‘Twee keer onder hypnose om de Reus te laten tekenen’

De befaamde robotfoto 19 waarop familie en oud-collega’s rijkswachter Christiaan B. herkennen als de Reus, kwam tot stand door de beschrijving van Theo K. (64) uit Overijse.

Theo K. was op 27 september 1985 met zijn vrienden Marc, Luc en Rudy verkiezingsaffiches aan het plakken, aan de parking van de Delhaize in Overijse (zie hierboven) toen de Bende van Nijvel er toesloeg. Terwijl Luc Bennekens als levend schild werd meegenomen in de winkel, vluchtten Theo, Rudy en Marc weg achter de carwash die aan de parking grenst. ‘Ik ben van daaruit naar de overkant gelopen, naar slagerij Dits om de hulpdiensten te verwittigen. Toen ik terugkwam, heb ik die lange goed gezien, die ze nu de Reus noemen.’

Datzelfde jaar, de precieze datum weet hij niet meer, werd in de rijkswachtkazernes van Etterbeek robotfoto 19 gemaakt, op basis van zijn input. ‘We zaten met z’n vieren in een klein lokaal: een tekenaar, de man die door het gerecht was aangesteld om me onder hypnose te brengen, en een derde persoon die alles gefilmd heeft’, zegt K. Het was anders dan hij zich had voorgesteld. ‘Ik zat in een zetel en naast mij zat die hypnotiseur, die telkens dezelfde woorden herhaalde: ‘‘Je neemt een lift en je gaat naar beneden.’’ Blijkbaar was dat toen de modernste techniek om iemand onder hypnose te brengen.’

Toen hij uit hypnose kwam, hield de tekenaar een tekening voor zijn gezicht. ‘Ik was heel suf, maar herinner me dat ik een paar opmerkingen had, waarna ze mij opnieuw onder hypnose brachten.’ Volgens Theo K., die destijds als chauffeur bij Volkswagen Vorst werkte, lijkt de uiteindelijke robotfoto sprekend op de man die hij gezien heeft. ‘En als ik nu de foto’s van Chris B. zie, denk ik: ja, dat zou de Reus kunnen zijn. Helemaal zeker ben ik niet. Maar voor negentig procent zeg ik: ja, dat is hem.’

Overigens kon Theo K. nog een belangrijk spoor aanbrengen. Door zijn werk in de Volkswagenfabriek wist hij de speurders de precieze kleur te vertellen van de Golf GTI waarin de gangsters zich verplaatsten.

Bron » De Standaard

Twee robotfoto’s, één ‘Reus’?

‘Ik worstelde daarmee. Achtte ik mijn maat in staat om kinderen dood te schieten? Awel ja. Hij heeft het mij vaak genoeg gezegd, letterlijk: als ik een bevel krijg, wat het ook is, dan voer ik dat blindelings uit.’ Wat we weten, niet weten en ooit graag zouden weten over Christiaan Bonkoffsky.

“Het was in de Aarschotstraat in Brussel. Aan het Noordstation. Die straat met al die vitrines en halfnaakte meisjes. Wij moesten nooit betalen. Mannen van de rijkswacht betalen niet, zei hij. Chris was vier jaar ouder dan ik. Ik was eenentwintig. Hij nam mij, klein manneke uit Dendermonde, mee naar de grote stad.”

“Wij zitten in zo’n bar, hij staat op. Ik zeg: ‘Wacht, ik moet mijn pakske Belga nog betalen.’ Hij zegt nee. Dat vond ik raar. Dat ge uw drank niet moest betalen, oké. Maar sigaretten? Ze verkochten in die tijd nog sigaretten in de cafés.”

Zij: “Marc en ik leerden elkaar kennen in 1990. Hij was hier toen al mee bezig. De Reus. Dit speelt al dertig jaar door zijne kop. Mensen rondom hem, ik ook, raakten dat beu. Zijde daar nu weer met uwen reus?”

Hij: “Ik kon niks bewijzen. Ik was hem in 1983 uit het oog verloren. Ik had alleen nog de herinneringen van de jaren daarvoor.”

We zitten in café Tijl, Grote Markt, Dendermonde. Sinds die foto van Christiaan Bonkoffsky met z’n piratenmuts is het interieur grondig verbouwd. Een stamgast klampt Marc Van Damme aan: “Hebt gij uw tien miljoen al gekregen?”

Warenhuisgroep Delhaize loofde dat bedrag, in frank, in 1985 uit voor de gouden tip. Marc Van Damme snuift dat dat nu al de zesde keer is vandaag, dat ze hem daarop aanspreken. “Ik ga geen nee zeggen tegen 250.000 euro. Maar serieus: daar gáát het nu toch niet om?”

Laatste klant

Een week na de onthullingen in De Morgen en Het Laatste Nieuws staan data en feitjes scherper. Christiaan Bonkoffsky, geboren 6 april 1954 in Dendermonde, groeit op in een gewoon gezin, Greffelinck 17, Dendermonde. Zijn vader is beroepsmilitair.

Marc Verwilghen, politicus: “Ik heb hem nog gekend bij de jeugdbeweging. Hij zat bij de scouts. Wij noemden hem de Gielle. Ik weet niet waarom. Ik kan het allemaal moeilijk geloven, eerlijk gezegd.”

