“België ontwikkelingsland op vlak van moordonderzoek”

Onvoldoende budget, onbekwame artsen, inschattingsfouten van het parket… Het zijn maar enkele van de redenen waarom het moordonderzoek in België lelijk misloopt. Ieder jaar ontdekken politie en justitie 200 moorden, maar evenveel moorden blijven onder de radar.

De dood is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Neem nu het lijk van een man dat in de Schelde komt bovendrijven. Misschien kreeg het slachtoffer een hartaanval en viel hij in het water. Natuurlijk overlijden. Of in de dichte mist in het water gesukkeld. Ongeval. Of zichzelf van het leven beroofd. Zelfdoding. De man kan ook in het water geduwd zijn. Doding of moord.

In Duitsland hebben ze 13.000 doden opnieuw onderzocht nadat ze de statistieken in waren gegaan als ‘natuurlijk overlijden door ziekte of ouderdom’, ‘zelfdoding’ of ‘ongeval’. Wat bleek na autopsie? Verschillende slachtoffers waren vermoord. Extrapolatie naar België leert dat ieder jaar 100 à 200 moorden niet ontdekt worden en in de statistieken begraven worden als natuurlijk overlijden, zelfdoding of ongeval.

Volgens eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep in Antwerpen, Yves Liégeois, is dat dark number een grote schande. “Op dit moment kunnen een Ronald Janssen of een Marc Dutroux ergens bezig zijn zonder dat we het ontdekken. Laten we toch nooit de slachtoffers vergeten: Annick Van Uytsel, Kevin Paulus, Shana Appeltans, An en Eefje, Kim en Ken… en zo kan je nog verdergaan, want ik doe al diegenen die ik niet vermeld onrecht aan… Aan al die slachtoffers, ouders, vrienden en aanverwanten zijn we het absoluut verschuldigd om alles te doen om dergelijke feiten tegen te houden.”

Altijd gevaarlijk om blind af te gaan op statistieken, maar experts in moordzaken zijn overtuigd dat het dark number groot is, omdat ze het dagelijks merken in de praktijk.

Gat van 70 miljoen

Als iemand sterft in België, stelt een spoedarts of huisarts meestal de dood vast. De afdeling moordzaken van de federale politie, het labo van technische en wetenschappelijke politie en een wetsdokter komen alleen ter plaatse als het parket denkt dat er een misdrijf in het spel is. Maar een spoed- of huisarts is niet opgeleid om de doodsoorzaak vast te stellen.

Wetsdokter Wim Van de Voorde heeft in zijn lange carrière al meer dan eens toevallig een moord ontdekt. Zo moest hij eens een autopsie uitvoeren de dag voor de begrafenis van een man. De huisarts beschouwde het als een natuurlijk overlijden. Maar de geruchtenmolen kwam op gang. De wijkagent vernam dat de vrouw een minnaar had. Uiteindelijk besloot het parket om toch een autopsie te laten uitvoeren. Het toxicologisch onderzoek gaf aan dat er verschillende kalmeermiddelen in het bloed aanwezig waren. De vrouw had haar man verdoofd en dan verstikt met een plastic zak over zijn hoofd. Een typevoorbeeld van een natuurlijk overlijden dat eigenlijk een moord is.

Een forensisch patholoog heeft twaalf jaar gestudeerd voor hij die titel kan dragen en lijken kan onderzoeken in een gerechtelijke context. Dat betekent dat je ze goed moet betalen. Maar vorig jaar had de FOD Justitie een achterstand van 60 à 70 miljoen euro om gerechtskosten te betalen. Professor Van de Voorde, hoofd van de dienst forensische geneeskunde van het UZ in Leuven, wacht op de betaling van 500.000 euro aan facturen. Liégeois en Van de Voorde vrezen dat justitie uiteindelijk geen beroep meer zal kunnen doen op experts. Omdat ze één voor één zullen afhaken.

Al in de 17de eeuw oordeelde de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege in het graafschap Vlaanderen, dat ieder stoffelijk overschot door twee gespecialiseerde chirurgijnen zou moeten onderzocht worden. Maar er waren geen stuivers om een deskundig onderzoek te financieren. Vandaag is de realiteit amper anders.

