klinkt het verder. De richtlijn kon ook niet volledig worden nageleefd. De Staatsveiligheid beschikt immers niet eens over een permanent geüpdatete lijst van politieke mandatarissen. “Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men wist dat het om parlementsleden ging.”

De Staatsveiligheid laat weten dat ze ondertussen “technische ingrepen heeft gepleegd”. Daardoor kunnen met een druk op de knop alle nieuwe documenten worden opgeroepen waarin politieke mandatarissen opduiken.

Banaal

Volgens het Comité I zijn geen aanwijzingen gevonden dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde “om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om”. Toch wordt het nut van een pak verzamelde gegevens in vraag gesteld.

“Ook al bevatten bepaalde verslagen zeker pertinente gegevens, toch kan het Comité niet voorbij aan het feit dat een deel van de verzamelde informatie eerder ‘banaal’ is. Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste gezicht dan ook onduidelijk”, besluit het controleorgaan.

Het rapport is slecht nieuws voor Alain Winants, de administrateur-generaal ad interim van de inlichtingendienst. Pascale Vandernacht, die door de PS is gepolst om de Staatsveiligheid te leiden, liet woensdag weten “de job niet te ambiëren”.

Bron » De Morgen

142 namen van politici in dossiers Staatsveiligheid

Dat de Belgische geheime diensten inlichtingen aanmaken over politieke mandatarissen is niet problematisch aangezien de mandatarissen niet als dusdanig worden opgevolgd. Dat schrijft het Comité I in een nieuw toezichtsonderzoek. De Staatsveiligheid meldde echter slechts uitzonderlijk aan de minister van Justitie wanneer namen van politici opdoken in haar dossiers.

De parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I, dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV controleert, besprak op woensdag 22 oktober het toezichtonderzoek “naar de wijze waarop de inlichtingendiensten informatie verzamelen over politieke mandatarissen”.

Het rapport van het Comité I staat sinds vanmorgen hier online. De Standaard en MO* berichten er als eerste over. Het rapport vormt het sluitstuk van drie onderzoeken die het Comité I begin 2013 opstartte naar aanleiding van de Scientology-lekken, waaruit bleek dat namen van politici opdoken in rapporten van de Staatsveiligheid.

Het Comité I stelde een lijst op met alle ministers en volksvertegenwoordigers van België – 479 in totaal – en vroeg de Staatsveiligheid en de ADIV of die personen in hun dossiers en databanken voorkomen. De Staatsveiligheid antwoordde dat in de huidige legislatuur 142 politici vernoemd werden in haar documenten uit het luik “collecte” (ingezamelde informatie). Ruim een op de drie politici werd één keer vermeld, vier verkozenen kwamen in 21 documenten voor en één verkozene zelfs in 91 documenten.

Die documenten bevatten “ruwe informatie”: gegevens die door de commissarissen en inspecteurs van de Staatsveiligheid op het terrein zijn verzameld en genoteerd zonder dat er een analyse op gebeurde. Wat betreft het luik “analyse” duiken bij de Staatsveiligheid de namen van 93 politieke mandatarissen op. Opmerkelijk is dat zeven nota’s van de Staatsveiligheid, met daarin namen van Belgische politici, bestemd waren voor buitenlandse overheden.

Bij de militaire inlichtingendienst ADIV werden op basis van de “lijst van politieke mandatarissen” in totaal 115 papieren steekkaarten gevonden. Slechts van een derde konden de bijhorende papieren dossiers worden teruggevonden -heel wat andere dossiers bleken immers vernietigd. Het Comité stelde ook vast dat de ADIV in de huidige legislatuur geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers en parlementaire mandatarissen betrekking hebben.

Het Vast Comité I vond geen aanwijzingen dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om. “Wat de ADIV betreft kan dezelfde conclusie getrokken worden: de ADIV vertoont geen interesse voor politieke mandatarissen as such.”

Ten slotte stelde het Comité I vast dat sinds 2013 geen in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen meer voorkomen in de jaarlijkse actie- of inlichtingenplannen van de Belgische inlichtingendiensten. Voordien werden bepaalde partijen systematisch vermeld als target, soms op expliciet verzoek van de bevoegde minister.