Zijn broer: “Chris is op zijn zeventiende bij de rijkswacht gegaan. Dat heeft hem compleet veranderd. Geherprogrammeerd. Discipline. Bloed­ernstig, als het over zijn werk ging.”

Na zes maanden dril in de rijkswachtschool in Etterbeek wordt hij naar Gent gestuurd. Nog eens zes maanden later trekt hij naar het Mobiel Legioen, terug in Brussel. Van­daaruit maakt hij de overstap naar de anti­banditisme-eenheid die in het leven is geroepen na het gijzelings­drama op de Olympische Spelen van München van 1972.

Herman Vernaillen, rijkswacht­majoor op rust: “Ik lees overal, ook op Wikipedia, dat de groep Diane in 1973 is ontstaan. Ik zie mij verplicht u te corrigeren. Onder impuls van luitenant Alex Van Wanzele (ooit nog presentator van de voorloper van ‘Kijk uit’, DDC) is men dat jaar gestart met speciale anti­banditisme-eenheden. De feitelijke start van de groep Diane, onder mijn leiding, situeert zich in april 1977. En de naam Bonkoffsky – want ik neem aan dat u mij daarvoor belt – zegt mij niets. Ik kende niet alle rekruten persoonlijk.”

Bonkoffsky zal zijn hele loopbaan nooit hoger geraken dan de graad van eerste wachtmeester. Binnen de strikt hiërarchische structuur die de rijkswacht is, wordt hij verondersteld oversten te groeten. Oversten werden niet geacht meer te weten over de rekruut dan zijn stamnummer.

Marc Van Damme: “Ik heb Chris leren kennen doordat ik hier in den Tijl achter de toog stond, of ervoor. Hij was vaak een van de laatste klanten. Soms viel hij in slaap aan de toog. Dan was het van: ‘Wie gaat hem wakker maken? Ik niet, in elk geval.’ Als hij werd gewekt, schoot hij direct in een karate­greep en riskeerde je een gebroken neus.

“Er zat veel onrust in hem. Hij was niet de grote intellectueel. Af en toe begon hij door te drammen. Dat de communisten het hier aan het overnemen waren. Dat onze politici op geen kloten trokken. Dat er maar eens een staatsgreep moest komen.”

Rode gevaar

Op de Olympische Spelen van 1972 moest in het judo normaal ene Christian Amory aantreden voor België. Hij grijpt nipt naast zijn ticket voor München. Amory treedt in september 1971 in dienst bij de rijkswacht en zal net als Bonkoffsky doorgroeien naar het eerste contingent van veertig rekruten van de latere groep Diane. Amory bereikt de graad van opperwachtmeester, een graad hoger dan Bonkoffsky.

Amory en Bonkoffsky zijn gelijktijdig in dienst gekomen, gelijktijdig bij de latere groep Diane begonnen. Allebei zwarte gordels in meerdere disciplines. Amory wordt er in de jaren 80 een tijdlang van verdacht ‘de Reus’ te zijn geweest, Bonkoffsky wordt dat nu.

Toenmalige rijkswachter: “Daar is weinig toeval aan. De hele groep Diane zat in de beginperiode vol atleten. Het waren bij wijze van spreken allemaal reuzen. Nu heb je bij de speciale eenheden onderhandelaars, it-whizzkids, scherpschutters. In die tijd selecteerde men alleen bonken van kerels, klaar voor alle denkbare gevechtssituaties.”

Er is nog een generatiegenoot. Martial Lekeu. Hij treedt in dienst bij de rijkswacht in 1972 en komt na zijn opleiding onmiddellijk bij de anti­banditisme-eenheid terecht. Lekeu ligt mee aan de basis van een extreem­rechts clubje binnen de rijkswacht genaamd Groep G. De beginsel­verklaring, vermoedelijk van zijn hand: ‘Onze nationale televisie­omroep is compleet gecorrumpeerd en de journalisten zijn bereid om op de aangebroken dag de Internationale te zingen. Alles wijst erop dat ons ‘vrije’ land ons leidt naar een 100 procent socialisme, een Chinees communisme dat van ons allemaal gedisciplineerde en gehoorzame robotten zal maken. Onze waarden zijn in gevaar en ik denk niet dat een vrij persoon, die naam waardig, onverschillig kan blijven.’

Een staatsgreep? Yes, een staatsgreep. In 2000 vertelt Christian Amory in La Dernière Heure over die ene dag bij de groep Diane, begin jaren 70: “We moesten het parlement innemen. Er werd ons gezegd dat er tanks onderweg waren naar de grens met Duitsland. Dat de para’s gingen tussenbeide komen. Dat de belangrijkste doelwitten het parlement waren, het koninklijk paleis en de RTBf.”

Niks van die strekking is uiteindelijk gebeurd. Volgens Amory heeft zijn hele sectie 24 uur lang in een kazerne zitten wachten op de finale go die er uiteindelijk niet kwam.

Amory: “Het voorziene scenario was dat een belangrijke politieke figuur de macht zou overnemen. Twee uur op voorhand heeft zijn secretaris laten weten dat hij bedankte voor de hem aangeboden rol.”