Comedy Capers

Deskundigen van het labo van technische en wetenschappelijke politie -in witte pakken- verzamelen en bewaren sporen zoals vingerafdrukken, bloed, DNA en vezels. Ook zij hebben al jaren te maken met structurele besparingen. De federale gerechtelijke politie is volgens waarnemers virtueel failliet. Vaak hebben ze te weinig steriele kledij en amper verpakkingsmateriaal om sporen mee te nemen. Er zijn zelfs te weinig diepvriezers om sporen en prelevementen van organen van een autopsie te bewaren.

En speurders van de moordbrigade zeggen dat ze binnen afzienbare tijd niet meer op een crimescene zullen geraken. Er is geen geld om defecte auto’s te herstellen. ‘Comedy Capers’ in het echt.

Perfecte moord

Hij gaat nog net niet zo ver om ze aan te duiden op een kaart, maar Liégeois is overtuigd dat een moordenaar op vele plaatsen een grotere kans maakt om vrijuit te gaan. “Bepaalde gebieden zijn moordvriendelijker dan andere.”

Professor Van de Voorde bevestigt. “De ene keer wordt een onderzoek gelast en in een gelijkaardig geval geen. Dat verschilt van parket tot parket. Dat zou niet mogen. Dat zou voor iedereen gelijk moeten zijn. De perfecte moord is niet zoals de meesten denken: met middelen die niet kunnen ontdekt worden. Nee, het is veel erger: de perfecte moord bestaat omdat sterfgevallen doodgewoon niet goed worden onderzocht.”

De dienst moordzaken van de federale politie in Antwerpen, met aan het hoofd Frank Van Saelen, gaat wél systematisch naar alle onduidelijke overlijdens. Het labo én het moordteam komen dan ter plaatse. Als er enige twijfel is, komt ook de wetsarts.

Ontwikkelingshulp

Als ‘hoofdcoördinator van het expertisenetwerk’ werkt Liégeois samen met ervaren moordspeurder Van Saelen en openbaar aanklager Patrick Boyen aan een draaiboek. Daarmee wil hij het dramatische dark number terugdringen. Omdat het niet kan dat 100 à 200 moordenaars vrij rondlopen. Omdat het niet kan dat jaarlijks tientallen families in onzekerheid leven over de doodsoorzaak van een overleden familielid.

Het uitgangspunt van het draaiboek is dat wetsarts, labo en moordbrigade ter plaatse moeten komen bij een onduidelijk overlijden. Het Antwerps systeem als voorbeeld voor het hèle land dus.

Er staat onder andere beschreven in welke gevallen het parket een wetsarts moet vorderen. Liégeois wil dat het draaiboek binnen enkele maanden wordt opgenomen in een richtlijn. Maar kan je die in tijden van forse besparingen wel toepassen?

“Onze politici dragen een verpletterende verantwoordelijkheid”, zegt Liégeois. Professor Van de Voorde is het geldgebrek ook beu gehoord. “Dat wordt de laatste jaren te pas en te onpas naar boven gehaald. Maar is een tekort aan geld een excuus voor een gebrekkig systeem? Ik denk het niet.”

Bovendien is er volgens de experts wél geld. 60% van de overledenen wordt gecremeerd. De burgerlijke stand is wettelijk verplicht een dokter te sturen om het lichaam te onderzoeken. Dat kost handenvol geld. Maar artsen die dat doen, zijn geen specialisten. Volgens Van de Voorde zou je dat geld beter investeren in drie instituten in Vlaanderen en professioneel opgeleide forensische artsen overlijdens laten onderzoeken.

Onze buurlanden bewijzen dat het kan. Zo telt het ‘Nederlands Forensisch Instituut’ in Den Haag 600 onderzoekers die met een jaarlijks budget van 70 miljoen euro sterfgevallen onderzoeken. Het vergelijkbare Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) doet het met een budget dat zeven keer kleiner is.

Als politici een andere keuze maken, rest volgens Liégeois nog één optie. “Willen we een ontwikkelingsland blijven op het vlak van het moordonderzoek? Dan moeten we misschien ontwikkelingshulp vragen.”

Bron » VRT Nieuws | Bart Aerts

Wetsvoorstel om aantal autopsies op te voeren in België

Het parlement gaat zich buigen over een wetsvoorstel van senatoren Jacques Brotchi en Christine Defraigne, dat het aantal onderzoeken van “ongewone” overlijdens wil optrekken. Dat schrijft Le Soir.