Volgens het Comité I hoeft het feit dat iemand politicus is op zich geen beletsel te zijn voor de geheime diensten om die persoon op te volgen. Wel wil het dat de Staatsveiligheid en de ADIV “klare en eenduidige” richtlijnen uitwerken met betrekking tot de inwinning, de verwerking, de raadpleging, de opslag en de archivering van gegevens van bepaalde categorieën van personen die bijzondere verantwoordelijkheden dragen.

In 2009 keurde de toenmalige minister van Justitie een richtlijn goed waarin de Staatsveiligheid werd opgedragen de minister onmiddellijk in kennis te stellen wanneer de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de VSSE voorkomt. Het Comité stelde vast dat sinds juni 2010 in totaal ongeveer 350 verslagen en nota’s zijn opgesteld waarin namen van actieve federale parlementsleden opduiken. Slechts uitzonderlijk meldde de Staatsveiligheid dat echter aan de minister van Justitie.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, werd blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd intern de dienst. Het Comité wijst er overigens op dat de richtlijn niet volledig kon worden nageleefd alleen al omwille van het feit dat de VSSE niet beschikte over een (permanent geüpdatete) lijst van politieke mandatarissen. Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men hiervan op de hoogte was.”

De Staatsveiligheid stelt voor om de minister van Justitie voortaan eens per maand – in plaats van “onmiddellijk” – in kennis te stellen wanneer parlementsleden vermeld worden in documenten van de analysedienst (en dus niet langer van de buitendiensten).

Het Comité I merkt ook op dat een deel van de gecollecteerde informatie door de Staatsveiligheid eerder “banaal” is. “In het deelonderzoek Debie-Dewinter werden hiervan reeds voorbeelden geciteerd. Maar ook in het huidig onderzoek stootte het Comité I op heel wat feiten die op het eerste zicht van weinig nut zijn (politicus A gaat eerst even persoon B groeten vooraleer weg te gaan; politicus C is aanwezig op een meeting waar 1.000 mensen aanwezig waren; politicus D nam deel aan de manifestatie, maar kwam pas op het eind ervan toe…). Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste zicht dan ook onduidelijk.”

Ander punt van kritiek is dat “de concepten die aan de basis van de organisatie van de Staatsveiligheid-databank liggen fundamentele problemen met zich meebrengen. De definitie en interpretatie van de ‘motiveringen” zijn niet eenduidig. Ze moeten volgens het Comité I dan ook “dringend” worden herbekeken, “zeker wanneer ze voorkomen in documenten die buiten de VSSE verspreid worden”.

“De bedrijfsprocessen van de diensten in verband met de collecte, analyse , bewaring en verspreiding van gegevens worden in regel te weinig aangestuurd”, besluit het Comité I. “De diensten moeten hier verandering in brengen. Dit geldt niet alleen met betrekking tot de eventuele opvolging van politieke mandatarissen.”

Ook de politici zelf dragen verantwoordelijkheid, stelt het Comité I. “De verspreiding van informatie naar andere diensten in binnen- en buitenland is onvoldoende omschreven. Het Ministeriel Comité voor inlichting en veiligheid wordt aanbevolen om hierover richtlijnen uit te werken. Deze aanbeveling geldt niet alleen ten aanzien van de opvolging van politieke mandatarissen.”

Op 23 september 2013 stuurde minister van Justitie Annemie Turtelboom een reactie naar het Comité I. Daarin citeert ze opmerkingen van de Staatsveiligheid “waaruit blijkt dat de dienst duidelijk aangeeft dat ze reeds een deel van haar bedrijfsprocessen heeft aangepast en nog zal verbeteren in de nabije toekomst, en rekening zal houden met de aanbevelingen en conclusies van het toezichtrapport.”

De Staatsveiligheid “herhaalt haar bereidheid om het evententueel opduiken van politieke mandatarissen met de nodige omzichtigheid, met respect voor hun parlementair werk en met duidelijke richtlijnen te beanderen. Dat neemt echter niet weg dat politieke mandatarissen op eenzelfde manier dienen behandeld te worden wanneer zij zouden bijdragen tot het tot stand komen van een dreiging zoals bedoeld in de wet.”