Documenten die achteraf voor de eerste Bende-commissie boven water kwamen, doen begrijpen dat het om Paul Vanden Boeynants ging, toenmalig defensie­minister en in 1972 oprichter van de latere groep Diane. Toen een hoge rijkswacht­officier eind jaren 90 in het parlement om uitleg werd gevraagd, zei die: “Dat waren manoeuvres. Oefeningen.”

Aktetasje vol cash

Martial Lekeu stapt medio 1975 over naar de sectie drugs van de opsporingsbrigade (BOB) van de rijkswacht in Brussel. Twee jaar later volgt Amory. Ze worden collega’s en vrienden van drugs-BOB’ers Robert Beijer en Madani Bouhouche. Het zijn de jaren van VS-president Richard Nixon en zijn mondiale War on Drugs. Met de hulp van enkele naar Brussel gestuurde agenten van het Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA) wordt de BOB’ers onder leiding van rijkswachtcommandant Léon François aangeleerd om voor de goede zaak buiten de lijntjes te kleuren.

Toenmalige BOB’er: “Ze gingen undercover­deals opzetten. Drugs kopen, en uiteindelijk verkopen. Simpel was dat niet. Je had een deal over een levering cocaïne. De tegenpartij wou geld zien. Dan moet je met een aktetasje vol geld komen. Dat was een probleem. De rijkswacht had daar geen budget voor. Dus belden wij Léon Finné, van de Banque Copine op de Louiza­laan. Die kwam dan in zijn witte Cadillac met vlaggetjes op zijn motorkap. Speciale figuur. Altijd gewapend. Finné kwam aanzetten met zijn cash, ‘toongeld’ zoals wij dat noemen. Als het goed ging, kreeg hij achteraf zijn aktetasje terug. Zo niet hadden wij een probleem.”

Grote problemen, op de duur. Er gaan miljoenen verloren. Pogingen van commandant François om de put te vullen met andere deals maken de put enkel groter.

Herman Vernaillen: “In 1979 ben ik door de generale staf aangesteld om deze zaak te onderzoeken. Ik heb mijn functies bij de groep Diane neergelegd en ben mij samen met adjudant Guy Goffinon gaan toeleggen op de zaak-François.”

Schietincident

Ergens rond die tijd, het jaar 1979, het jaar waarin Marc Van Damme door zijn stadsgenoot zegt te zijn ingewijd in het Brusselse nachtleven, vindt het incident plaats. Tijdens een oefening in Zaventem, meent advocaat Geert Lenssens zich te herinneren. Hij is sinds vorige week de raadsman van de familie Bonkoffsky.

Geert Lenssens: “De Diane-leden moesten de laders van hun half­automatisch wapen leegmaken, het dan op scherp zetten en vuren. Hij deed wat hem was opgedragen.”

Báng!

Toenmalige BOB’er: “Wij noemden hem de langen Bonkoffsky. Een slungel, te dom om te helpen donderen. Hij wilde er zo graag bijhoren. Hij deed hard zijn best, té hard. Ik kan er met de beste wil van de wereld de Reus niet in zien, maar misschien komt dat doordat het zo lang geleden is. Doordat wij in onze hoofden van die hele Bende van Nijvel een mythe hebben gemaakt. Uiteindelijk, wat voor iemand heb je daarvoor nodig? Iemand die getraind is.”

Geert Lenssens: “Hij heeft een metalen kast geraakt, gelukkig niet de schiet­instructeur die ernaast stond. Er zat een serieus gat in de kast. Bij de groep Diane was men onverbiddelijk. Professionele fout. Volgens wat hij erover vertelde aan mijn cliënt, zijn broer, was er met zijn wapen geknoeid. Het is niet zo moeilijk om dat zo te manipuleren dat de laatste kogel blijft zitten.”

De broer: “Hij is uit de groep Diane gezet. Hij was daar niet goed van.”

Christiaan Bonkoffsky wordt overgeplaatst. Hij, die acht jaar alles heeft gegeven om tot het politionele keurkorps te behoren, moet nu patrouilles gaan doen. In Aalsterse cafés vechtende zatlappen van elkaar scheiden.

De broer: “Bouhouche en Beijer kwamen soms bij ons thuis. Ik kan u niet zeggen of dat voor of na zijn verwijdering uit de groep Diane was. Maar hij kende die mannen, echt waar. Ik besefte op dat moment niet wie zij waren.”

Bouhouche en Beijer zijn in die jaren half politiemannen, half criminelen. In 1979 hebben ze een verlaten brouwerij gehuurd in de Washuis­straat, hartje Brussel. Hun plan bestaat erin om explosieven in conservenblikken in gasleidingen van Inno-grootwarenhuizen tot ontploffing te brengen en zo enorme branden te ontketenen. De Inno-groep zou daarna worden afgeperst. Het losgeld zou moeten worden afgeleverd in de Washuisstraat. Daar was vanuit de oude brouwerij een tunnel gegraven naar de rioolkoker waarlangs de Zenne onder de stad stroomt. Met het oog op dat hele plan gingen Bouhouche en Beijer in 1982 een zodiac stelen in Knokke. Ze kregen de hulp van Christian Amory.

