Wat is een onderzoekscommissie?

De kans is groot dat er een parlementaire onderzoekscommissie komt naar aanleiding van de aanslagen in Brussel en de heisa rond één van de daders, Ibrahim El Bakraoui. Maar wat houdt zo’n onderzoekscommissie precies in? We leggen het uit.

Een parlementaire onderzoekscommissie beschikt over de bevoegdheden van een onderzoeksrechter in een gerechtelijk onderzoek. Sinds 2000 werd het instrument drie keer gebruikt door de Kamer: voor een onderzoek naar het faillissement van Sabena, naar grote fiscale fraude en naar mogelijke wanpraktijken in het Fortis-dossier. De Kamerleden willen nu een onderzoekscommissie oprichten rond het terreurdossier en de vraag of ons land meer had kunnen doen om de daders de pas af te snijden.

Onderzoekscommissies zijn in het leven geroepen om het beleid van de huidige of van voorgaande regeringen te controleren op grote tekortkomingen. Ze worden samengesteld evenredig met de grootte van de fracties in de plenaire vergadering. De duur van het onderzoek moet op voorhand worden vastgelegd.

In de toegewezen periode kunnen de parlementsleden zich gedragen als onderzoeksrechter. Ze kunnen getuigen oproepen en onder ede verhoren, die getuigen met elkaar confronteren, documenten opvragen en in beslag laten nemen, huiszoekingen laten uitvoeren en plaatsbezoeken organiseren. De commissie kan ook een beroep doen op de Comités P en I, die toezicht houden op de werking van respectievelijk de politie en de inlichtingendiensten. Voor sommige onderzoeksdaden moet de commissie wel een verzoek tot de eerste voorzitter van het hof van beroep richten, die vervolgens de bevoegde magistraten aanwijst.

De commissieleden kunnen beslissen welke vergaderingen openbaar of gesloten zijn. De parlementsleden zijn gehouden aan een geheimhoudingsplicht over de informatie die in vergaderingen met gesloten deuren werd gegeven. Hun medewerkers moeten bij de installatie van de onderzoekscommissie de eed afleggen waarin zij onder meer ook die geheimhoudingsplicht beloven na te leven. Het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie is hoe dan ook openbaar.

Bron » Gazet van Antwerpen

“Inlichtingendiensten moeten buitenlandse collega’s kunnen controleren”

De commissie Justitie start de bespreking van een wetsvoorstel van de groenen dat de Belgische inlichtingendiensten de bevoegdheid geeft om hun buitenlandse collega’s die actief zijn op het Belgisch grondgebied te controleren. Meerdere meerderheidsfracties zijn bereid om de tekst te steunen, mits een aantal aanpassingen.

Het controlecomité op de inlichtingendiensten, het Comité I, beveelt al een klein decennium aan om de wetgeving aan te passen. Zowel de staatsveiligheid als de militaire inlichtingendienst houden de buitenlandse inlichtingendiensten in ons land vandaag wel in het oog, maar dat gebeurt zonder specifieke wettelijke bevoegdheid.

Zo voorziet wet op de bijzondere opsporingsmethoden niet dat deze bijzondere methoden kunnen gebruikt worden in het geval van ‘inmenging’ door een buitenlandse inlichtingendienst.

Nochtans oefent België door de vele internationale instellingen zoals de Europese commissie of de NAVO een grote aantrekkingskracht uit bij buitenlandse inlichtingendiensten, zo stelt Groen-Kamerlid Stefaan Van Hecke, de auteur van het wetsvoorstel. Het voorstel kreeg een positieve evaluatie van het Comité I, dat evenwel enkele amendementen suggereerde.

Bron » De Morgen

Opinie: Veiligheid is zo belangrijk dat ze niets mag kosten

Het Belgische inlichtingenbudget is slechts een schijntje van wat andere landen van gelijkaardige grootte erin investeren, schrijft Kenneth Lasoen. En dan hebben zij nog niet de belangrijkste Europese instellingen op hun grondgebied. Als er bij ons nog geen grote aanslagen zijn gebeurd, is dat eerder ondanks dan dankzij de politiek.

  • Wie? Historicus verbonden aan de UGent, gespecialiseerd in de geschiedenis van de Belgische geheime diensten en in veiligheidsstudies.
  • Wat? Als het over veiligheidsbeleid gaat, laveert onze politiek tussen desinteresse en onwetendheid.

Iedere geheime dienst kampt met een eeuwig pr-probleem. Successen blijven noodzakelijk verborgen, maar als er iets misloopt, komt dat in het lang en het breed in het nieuws. Door de Belgische connectie met de aanslagen in Parijs wijst bijna iedereen, zowel in binnen- als buitenland, met een beschuldigende vinger naar de Belgische Staatsveiligheid. Hoe heeft men de aanwijzingen van zo’n gecoördineerde aanval kunnen missen? Er wordt nu heel wat gezegd over de veiligheidsdiensten, meestal zonder al te veel kennis van zaken, zonder de moeite te doen de operationele context te begrijpen.