De Staatsveiligheid hoopt te werken aan de ontwikkeling van een veiligheidscultuur. “Als inlichtingendienst botsen we immers geregeld op het ontbreken van zo’n cultuur en menen we een zekere onzekerheid – en mogelijk daardoor ook een ietwat negatieve houding – van de kant van politici ten aanzien van onze werking, doelstellingen en producten te ontwaren.” De opmerkingen van de Staatsveiligheid zijn integraal te raadplegen op de website van het Comité I.

Ook minister van Defensie De Crem stuurde, op 29 augustus 2013, een reactie naar het Comité I: “Ik neem akte van de vaststelling van dat de ADIV in de referteperiode geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers of parlementaire mandatarissen betrekking hadden en geen documenten verspreid heeft aan derde diensten waarin de naam van een minister of een parlementair werd vermeld.”

“Ik neem ook akte van het feit dat het Comité I geen indicaties heeft dat de analysediensten van de ADIV aan ministers en parlementairen aandacht zouden besteden buiten de grenzen gesteld door de wet van 30 november 1998 om. De suggestie van het Vast Comité I om de instructie te incorporeren en harmoniseren tot een omvattende duidelijke richtlijn voor beide inlichtingendiensten kan ik onderschrijven op voorwaarde dat men oog blijft hebben voor de eigenheid van Defensie.”

Bron » MO*

Staatsveiligheid schuwt harde middelen niet

De Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst hebben de afgelopen twee jaar 1.789 indringende technieken gebruikt om aan inlichtingen te komen. Dat blijkt uit een nieuw boek van het Comité I, de toezichthouder van de inlichtingendiensten, naar aanleiding van zijn twintigjarig bestaan, waarover De Tijd vandaag bericht.

De Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst kregen in september 2010 nieuwe bevoegdheden. Het ging om drie soorten inlichtingenmethoden. Het gaat om ‘gewone’ methoden, zoals het opvragen van informatie bij een andere overheidsdienst, maar ook meer indringende ‘specifieke’ methoden, zoals het traceren van telefoongesprekken en briefwisseling, en ‘uitzonderlijke’ methoden, zoals het doorzoeken van huizen en oprichten van valse bedrijven als dekmantel.

Die laatste twee categorieën werden tussen september 2010 en december 2012 1.789 keer ingezet. De Staatsveiligheid spant de kroon met 1.590 machtigingen, waarvan 135 voor uitzonderlijke methoden. De militaire inlichtingendienst kreeg 193 machtigingen, waarvan 30 voor uitzonderlijke methoden. Het Comité I kwam 77 keer tussenbeide. In 50 gevallen vond het dat de gebruikte methoden te ver gingen. Negentien keer zijn de operaties volledig stopgezet en zijn alle verzamelde inlichtingen vernietigd, 31 keer zijn ze gedeeltelijk vernietigd.

Het Comité I is niettemin lovend over de houding van de inlichtingendiensten. “In de eerste maanden hebben we enkele principiële beslissingen moeten nemen, maar daarna is het aantal stopzettingen echt uitzonderlijk geworden”, zegt Guy Rapaille, voorzitter van het Comité I. Toch klinkt de vraag of het gebruik van menselijke bronnen, nu een gewone methode, misschien beter gecontroleerd kan worden, zeker in het geval van infiltratie.

Bron » De Morgen

Opinie: Nu de Staatsveiligheid ter discussie staat, is het misschien tijd om een en ander te optimaliseren

Vijftien aanbevelingen om de werking van de Belgische inlichtingendiensten te verbeteren.

1.

Moeite met spionnen die politiek actief zijn? Werk een apart statuut uit voor de analysediensten van de Staatsveiligheid. De buitendiensten – de inspecteurs op het terrein – hebben al zo’n apart statuut, de analisten nog niet. Zij zijn rijksambtenaar en hebben dus het recht om een politiek mandaat op te nemen. Dat kan zo’n apart statuut voor de analysediensten verhelpen. Moedig de diensten ook aan om de deontologische code te finaliseren die in de maak is. En vul het voorziene personeelskader in.

2.