Waren het deze lui die Bonkoffsky wegwijs maakten in het wilde Brusselse nachtleven van die tijd? Voorlopig moeten we het hiermee doen. De broer die zégt dat hij Bouhouche en Beijer heeft gezien in zijn ouderlijke woonst aan de Greffelinck in Dendermonde.

De broer: “Ik heb dat zo in mijn eerste verklaring (op 28 februari van dit jaar, DDC) verklaard aan de speurders in Charleroi. Ik ga ervan uit dat zij dat nu verder gaan onderzoeken. Ze hebben mij nog andere namen voorgelegd, onder meer van Amory en Lekeu, maar over hen weet ik niets.”

Het waanzinnige jaar 1981

27 maart 1981. Majoor Vernaillen zit in zijn kantoor een verhoor af te nemen in het kader van zijn onderzoek in de zaak-François. Er wordt een afluister­apparaatje ontdekt. Het blijkt te zijn geplaatst door Robert Beijer. Er wordt een intern verslag opgesteld.

16 september 1981. Futula Bonza parkeert een grijze Mazda 626 in dubbele file en met de sleutels op het contact voor het kantoor van Air Zaïre op de Louizalaan in Brussel. Wanneer hij buitenkomt, is de auto weg. Raphaël D. heeft het vanuit een aanpalende winkel zien gebeuren en helpt de politie aan een robotfoto.

1 oktober 1981. Beijer krijgt te horen dat hij met ingang van 12 oktober voor zes dagen wordt geschorst.

10 oktober 1981. Explosie in de kofferruimte van de Peugeot van adjudant Guy Goffinon. Alleen het ontstekings­mechanisme is afgegaan, niet de bom zelf. De vaststelling is wel: moordpoging op Goffinon, een van de rijkswacht­oversten die de zaak-François aan het onderzoeken zijn.

26 oktober 1981. Hekelgem, iets na middernacht. Er wordt aangebeld bij Herman Vernaillen. De majoor springt in zijn kamerjas, maakt licht en schuift naast de voordeur een gordijn open. Een kogelregen. De majoor gooit zich op de grond. Hij wordt geraakt in zijn rug, zijn echtgenote krijgt een kogel in de buik en zal voor 40 procent invalide blijven. De majoor kan zelf de hulpdiensten bellen.

28 oktober 1981. De bij de aanslag op Vernaillen gebruikte auto wordt ontdekt in een parkeergarage in Woluwe. Het is de Mazda 626 die werd gestolen in de Louiza­laan.

31 december 1981. Wapenroof bij de groep Diane. De daders zijn met een dienstwagen van de rijkswacht het best beveiligde wapen­arsenaal van het land binnen­gereden en vertrokken met 15 Heckler & Koch-machine­geweren, 4 riotguns, 5 FAL’s, 2 pistolen en 28 laders met in totaal 700 kogels. Van de Heckler & Kochs, de allernieuwste en meest performante snelvuurwapens van dat moment, weet slechts een handvol ingewijden dat de groep Diane die heeft aangeschaft.

‘Ik was het’

De aanslag op Vernaillen is nooit opgehelderd, net zo min als de wapenroof of de aanslag op Goffinon.

Ex-politicus Hugo Coveliers, Bende-expert: “Waarom laat men de Bende van Nijvel niet gewoon verjaren? De ervaring leert dat als je dit soort zaken laat verjaren, de waarheid soms heel snel aan het licht kan komen.”

Er is iets van.

Ex-speurder Cel Waals-Brabant (CWB): “Het was een paar dagen of weken na de verjaring van de wapenroof bij de groep Diane, ergens in het jaar 2002. Madani Bouhouche meldt zich bij onze diensten. Hij wenst een verklaring af te leggen. Hij zegt: ‘De wapenroof, dat was ik. Ik wou de rijkswacht treffen in haar hart.’ Hij noemde ook een mededader, Jean-François Buslik.”

Buslik is een vanuit Brussel opererende agent van het Drugs Enforcement Agency.

Herman Vernaillen: “Intussen weet ik wie mij beschoten heeft. Dat waren Bouhouche en Beijer. Hoe ik dat weet? Beijer heeft dat in mijn bijzijn toegegeven. We werden enkele jaren geleden samen ontboden bij het parket. Hij heeft mij alles uitgelegd. Hij kon nu spreken, want de zaak was verjaard.”

De robotfoto

Als de Cel Waals-Brabant op 19 oktober 1998 start met het landelijk verspreiden van metersgrote knalgele affiches, is het een kwestie van dagen of Marc Van Damme staat er naar te staren. Hij staat stil aan een rood licht in Haaltert. Ziet robotfoto nummer 19.

Hij: “Nu was ik écht zeker. Dat was hij.”

Zij: “Het was vanaf toen weer elke dag van de reus hier en de reus ginder.”

Hij: “Ik heb niet meteen gebeld. Uiteindelijk toch. Ik werkte in die tijd als kok in een rusthuis in Brakel. Van­daaruit heb ik gebeld.”

De tip van Van Damme is ondergesneeuwd. Pas in 2000 wordt Christiaan Bonkoffsky bij de Cel Waals-Brabant opgevorderd voor een speekseltest en vingerafdrukken. Ondervraagd is hij tot aan zijn dood op 14 mei 2015 nooit.