De loden jaren 80

De Staatsveiligheid en haar militaire tegenhanger de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (Adiv) dragen nog steeds de erfenis van de loden jaren 80 met zich mee. De terreurgolf van dertig jaar geleden en de schandalen van toen waren de ultieme aanklacht tegen de uitgebreide fragmentatie van de politie- en veiligheidsdiensten.

Die erfenis weegt ook zwaar door in de wetgeving en de controle die wordt uitgevoerd door toezichthouder Comité I. De Staatsveiligheid en de Adiv zijn nu wettelijk verplicht om samen te werken, onder de hoede van de bevoegde ministers, die verenigd in een Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid (MCIV) het beleid zouden moeten bepalen, net als de manier waarop de samenwerking dient te gebeuren – ook met buitenlandse inlichtingendiensten.

Ondertussen zijn Staatsveiligheid en Adiv al twintig jaar bezig om het onderlinge wantrouwen en de verkokering uit hun werking te halen. Dat lukt met vallen en opstaan. Beide diensten hebben niet alleen met elkaar, maar met een reeks andere instanties protocollen afgesloten om de uitwisseling van informatie te kaderen. Zo is zelfs strafbaar om informatie achter te houden voor het Coördinatieorgaan voor de Analyse van de Dreiging (Ocad).

Maar toezichthouder Comité I heeft heel wat gevallen opgetekend waarbij die samenwerking stroef is verlopen, en dat vooral op het domein van radicalisme en terrorisme. De diensten zelf zijn zeker niet vrij van schuld aan die functiestoornissen, maar als rode draad loopt door vrijwel elk daarvan de grootste disfunctie van allemaal: het ministerieel comité MCIV. Dat komt zelden samen en laat lang op zich wachten voor richtlijnen.

Voor zover het dus bestaat, is een veiligheidsbeleid weinig prioritair. Toch, het regeerakkoord-Michel I kondigde een ambitieuze veiligheidsagenda aan, een globale aanpak met grote aandacht voor coördinatie. Een Nationale Veiligheidsraad werd opgericht. Daarop voegde de regering de daad bij het woord… door de budgetten drastisch te verminderen. Nu zijn de diensten wel de zondebok, niet de politici die vrijwel niets hebben gedaan met de inlichtingen die hen aangereikt zijn over wie en wat België – en niet alleen België – bedreigt, en wat er nodig is om de dreiging te verhinderen.

Zo werd ook herhaaldelijk gewaarschuwd hoe moeilijk het is alle bekende extremisten op te volgen als de middelen al tot op de limiet zijn uitgerekt. Dat is trouwens ook niet de enige taak van de inlichtingendiensten. Hun portfolio beslaat een complex gamma aan uitdagingen waarvan de ernst omgekeerd evenredig is met middelen en personeel. Die zijn ongeveer even groot als de kennis en interesse van publiek en beleidsmakers in de veiligheidsproblematiek.

Het Belgische inlichtingenbudget is slechts een schijntje van dat van andere landen van gelijkaardige grootte, die niet eens de thuisbasis zijn van de belangrijkste internationale instellingen van dit stuk van de wereld. Dus wie zich afvraagt ‘Waarom Parijs?’ stelt een heel goede vraag. Als onze diensten zo slecht zijn, blijft het wel verbazingwekkend rustig in België, hoofdkwartier van de Navo, hoofdzetel van de EU. Voorlopig. En hoeveel aanslagen zijn daarvoor al verijdeld?

Bijzaak

Het is de politiek die haar verantwoordelijkheid niet neemt. De voornaamste opmerking van het Comité I, dat er een chronisch tekort aan middelen is en een gebrek aan concrete beleidsvoering, valt al tien jaar in dovemansoren. Zowel regering als oppositie sluimert in zelfgenoegzame desinteresse en onwetendheid. De tussenkomsten van onze volksvertegenwoordigers behandelen meestal de bijzaken in plaats van de pertinente aanbevelingen van hun toezichtsorgaan. Over de financiën spreken heeft geen zin, want er is geen geld. En er vallen geen politieke punten te scoren met veiligheid, want dat interesseert niemand zolang het kalm is. In juli 1914 was het ook kalm in België.