Momenteel wordt bij slechts 1 procent van de overlijdens in België een autopsie uitgevoerd. Volgens senator Brotchi kunnen jaarlijks 75 gevallen van verdachte overlijdens die niet onderzocht worden, het gevolg zijn van een misdaad en niet van een natuurlijke oorzaak.

Bron » De Morgen

25 ans après, un nouveau rapport d’autopsie

Vingt-cinq ans après, le parquet de Charleroi fait recommencer le rapport d’autopsie d’une victime des tueries du Brabant wallon tuée en 1982. Selon nos infos, ce rapport, réalisé sans exhumation, mais sur des données conservées, vient de lui être remis avant Noël, un quart de siècle jour pour jour après l’assassinat en décembre 1982 de M. José Vanden Eynde qui avait 72 ans et était le concierge de l’auberge du château médiéval de Beersel, en Brabant flamand. Ce nouveau rapport d’autopsie a été réalisé par le légiste de Stacy et Nathalie qui avait 16 ans à l’époque des faits, le Dr Philippe Boxho, directeur de l’institut médico-légal et professeur à l’Université de Liège.

Il apporte un éclairage nouveau: lié à d’autres données, il autorise un rapprochement avec un voire deux faits qui, en 25 ans, n’avaient jamais été liés aux tueries du Brabant. Or, pour l’un des faits, il y avait eu un suspect, qui n’avait jamais été inquiété. Cette personne est-elle toujours vivante ? De façon tout aussi étonnante, il fait apparaître que par quatre ou cinq fois – ce qui empêche de parler de hasard – les tueurs sont, en fait, des voleurs d’alcools, de bouteilles de vin et de champagne, et rien d’autre.

On pensait que la victime de l’Auberge du chevalier à Beersel avait été tuée de six projectiles de calibre 22 lr dans la tête. En fait, sept balles dans la tempe gauche: cinq en tir groupé près de l’oreille, deux légèrement plus haut. On pensait qu’il était mort crucifié aux montants de son lit. Il gisait effectivement sur le lit, mais plié en chien de fusil, couché sur le flanc droit, dévêtu, les poignets entravés dans le dos par une écharpe du FC Bruges (Vanden Eynde supportait ce club), le tout relié aux chevilles par du câble de téléphone trouvé à l’auberge.

Alors qu’elle a subodoré pendant des années que le choix de M. Vanden Eynde n’était pas dû au hasard, mais était lié à son passé, l’enquête envisage aujourd’hui une explication différente. L’auberge qui n’avait jamais été cambriolée en 30 ans, l’était pour la troisième fois en l’espace d’un an.

La nuit du 22 au 23 décembre 1982, ils se sont introduits dans l’auberge comme les deux premières fois, en décembre 1981 et en septembre 1982, pour cambrioler ce qu’on trouve dans une auberge, alcools et champagne. La différence, c’est que les deux premières fois, il n’y avait pas de concierge. La troisième, il y avait M. Vanden Eynde, qu’ils ont tué.

Ce sont des cambriolages qui ont lieu en période de Noël et la nuit du mercredi au jeudi, ce qui n’est pas un hasard: le jeudi est le jour de fermeture. Les butins se valent: 40 bouteilles en 1981; du vin, des alcools et du champagne en 1982 – et pas le meilleur ni le plus coûteux (ils oublièrent de fouiller la réserve, red). Il y a 25 ans, lorsqu’ils tuent le concierge en décembre 1982, ils emportent aussi: du pâté maison, 20 à 25 kilos de café et 15 assiettes hollandaises Royal Schwabab.

L’exécution du concierge, à l’étage, ne les empêche pas de se goinfrer dans la cuisine de l’établissement, au rez, et de consommer du gibier, deux alcools et de la tarte aux fraises. Ils vident le portefeuille du concierge et volent encore un bonnet et un manteau Burberry (un Burberry sera retrouvé l’année suivante sur les lieux du meurtre du restaurateur des Trois Canards, M. Van Camp, à Ohain).

À Beersel, les tueurs quittent en oubliant d’éteindre. Le lendemain, le fils du concierge retrouve son père à l’étage. Du vin, du café. Quatre mois plus tôt, les tueurs avaient attaqué une épicerie, en pleine nuit, à Maubeuge, pour y voler du vin.

Bron » La Dernière Heure