Hij: “Ik worstelde daarmee. Achtte ik Chris, mijn maat, in staat om kinderen dood te schieten? Awel ja. Hij heeft het mij vaak genoeg gezegd, letterlijk: ‘Als ik een bevel krijg, wat het ook is, dan voer ik dat blindelings uit.’ Ik weet nog dat ik die man van de tiplijn vroeg: ‘Kunt ge mij ook iets laten weten als hij het niet is?’ Ergens hoopte ik daarop, dat ik het allemaal verkeerd had. Nooit niks meer gehoord. Ja, wel een anonieme wagen in mijn straat, in de dagen daarna. Die is daar een week elke dag blijven staan. Ik zei tegen mijzelf: nu spreek ik nooit nog met iemand over die zaak.”

Het is dat die verhalen uit de jaren 80 zo waanzinnig klinken dat je geneigd bent om ook die uit de jaren 90 met enig breedbeeld te laten komen. Marc Van Damme was in oktober 1998 niet de enige met een gevoel van herkenning.

Dat was ook Theo Van Dijck, speurder bij de Brusselse BOB. Hij is midden jaren 90 belast met het onderzoek naar de aanslag op Vernaillen. Er is hem iets opgevallen. De robotfoto van de autodief, in de Louizalaan. Dezelfde bril, dezelfde haar­snit. De opgegeven lengte, 1,75 meter, lijkt tegen te spreken dat dit dezelfde man kan zijn als de Reus op robotfoto 19.

Niet noodzakelijk, benadrukt de Bergense advocaat-generaal Claude Michaux, op dat ogenblik leider van het Bende-onderzoek, op 9 april 1999 in De Morgen: “De gelijkenissen zijn frappant. Onlangs hebben wij de winkelier laten verhoren. Hij beaamde de zeer treffende gelijkenissen met foto 19 en zei ons dat hij helemaal niet zeker was van de lengte van de autodief. Hij zag die man pas toen hij al achter het stuur zat. We weten niet wie die Mazda stal en kunnen niet veel meer doen dan vaststellen dat het wel eens om dezelfde man zou kunnen gaan.”

Was Bonkoffsky ook de piot die, geheel in Diane-stijl, de Mazda stal? De wagen stond op naam van de Syrische geheim­agent Faez Al Ajjaz, actief bij het neo­nazistische Westland New Post. Het leggen van dit soort verwarrende valse sporen was dé specialiteit van Bouhouche en Beijer.

48 kilo

De Bende stal in 1983 bij het confectiebedrijf Wittock-Van Landeghem in Temse zeven in het grootste geheim ontwikkelde prototypes van nieuwe kogelvrije vesten, bestemd voor de groep Diane. Bij de voorlaatste aanslag, 27 september 1985, liquideerde ze Léon Finné, de man met het aktetasje. Toevallig.

Daags voor die dubbele raid in Eigenbrakel-Overijse, weten we nu, meldde Christiaan Bonkoffsky zich arbeids­ongeschikt vanwege een voetblessure. ‘De Reus’, zeggen ooggetuigen, leek te ‘manken’ in Eigenbrakel en Overijse. Een tweede medisch attest maakt melding van een voetfractuur op 11 oktober 1985.

Je kunt er in zien wat je wil zien. Of niet.

Zijn broer: “Het is vooral na zijn pensioen snel bergaf gegaan. Hij stond op, schonk zich direct een wodka in. Zijn organen takelden een na een af. De laatste twee jaar moest ik om de twee weken boodschappen voor hem doen, koken, in bad doen zelfs. Hij woog op het laatst nog 48 kilo. Een week of zo voor zijn dood was hij gevallen. Ik zeg: ‘Ge moet naar de kliniek.’ Hij: ‘Ik doe er wel een plakker op.’ Toen heeft hij het me verteld, die laatste keer dat ik na mijn werk met de bus naar Aalst ging.

“Hij was nuchter, die avond. Hij zat daar op de sofa en zei: ‘Ik was bij de Bende van Nijvel.’ Eerst reageer je met ongeloof, dan denk je terug aan al die keren dat ze opgravingen deden, dat je samen naar het nieuws keek. Dat hij zei: ‘Die apen gaan daar niks vinden.’ Ik was nooit van plan hiermee naar buiten te komen, het blijft je broer. Ik ben ingestort toen die man van de federale tijdens mijn verhoor die foto naar me toe schoof en me vroeg of ik hem iets te vertellen had. Het besef is daar gekomen, daar.

“Toch denk ik dat hij vooral een nuttige idioot is geweest.”