Stel wetgeving op over het declassificeren van geheime documenten. Op dit moment geldt immers: eens geheim, altijd geheim. Pas na declassificatie kan een deel van het historisch archief van de Staatsveiligheid toegankelijk gemaakt worden voor onderzoek. Zo kan er eindelijk klaarheid komen over een aantal dossiers uit de loden jaren tachtig. De kwestie moet sowieso geregeld worden, aangezien de oude Archiefwet in 2009 is gewijzigd. In de regel moeten voortaan alle historisch relevante overheidsdocumenten ouder dan dertig jaar overgedragen worden aan het Rijksarchief.

3.

Maak wetten en richtlijnen op basis van de aanbevelingen van het Comité I, dat de inlichtingendiensten controleert. Stel bijvoorbeeld regels op voor de samenwerking met buitenlandse zusterdiensten. Welke informatie mogen de Belgische inlichtingendiensten doorspelen aan de CIA, MI6 en co.? Analyses of ook persoonsgegevens? Stel daarover criteria op.

4.

Maak werk van een protocolakkoord tussen de Staatsveiligheid en de federale politie om de informatie-uitwisseling te optimaliseren, bijvoorbeeld in de strijd tegen terrorisme. Zorg ook voor een fatsoenlijk beveiligd communicatienetwerk tussen politie, parket en inlichtingendiensten.

5.

De Staatsveiligheid heeft de afgelopen jaren duidelijk inspanningen gedaan op het vlak van communicatie: interviews, persberichten, studiedagen én vier jaar op rij een activiteitenverslag. Geef ook de ADIV (de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid, de militaire tegenhanger van de burgerlijke staatsveiligheid) de toestemming om jaarlijks zo’n activiteitenverslag op te stellen – net zoals zijn Nederlandse zusterdienst MIVD dat doet.

6.

Maak een koninklijk besluit dat de evaluatie van de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid regelt. Indien de evaluatie van Alain Winants positief is, zet dan de nodige stappen. Voor het gastland van de NAVO en de EU is het niet goed om zo’n belangrijke benoeming zo lang te laten aanslepen.

7.

Professor Rik Coolsaet noemt radicalisme het zout van de samenleving. Voer een debat over de vraag in hoeverre inlichtingendiensten radicale meningen moeten opvolgen.

8.

Neem cybercriminaliteit en -spionage ernstig. De voorbije jaren werden de ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Defensie het doelwit van gerichte cyberaanvallen, net als verschillende topfiguren binnen de Europese instellingen. Maar liefst achttien jaar geleden vestigde het Comité I de aandacht op het belang van de beveiliging van informatiesystemen. Voorzie budgetten om cyberexperts voor de inlichtingendiensten aan te trekken.

9.

Stel een wettelijk kader op om de activiteiten van privé-inlichtingendiensten te regelen. Idem dito voor het inschakelen van informanten door de Belgische inlichtingendiensten: maak daar regels voor.

10.

Hervorm het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid (MCIV) en het bijbehorende college – de politieke aansturing van de Belgische geheime diensten – om de werking efficiënter te maken.

11.

Mijn archiefonderzoek in Sofia, Boekarest, Praag, Warschau, Berlijn en Boedapest leert dat België al sinds de Koude Oorlog een echte draaischijf is van buitenlandse geheime diensten. Dat is vandaag niet anders. Debatteer over wat die buitenlandse spionnen wel en niet mogen. Neem de controle op buitenlandse inlichtingendiensten ook expliciet op in de wet. En laat het Comité I een onderzoek instellen naar de vraag of de Belgische inlichtingendiensten niet te afhankelijk zijn van de Britse, Franse, Amerikaanse en Israëlische collega’s.

12.

Het antiterreurorgaan OCAD verzamelt en analyseert informatie over terrorisme afkomstig van onder meer de Staatsveiligheid, de militaire inlichtingendienst ADIV en de federale politie. Breng op dezelfde manier informatie samen over georganiseerde misdaad en witwassen, en betrek daarbij ook de Cel voor de Financiële Informatieverwerking.

13.

Breid de begeleidingscommissie van het Comité I uit met senatoren van alle fracties in het parlement, zoals in Nederland het geval is. Laat het Comité I een nota opstellen met de voor- en nadelen van veiligheidsmachtigingen voor de senatoren en voer daarover een parlementair debat.

14.