Voor het eerst sinds de ontsnapping van Marc Dutroux wordt België geconfronteerd met de enorme schade die wordt opgelopen aan zijn internationale reputatie door een gebrekkige veiligheidspolitiek. Nu kunnen weer grote woorden worden gesproken over bijkomende middelen en hervormingen. Maar eigenlijk hadden sommige van de gisteren aangekondigde maatregelen al in januari genomen moeten zijn. Overigens, de groots opgezette Nationale Veiligheidsraad is tot nu toe niet meer gebleken dan een nieuwe benaming voor het MCIV in de betreffende kb’s. Dat belooft.

Onze nationale veiligheid wordt dus gehandhaafd dankzij de inspanningen van de inlichtingendiensten en ondanks de politiek. Het wordt dringend tijd om daar een ernstig en vooral geïnformeerd nationaal debat over te voeren.

Bron » De Standaard

“Succes van Staatsveiligheid slechts werk van enkelen”

De Staatsveiligheid is een haperende machine. Niet elke aanslag kan worden verijdeld. Maar als het gebeurt, is het door het harde werk van enkelen. “Succesjes zijn er enkel en alleen dankzij de goodwill van enkelen.” Het probleem is vooral de lakse houding tegenover personeel dat fouten maakt, vertelt een agent van de Staatsveiligheid aan Het Laatste Nieuws.

“Je moet al flink uit de bocht vliegen om aan de deur te worden gezet. Ik geef je een voorbeeld van een zware fout die tot een ontslag moest leiden, en zelfs tot vervolging. Een jaar geleden kwam aan het licht dat een topanalist een usb-stick had meegenomen naar huis. Daarop stonden honderden documenten met geclassificeerde en niet-geclassificeerde informatie over moslimradicalisme. De man verloor het toestelletje op de metro, waarna de MIVB naar de Staatsveiligheid belde.

“Bij elke andere dienst uit het buitenland sta je dan op straat. Hier niet. De chef van de Analysedienst vroeg hem wel waarom hij die informatie had meegenomen. Zijn antwoord: ‘Ik werk soms thuis voort op dossiers.'”

“Je speelt bovendien met levens. De man van de MIVB belde naar de Staatsveiligheid. Hij moet die stick dus goed bekeken hebben. Tijdens zijn speurtocht had hij op de naam van een informant kunnen stoten. De kans dat die man of vrouw kort daarna in het kanaal ligt met een kogel door de kop, is groot.”

Hoe ironisch het ook klinkt: de beveiliging van de Staatsveiligheid lekt als een zeef. “Op je dooie gemak kun je met informatie buitenstappen en verkopen aan pakweg de Mossad. Rugzakken of handtassen zijn aan de in- en uitgang nog nooit gecontroleerd. Geen haan die ernaar kraait.”

Bron » De Morgen

Comité I gaat Belgische inlichtingendiensten onderzoeken

Het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I) opent op eigen initiatief een onderzoek naar de werking van onze inlichtingendiensten in aanloop naar de terreuraanslagen van Parijs.

“Gezien de omvang van de tragedie kunnen we dit niet gewoon negeren en overgaan tot de orde van de dag”, bevestigt een bron bij het Comité I aan De Morgen een tweet van MO*-magazine. “We zullen nu een objectief onderzoek voeren zonder de diensten in de weg te lopen.”

Het onderzoek zal zich onder meer richten op de gegevensuitwisseling tussen onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten – de staatsveiligheid, militaire inlichtingendienst, politiediensten en het Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD) – maar ook op de samenwerking met buitenlandse diensten.

Al snel na de bloedige terreuraanslagen in Parijs op 13 november werd duidelijk dat er een belangrijke operationele link is met België. Het gerechtelijk onderzoek spitst zich onder meer toe op individuen uit Sint-Jans-Molenbeek en Brussel.

De logische vraag is dan ook: hadden de Belgische veiligheidsdiensten de aanslagen moeten zien aankomen? Over welke informatie beschikten de federale en lokale politie, de Staatsveiligheid, de militaire inlichtingendienst ADIV en het Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD)?

“We gaan snel een nieuw onderzoek starten naar de informatiepositie van de twee Belgische inlichtingendiensten”, aldus het Comité I aan MO*. “Over de belangrijkste vragen die we daarin willen onderzoeken, kunnen we ons nu nog niet uitspreken. We zullen erop letten de terrorisme-onderzoeken door de Staatsveiligheid en de ADIV niet te hinderen door capaciteit van de diensten weg te trekken. Wel is het onze bedoeling na te gaan: hoe heeft het systeem gewerkt?”

Het Comité I neemt zelf het initiatief voor het nieuwe onderzoek. In principe kunnen ook de ministers van Justitie en Defensie, of de voorzitter van de begeleidingscommissie van het Comité I, een onderzoek laten opstarten. “Moesten er vanuit die hoek nog bijkomende vragen komen, kunnen we het onderzoeksonderwerp nog aanpassen.”

Bron » De Morgen