Christiaan Bonkoffsky

  • Geboren in Dendermonde, op 6 april 1954.
  • In dienst bij de rijkswacht in 1971, maakt snel carrière bij de antibanditisme-eenheid, de latere groep Diane.
  • Gelijktijdig met latere Bende-verdachten Christian Amory en Martial Lekeu bij de groep Diane, waar jonge rijkswachters de gevechtstechnieken worden aangeleerd die later door de Bende van Nijvel gebruikt worden.
  • Volgens zijn broer is Christiaan Bonkoffsky goed bevriend met rijkswachters-gangsters Madani Bouhouche en Robert Beijer.
  • In 1979 uit de groep Diane gezet na een schietincident, overgeplaatst naar de brigade Aalst.
  • Meldt zich daags voor de dubbele Bende-raid op Delhaize-groot­warenhuizen in Eigenbrakel en Overijse op 27 september 1985 bij de rijkswacht in Aalst arbeids­ongeschikt wegens een voetblessure. De ‘Reus’ van de Bende ‘mankte’ volgens ooggetuigen in Eigenbrakel en Overijse.
  • Wordt eind 1998 door jeugdvriend Marc Van Damme herkend op een robotfoto met beelden van tien Bende-verdachten, onder wie de ‘Reus’.
  • Wordt in 2000 bij het Bende-onderzoeksteam opgeroepen voor een DNA-speekseltest, maar de speurders laten na om hem te ondervragen.
  • Christiaan Bonkoffsky overlijdt op 14 mei 2015.
  • David Van de Steen, die op 9 november 1985 als 9-jarige zijn ouders en zijn zus zag vermoord worden door de ‘Reus’ op de parking van de Delhaize in Aalst en hem toen even in de ogen keek, ontmoet begin 2017 Marc Van Damme.
  • De Morgen en Het Laatste Nieuws onthullen op 21 oktober 2017 dat Bonkoffsky kort voor zijn dood aan zijn broer heeft bekend dat hij de ‘Reus’ was.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

‘Reus’ ook betrokken bij aanslag op rijkswachttopman?

Was Christiaan Bonkoffsky ook betrokken bij de aanslag op rijkswachtmajoor Herman Vernaillen in 1981? Een robotfoto vertoont op z’n minst gelijkenissen met de Bende-robotfoto.

De aanslag op Vernaillen, in de avond van 26 oktober 1981, en die op zijn echtgenote in hun woonst in Hekelgem, behoorde 30 jaar lang tot een van de grote criminele enigma’s van die tijd. De majoor werd die avond door twee mannen van dichtbij onder vuur genomen met machinegeweren. Zijn echtgenote bleef voor 40 procent invalide.

Sinds kort is de aanslag opgehelderd, tenminste wat Herman Vernaillen zelf betreft. “Ik weet nu wie die avond op mij beschoten heeft”, zegt de majoor op rust aan De Morgen. “Dat waren Bouhouche en Beijer. Hoe ik dat weet? Beijer heeft dat in mijn bijzijn toegegeven. We werden enkele jaren geleden samen ontboden bij het parket. Hij heeft mij alles uitgelegd. Hij kon nu spreken want de zaak was verjaard.”

Vernaillen voerde in 1981 onderzoek rond de zaak-François: fraude met drugsgeld bij Nationaal Bureau voor Drugs (NBD) onder leiding van rijkswachtcommandant Léon François. Kort nadat eerder ook al een bom was geplaatst bij Vernaillens rechterhand adjudant Guy Goffinon, was de aanslag overduidelijk een intimidatiepoging. Bouhouche en Beijer waren tot in 1983 gelijktijdig topcriminelen en rijkswachters bij de sectie drugs van de Brusselse BOB.

Voor de aanslag op Vernaillen gebruikten ze een Mazda 626 die een maand eerder was gestolen in Brussel. Een winkelier langs de Louizalaan zag het gebeuren en hielp de politie aan een vrij accurate robotfoto van de autodief. Deze foto toont opvallende gelijkenissen met robotfoto 19 in het onderzoek naar de Bende van Nijvel.

Het is die foto die bij jeugdvriend Marc Van Damme eind 1998 de doorslag gaf om hem aan te geven als ‘Reus’ van de Bende.

Dezelfde haarsnit, dezelfde zware bril die Bonkoffsky volgens zijn broer al sinds zijn achttiende droeg. In 1981 was hij 27 jaar oud, precies ook de leeftijd die de getuige schatte. De haarkleur lijkt dan weer af te wijken: “Kort blond à ros haar”, zo staat onder de robotfoto. Bonkoffsky had donkerbruin haar.

Wapenexpertise

De gelijkenissen tussen de twee robotfoto’s vielen al eerder op. In 1999 werd de winkelier herondervraagd. Hij kwam toen terug op zijn verklaring waarin hij de dief 1,75 meter gaf. Dat kon hij niet weten, want hij merkte de dief pas op toen die al in de auto neerzat. “We kunnen niet veel meer doen dan vaststellen dat het wel eens om dezelfde man zou kunnen gaan”, zei toenmalig procureur Claude Michaux destijds.

Dat de moordpoging op Vernaillen zo lang onopgehelderd bleef, komt doordat wapendeskundige Claude Dery zich destijds bij z’n ballistisch onderzoek liet assisteren door toenmalig BOB’er Madani Bouhouche. De dader sloot toen op basis van een gemanipuleerde kogelhuls zichzelf uit als mogelijke dader.

Volgens de broer van Bonkoffsky was hij een kennis van Bouhouche en Beijer, iets wat die laatste eerder deze week vanuit Thailand ontkende.