Vul de functies aan de top van de Belgische inlichtingenwereld in die al veel te lang open staan: adjunct-directeur van het OCAD, adjunct-administrateur-generaal van de Staatsveiligheid én een plaatsvervangend lid van de BIM-commissie. Die commissie van drie magistraten is zeer belangrijk, omdat ze de inlichtingendiensten de toestemming moet geven om bijzondere inlichtingentechnieken aan te wenden.

15.

Volg nauwgezet de verslagen van de BIM-commissie op en zie erop toe dat de inlichtingendiensten hun boekje niet te buiten gaan bij het afluisteren van telefoongesprekken, screenen van e-mails en de inzet van andere bijzondere inlichtingentechnieken.

Bron » De Morgen | Kristof Clerix

Parket kijkt Facebookgegevens in

In 2011 is Facebook 202 keer gevorderd door de Belgische justitie om gegevens van Facebookgebruikers vrij te geven. Dat antwoordde minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet (cdH) op een parlementaire vraag van voormalig gemeenschapssenator Bart Tommelein (Open VLD).

“In het raam van het bewijsonderzoek is de procureur des Konings bevoegd om al hetgeen kan dienen om de waarheid te ontdekken in beslag te nemen. Ook gegevens die in een informaticasysteem zijn opgeslagen”, aldus Milquet. Concreet kunnen identificatiegegevens en de gegevenshistoriek van sociale netwerkgebruikers onderzocht worden. In uitzonderlijke gevallen ook de inhoud van de communicatie.

Wat de binnenlandse sociale media betreft – Netlog bijvoorbeeld – kunnen politiediensten, mits een wettelijke vordering, rechtstreeks gegevens opvragen. Voor buitenlandse aanbieders – denk aan Facebook, LinkedIn, Badoo of Twitter – zijn er volgens Milquet twee mogelijkheden.

“Als er een akkoord is afgesloten met de leverancier, bijvoorbeeld Facebook, dan worden de gegevens mits een wettelijke vordering opgevraagd via de Computer Crime Unit van de federale politie. Is zo”n akkoord er niet, dan moeten de gegevens worden opgevraagd via een internationale rechtshulpverzoekcommissie.”

Voor Facebook werden 19 vorderingen genoteerd in 2010 en 202 in 2011. Voor Badoo werden 2 vorderingen genoteerd in 2011. De betrokkenen zijn daarover niet ingelicht. In landen zoals de VS kan de betrokkene wel ingelicht worden. Twitter bijvoorbeeld doet dat.

Senator Tommelein peilde ook bij de militaire inlichtingendienst ADIV naar onderzoeken binnen sociale media. “De ADIV screent de sociale media niet op systematische wijze”, antwoordde minister van Defensie Pieter De Crem (CD&V).

“Controles hebben enkel betrekking op de gegevens die toegankelijk zijn voor het publiek –open bronnen dus. Indien bij de dagelijkse controle van de publieke media (via alle dragers, dus ook internet) gevoelige informatie met betrekking tot Defensie wordt gevonden, dan wordt een veiligheidsonderzoek opgestart.”

Volgens De Crem hebben Defensie noch de ADIV een protocolakkoord afgesloten met aanbieders van de sociale media. In de periode 2009- 2011 heeft de ADIV ook geen medewerking gevorderd van Facebook & co.

Eind november 2012 berichtte De Standaard dat een aantal werknemers van de Staatsveiligheid op Facebook of LinkedIn hadden bekendgemaakt dat ze werken voor de inlichtingendienst. Het Comité I, dat de Belgische inlichtingendiensten controleert, is intussen een onderzoek gestart naar de problematiek. Senator Bert Anciaux (sp.a) vroeg minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) om een reactie.

“Een eenvoudige zoekopdracht met een zoekmachine biedt de mogelijkheid om op bepaalde sociale netwerksites personen te vinden die aangeven dat zij voor de Staatsveiligheid werken of hebben gewerkt”, bevestigde Turtelboom op 21 januari 2013. De Staatsveiligheid bevestigt noch ontkent echter of het om personeelsleden gaat die in dienst zijn.

“In deze context moet opgemerkt worden dat er een webpagina Veiligheid van de Staat bestaat op Facebook. Die is niet het werk van de Staatsveiligheid”, aldus Turtelboom. “Ik kan bovendien bevestigen dat de veiligheid van het personeel van de Staatsveiligheid niet in het gedrang is gekomen.”

Bron » MO*