Bron » De Morgen

‘Ik geloof niet dat Chris B. de Reus is’

Marc Ghekiere (63) stond op 27 september 1985 oog in oog met de Reus op de parking van de Delhaize in Overijse. Terwijl hij zich verstopte, werd zijn beste vriend doodgeschoten. ‘Toen ik deze week de foto’s zag van Chris B., wist ik: die man heb ik niet gezien.’

Hij doet nog wekelijks zijn boodschappen in de Delhaize aan de Brusselsesteenweg in Overijse. Maar nooit stapt Marc Ghekiere er binnen zonder aan zijn jeugdvriend te denken.

Op 27 september 1985 was hij getuige van de overval die het leven kostte aan vijf mensen, onder wie zijn kameraad Luc Bennekens. ‘Ik was voorzitter van de jongerenafdeling van CVP en we gingen affiches hangen voor de provincieraadverkiezingen in oktober. Luc was de magerste van ons.’

‘Hij stond altijd boven aan de ladder, en ik gaf de affiches aan. Van Jean-Luc Dehaene, dat weet ik nog. Luc droeg een hoedje, zodat er geen lijm op zijn haren zou druppen. Ineens stapte er een man op ons af, zijn wapen in de aanslag.’ “Avec ton petit chapeau. Descends et viens avec nous.”

Getuige overval in Overijse

Bennekens kwam van de ladder. Enkele ogenblikken later werd hij door een van de gangsters als levend schild de winkel binnengesleurd. Een veertienjarig jongetje op de fiets zag wat er gebeurde en bleef verstijfd van angst staan. Marc, Theo en Rudy zagen hoe de jongen koelbloedig werd doodgeschoten. ‘Vanaf dat moment heb ik op automatische piloot gehandeld. Samen met Theo en Rudy ben ik weggerend. We hebben ons verstopt achter de carwash, die aan de parking grenst. Rudy kon nog een klein meisje dat de winkel was uitgelopen, meetrekken om te schuilen.’

Geluid van schoten

Marc, vandaag gepensioneerd, maar destijds steward bij Sabena, herinnert zich het geluid van de schoten in de winkel. Hij weet nog hoe lang het leek te duren voor de politie arriveerde. ‘Toen ik de daders in hun Golf GTI met gierende banden zag wegrijden, de koffer nog open, ben ik teruggelopen om Luc te zoeken.’

Bennekens (31), milieuambtenaar en jonge vader, lag op de grond, vlak bij de plaats waar de gangsters hun wagen hadden geparkeerd. ‘Ik ben naast hem gaan zitten. ‘Luc, het gaat gaan. Luc, het gaat gaan’, zei ik. Maar hij bewoog niet meer. Toen er een dokter bij kwam, hoorde ik dat hij al overleden was.’

Vandaag hebben de houten aanplakborden op de parking plaatsgemaakt voor een leeggoedautomaat. Marc Ghekiere kan de plaats nog aanwijzen waar de gangsters stonden. Hij weet nog precies waar op de parking de lichamen lagen. Van de veertienjarige Stephan Notte, van bankier Leon Finné, en van zijn vriend Luc.

IJzig kalm

Al 32 jaar staan de beelden in zijn geheugen gegrift, maar hij heeft nooit veel gepraat over wat hij toen heeft gezien. ‘Ik heb wel geluisterd, en mijn eigen conclusies getrokken’, zegt Ghekiere.

Vlak na de aanslag vermoedde hij al dat de rijkswacht er voor iets tussenzat. ‘Een crimineel pleegt geen moord voor zo’n kleine buit. Maar het was ook de manier waarop ze bewogen, hoe ze schoten. Ze liepen niet, maar wandelden. IJzig kalm, en getraind om te schieten op alles wat bewoog.’

Ghekiere meent zelfs dat hij een van de daders kent. ‘Toen ik die gewapende man op ons zag afkomen, had ik het gevoel dat hij me herkende en ik hem. Ik durf geen namen te noemen, omdat ik niet 100 procent zeker ben, maar volgens mij gaat het om een rijkswachter die ik ken uit mijn jeugd, ook iemand van de Groep Diane.’

‘Mogelijk wilde die man me beschermen’, vervolgt hij. ‘Hoe verklaar je anders dat ze Luc als gijzelaar namen, terwijl ik beneden aan de ladder stond? Was het niet logischer geweest om mij mee te nemen?’

Ontmaskerd?

Het zijn vragen die al 32 jaar in zijn hoofd blijven malen. ‘Ik heb gevoeld dat bepaalde sporen amper zijn onderzocht. Soms kreeg ik de indruk dat ze deze zaak niet wilden oplossen. En dat doet pijn. Waarom hebben ze nooit een reconstructie van de overval gehouden?’

Ghekiere hoopt nog altijd dat de Bende van Nijvel ooit ontmaskerd wordt, maar hij is lang niet zeker of deze week daarvoor een doorbraak heeft opgeleverd. Hoewel robotfoto 19 tot stand kwam door de beschrijving van zijn vriend Theo K., gelooft hij niet dat rijkswachter Christiaan B. de Reus is. ‘Toen ik deze week de foto’s zag van Chris B., wist ik: die man heb ik niet gezien. Je begint te twijfelen, dat wel. Maar in mijn hoofd zag de Reus er anders uit.’

De gebeurtenissen van afgelopen week haalden oude wonden open. ‘Er komt zoveel terug’, zegt hij. ‘Ik zit er nog altijd mee: dat het mijn idee was om nog langs de Delhaize te rijden, terwijl de anderen meteen naar het centrum wilden. Dat ik Luc ben gaan halen, maar nooit naar huis heb teruggebracht.’

Bron » De Standaard

Bende-dossier is te groot voor een onderzoeksrechter alleen

De meest bloedige reeks overvallen in ons land blijft na dertig jaar onopgelost. De afgelopen dagen kwam het onderzoek naar de Bende van Nijvel nog maar eens in het nieuws. Het is een constante: met min of meer regelmatige tussenpozen komt het Bende-verhaal aan de oppervlakte met beweerde nieuwe onthullingen. Nu was het mijnheer Vermassen die een tipje van de sluier meende te moeten oplichten waarna de zogenaamde reus in beeld kwam en geïdentificeerd zou zijn. Bij nader inzien is dit allemaal nog niet zo duidelijk. De verschillende mogelijke (complot)theorieën worden ook weer in herinnering gebracht.

Manipulatie!

Wanneer de minister van Justitie dan in de Kamer komt verklaren dat er meerdere pogingen zijn geweest om het onderzoek te manipuleren, wat dan nog bevestigd werd door de procureur-generaal van Luik, is dit meer dan genoeg brandstof om de verschillende pistes te voeden die wijzen in een bepaalde richting. Dat er naar aanleiding van dit alles dan nog plots een vondst van enkele ‘magneetvissers’ wordt overgedragen aan de politie, dan rijzen er nog meer vragen. Zo is ook hier de vraag of er sprake is van manipulatie.

Los van de mogelijke spectaculaire ontwikkelingen de afgelopen dagen die voorlopig nog niet de grote doorbraak betekenen, blijft het verwonderlijk dat een onderzoek dat nu al meer dan dertig jaar loopt nog steeds niet geleid heeft tot meer concrete resultaten. Dit is verontrustend in een rechtsstaat.

Politie-oorlog

In de jaren 80 woedde de politieoorlog volop. De cultuur bij de op militaire leest geschoeide rijkswacht was zo verschillend van de toenmalige gerechtelijke politie dat dit soms ook merkbaar was in de gerechtelijke onderzoeken. Als jonge parketmagistraat heb ik toen meermaals verwonderd staan kijken naar de uiteenlopende invalshoeken van deze politiediensten waarbij het niet ongebruikelijk was dat zaken bewust werden verzwegen. Ook dat was een vorm van manipulatie. We kunnen ons enkel gelukkig prijzen dat de politiehervorming er gekomen is en dat die oude culturen uitgestorven zijn.

Een andere handicap die niemand meer kan oplossen is het aspect tijd. Een onderzoek naar strafbare feiten bevindt zich bij aanvang steeds in een cruciale fase. Hoe meer elementen op dat ogenblik verzameld en ontleed kunnen worden, hoe succesvoller dit kan zijn voor het verder onderzoek en het uiteindelijk vinden van de waarheid. Hoe langer het duurt vooraleer men aan de slag kan, hoe moeilijker het wordt om resultaten te boeken. De tijd is eigenlijk de grootste vijand. Dit is het grootste probleem in een langdurig onderzoek.

Potentieel voordeel van nu is dat het forensisch onderzoek zodanig geëvolueerd is dat er veel meer mogelijk is dan vroeger. Maar als aanvankelijke sporendragers niet op de juiste manier verzameld en bewaard werden, is het risico op contaminatie groot en kan men daar ook geen wonderen meer van verwachten. Een ander voordeel is dat mogelijke getuigen na verloop van tijd misschien geneigd zijn om te praten omdat ze minder risico lopen om met hun onthullingen naar buiten te komen. Maar ook dan wordt het moeilijk om verklaringen op hun waarachtigheid te controleren.

In ons rechtssysteem is het de onderzoeksrechter die als onafhankelijke magistraat het onderzoek leidt. Deze magistraat zou er ook borg voor moeten staan dat eventuele pogingen tot manipulatie aan het licht komen en geblokkeerd worden. Ik vraag me af of het in deze zaak niet nuttig zou geweest zijn om naar Frans voorbeeld meer dan één onderzoeksrechter aan te stellen om degelijk leiding te kunnen geven aan het onderzoek. Dit zou vooralsnog kunnen overwogen worden, voor zover voldoende ondersteuning wordt voorzien.

Als er nu sprake is van manipulatie van het onderzoek of pogingen daartoe lijkt het me meer dan essentieel een antwoord te vinden op de vraag: wie manipuleert er en met welk doel? Hierover zou een afzonderlijk doorgedreven onderzoek moeten gevoerd worden. In het antwoord op deze vraag ligt vermoedelijk ook de oplossing voor het onderzoek naar de mogelijke daders. De toekomst zal het misschien nog uitwijzen, maar na jarenlang onderzoek en twee parlementaire onderzoekscommissies kan men zich afvragen of er ooit nog wel een geloofwaardige oplossing komt.

Bron » De Morgen | Karel Van Cauwenberghe